Eenvoud - 04/04/2019

Facebook haalt bijna al z'n centen uit reclame. En niet zomaar reclame, nee, uit gepersonaliseerde reclame. Het heeft iets te maken met slimme algoritmes, ik snap er eigenlijk niet veel van, maar Facebook kan bijna feilloos achterhalen waar jij zoal mee bezig bent. Zo krijg ikzelf bijvoorbeeld -ongevraagd -dagelijks de nieuwste boeken op Bol.com aangeboden. Verleidelijk.

Maar nu moet ik toch ergens op iets raars geklikt hebben. Want ik word al een hele week overstelpt met beelden over cakes en muffins, en dan meer bepaald over hoe ze te versieren. Tientallen filmpjes passeren de revue:

"How to decorate a cake", "30 best cupacke decorating ideas", zelfs "5 easy ways of wedding cake decorations." Alsof ik aan dat laatste nog zou beginnen! De ene taart ziet er al indrukwekkender uit dan de andere, het zijn soms ware kunstwerken, sculpturen van zwanen en vruchten, ik zie er zelfs eentje passeren in de vorm van een sportschoen. En allemaal even rijkelijk versierd, met eetbare glittertjes en lovertjes en heel veel toeven slagroom, dikwijls in schreeuwerige kleuren. Het kan me niet bekoren, dit is gewoon te veel van het goede. Van zoveel overdaad krijg ik geen honger.

Dat was altijd al zo. Want je zou het nu niet meer vermoeden, maar ooit was ik een heel mager scharminkel. Een beetje bleekjes, met van die stekkerige knietjes en een neus vol sproeten. En ja, ook het ziekenkasbrilletje werd al ergens in de tweede kleuterklas mijn deel. Ik was dus niet meteen een schattig prinsesje. Mijn nichtje was amper tien maanden ouder en blaakte bruingebrand en blozend van gezondheid hoog boven mij uit, een bloem van een kind.

"Ze schelen kop en nek," placht mijn grootmoeder -langs vaders' zijde- te zeggen.

Kosten noch moeite werden gespaard om mij op z'n minst wat dikker te krijgen. In de zomervakanties mocht ik jaarlijks twee volle maanden logeren op de boerderij van vake en moeke Rillaar, mijn grootouders langs moeders' kant. Op 1 juli werd ik daar dan op zo'n zware, antieke bascule gezet en op 31 augustus nog eens opnieuw. Geen gram verschil. Ondanks de gezonde boerenkost en de liters melk- recht -van- de- koe. Want ik at en dronk, maar alles met zeer kleine, door mij afgemeten mondjesmaat. Als ik genoeg had, had ik genoeg en ik deinsde er niet voor terug om serieus keet te schoppen als er nog op dat ene laatste hapje werd aangedrongen. Ook nog eens een lastig kind dus.

Langs vaders' kant werden dezelfde veldslagen geleverd. Mijn grootmoeder serveerde me het volledige gamma van wat ze in haar buurtwinkeltje verkocht: botermelk met bruine suiker, vette Hollandse kaas, ik mocht zelfs elke dag iets kiezen uit haar glazen snoeptoog. En veel ijs, gedraaid met volle room. Kloek en sterk worden bleef altijd de boodschap, maar ik kreeg met moeite zo'n bolletje vanille opgelikt.

De enige die het slimmer wist aan te pakken was mijn grootvader, ook weer die langs vaders' kant. Een man van eenvoud, hij huiverde van overdaad. Want het leven had hem niet gespaard en hij wist hoe het was om in Duitse strafkampen te overleven op een paar wanhopig geplukte grassprietjes. Hij kende nog echte honger. Elf veel te korte jaren heb ik hem dan weer gekend. Op het laatst zat hij klein en gevangen in een rolstoel, de beide benen geamputeerd. Hij werd er niet minder groots om. Voor mij blijft hij tot op de dag van vandaag de man die met veel méér dan kop en nek boven alle anderen uit stak. Hij was mijn peetvader en mijn beste vriend en mijn stiekeme steun in de dagelijkse strijd tegen mijn spillebenen.

" Laat dat kind toch doen," zalfde hij dan, als ik liever stil met een boekje in een hoekje zat in plaats van buiten te ravotten.

En als ik weer eens mokkend boven mijn bord hing moest ik, bij wijze van straf, de wielspaken van zijn rolstoel opblinken. Ik deed ijverig alsof, met een versleten wollen stofdoek. Want daarna volgde mijn beloning: een cent om een eclair te kopen bij de bakker aan de overkant. Vaak op dinsdag, als ik me goed herinner, dan werden ze vers gebakken.

"Ga nu maar een 'sjoeke' halen, ge hebt hard gewerkt," paaide hij mij. Momenten waarop ik me even lekker dik in mijn vel voelde als de rest.

Eclairs bleven onverwijld mijn lievelingsgebakjes. Het is die eenvoud: simpel deeg, met een vlokje pudding en een dun laagje chocolade. Net goed en van niks te veel.

Af en toe beloon ik mezelf nog wel eens met zo'n 'sjoeke'. Dan stap ik binnen bij een warme bakker en bestel bijna plechtig één eclair. Ik wijs zelfs aan welke het moet zijn.

"Geef mij die dikke maar," zeg ik dan.

Reageer via    






Shoppen - 11/04/2019

Ze woont intussen terug op amper tien minuutjes rijden, maar toch slagen we er in om elkaar al meer dan zes weken niet meer te zien.

De dochter en ik.

Wegens allebei altijd met veel van alles bezig en druk, druk, druk.

Maar nu vallen onze agenda's eindelijk nog eens gelijktijdig open op een blanco blad, dus we blokken dat meteen voor een dagje shoppen, gewoon wij met ons twee. We kiezen voor Hasselt, want daar kennen we een lekker Italiaans adresje. Zeer belangrijk, want wij zijn niet vies van wat winkelen, maar tafelen - en dan vooral babbelen aan zo'n tafel- doen we ook heel graag.

Vandaag is dus niet anders en we zetten al heel snel- we hebben zelfs nog niets gekocht- koers richting Spaghetti Carbonara voor de dochter en Escalope Milanese voor mij. Een keuze waar we zelden of nooit van afwijken, ooit een allereerste keer geproefd in deze Ristorante en zo ongelooflijk lekker bevonden dat geen enkel ander voorstel op de kaart ons nog kan verleiden. En we zijn sowieso nogal rigide op dat vlak: lekker is lekker, daar moet je niet te veel aan zitten rommelen.

Helaas, we staan voor gesloten deuren.

" Misschien zijn we gewoon te vroeg," zegt de dochter hoopvol, "het is tenslotte nog geen middag."

Dus we besluiten nog een kwartiertje terug richting winkels te keren en dan tegen twaalven opnieuw te proberen. Maar ook dan blijft het donker in de zaak, dus we gaan dan maar voor de betere brasserie. Liefst niks met rieten stoelen op het terras, want dat is ons dan weer net iets te veel brasserie. Ja, soms hebben we wel wat noten op onze zang.

Maar we doen niet moeilijk over wat we gaan eten. We kijken los over al de suggesties heen en kiezen resoluut voor de klassiekers: stoofvlees voor de dochter en voor mij een koninginnehapje, mijn favoriet onder de snellere snacks. Ik denk niet dat er nog veel etablissementen in de provincies Brabant en Limburg zijn waar ik zo'n 'videeke' nog niet gedegusteerd heb. Ik ben er verzot op, zeker als er veel ballekes in de saus zitten. Door mijn recentere werkopdrachten in het Antwerpse ben ik intussen ook in die regio gestart met diepgaand, proefondervindelijk onderzoek. Met als laatste, verrassende ontdekking: een wat rommelige Taverna in de Nationalestraat, waar nog heel grote porties huisgemaakt worden door la mama. En daarna geserveerd door de zoon, met veel zuiderse zwier. Topcombinatie!

Hier op de Markt in Hasselt is het wat statiger, maar ook wel gezellig eten. Dus de debatten kunnen starten. We hebben veel bij te praten, door die zes gescheiden weken. Er werd natuurlijk af en toe gebeld en gemaild- we zijn allebei nogal van het schrijvende soort- maar face tot face met de dochter geeft toch altijd een meerwaarde, ze kan de dingen zeer geanimeerd brengen. We lachen en grappen, maar af en toe zijn we dan toch weer overtuigd ernstig. Een groot voordeel van tafelen met volwassen kinderen: ze eten flink en helemaal zelfstandig, zonder morsen, en je kan er - zelfs als door de wol geverfde moeder- wijze raad aan vragen, er komt dikwijls een zeer beredeneerd antwoord terug. Heerlijk.

We doen dit amper twee uur later nog eens dunnetjes over bij een Café Latte en een pannenkoek. En cheesecake voor de dochter. We hebben net nog in aanpalende paskamers luidop staan grommelen over hoe godgeklaagd het wel is dat bepaalde ketens enkel kleren verkopen voor van die hoog doorgeschoten, graatmagere modellen, maar dat zal ons nu niet weerhouden, zo'n shop dag vraagt gewoon om snelle suikers. We zitten knus in een koffiehuis waar we nog niet eerder geweest zijn.

"Ook niet slecht hier," zegt de dochter, "en heb je gezien hoeveel soorten taart ze hier serveren?" Moeten we onthouden, voor de volgende keer.

We sluiten de dag af naar goede gewoonte: een beetje suf geslenterd, zeer voldaan door al die stevige klassiekers, maar wel met aanzienlijk minder winkelzakjes dan oorspronkelijk bedoeld. Te weinig tijd gehad om echt grondig te shoppen, met al ons gepraat. Een volgende keer zal dus snel nodig zijn, want de zomer komt in zicht en dan hebben wij natuurlijk weer niks meer om aan te doen. En we zijn hoe dan ook nog lang niet uitgebabbeld.

En tegen dan zal die Italiaan wel weer open zijn, besluiten we eensgezind.

Reageer via    






van Scherpenheuvel - 17/04/2019

Eén of andere onverlaat heeft tegen mijn auto gezeten, uiteraard zonder een berichtje na te laten.

Er loopt een dikke witte streep over de twee portieren langs bestuurderskant, het lijkt zelfs verdacht veel op vandalisme.

Je hoort dat wel vaker, op wraak beluste mensen die met een spijker langs de flanken van je auto krassen, ergens op een onbewaakte parking.

De schrik slaat me al een beetje om het hart, want ik ben dus zo'n klimaatfeeks met een salariswagen en die zijn de laatste tijd niet echt geliefd.

Het voordeel dan weer, als zo'n wagen vervat zit in je maandelijkse goody bag: één pietluttig mailtje naar de leasemaatschappij en alles wordt voor je geregeld. Ik stuur dus een kort berichtje en binnen het uur wordt al een volledig draaiboek voor me uitgerold: waar en wanneer ik mijn auto mag binnenbrengen voor reparatie, welke vervangwagen ter beschikking wordt gesteld en of ik misschien nog speciale wensen heb? Nee dus, het maakt me eigenlijk niet echt uit met welk vehikel ik me verplaats, maar gezien de afstanden die ik dagelijks afleg, liever niet met een fiets. Ik wil wel, maar dat wordt dan wel een fietsvergoeding om U tegen te zeggen.

Dus een paar dagen later breng ik mijn beschadigde auto binnen ergens in het Leuvense, bij een klantvriendelijke organisatie waar ze niet enkel sterretjes, maar sinds kort blijkbaar ook carosserie herstellen.

Ik ben er al vroeg, iets wat de man aan het onthaal ook niet ontgaat. Iemand met ervaring, dat zie ik zo, hij kijkt in elk geval met zo'n alwetende blik van fin de carrière. Die verschiet van niks meer.

"Ge zijt er vroeg bij," zegt hij, terwijl hij mijn boorddocumenten aanneemt.

"Ja, ik heb dadelijk nog een eindje te rijden" zeg ik.

"Oei! En ge komt al van Scherpenheuvel!" schrikt hij dan toch, als hij mijn adres op de documenten ziet.

Uit ervaring weet ik dat het niet zozeer de afstand is die de man zo van zijn sokken blaast- we spreken hier over amper vijfentwintig kilometer- maar wel dat 'Scherpenheuvel'. Stadsgenoten zullen dit vast kunnen beamen: afkomstig zijn van Scherpenheuvel, dat doe je niet zomaar onopgemerkt! Iedereen kent Scherpenheuvel en er hangt ook altijd zo'n devoot sfeertje rondom oord en bewoners. Alsof er constant gewijd water uit onze kranen stroomt. Niet dus. Ik drink al jaren elke ochtend een groot glas op nuchtere maag, het zou gewichtsverlies aanzienlijk bevorderen, maar tot op heden blijft elk mirakel uit.

"Ik ken Scherpenheuvel goed," gaat die man van de receptie verder, "mijn tante heeft er gewoond, op 't Hof, ken je dat?"

Ja, dat ken ik, niet eens zo ver van mijn deur, leuke straat.

" Ze heeft ooit een prijs gewonnen," zegt hij, "voor de mooiste bloemen in de tuin."

Dat zegt me dan weer weinig, mijn vingers zijn alles behalve groen.

" Maar nu is ze dood," gaat hij verder, hij wacht niet eens op mijn antwoord, "nu ligt ze in feite onder den hof." Hij lacht er vrolijk bij.

"Het leven hè," zeg ik, toch zo neutraal mogelijk, voor ik misschien nog meer krassen op mijn auto riskeer.

Hij overhandigt me de sleutels van de vervangwagen en laat me nog een papiertje tekenen voor ontvangst.

"Ik loop wel met je mee," zegt hij, "even uitleggen hoe alles werkt."

Dat hoeft niet per sé voor mij, want het gaat om een type auto waar ik al vaker mee gereden heb en van vervangwagens weet ik intussen helaas ook veel meer dan me lief is, maar hij staat erop.

"Ge wilt straks toch niet te voet terug naar Scherpenheuvel zeker," pinkt hij, "Hoe is het daar trouwens tegenwoordig?"

Tja, goeie vraag, hoe is het daar tegenwoordig? Waar moet ik beginnen? Misschien bij de Basiliek? Dat die er nog altijd staat, en dat er nog volop noppen gekocht worden aan de kraampjes? Of wil hij weten hoe het zit met ons algemene geluksgevoel aldaar? Want daarbij kan ik eigenlijk alleen maar voor mezelf spreken: dat zit behoorlijk goed. Zolang er niet te veel krassen op mijn ziel zitten valt het allemaal wel mee. Over stand van zaken met betrekking tot de bloemen op 't Hof heb ik dan weer geen verhaal, misschien moet ik daar nog eens een rondje gaan joggen, is lang geleden, nu ik het zo bedenk.

Dus ik doe maar een greep uit het indrukwekkende aanbod van algemene weetjes over Scherpenheuvel en intussen kan ik bijna vertrekken met de vervangwagen. Alleen handsfree bellen lukt niet, mijn gsm krijgt geen aansluiting. En ik bel wel wat af in de dagelijkse files, dus toch wel handig als dat ding ook marcheert. De man van de receptie roept er nog snel een technieker bij.

" Mevrouw moet onderweg kunnen bellen," zegt hij tegen zijn collega, " ze komt van Scherpenheuvel."

Alsof ik permanent in connectie moet blijven met Moeder Maria en het risico bestaat dat ze me niet gaat horen zonder zo'n rechtstreekse lijn via Proximus. Geen bereik in het tabernakel, ik had soms al een vermoeden.

"Ah," zegt die technieker, "van Scherpenheuvel! En hoe is het daar tegenwoordig?"

" Helemaal mee met de tijd," zeg ik, "ze maken daar intussen ook al krassen op geparkeerde auto's."

" Het is daar precies ook niet meer wat het geweest is," zucht hij.

" Af en toe eens een kaarske branden, maske," zegt de man van de receptie.

Reageer via    






Beren jagen - 24/04/2019

Het overkomt me bijna nooit meer, daarvoor bevind ik me meestal niet in de juiste kringen, maar laatst toch nog een zeldzame keer.

Ik interview een kandidaat uitzendkracht en na ons gesprek kijkt hij me iets dieper in de ogen en zegt: "Zin om iets te gaan drinken?"

Ik weet niet wie het hardst schrikt, ikzelf of mijn jonge collega's.

Want met die foute kringen heb ik het niet over stout volk, maar wel: piepjonge mensen, veel jonger dan ik en dus nog glanzend strak in het vel. Het gros van mijn onmiddellijke entourage op de werkvloer bestaat uit gedreven twintigers. Of straffe dertigers. En zo'n lijn trekt zich dan weer snel door naar privéterrein, hechte collega's worden soms moeiteloos beste vrienden en voor je het weet zit je mee op Pukkelpop. Ik vind het wel leutig allemaal, al dat jong geweld houdt ook mij iets meer bij de tijd, maar feit blijft: ik ben meestal de oudste taart van het gezelschap. En die worden nog maar zuinigjes versierd.

Het is dus even verschieten en- ik geef toe- best wel flatterend, maar ik wijs de man toch zo beleefd mogelijk af. Ik brabbel, met een hoofd als een vuurtoren, iets in de zin van: dat mag niet van mijn baas, ik heb nog werk te doen. Ja, lullig antwoord, ik weet het, de jongen gaat alsnog tevreden naar buiten. Hij zal me wel een onnozel schaap vinden.

Gelukkig weet ik me omringd door team Antwerpen, een waar mannenbastion, dus hun altijd even snelle en ook nu weer scherpe conclusie stelt me meteen gerust: "'t Was toch niks voor u." Wel met enig gegrinnik erbij, maar verder: kous af. Met vrouwelijke collega's zou het een ander verhaal geweest zijn, dan waren we twee uur later nog aan 't analyseren, over wie en hoe en waarom of waarom niet en mogelijk gemiste kansen. Vrouwen durven wel eens door te drammen.

Zo blijkt inderdaad weer enkele dagen later, als ik 's middags aan tafel schuif bij een keur aan communicatieve meisjes in Schoten. Het gespreksonderwerp is "mannen", het blijft altijd een dankbaar item, dus we filosoferen probleemloos een uur vol. Over hoe anders mannen toch reageren. Terwijl wij vrouwen onszelf compleet kunnen verliezen in de donkere hellekrochten van zwaarmoedig liefdesverdriet schijnen mannen daar zelden of nooit last van te hebben. Of toch niet al te lang. Ik heb inderdaad, na afloop van iets wat toch ooit veelbelovend begon, al verrassend simpele evaluaties horen passeren in de trant van "maar ze had wel geen dikke borsten." Ook weer: kous af. Andere en beter.

Anderzijds, ik herinner me ook wel vrouwelijke onderonsjes met zeer accurate toelichtingen over lengtes en diameters, ja, ik heb op dat vlak wel wat cijfermateriaal vergaard. Dat waren ook niet bepaald de meest diepzinnige bedenkingen maar goed, ze fleurden grijze middagpauzes wel eens op. Een toegevoegde waarde aan de dagelijkse boterhammetjes met smeerkaas.

We hebben het uiteraard ook nog even over de ideale man. Welke versie onze voorkeur geniet.

"Ik hou niet van mannen bij wie je nog oorsmeer ziet zitten," zegt één van de dames van Schoten, "ze moeten proper zijn."

" En de mijne moet ook zorgzaam zijn, en een beetje lief," is een volgende verzuchting.

" Maar toch ook stoer, we willen geen watjes. Ne vent moet toch ne vent blijven."

Mja, ook wij vrouwen blijven blijkbaar dapper zoeken naar geschikt genetisch materiaal. Wij dromen dan wel van een zachtaardige ziel die zonder morren onze kroost met de bakfiets transporteert, maar af en toe mag de jongen nog wel eens een beer gaan schieten.

Ik heb het er tijdens een zondags bezoekje ook nog over met de dochter. En ik stel me luidop de vraag of we dan een leven lang blijven verlangen naar altijd maar weer dezelfde, quasi onbereikbare dingen. En of we in de loop der jaren ons eisenpakket al dan niet moeten bijsturen. Want mijn kind is bijvoorbeeld al groot en het huis uit en ik jaag al jaren zelf, meestal op dieren in gebruiksklare, voorverpakte porties bij Colruyt. Steeds minder en minder trouwens, ik ben als de dood voor die klimaatbetogers. Dus een beer hoeft voor mij al helemaal niet meer.

" Wat ik vooral vind," zegt mijn dochter streng, het wijsvingertje vermanend in de lucht, "is dat jij wel eens gewoon ja mag zeggen als zo'n vent je mee uit vraagt.

Reageer via    






Geluk - 01/05/2019

"De geur van mislukking," zegt een collega, we delen dezelfde liefde voor taal, "noteer dat maar ergens. Kan je nog gebruiken in één van je blogs."
We hebben het over hoe sommige mensen, al van op meters afstand, een ongelukkig bestaan uitstralen. Hoe sjofel ze door het leven sloffen, met hangende schouders. Die uitgebluste blik in de ogen. Slonzige kleren. Het laatste greintje fierheid lijkt verdwenen. Of de middelen zijn er niet meer, wie zal het zeggen. Je ruikt als het ware de troosteloosheid.

Ik parkeer het zinnetje ergens in mijn achterhoofd. Maar ik merk dat het de volgende weken af en toe nog wel eens door mijn gedachten dwarrelt. En meer dan anders valt mijn oog op doffe ellende om mij heen.

Soms is die ellende zo overduidelijk aanwezig dat ik ze nog amper opmerk. Het soort miserie dat bij wijze van spreken oplost in het straatbeeld, je bent enkel nog verbaasd als het er op een dag niet meer is. De clochard die ik op kille ochtenden passeer op de Keyserlei. Hij ligt verkleumd opgerold in een versleten slaapzak, tegen steeds weer dezelfde etalage. Zijn vaste stek. En er is ook de dakloze bij één van de supermarkten op het sjiekere Zuid. Winter en zomer schurken hij en z'n hond daar tegen een stoep aan, in de hoop dat het winkelende cliënteel ook nog even halt houdt om wat ros kleingeld in zijn bord te gooien. Ik heb me wel eens afgevraagd wie dankzij die schamele aalmoezen het meest te eten krijgt. De hond ziet er alleszins stukken beter uit dan zijn baasje.

Zelfs op de werkvloer is de vierde wereld nooit ver weg. Niet alle sollicitanten die ik screen zijn topkandidaten die moeiteloos kunnen doorsluizen naar alweer een volgende, belangrijk klinkende, managementfunctie. Af en toe, en na al die jaren nog steeds veel meer dan me lief is, lees ik nog een curriculum van radeloosheid. En ruik ik weer die vleug van tristesse. Het went nooit.

En er zijn best wel pechvogels tegen wie ik durf te zeggen: ga rechtop lopen en doe er verdomme iets aan! Beweeg, werk, leef! Laat ons hier en nu alvast beginnen met de zoektocht naar een geschikte job! Ja, soms is het gewoon even wakker schudden. Maar de ervaring leerde me ook dat er inderdaad zoiets bestaat als de helaasheid der dingen. Er zullen altijd uitzonderingen zijn, zij die niet mee kunnen. Of simpelweg niet meer willen, moe gesukkeld. Ze hebben geen boodschap aan ons haastige gejakker van teambuilding en coaching en communication skills training. Er zitten ook pijnlijk scherpe randjes aan die wereld van bikkelharde targets en sommige mensen leerden nooit voorzichtig balanceren. Niet iedereen komt uit een warm, stimulerend nest.

Het doet me denken aan de uitspraak van een apotheker zaliger uit mijn Scherpenheuvelse biotoop, een wijs man: "Veel dingen werden al beslist boven je wiegje." Geen enkel pilletje dat dan nog soelaas brengt.

Want je hebt niet altijd alles in de hand, al denken wij maar al te graag dat we aan het stuur zitten. We willen zo graag geloven dat het leven een meerkeuzevraag is waarbij je kan zeggen: doe mij dat tweede bolletje maar, dat van lang en gelukkig. Je zal de pech maar hebben dat een andere optie al voor jou werd aangekruist: het stipje van grauw en miserabel.

Ik kan ellendig triest worden van zo'n overpeinzingen. En dan tel ik nogmaals mijn zegeningen, want ik behoor overduidelijk tot de gelukkigen. Mijn dagen bestaan grotendeels uit kleine, maar veelbelovende stukjes toekomst. Ik kreeg zelfs wat optimisme mee in mijn rugzakje, voor als het eens wat minder gaat. En in mijn badkamerkast staan maar liefst zes verschillende, dure flesjes. Allemaal gevuld met de geur van geluk. Met de

Zomaar gekregen.

Met dank aan taalvirtuoos Bram.

Reageer via    






Miekesland - 05/05/2019

Ik moet even nadenken over hoe ik me dan precies voel. 'Kregelig' lijkt me nog de beste omschrijving.

Mijn nekhaartjes gaan er een beetje van overeind staan en ik krijg zin om nijdig van mij af te slaan, zoals je dat doet bij een zoemende mug rond je hoofd.

Het gevoel dat me overvalt als er weer eens een hoop luchtbellen in mijn gezicht worden geblazen. Door mensen die alles beter schijnen te weten. Ze claimen het grote gelijk. Altijd en overal. Met veel geblaas van je mag niet zus en je moet niet zo en je bent weer niet mee. Vooral dat laatste, ik lijk altijd ergens een belangrijke trein gemist te hebben.

Blablabla.

Als ik bijvoorbeeld tevreden vaststel dat ik zo heerlijk tot rust kom in de yogales word ik al meteen streng geïnterpelleerd over welk soort yoga het dan wel gaat? Want er zijn dus 101 verschillende strekkingen en je moet natuurlijk wel de juiste eruit pikken.

"Je wil toch een vorm van meditatie die aansluit bij je levensfilosofie," zegt iemand die er ook weer alles van weet en trots vermeldt dat zij zich minstens twee keer per week kapot zweet in de Bikram les.

Terwijl ik gewoon af en toe op een matje wil bekomen van een drukke werkdag. Meer filosofie zit daar niet achter bij mij. Eén keer per week vlij ik me neer tussen een groepje uiterst gezellige dames en daarna gaan we collectief voor een leeg hoofd. Tussendoor groeten we ook allemaal dapper zon en maan en plooien soepel- we zijn al een tijdje bezig nu- van de kat naar de hond. Af en toe wel met het nodige gegiechel, want we hangen er wel eens suggestief bij, je hebt namelijk standjes en je hebt standjes standjes. Maar na afloop gaan we loom en voldaan naar huis. Meer moet dat voor mij niet zijn.

Het Bikram meisje kijkt me meewarig aan en probeert me alsnog te overtuigen van mijn ongelijk. Met alweer veel geblaas en de dwingende raad dat ik dan toch eens dringend mijn manier van zijn van onder de loep moet nemen. God verhoede dat we ons zo maar eens gewoon zouden amuseren, zonder diepgang!

Blablabla. Blablabla.

Of nog zo'n luchtbel: ik vertel ergens terloops dat het een leuke festivalzomer dreigt te worden en dat ik al uitkijk naar enkele toppers op een wei, maar ook dat is alweer not done. Nee, nee, nee, op zo'n festival stikt het blijkbaar van shiny happy people die lullen over onderwerpen die er niet toe doen. Nu, bij nader inzien, daar is misschien wel iets van aan. Als ik denk aan mijn laatste passage op Werchter, ja, toen heb ik inderdaad wel één en ander bij elkaar geluld. Zonder overmatig drankgebruik trouwens, ik ben daar gewoon meesterlijk goed in! En ik voelde me bij momenten ook wel shiny, vooral omdat ik mijn festival outfit nogal ongelukkig had samengesteld, iets met lange mouwen bij 35 graden is niet zo'n goed idee. En dat ik happy was staat buiten kijf, man, man, wat was ik gelukkig! Wij allemaal daar, echt waar, weinig zure gezichten gezien die dag.

Uiteindelijk allemaal niks mis mee, denk ik dan. Maar naar festivals gaan is blijkbaar alweer passé. En grotere concertzalen doe je beter ook niet meer aan, dat is dan weer blasé. Dat is achterhaald en iets voor de meelopers uit - en ik citeer - 'Miekesland', jawel, het schijnt te bestaan. Alles moet nu weer kleinschaliger en je moet ongekend talent gaan ontdekken in muziekkroegjes. Of alleszins ergens in intieme kring. En intussen wordt er dan aan een toog gepraat over dingen die er wél toe doen, door heel erg ruimdenkende mensen. De échte mensen dus, niet die naïeve sukkels uit mijn land.

Ik wil het allemaal nog wel overwegen, maar bij dat praten over belangrijke dingen heb ik mijn bedenkingen. Want dat komt niet goed, als ik in de buurt van een tapkraan mee de wereldproblematiek moet gaan bespreken. Volgens mij moet je al bij Nasa werken om nog waterdichte oplossingen uit je mouw te schudden: migratie, klimaat, oorlog, honger, mobiliteit, de lijst is eindeloos en waar en hoe moet je beginnen? Ik zou het niet zo direct weten. Ik luister links en rechts en lees en probeer me te informeren, maar laat ons zeggen dat ik voorlopig nog niet gehinderd word door een overdosis aan dossierkennis. Ik heb het in solden periodes al moeilijk om m'n eigen budget in evenwicht te houden, laat staan dat ik ook nog snel de nationale begroting ga regelen. Ik heb dus ook niet de neiging om hoog van torens te gaan blazen, te midden van geroutineerde tooghangers.

Maar wat ik wél met zekerheid weet: ik heb het even gehad met al die luchtbellen. Dat zelfingenomen gehakketak over niks. Kan best zijn dat ik ergens een trein gemist heb, maar laat ons wel wezen: die bellenblazers zorgen ook niet voor het grote geluk. Wel integendeel, ik krijg er de bobbels van, erger nog dan van een hele zwerm zoemende muggen. Dus ik blaas even terug.

Blablabla. Blablabla. Blablabla.

Alleen dat van die yoga, ik moet volgende keer toch echt eens vragen wat ik daar nu precies uitvoer, op die mat. Van iets dat goed voelt kan je toch maar beter de juiste naam kennen.

Sommige dingen moet je dan gewoon weer beter weten.

Pic: Tom Smith, die van Editors, Werchter Classic 2018. Wereldtalent, voorlopig enkel te bewonderen op festivalweides en zo.

Blijkbaar ook een trein gemist, maar daarom niet minder geliefd in Miekesland.

Reageer via    






Uitstap - 10/05//2019

Mijn moeder wappert met een folder.

"Lees dit eens," zegt ze, "dat zat in onze brievenbus."

De folder kondigt een rug-en spierpijn evenement aan. Exclusief, in onze eigen gemeente en zo te lezen baanbrekend inzake pijnbestrijding.

"Daar wil ik wel eens gaan luisteren," zegt ze.

Even toelichten: mijn moeder is 86 en lijdt aan osteoporose. Een moeilijke naam voor botontkalking, een venijnige, geniepig aandoening, je ziet ze totaal niet aankomen. Ze transformeerde mijn moeder op enkele jaren tijd van een sterke, vinnige vrouw tot een uiterst broos en wel heel erg klein vrouwtje, ze kromp zomaar opeens tien centimeter. Grote voorzichtigheid is ook geboden, want zelfs rugwervels brokkelen genadeloos af bij foute bewegingen. Niet enkel mijn moeder, maar ook haar wereld werd daardoor een aanzienlijk stuk kleiner. Even snel naar de bakker lopen of eens binnen springen bij de buren is er niet meer bij. Voor verplaatsingen buiten de vier muren hebben we intussen al een middelgroot park aan rollend materiaal in huis.

Maar mijn moeder is van die zeldzame, optimistische soort, dus binnenskamers volhardt ze nog in de lichte, dagdagelijkse taken. Ze swiffert nog heel voorzichtig, maar uiterst keurig het laminaat en haar wasmachine maakt nog even veel overuren als vanouds. Iets wat ik met grote zekerheid durf te beweren want, samen met de wekelijkse boodschappen, sleep ik ook eigenhandig alle wasproducten aan: grote, dozen ouderwetse Biotex voor de voorwas en liters en liters Dreft en Silan, ik heb soms het vermoeden dat zij daar zelf wel eens een slok van achterover slaat.

Maar die pijnbestrijding dus. Ik maak meteen een afspraak. Want niet erg mobiel meer zijn is één, maar chronisch pijn lijden, dat is nog een ander verhaal. En pijn heeft ze, zoveel is zeker, al wordt die dag in dag uit dapper verbeten. En wat doe je als alles al werd geprobeerd en niets voelbaar heeft geholpen? Of simpelweg niet wordt verdragen? Juist, je toch nog even vastklampen aan elke strohalm die toevallig passeert. Wij gaan dus eens luisteren.

We worden onthaald door een vriendelijke meneer en met het gebruikelijke 'intake' gesprek.

"Mag ik vragen hou oud u bent, mevrouw?" richt hij zich tot mijn moeder.

"Dat mag u zelf eens raden, meneer, " kaatst ze de bal terug. Ze zit koket te glunderen met haar mooiste handtas op de schoot. De gezegende leeftijd van 86 hebben en nog stiekem zitten vissen naar complimentjes, zo kennen we haar weer.

En daarna volgt - alweer op vraag van de meneer- een schets van tien jaar leven met broze botten. Een gedetailleerd verslag van het steeds minder en minder kunnen en ook nog alles over de uitgeteste pijnbestrijding. Over de tonnen aan medicatie. Ik val al in coma van een kwartje Dafalgan, maar mijn moeder houdt in haar eentje een volledig farmaceutisch bedrijf recht, zonder verpinken.

Hoog tijd dus om dat innovatieve toestel van meneer eens uit te proberen: een soort mosterdkleurige matras met infraroodstraling en trillingen die de bloeddoorstroming moeten stimuleren. En het doet ook nog iets met de lymfevaten.

"Trillingen!" schrikt mij moeder, "Daar kan ik absoluut niet tegen! Nee, dat is echt niks voor mij!"

Die krijgen we dus nooit op die matras, ik ken mijn moeder.

"Zal u het anders even proberen," stelt de meneer- nog altijd even vriendelijk trouwens- dan aan mij voor.

"Misschien mankeert u ook wel iets?"

Maar daar moet ik de man teleurstellen, er zijn misschien wel wat kosten aan mij, maar lijf en leden functioneren voorlopig nog behoorlijk. Niet eens een beetje stijf bij het opstaan 's morgens, ik heb het hier al eerder gezegd: ik behoor tot de gelukkigen!

Maar meneer praat me uiteindelijk toch horizontaal. Op die manier kan ik zelf ervaren hoe dat trillen voelt en misschien alsnog mijn moeder overtuigen.

En ik moet zeggen: hier volgt absoluut een kwartiertje zaligheid! Leg mij op een zacht, verwarmd matrasje, een ding dat mij ook nog zachtjes trillend masseert en je krijgt mijn loomste en meest gelukzalige versie! Vijf minuten op dat ding en ik heb mijn nog leegstaande zolderverdieping al denkbeeldig ingericht: met een exotische bananenplant in de hoek, naast de deur een muurposter met een overweldigend zeezicht en dan in het midden van de kamer een bank met daarop zo'n trillende matras. Liefst wel in witte versie, dat oogt wat strakker. Mijn eigen wellness centrum.

Maar terug in de wakkere wereld besef ik natuurlijk dat dit niet mijn beste idee zou zijn. Het risico bestaat dat ik dan nooit meer van die bank afkom en ik heb de eerstvolgende jaren nog wel wat andere dingen te doen. We keren dus onverrichter zake weer huiswaarts. Want ook mijn moeder krijg ik niet overtuigd, die wil in geen geval ergens gaan liggen trillen. Ik pik, voor alle zekerheid, wel nog een foldertje met extra info mee, je weet maar nooit dat ik straks ook ergens een pijntje ga voelen.

"We zijn in elk geval nog eens op de brats geweest, " zegt mijn moeder vrolijk als we weer in de auto zitten. Stralend rijdt ze mee door de Scherpenheuvelse straten, ik maak nog een klein omweggetje.

Soms is zo'n uitstap even heilzaam als een pilleke.

Reageer via    






Als de avond valt - 16/05/2019



Soms ben ik gulzig.
Dan wil ik alles ineens en helemaal alleen voor mij.
Paaseitjes van witte chocolade bijvoorbeeld, daar durf ik zelfs heel ver in te gaan.
Want elk jaar droppen de klokken ook een aanzienlijke vracht op onze werkvloer, een bonte mengeling van bruine, zwarte en witte, al dan niet met een vulling van praliné.
Maar al wat wit is pik ik er heel achterbaks uit, voor mezelf. Ik pruts stiekem aan de omhullende zilverpapiertjes, kraak de kleurencode en hamster een geheim voorraadje, ergens diep verborgen in een schuif. Voor de collega's die hier toevallig meelezen: ja, er waren dus wél een paar witte bij dit jaar, maar het was sterker dan mezelf. Ik beloof beterschap.

Waar ik dat ook soms mee heb: met letters! Dan lees ik toevallig iets van een pen die ik slechts vaag ken en dan blijkt dat een literair pareltje te zijn. Ja, dan komt de veelvraat in mij onverbiddelijk naar boven! Dan moet ik alles weten over wie dat schrijft en waar en waarom en wil ik alles onder ogen krijgen wat voorhanden is. Ik ga op zoek in de plaatselijke bibliotheek en als het echt allemaal te mooi is om waar te zijn maak ik graag nog wat plaats in mijn boekenkast voor een eigen exemplaar. Ik absorbeer werkelijk elke gepubliceerde letter van of over de auteur in kwestie, ik ben erger nog dan dat roze vloeipapier van lang geleden op school, zo'n sponzig blaadje dat elk gemorst inktvlekje zorgvuldig opzoog.

Al bij al redelijk onschuldig allemaal, al zie ik de mensen rondom mij wel eens verveeld fronsen. Want als ik iets heel erg goed vind heb ik ook al snel de neiging om die blijde boodschap luid en duidelijk en met iets te veel enthousiasme te verkondigen. Niet iedereen is daarvan gediend. Dus hierbij nogmaals mijn excuses, dit keer heel zeker ook voor mijn gedweep met Marnix Peeters, afgelopen weken. Maar goed nieuws: zijn werk werd intussen met terugwerkende kracht en in ijltempo gelezen, dra ben ik door zijn oeuvre heen. We kunnen dus weer over naar de orde van de dag. Naar de muziek van Barman bijvoorbeeld, nog zo'n zoete zonde.

Nadeel aan zoveel gulzigheid: ik word er zowaar nog gulziger van! Chocolade werkt verslavend en met muziek en leesvoer is het al niet beter. Want al die mensen met hun opmerkelijke talenten voeren me zomaar mee naar een andere wereld, als een gewillig schaap En dan trek ik mijn wereld weer in twijfel. Gevolg: ik wil dan liefst ook weer - schrokop als ik ben- van alle walletjes proeven!

Zo heb ik nu bijvoorbeeld weet van het dagelijkse bestaan van Marnix Peeters in de Oostkantons, hoe hij daar in alle rust leeft in dichte bossen, samen met de liefde van zijn leven. 's Avonds drinken ze traag en mindful een in stilte gerijpte Duvel, onderwijl uitkijkend over betoverende landschappen. Een bewuste en ook moedige keuze, want je komt daar natuurlijk niet toevallig met een glas bier terecht, je moet eerst resoluut en definitief je koffers pakken en die Oostkantons zijn ook nog eens een behoorlijk eindje rijden. Ja, als ik dat dan zo lees, dan lijkt me dat ook wel een aangename manier om je dagen door te brengen. Want hoe boeiend ik mijn leventje ook vind: ik scheur ook maar elke dag opnieuw jachtig door de Kempen om her en der juiste kandidaten aan juiste vacatures te matchen, mijn haastige bijdrage aan de economie, gekoppeld aan een lucratieve vorm van pensioensparen.

Al die gulzigheid doet mij dus wel eens twijfelen aan mijn huidige definitie van geluk. Of laat mij op z'n minst dromen van andere horizonten.

Ik stel mij dat dan zo voor: traag valt de avond en ik kijk mijmerend naar mistige sluiers die zich langzaam verweven tussen oude, knoestige bomen. Voor mij hoeft dat niet meteen in de Oostkantons te zijn, iets dichter bij huis is ook goed, want ik zal natuurlijk mijn firmawagen moeten inleveren.

Maar ik zit in elk geval bij valavond ergens zorgeloos met een blond biertje in de hand, morgenvroeg rinkelt de wekker toch niet. En intussen onthul ik, ongegeneerd en naar grote waarschijnlijkheid lichtjes in de wind, mijn diepste ziele roerselen aan een verwante ziel naast mij. Allemaal op voorwaarde natuurlijk dat ik nog snel een dorstige jongen vind die samen met mij bier wil gaan degusteren aan de rand van zo'n natuurpunt. En liefst iemand die mij 's anderendaags ook nog een aspirientje aan bed wil brengen, ik ken mezelf.

Het lijkt een aanlokkelijk idee, ik vraag me af waarom we niet meteen en met z'n allen de koffers pakken. Iedereen weer in slagorde terug naar de rust van de natuur!

We moeten dan wel nog iets bedenken in verband met die biertjes. Want ergens ter hoogte van Breendonk moet de productie natuurlijk wel draaiende blijven, ik vermoed zelfs in wisselend ploegensysteem, zeker als we daar in het bos op dagelijkse basis gaan consumeren. Die Duvels groeien namelijk niet vanzelf aan een boom.

Of misschien moet ik maar gewoon blijven doen wat ik meestal doe, als de avond valt: plof, de zetel in!

Reageer via    






Zondag - 19/05/2019

Sinds dochter en schoonzoon besloten grootgrondbezitters te worden, dichter in mijn buurt ook dan voorheen, kom ik zelf ook weer wat vaker in de natuur.

Ik klap af en toe resoluut mijn lap top dicht, stap uit mijn knusse cocon van schemerlampjes en ga op bezoek.

En vermits zowel dochter als schoonzoon echte buitenmensen zijn zit ik er zelden binnen aan de koffie, de voornaamste activiteiten spelen zich daar altijd af rondom het huis, plaats genoeg.

Ik ben er al min of meer op voorzien, in de koffer van mijn auto ligt nu standaard een stel rubber laarzen, voor als ik me onverwacht mee op drassig terrein moet begeven.

Hun wereld is een compleet andere dan de mijne. Mijn statussymbolen bestaan voornamelijk uit pijnlijke hakken - zeker als ik een beetje indruk wil maken- en een dure Samsonite trolley (extralegaal voordeel) voor het dagelijkse transport van lap top, brooddoos en twee gezonde tussendoortjes naar een strakke kantoor omgeving. Maar zij leven dus een echt en waarachtig buitenbestaan, samen met een bizarre verzameling van dieren: IJslandse paarden ( veel! Ik krijg ze amper nog geteld), een nestje zwaluwen in de nok van de zadelkamer en twee uiterst koppige honden, Oscar en Winston, gemakshalve vallend onder de gemeenschappelijke noemer 'de Bassets'. Sinds kort huizen er op het erf ook nog twee kippen en een boos kraaiend haantje, maar de hoenderfamilie wordt weldra nog verder uitgebreid.

"Dit zijn wel schattige kippetjes, maar ze doen kieskeurig over het keukenafval, " zegt mijn dochter, "en ze leggen piepkleine eitjes."

Ze passen dus niet 100% in haar ecologisch systeem en na grondige studie van het marktaanbod inzake pluimvee werd besloten tot de aanschaf van nog vijf extra, heel erg dikke kippen, Cochins. Iets Chinees, nog nooit van gehoord, maar er wordt me verzekerd dat ik ga verschieten, zo schoon. En ze eten werkelijk alles en leggen indrukwekkend grote eieren. Enfin, we gaan er allemaal beter van worden.

" En misschien nemen we ook nog twee varkens, op termijn, " zegt de dochter. Maar de manier waarop mijn schoonzoon met de ogen rolt maakt wel duidelijk: daarover zijn de debatten nog lopende.

We zijn een lome zondag met zo'n voorzichtig waterzonnetje en mijn dochter entertaint me.

"Je mag me even komen helpen met mijn tuintje," zegt ze.

Dat verbaast me enigszins, want het buitenkoppel heeft in een paar maanden tijd eigenhandig een paar hectaren woekerende wildernis omgetoverd tot een gestructureerd paarden paradijs: met afgebakende, malse weides, paddocks, een goed gedraineerde piste, een aangelegde cirkel ook om de paarden in te longeren. Ik stond er vaak wat verbluft naar te kijken, als de schoonzoon weer eens een volgende verrotte boom ontwortelde met zijn ronkende machine ( een Schäffer, voor de kenners, wij kunnen intussen niet meer zonder). Of als de dochter stoer driehonderd palen in de grond klopte, voor de omheining. Soms mocht ik dan ook eens voorzichtig zo'n paaltje vasthouden. Alsof ik per vergissing gedropt was in een episode van McLeod's daughters, maar dan in een gematigder klimaat. Het is niet echt m'n ding.

Maar nu wordt mijn assistentie dus gevraagd voor dat tuintje.

"Wij zijn eerder van de zware aanpak, " verklaart de dochter, "van tuintjes weten we niks. En jij en ik hadden vroeger toch ook een tuin?"

En ja, dat is waar, we zijn wel eens in een huurhuis met bijhorend hofgoed gepasseerd. Niet dat we er ooit veel geoogst hebben, maar de dingen die ik in de grond stopte groeiden wel altijd met de snelheid van het licht en verspreidden zich razendsnel over de planeet. Krulpeterselie die jaren later nog hardnekkig in een tulpenbed bleef opschieten, dat soort dingen.

Dus even later buigen zij en ik ons gezamenlijk over een stel planken, een bouwpakket dat we moeten omvormen tot een vierkante meter moestuin. Er zit geen handleiding bij, dus we kunnen ons enkel baseren op de veelbelovende foto van de verpakking. Een foto met al veel bloeiend groen in die bak, maar weinig richtlijnen. We meten en passen, hebben ofwel latjes te veel ofwel te weinig, als relatietest moet zo'n vierkante meter moestuinbak zeker niet onder doen voor de kleerkasten van Ikea. De Bassets staan er wat knullig bij te kijken. Winston trekt het niet langer en verdwijnt slaperig onder een donkere conifeer. Oscar blijft, die ruikt vermoedelijk al iets eetbaars in de nabije toekomst.

We vertikken het om de hulp van de schoonzoon in te roepen, dus hij stelt het gelukkig zelf voor.

" Hij is best wel handig om in huis te hebben," zegt mijn dochter, als hij na amper een kwartiertje fluitend wegloopt om alweer een volgende struik te snoeien. Hij laat ons achter met een correct gemonteerde moestuinbak.

Wij kunnen dus verder met ons project. We gooien de bak vol potgrond en gaan met wat plantjes aan de slag: basilicum, courgettes, bieslook. En naast de bak komen nog twee tomatenplantjes, wegens geen plaats meer in de bak. Op een lapje grond achter de moestuin zaaien we met losse pols ook nog veel te veel wilde bloemen, maar we zien wel, het moet tenslotte allemaal niet te strak worden en wij hebben gewoon geen geduld voor zo'n fijn gepriegel, dat is duidelijk genetisch bepaald.

" Dat wordt hier een ware bloemenpracht, " droomt de dochter al een beetje wazig weg.

Als ik een paar dagen later met haar bel vraag ik hoe het gesteld is met de beplanting.

" Dat komt wel goed, " zegt ze, " Oscar zorgt voor de bemesting. En hij eet al piepkleine tomaatjes, gewoon zo, recht van de stok."

Reageer via    






Oep de Mèt - 06/06/2019

Onze plaatselijke boekenwinkel sluit definitief de deuren.
Het stemt me een beetje triest.
Want er zullen wel gegronde redenen voor zijn en ik heb het altijd al wat moeilijk gehad met een afgesloten hoofdstuk, maar de bedrijvigheid op dat speciale adresje lag me toch wel nauw aan het hart.
Gewoon al het feit dat net daar, op die plaats, boeken werden verkocht! Op Isabellaplein 3, te Scherpenheuvel. De plek waar ik lang, lang geleden mijn eerste opstelletjes schreef, aan de grote keukentafel en in mijn keurigste schoonschrift. En waar vele jaren later dan eindelijk ook mijn eerste, eigen boek in de rekken lag. Puur toeval natuurlijk, maar af en toe wil ik mezelf nog wel eens wijsmaken dat er misschien wel hogere machten mee gemoeid waren. Het voelde in elk geval aan alsof toch al één klein cirkeltje rond was.

Net in dat pand, vlak bij de Basiliek, heb ik mijn vroegste kinderjaren beleefd. Ik was een meiske van 'oep de Met', zoals men destijds verwees naar de bruisende kern van ons dorp, we noemden ons toen nog geen stad. De Mét was eigenlijk één langgerekte keten van horecazaken en kraampjes met snoepgoed en religieuze souvenirs, zoals het een gerenommeerd bedevaartsoord betaamt. Als er dan toch onverwacht steun komt van hogerhand, kan je er maar beter iets lucratiefs mee doen, iets wat ze hier in Scherpenheuvel al heel snel goed hadden begrepen. Het pand op nummer 3 was toen trouwens ook nog een restaurant, met vorstelijke naam zelfs, De Gouden Kroon. Al lag het culinaire niveau wel iets lager dan dat van de gemiddelde hofleverancier. Er werd voornamelijk aan strak tempo steak met frieten geserveerd, elk bord sober gegarneerd met een blaadje sla en een schijfje tomaat, niemand die toen moeilijk deed met ingewikkelde torentjes op bedjes van rare ingrediënten. De hongerige bedevaarders kwamen dikwijls van verre en ze waren moe en moesten terug op krachten komen, die kwamen om stevig te eten, niet om te emmeren over de juiste cuisson. Omelet met hesp was ook één van de toppers op de kaart, in een nostalgische bui durf ik die combinatie ook nu nog wel eens in de pan gooien.

Van leegloop was toen nog geen sprake, er waren zelfs amper gewone woonhuizen oep de Mèt, Tijdens het bedevaartseizoen heerste er een bijna koortsachtige bedrijvigheid en er werden frieten gebakken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, soms zelfs tot een gat in de nacht, alles in grote, hoge friteuses buiten op de stoep. Zelfbedachte constructies, denk ik, je ziet het alleszins nog zelden. Ik herinner me ook nog de processies die onze straten binnen schreden, dat begon al in alle vroegte, een sliert van prevelende gelovigen, maar dikwijls ook luidop biddend of zingend en begeleid door het nodige tromgeroffel. Mijn grootmoeder kon soms aan de cadans horen van uit welke gemeente de processie kwam afgezakt.

" Die van Londerzeel trommelen d'er al jaren serieus naast," zuchtte ze dan hoofdschuddend.

Als ik nu nog denk aan ' De Gouden kroon' leg ik ook meteen een link naar gouden jaren, al zal dat gevoel wel deels gestuurd zijn door jeugdsentiment. En ik weet intussen wel dat ik mijn naam niet gestolen heb en dat het me niet zoveel uitmaakt waar of hoe ik woon, maar oep de Mèt tikte mijn klokje wel voor het eerst al heel erg Thuys. Ik kende er God en klein Peerke en er waren zomerse dagen dat ik langs de friteuses van huis tot huis reed, ik deed ongegeneerd al onze buren aan, met mijn piepende driewieler. Aan het stuur bungelde altijd een grote, linnen tas. Want op elk adresje kreeg ik wel iets lekkers toegestopt, ik was een schraal kind en voor mij werd een oogje dicht geknepen, snoepen werd zelfs aangemoedigd. Mijn tas bleef zelden leeg. Nu nog ken ik al de dorpse bijnamen van die gulle gevers en wie waar woonde en waarom ik er zo graag ging buurten: in 't Gulden Vlies bij de Beire van Mie Mol kreeg ik van die kleine chocolaatjes voor bij de koffie, gewikkeld in zilverpapier. Bij Maurice van 't Voske in de Ram hadden ze speculaasjes. In de bakkerswinkel van de Brusseleir mocht ik van mijn moeder soms een pateeke kopen, dan kreeg ik een centje mee. Ik koos bijna standaard iets met heel veel crème au beurre of anders zo'n pastoorsmutske, het begin van mijn zwak voor marsepein. En dan had je ook nog De Ster, met Fons van Breda aan het bewind, daar moest ik zijn voor koekjes.

Er waren bij mijn weten maar weinig buren die geen bijnaam hadden, behalve de gezusters Nijs, vier straffe zussen die de scepter zwaaiden over eethuis 'De Leeuw van Vlaanderen'. Die dames noemden we dan ook gewoon 'de gezusters Nijs', als vormden ze één, onafscheidelijk geheel.

De Mèt was onze tuin, ik bracht er mijn dagen meestal buiten door, samen met al de andere kinderen uit de buurt. We kenden dezelfde leefwereld: de Hoesjes van 't Vlaamsch Huys, verre familie nog, Francis van de Beire, Alex van de Ster. Terwijl onze ouders frieten bakten en de lokale economie in evenwicht hielden, soms met het zweet op de rug, speelden wij vogelvrij in het park en op de muurtjes rond de kerk, de 'muttekes'. Of we trokken naar de Rozenkrans of de Kruisweg. Al was de Kruisweg iets meer in trek in de winter, als het gesneeuwd had, dan kon je op een slee heel hard en gevaarlijk de steile berg af!

Zelfs de statige Basiliek maakte deel uit van onze speelwereld. Mijn nichtje en ik gingen er wel eens een ingetogen liedje zingen, met onze ielste koorstemmetjes, in één van de zijkapellen. Of we gingen biechten, op weg naar school, gewoon, voor de lol. Onderpastoor Janssen zat altijd wel ergens in een biechtstoel te dommelen en het concept was eenvoudig: je knielde vol berouw in zo'n donkere kast, je zei " Eerwaarde Vader, ik heb gezondigd", waarop de biechtvader achter zijn schuifdeurtje wakker schrok en zei " Ik luister, mijn kind." Je mocht het natuurlijk niet te dikwijls doen, want de zonden lagen in die dagen nog niet voor het oprapen en pastoor Janssen was ook niet van gisteren. Mijn zwaarste misdrijf was meestal dat ik te veel gebabbeld had in de klas, niet eens zo hard verzonnen. Maar na zo'n sessie konden we er weer tegenaan. Een penitentie van drie weesgegroetjes- bij een dubbele zonde kreeg je er ook het Onze Vader bij- maar daarna speelden we weer helemaal blanco verder.

Ik wou soms dat het nog eens kon: zo even kort bezinnen en dan weer opnieuw beginnen.

Die speeltijd oep de Mèt nog eens over doen. Net hetzelfde, maar dan beter.

Reageer via    






Oei! Mijn kind wordt 30 - 10/06/2019

We zijn nog eens zo'n wisselvallige zondag en ik verzorg de catering bij de dochter.

In mijn geval betekent dat: twee grote zakken met sandwiches en pistolets uithalen bij een warme bakker en daarna een lichte lunch voorzien voor 10.

Meer culinaire verantwoordelijkheid kan je mij best niet toevertrouwen, zeker niet als de tafelgenoten ook nog om een kleine, financiële bijdrage werd gevraagd. Mijn dochter weet dat maar al te goed, dus we houden het simpel.

Maar goed, honger is altijd de beste saus en ik kan- na enige twijfel over boven-of onderkant van de placemats - met een gerust hart mee aanschuiven. De gasten zijn allemaal 'paardenmensen', want de dochter geeft een 'workshop' zoals dat heet: een zeer gerichte opleiding om je paard precies datgene te laten doen wat je wil dat het doet. De cursisten blozen hongerig, ze hebben één voor één al een aantal streng gecorrigeerde rondjes in de piste achter de rug en er wordt ook bij de broodjes met beleg nog druk verder geëvalueerd. Ik luister aandachtig, wie weet zitten er nog tips en tricks tussen die je ook op nukkige mensen kan toepassen, ik ken er wel een paar die wat sturing kunnen gebruiken.

"Je dochter doet dat goed," zegt één van de deelneemsters enthousiast, "vooral voor zo'n jong meisje!"

" Ze wordt volgende maand 30, " zeg ik.

En nog terwijl ik het zeg slaat m'n hart zomaar los een tikje over. Opeens dat besef: mijn kind is bijna 30! Echt helemaal groot geworden. Volwassen. Op die leeftijd had ik zelf al dat kind. En kijk haar nu!

Als het gezelschap terug richting piste trekt blijf ik wat verward achter bij een rommelige tafel. Ik moet mijn gedachten even opnieuw ordenen. Want vanmorgen ben ik hier naartoe gereden met de zelfbevestigende insteek van 'ik spring toch weer mooi mee op de bres', moeders met volwassen kinderen zullen dit soms valse gevoel van onmisbaar zijn wel herkennen. Want af en toe zijn de rollen inderdaad al omgekeerd: kind geeft moeder raad. Of zet ietsje meer kracht bij het verplaatsen van zware meubelstukken, bijvoorbeeld. Het zal wel des levens zijn, maar het is even slikken.

Ik ga die namiddag nog even toekijken, hoe ze les geeft, mijn grote dochter. En ik moet natuurlijk heel sentimenteel denken aan dat bundeltje Zwitsal van lang geleden, die 2,5 kilogram klein geweld in mijn armen. Want dat bleek al snel: mijn prinsesje was geen meisje van strikjes en rozige tutu's. Ze wou liefst een ' broek met lange mouwen ' aan en ze was heel boos toen ik haar met de eerste communie een schattig hoedje opzette. En laat ons zeggen dat ze ook nogal kordaat in de omgang was, lessen in directe communicatie bleken overbodig, soms zei haar blik al genoeg.

Ze kende ook al heel vroeg een benijdenswaardige dadendrang: ze zou later, als ze groot was, 'heel veel op een paard gaan zitten'. Terwijl ikzelf toen niet eens zo'n beest durfde aanraken, ze heeft het echt niet van mij. Maar ze zette door, volgde wel honderd ponykampen, behaalde brevetten waarvan de betekenis mij niet altijd even duidelijk was, trok elke woensdagnamiddag met de bus naar de manège, op zon- en feestdagen was mama-taxi gelukkig beschikbaar. En later, na de studies ( enigszins op lichte aandrang van mij, moeders sturen toch liefst aan op wat papieren zekerheid), ging ze voor het serieuzere werk. Ze vloog richting Vancouver en trainde daar, ergens op een verlaten berg met bruine beren, maandenlang paarden, aan de lopende band. En ze maakte steigerende IJslanders zadel mak, alsof ze geboren en getogen was op een Canadese ranch en niet vlakbij bij mijn bang moederhart, op amper 100 meter stappen van een Basiliek.

Maar we kunnen intussen met zekerheid stellen: ze zit véél op een paard! Meer nog: het werd haar broodwinning. Een job waarvan ik niet eens wist dat ze bestond, ondanks mijn vele jaren van Spielerei in de wereld van Human Resources. Alsof ze die bezigheid in haar wildste dromen zomaar zelf heeft verzonnen.

" Het is niet zo simpel om aan buitenstaanders uit te leggen wat ik precies doe, " zei ze laatst nog.

Maar wat ze ook doet, ze doet het met verve.

En mijn inbreng bij dit parcours was niet eens zo groot. Hooghartigheid over mijn pedagogische kwaliteiten zou hier misplaatst zijn. Al wat ik deed was lichtjes bijschaven en heel dikwijls roepen: " Zou je dat nu wel doen!?"

Al die jaren stond ik erbij en keek ernaar. Dikwijls verbaasd. Maar toch altijd met enige trots.

PS: de placemats lagen inderdaad ondersteboven.

Reageer via    






Rode oortjes - 15/06/2019

De meeste informatie komt binnen via mijn oren. Ik hoor en sla op. Ik heb wat ze noemen een 'auditief geheugen', vooral dan voor futiliteiten. Voor belangrijke, historische informatie moet je niet echt bij mij zijn, maar de koetjes en de kalfjes zitten dan weer wel heel scherp in mijn geheugen gegrift. Dingen die mij jaren geleden werden verteld kan ik soms nog woord voor woord herhalen en ik weet ook nog op welke toon ze werden gebracht. Boze woorden, lieve woordjes, flemende zinnetjes, het lijkt soms alsof ze één voor één werden geregistreerd op een verzameling cassettebandjes in mijn hoofd.

Af en toe moet ik aan zo'n vastgelopen bandje wel eens prutsen om de tape weer glad en recht te krijgen, maar meestal haal ik het betreffende fragment zonder storende ruis terug. Nog geen feilloze digitalisatie dus, maar ik denk sowieso dat mijn verwarde hoofd zich daar niet toe leent.

Zo'n archiefje hebben is wel leuk, op reünies moet ik bij het weerzien van gezichten soms heel diep graven, maar ik kan nog wel iemands opmerking van ergens in 1976 citeren, letterlijk zelfs. Maar af en toe is het ook bijzonder irritant, niet zozeer voor mezelf, maar vooral voor de tegenpartij. Bij een welgemeende ruzie, bijvoorbeeld. Dan ben ik dat bitse kreng dat roept: ja, maar toen heb jij toch gezegd dat…En dan durf ik echt ver terug te gaan in de tijd, ik haal nog dieren uit de gracht die eigenlijk al lang moesten verzopen zijn. Maar jij hebt het toch zelf gezegd zeker, ha!

Ik heb ook mijn favoriete geluiden. Zo hebben schorre stemmen absoluut een streepje voor. Ik kan zes keer op rij, en dan nog steeds in dezelfde staat van vervoering, luisteren naar hetzelfde liedje, als het maar krakend gebracht wordt. En ik heb ook een mateloze bewondering voor vlotte praters. De keren dat ik me onder tafel liet zeveren door taalvaardige onbenullen, je wil het niet weten.

Mijn radio wordt ook meestal afgestemd op zenders waar veel, snel en gevat wordt gepalaverd, het gaat me soms niet eens om de muziek. Zo heb ik net Peter Van de Veire ontdekt, al heb ik nog de voorzichtige neiging om daar voorlopig niet te fel mee uit te pakken. Ik was namelijk lang een trouwe fan van Studio Brussel en dan behoor je toch min of meer tot de alternatieve lichting. Al was ook dat niet zo direct een weloverwogen keuze: voor Radio 1 en Klara ben mis ik de nodige ernst en voor commerciële nostalgie heb ik vooralsnog te weinig geduld. Stubru was dus veeleer een logische stap, met al heel snel vertrouwde stemmen, 's ochtends in de auto was het altijd een beetje Thuyskomen. Maar opeens waren ze allemaal weg: Siska (die articulatie!) ging naar de Madammen, Linde ( de zon woont gewoon in haar stem!) wou per sé iets doen met vloggen en dan was er nog het hartverscheurende afscheid van Christophe Lambrecht, hij sloeg zijn luisteraars nog een laatste keer collectief lam, ik lag dagenlang mee in de prak. Troosteloos.

Ik moest dus op zoek naar nieuw gezelschap om mee op te staan. Het werd, onder enig voorbehoud en ik durf me ook nog niet uitspreken over het definitieve karakter van deze keuze, de presentator van De Grote Peter van De Veire Ochtendshow. Het was even een klik maken - echt schor kan je zijn stem niet noemen- maar die man is van een verbale gevatheid, niet te geloven!

"Ik kan het niet volledig goedkeuren," zei één van de beste vriendinnen, de enige ook aan wie ik deze nieuwe wending, weliswaar met enige schroom, maar toch al vrij snel durfde op te biechten, "maar uiteindelijke komt die jongen ook nog uit de stal van Stubru."

Ik kan dus nog rekenen op enig begrip.

Mijn oren beginnen intussen al helemaal te wennen aan de radde tong van Peter. Hij krijgt me zelfs luidop aan het lachen, niet evident op de Antwerpse Ring.

Het is blijkbaar toch altijd weer een kwestie van open staan voor nieuwe dingen. Halsstarrig blijven vasthouden aan wat vertrouwd is, het is comfortabel, maar je mist toch wel wat. Zo blijkt ook weer als ik op een dinsdagavond, na de wekelijkse yogales, naar huis rijd. Nog lichtjes in trance ( onze lesgeefster heeft dan weer zo'n fluwelen stem, die brengt zelfs een Duracell konijn tot Savasana !) kom ik nog eens terecht in een ongekend programma, Sexuolotte. En daar is ene welbespraakte jongedame, Lotte, aan het woord, met, jawel, kant- en klaar seksadvies. Voornamelijk bedoeld voor jongeren, generatie Z, maar ik luister aandachtig mee. Luisteraars, zo te horen nog lichtjes dwalend in het land der liefde, stellen - uiteraard via de juiste app, gratis te downloaden- de meest penetrante vragen en die Lotte geeft raad op maat, in wel zeer duidelijk woorden. Rechttoe rechtaan, ze neemt geen blad voor de mond! Vergeet de brave lessen van Goedele en de onschuldige vraagrubriekjes in de Joepie. Dit gaat niet over 'Hij keek naar mij, ben ik nu zwanger?' Nee, hier worden uiterst delicate kwesties behandeld! En Lotte licht toe in klare taal. Hoe je bijvoorbeeld de dingen omgekeerd kan aanpakken of wat je al dan niet mag slikken als je vegan bent. Kwalitatieve hulpverlening, op maat van wie volop en milieubewust wil liefhebben in deze tijden.

Ik luister en sla op. Met rode oortjes.

Maandag rijd ik weer richting Kempen. Misschien moet ik onderweg ook eens zo'n lokale zender proberen. Wie weet wat er zoal te horen valt op Radio Wiekevorst.

Voor de geïnteresseerden: Sexuolotte, op MNM, elke dinsdagavond tussen 21.30u en 22.00. Blozen mag.

Reageer via    






Koffers pakken - 30/06/2019

Het is weer die tijd van het jaar: koffers moeten massaal gepakt worden, en liefst zo efficiënt mogelijk. Elk zichzelf respecterend vrouwenblad wijdt alvast een uitgebreid artikel aan wat je zeker wél of net niet moet meenemen naar een (meestal) zonnig oord. En hoe je al die dingen ook best in zo'n koffer steekt, zus of zo geplooid of zelfs opgerold, en wat onderaan moet of in een vakje opzij of juist helemaal bovenaan, je krijgt ook een handige checklist en doe-en regellijstjes, alles met de bedoeling om heel veel levensnoodzakelijke dingen kreukvrij op je geboekte bestemming te krijgen. En vermits ik het zelfs niet kan laten om het etiket op een pot confituur te lezen- weliswaar vluchtig, maar toch - krijgen ook al die verpakkingsinstructies mijn aandacht, elk jaar weer opnieuw. Vermoeiend, want ik ben slecht met handleidingen.

Liefst van al zou ik zomaar lukraak wat spullen in een rugzak gooien en dan zorgeloos naar een ander land trekken, maar toch slaagt één of andere, waarschijnlijk ook van huis uit zeer goed georganiseerde lifestyleredactrice er in om mij aan te praten dat je maar beter grondig voorbereid kan zijn. Onheil ligt overal op de loer, dus ook op vakantie.

Met stip op 1 van alle mogelijke ongemakken staat blijkbaar buikloop. Of net het omgekeerde, zodat je er tien dagen bij loopt als een opgestopte kous. En verder moet je ook voorzien zijn op schaafwonden, tekenbeten, reisziekte, maagzuur, brandwonden. Je moet dan wel niet je volledige huisapotheek meeslepen, maar toch zeker iets meer dan de helft. In mijn geval betekent dat: 1 stripje Dafalgan ( is de vervaldatum belangrijk?) en een supplement met vitamine C, er zitten nog vier dikke pillen in het doosje. Meer heb ik niet in huis. Voor al de rest kan ik, indien nodig, misschien maar beter beroep doen op de farmacie aldaar, ik blijf tenslotte binnen Europese grenzen. Heel anders wordt het natuurlijk als je ergens in een Afrikaanse brousse de plaatselijke medicijnman moet raadplegen.

Je praktische reisgarderobe samenstellen vergt dan weer iets meer organisatie. Alles begint met paar verstandig gekozen basisstukken. Waarmee je dan, eenmaal ter plaatste, ook verrassende combinaties moet verzinnen, geschikt voor elke gelegenheid: om een verkoelend drankje te nuttigen op een terrasje, iets voor een dagje strand, een outfitje om door het historisch centrum van het naburige stadje te slenteren. En er moet ook altijd iets mee voor een romantisch diner, een gebeuren dat meestal door gaat op een locatie met zicht op zee annex ondergaande zon, wat decolleté wordt daarbij ook ten zeerste aangeraden. Ik heb nog wel een paar weken voor vertrek, maar dit soort logistiek vraagt blijkbaar toch om een grondige inventarisatie van je kleerkast, dus ik zet me er maar eens aan. Mij gaan ze niet liggen hebben, dit jaar.

Ik begin op een overmoedige zaterdagochtend alvast met mijn strandkledij, ik weet wel zeker dat die grondig moet geïnspecteerd worden, al was het maar om te weten of ik er nog vlot in geraak, je wil niet vacuüm verpakt op een strand gaan liggen. Ik ben er een vol uur mee in de weer, ik poseer met veel te kleine stukjes textiel voor de grote spiegel in mijn slaapkamer, weliswaar die waar het daglicht niet zo ongenadig recht op valt, maar echt vrolijk word ik er niet van. Badpak aan, badpak uit, bikini aan, bikini uit en daarna ook heel zeker nooit ofte nimmer meer aan. Ik denk er over om straks toch nog ergens iets meer verhullends mee te pikken en misschien ook eens zo'n calorieën tellende app te proberen, alles om er binnenkort toch min of meer beach proof bij te lopen. Significant detail: ik ga naar de Dolomieten. Weinig strand te zien daar.

De rest van mijn kleerkast laat ik voorlopig nog even voor wat het is. Eerst misschien nog wat basisstukken gaan scoren in de solden en maar eens bedenken wat ik zoal ga doen, daar in die Dolomieten. Een romantisch diner lijkt mij bijvoorbeeld al zeer onwaarschijnlijk, dus dat schept weer andere mogelijkheden in de valies, misschien wel ruimte voor wat extra leesvoer. Maar nu besluit ik eerst en vooral mijn koelkast terug aan te vullen en ik vertrek richting Colruyt. En daar loert voor mij pas het echte gevaar! Want de mini's duiken weer op! Overal, in elke supermarkt, ik durf amper nog een Kruidvat binnen te stappen, en dus ook hier. Al die kleine, schattige busjes en tubetjes en potjes, lichaamsverzorging in mini formaat, ze kunnen zelfs gewoon mee in je handtas. Ze staan in aparte, goed in het oog springende rekken en ze schreeuwen al van ver: neem ons mee, neem ons mee! Wij zijn echt heel klein, dus wij kunnen met heel velen in die grote koffer van jou! Komt nog bij: ik zit al in het 50+ beautyregime en ook daarover zijn de damesbladen het unaniem eens: alles wat je vroeger op je lijf gooide moet nu nog veel, veel meer, je smeert je de armen lam. Dus ik neem het zekere voor het onzekere en laad al een vrachtje in: Dove Deeply Nourishing Douchecrème, Argan Oil Shampoo, Invisible Dry Anti-transparant Deo en heel veel zonnecrème, in factoren van 10 tot en met 50. En ik koop van alles minstens twee stuks, voor alle zekerheid. Je zal het weer zien: dat ik door die honderd mini's het dubbele aan netto gewicht mee tors dan ik zou hebben met de originele verpakkingen.

Het is me al overkomen: met een koffer vol smeersels de grens over, in een wolk van l' Oréal, maar mijn paspoort en rijbewijs lagen wel nog thuis. Unidentified Flying Object, maar dan toch weer ergens geflitst. Maar los daarvan: een rimpelloze vakantie.



Reageer via    


Designed by BootstrapMade - Edited by MT