Teddy - 01/01/2020
Het kerstdiner werd al genuttigd. Al worden hier en daar nog extra tafels gedekt. Tenminste, zo lees ik toch in de krant: één op de drie Belgen viert gemiddeld zo'n vijf keer Kerstmis. Naast het traditionele gebeuren in familiekring volgen er nog de feestjes met vrienden, collega's of buren.
Maar daar doe ik niet al te uitbundig aan mee. Als het doek valt over 25 december ben ik al lang blij dat 90 % van wat ik die dag op tafel bracht eetbaar werd bevonden. En verder heb ik het dan wel even gehad met al die jingle bells rond mijn oren. Volledig kerstproof kan je mij niet noemen.
Bovendien moet Nieuwjaar nog komen, deel twee van het feestgedruis. Dus ik blijf in afwachting zo ver mogelijk uit beeld. Het is zo'n week waarin ik wat onbestemd doorheen de dagen pruts. En meer nadenk dan goed voor me is. Niet dat ik het leven in kleermakerszit ga overpeinzen, maar bij de minste aanleiding flitsen lang vergeten anekdotes weer dagvers door mijn geheugen. Mijn gedachten maken rare bokkensprongetjes, en meestal terug in de tijd. Nostalgie is nooit ver weg en maakt de dagen net iets donkerder.
Gelukkig komt de redding in de vorm van een leuke invitatie: een lieve vriendin vraagt me mee voor een weekendje aan zee. Dat lijkt op het eerste gezicht ook niet zonder gevaar- ik ken mezelf op grijze dagen aan een kustlijn- maar met deze vriendin weet ik dat mij montere dingen te wachten staan.
" We gaan shoppen in Nieuwpoort," zegt ze opgewekt, "ik ken daar al de juiste adresjes."
Toeval wil dat zij dringend één en ander nodig heeft en ikzelf zoek me al enkele weken suf naar een warme teddyjas. Ik weet precies wat ik wil en ik fantaseer mezelf moeiteloos in het perfecte, wit-beige oversized model, alleen, ik vind hem nergens.
"In Nieuwpoort dus," zegt mijn vriendin, "daar gaan we scoren."
En ze heeft gelijk. We hebben slechts twee dagen en volgen een strak schema, met snelle kusttrammen en stevig doorstappen over dijken en promenades, maar ze loodst me inderdaad feilloos naar de perfecte teddy. Hij hangt me op te wachten in zo'n blasé concept store, maar nu al met zomaar losweg 40% korting. Na!
Eenmaal de buit in handen stappen we toch nog wat rond op het strand, maar daar is van tristesse hoegenaamd geen sprake meer. Het heeft iets te maken met vrouwen en de perfecte sales in een duur zakje, dan schijnt gewoonlijk de zon.
Op de laatste dag van het jaar word ik toch weer mee gesleurd in de aanloop naar nog eens feest. Ik ben wel met een paar dappere collega's aan het werk, maar 'aanwezig zijn', dekt vandaag iets beter de lading. Al rond de middag stijgt de spanning gevoelig: het aftellen naar een nieuw decennium is begonnen. We verklappen mekaar wat straks overvloedig zal gegeten en gedronken worden en piepen af en toe op facebook, dat bol staat van de beste wensen.
Ik lees daar ook flink wat getuigenissen over het voorbije jaar, dat het een jaar van overweldiging en uitdaging en groot geluk was, en voor 2020 wordt ook gehoopt op minstens even veel. Over de mindere dagen wordt precies niet zo uitgeweid.
Het leidt toch weer tot wat melancholie. Want ik stel vast: mijn 2019 was niet bepaald van een hoog mijlpaalgehalte. Wel een jaar van ( intussen gelukkig weer iets minder) rond en gezond, maar veel spectaculairs heb ik verder niet te melden. Niet iets bepalends waarvan je later zegt: weet je nog, toen!
Al is dat natuurlijk allemaal relatief. Want wat zijn mijlpalen? Ik wist mijn grootouders nog vertellen over voor en na den oorlog, dat waren dan weer hun scharniermomenten. En ik hoor op het nieuws dat op dit eigenste moment de andere kant van de wereld letterlijk in brand staat. Je kan alleen maar hopen dat die mensen daar volgend jaar überhaupt nog iets kunnen over navertellen.
Nee, dan even graag de gezapige dagen, die van overwegend klein geluk.
Dus, wat kan ik wensen voor 2020? Gewoon nog wat meer van 2019?
Maar hoe dan ook, voor iedereen: een jaar van warmte, net zo zinnenstrelend als die van mijn zachte teddy jas.
Reageer via
Winston - 09/01/2020
Ik ben hier meestal zuinig met namen noemen. Maar vandaag maak ik een uitzondering. Want dit is een laatste eerbetoon aan een dikke vriend. Deze woorden vertellen over Winston. Niet dat hij zelf bijzonder trots was op zijn naam, hij kwam soms sneller aangelopen als je 'Gerda' riep, het blijft één van onze betere inside jokes. Maar wat belangrijk is in dit leven mag duidelijk benoemd worden, en hij was heel zeker geen bijkomstigheid.
Winston, onze lieve loebas, onze eigenzinnige Basset Hound. Het afscheid kwam niet geheel onverwacht, want in hondenjaren was hij meer dan stokoud, maar toch, het hakt er niet minder fel in.
Lang geleden was hij een verjaardagscadeau voor de dochter. Een klein, snoezig hondje met korte, dikke pootjes en wel héél erg lange oren. Af en toe struikelde hij daar over, grappig. Verder deed hij voornamelijk dutjes of hij speelde met stukjes schors in de tuin. Lekker liggen soezen in het zonnetje bleek ook één van zijn favoriete bezigheden. Of hij sukkelde per ongeluk onder een dichte struik en dan zochten wij ons een ongeluk.
Hij was onwaarschijnlijk schattig. Maar al snel werd hij zijn naam echt waardig. Hij leek steeds meer op die andere, verre naamgenoot, Churchill: aan de zwaarlijvige kant en met diepe plooien in de onderkinnen. En hij bleek al even dwars! Ons snoezige hondje doorworstelde een zeer uitgesproken puberteit en ik heb meer dan eens overwogen om hem definitief onder een struik te parkeren. We verdiepten ons in alle data beschikbaar over Bassetachtigen en hij vertoonde effectief alle hoofdkenmerken, met een niet al te hoge intelligentie maar recht evenredig dan weer even veel koppigheid voorop, maar daar bleek weinig aan te doen. Ik leende, ten einde raad, 'Puppies voor dummies' in onze plaatselijke bibliotheek, maar hij vrat het boek gewoon half op, nog voor ik het uitgelezen had. Dat deed hij trouwens met alles wat in een onbewaakt moment ergens op Bassethoogte bleef rondslingeren: gsm's, een fototoestel, een bril, uiteraard de dure bifocale. En indien echt niets anders voorhanden beet hij de tapijten aan flarden. Of hij roofde, met de snelheid van het licht, de volledige koelkast leeg.
Een strengere aanpak drong zich op. Dus we schreven hem in bij de plaatselijke hondenschool. Twee avonden in de week trokken we daar in optocht naartoe: Winston, de dochter en ik. Al heb ik me dikwijls afgevraagd wie het meest scholing nodig had, de hond of ik, de dochter had gelukkig iets meer feeling met viervoeters. Maar goed, we sleepten ons samen door de puppyklas en stilaan kwamen er lichtpuntjes: Winston die flink korte bevelen uitvoerde, wel uitsluitend in ruil voor een Zwanworstje, ik kocht ze aan in gezinsverpakkingen van de witte producten, anders werd het onbetaalbaar. Apporteren lukte helaas nooit. Als Winston achter een stok aan moest zag je hem pas een uur later terug. "Den Engelsman" werd zijn bijnaam op school, niet eens misplaatst. Hij had inderdaad dat flegmatische van doorwinterde Britten, met zo'n onthechte blik, daarmee had hij moeiteloos een Brexit kunnen afwenden.
Hij kon onbewogen en Oost- Indisch doof blijven, zelfs in crisis situaties. Hij zette ooit de hele straat op stelten, toen hij op een avond vermist werd na een onweer. Alle buren- hij liet werkelijk niemand onberoerd- meldden zich vrijwillig om de buurt volledig uit te kammen en we trokken in groepjes, luid roepend en gewapend met pillampen en fluorescerende regenjasjes, de natte nacht in. Terwijl Winston gewoon al die tijd in een keldergat naast het huis lag te chillen, de kalmte zelve, we vonden hem pas uren later.
We hebben ook een tijdje enkel met ons tweetjes gewoond, hij en ik. Tijdens periodes dat de dochter nieuwe horizonten opzocht. Dat waren de maanden dat we een hecht team werden. Want hoe ik ook opzag tegen de constante waakzaamheid, hij werd, innemend als hij dan ook weer kon zijn, m'n maatje. We gingen samen wandelen in het Zichems veld en hij snoepte al mijn restjes van de tafel. Hij kreeg me zelfs zo ver dat ik af en toe een extra lapje vlees voor hem bakte, liefst een mager stukje, want hij had dus die neiging om nogal snel aan te dikken. Vanaf toen werd ook zijn liefde voor mij onvoorwaardelijk, ik werd voor altijd de vrouw van de lekkere varkenshaasjes.
De herfst van zijn leven bracht hij door bij de dochter. Toen ze definitief verhuisde naar een buitenleven mocht hij mee. Een wijze beslissing, want hij beleefde daar nog de tijd van zijn leven. Hij struinde schmutzig tussen paarden en kinderen die niet enkel de pony's, maar ook onze sloeber liefdevol borstelden en vertroetelden. Hij liet het zich allemaal goedmoedig welgevallen. En als ik op bezoek ging werd ik weer even- ad interim- zijn baasje. Dan sjokte hij trouw achter me aan, hobbeldehobbeldehobbel, je hoorde hem bijna luidop dromen van heel veel varkenshaasjes. Verder dan dat reikte zijn jachtinstinct trouwens niet. Het enige wild dat Winston ooit- en dan nog per ongeluk, niet alleen wij maar ook hij schrok zich een ongeluk!- bijna gevangen heeft was een ratje dat razendsnel weg ritselde in een sloot op de Keiberg. Maar vijf herten op rij, tijdens een wandeling in de Willebringse bossen: niks gezien…Loslopende kippen op het erf, ook geen probleem. Winston had zijn prooi gewoon liever lekker gebraden en met een lichte kruiding.
Hij kreeg bij de dochter ook nog een adoptiebroer, Oscar, maar we hebben nooit goed kunnen inschatten of hij daar wel zo blij mee was. Hij toonde dezelfde onverschilligheid toen later freule Betsy nog haar intrede deed: Winston bleef er stoïcijns kalm bij. Hij was sowieso al heel goed in negeren en hij bleef in alle omstandigheden de knorpot van het gezelschap. Gezellig samen spelen leek beneden zijn waardigheid, daar deed Winston niet aan mee. Not his cup of tea. We beaamden dat wel eens hoofdschuddend in besloten kring: dat hij soms echt een nors rotzakske kon zijn…
En dan kwam de winter. Zijn laatste maanden, hij haalde nog net het nieuwe jaar. Onze kloeke jongen die ooit onvermoeibaar kilometers ver speurend en snuffelend door velden en bossen baggerde sleepte zich steeds moeizamer van kussen naar kussen. Of hij zocht buiten nog wat beschutting onder zijn hoogstpersoonlijke conifeer. Hij ging nog wel eens dag zeggen tegen de paarden, maar dan moest hij een jasje aan, hij kon niet meer tegen al die kou en nattigheid. Zijn lieve lange lijf was op, en zijn wereld werd steeds meer nog slechts een vage schemering.
En toch! Toch kwam nog veel te snel zijn tijd van gaan. Zo bot en rauw en onherroepelijk, het greep ons bij de keel. Maar hij mocht zachtjes inslapen, dicht bij zijn baasje, haar armen nog een laatste keer beschermend om hem heen, met stellige zekerheid zijn liefste schuilplaats.
Hij liet ons verslagen achter. Hij was ooit bedoeld als een onvergetelijk geschenk en maakte die wens ook helemaal waar. Of om het met de woorden van de dochter te zeggen: het mooiste, liefste, meest geweldige, stoutste en meest geurige verjaardagscadeau ooit.
Niet zomaar een hond, maar een begrip. Zelfs blind bleef hij nog de weg naar onze harten vinden. We zullen nog dikwijls achterom kijken, en ons afvragen waar hij blijft.
Onze Winston.
Sir Winston.
Reageer via
Boze randjes - 16/01/2020
Het gebeurt zonder enige aanleiding: ik zit voor mijn lap top en zie plots de lettertjes op het scherm wazig worden. Of nee, wazig is niet het juiste woord, het lijkt wel of er een plasje water over mijn linkeroog danst. Het plasje heeft gekartelde randjes die oplichten, het lijkt zo'n beetje op een boos tekstballonnetje in een stripverhaal. Alsof elk moment ook Guust Flater mijn blikveld kan binnen stappen.
Als ik omhoog of opzij of zelfs schuin naar beneden kijk verhuist het plasje mee en de randjes veranderen van vorm. En ook raar, het gaat niet weg als ik mijn ogen sluit.
Maar het is al laat op de avond. Ik moet wel heel erg moe zijn, denk ik, als ik al sterretjes zie met mijn ogen dicht. Dus ik klap mijn lap top toe, ga dan maar slapen zonder nog wat te lezen en de volgende ochtend is alles vergeten.
Maar de boze randjes keren af en toe terug. Meestal 's avonds en ik herken stilaan een patroon: het plasje begint heel kleintjes en wordt dan groter en groter, tot het mijn volledige oog bedekt, om dan even plotseling weer te verdwijnen. Het helpt ook als ik een paar minuutjes rustig ga liggen. Dat stelt me enigszins gerust, het zal wel te wijten zijn aan een combinatie zijn van een overvloed aan beeldscherm en te weinig slaap.
Het overvalt me ook nog eens op een donkere, drukke autostrade en dat vind ik minder geruststellend, even rustig gaan liggen is daar geen optie. En als ik enkele dagen later zit te ontbijten en plots mijn boterham golvende bewegingen zie maken word ik toch wel een beetje ongerust.
Uiteraard doe ik nu ook meteen de dingen die je best niet doet bij vreemde kwaaltjes. Dokter Google raadplegen, bijvoorbeeld. Ik tik de gekste zoektermen in, gaande van 'plas in oog' tot 'boze tekstballon in oog'. En zie natuurlijk de verschrikkelijkste aandoeningen passeren, het verbaast me dat ik intussen nog niet palliatief ben. Of op z'n minst stekeblind. En als ik er terloops iets over vertel tegen mijn moeder word ik daar ook niet bepaald kalmer van. Want mijn moeder is niet alleen een wandelende verjaardagkalender, nee, zij beschikt ook over een zeer gedetailleerde databank betreffende medische aandoeningen. Ik weet niet of de grote Larousse Médical Illustré nog in omloop is, maar er bestaat alleszins nog een Nederlandstalige versie: mijn moeder dus.
In dit specifieke geval wijst ze me alvast op een paar ernstige mogelijkheden, die zich dan blijkbaar ook al eerder hebben voorgedaan in onze familie, het zit misschien wel in de genen. Twee nonkels kregen ook al te kampen met rare dingen in de ogen. Gelukkig in beide gevallen wel met positieve afloop, maar enkel dankzij snel en accuraat medisch ingrijpen.
Er is dus geen ontkomen meer aan, ik moet naar de dokter.
Die kijkt zorgelijk als ik de symptomen beschrijf: een plasje golvend water, met lichtgevende, gekartelde randjes.
"Geen vlekjes?" vraagt hij.
Nee, geen vlekjes, wazig water. Een grillig afgelijnd vijvertje. Ik zeg maar niks over Guust Flater.
"Ik kan natuurlijk niet diep in je oog kijken," zegt de dokter, "ik verwijs je nu meteen door naar de oogarts. We kunnen hier best niet te lang mee wachten."
Dat 'best niet lang mee wachten' vind ik dan weer heel erg verontrustend.
"Misschien heeft het wel iets te maken met mijn bloeddruk," probeer ik nog. Want daar had ik, lang geleden, toen ik in blijde verwachting was, wel eens problemen mee en dan mocht ik lekker veel zout eten. En ik zie dat wel zitten, zo nog eens elke dag een handjevol gezouten chips, gezond zijn, ik heb er best wel wat voor over.
Maar nee, ik word kordaat terug gefloten door de wetenschap, grondig onderzoek dringt zich op. Mijn dokter krijgt nog een consult bij de oogarts geregeld, ergens volgende week.
"Maar maak je niet te veel zorgen," zegt hij nog, "meestal vallen zo'n dingen goed te behandelen. Operatief of met laser. Of misschien wel gewoon met injecties."
Bij dat laatste zie ik meteen nog wat extra sterretjes.
Ik leef dus nog een paar dagen in het ongewisse. En bekijk de dingen in afwachting toch enigszins anders. Of beter gezegd: ik kijk opeens écht, met aandacht. Want af en toe een vijvertje in je oog is één, maar de gedachte dat het licht ook volledig uit kan gaan zet een mens aan tot gulzigheid. Je wil toch nog een laatste, overvloedig avondmaal als het vanaf morgen misschien wel definitief gedaan is met schransen. Ik begin dus alvast met gretige ogen rond te kijken. Opeens vind ik alles mooi om zien. Niet enkel een hemelsblauwe lucht, maar ook een groezelige stationsbuurt kan me nu bekoren. Betonnen grauwheid wordt zomaar opeens kunstzinnig.
Als ik op zaterdagmiddag kip wil kopen op de plaatselijke markt en er nog 25 wachtenden voor mij zijn, blijf ik, tot m'n eigen verbazing, geduldig in de rij staan. Meestal loop ik dan, mijn volgnummertje krampachtig in de hand, nog haastig heen en weer naar de dichtsbijzijnde groentekraam, nog snel wat tomaten inslaan of zo, om toch maar geen kostbare tijd te verliezen. Maar nu niet. Ik blijf geboeid staan kijken naar het harmonieuze samenspel van de drie bedrijvige dames achter de hoge toog. Hoe ze vingervlug gebraden kippetjes vierendelen en in een verrassend hoog tempo de drummende klanten bedienen.
' Moet er ook nog een beetje saus bij, madam?'
Het werd al eerder geschreven: de wereld is een schouwtoneel. Maar voorlopig is die van mij dus af en toe nog een beetje wazig. En met gekartelde randjes. Of met tekstballonnetjes zonder tekst.
Vooral dat laatste vind ik maar niks.
Reageer via
Oude ruitjes - 23/01/2020
M'n jongste nichtje langs moeders' kant heeft de benijdenswaardige gewoonte om al haar dierbaren jaarlijks een persoonlijk bezoekje te brengen, meestal ergens rond nieuwjaar, zo blijft het ook mooi overzichtelijk. Mijn ouders behoren tot de vaste waarden op haar adressenlijst en vooral mijn moeder vertelt- tot weken nadien nog- honderduit over de warme, hartelijke koffieklets die telkens met zo'n visite gepaard gaat. Maar dit jaar is ze wel bijzonder opgetogen!
"Kijk wat een mooi cadeau je nichtje voor ons mee had," zegt ze.
Ze toont me een wit glanzend zakje, zo eentje van het duurdere boetiekje, ik bewaar die dingen ook altijd zuinig om er later, quasi nonchalant, nog eens iets banaals mee te transporteren, een tussendoortje voor op het werk of zo. Wie me wel eens bij Aldi ziet buiten komen met de boodschappen in zakjes van Delhaize weet wat ik bedoel, bij mij is het gewoon goedkope stoef. Maar dit zakje dient een hoger doel, er zitten drie schattige potjes in, gevuld met confituur.
Zelfgemaakte, zegt mijn moeder, en dan ook nog eens naar een aloud familierecept, dit is zonder meer een welgemeende, persoonlijke attentie. De potjes zijn afgedekt met een geruite keukenhanddoek.
"Herken je die nog?" vraagt mijn moeder.
En ik moet even slikken, want ja, ik herken ze nog, die ruitjes, in beige en rood en vaal roze tinten…Het is nog een handdoek van haar moeder en dus mijn grootmoeder zaliger. Een stukje katoen dat me moeiteloos terug smijt in de tijd.
Want, zoals het grootmoeders betaamt, die van mij hebben allebei een diepe indruk nagelaten. Grotere tegenpolen zal je trouwens niet snel meer vinden! Langs vaders' kant had je ons Bonne, de doortastendheid zelve, een echte 'femme de commerce', ze deed straffe uitspraken die nu, jaren later, nog met regelmaat op familiefeesten worden geciteerd. Zij was de vrouw die wel eens het etiket 'kapitein' kreeg op gekleefd.
Maar langs moeders' kant kende ik de zachte variant. Moeke van Rillaar was de oma uit de sprookjesboeken, altijd liefdevol aanwezig, maar eerder als stille, goedmoedige kracht op de achtergrond. Een vrouw van weinig woorden, maar daarom niet minder Diensthoofd Algemene Zaken. Want zij bestierde ooit in haar eentje een huishouding met vier kinderen en hield en passant nog een kleinschalig landbouwbedrijfje draaiende, terwijl mijn grootvader voor de week van huis was om met de kompels af te dalen in de Limburgse mijnen. Ik heb nog verhalen gehoord over hoe zij, daags na de bevalling van haar jongste kloeke boerenzoon, voor dag en dauw alweer gewoon de koe ging melken. Je kan het je nu niet meer voorstellen, al dat harde labeur in een wereld zonder vaatwasmachines. Met strijkijzers die eerst moesten opwarmen op de Leuvense stoof. Lang voor het bestaan van dienstencheques, dus ook geen wekelijkse poetshulp op wie je wel eens kon foeteren om een vergeten hoekje.
Het was een wereld waarvan niet veel beeldmateriaal rest. Ik heb maar een paar foto's van Moeke, zo van die kleine, ouwerwets glanzende in zwart wit, en niet eens van in haar jonge jaren. Maar de beelden in mijn hoofd maken dan weer een film van lange, warme zomers, de vele vakanties die ik als kind op de boerderij doorbracht. Ik zie haar nog heel voorzichtig asperges kuisen en secuur in busseltjes binden voor de veiling, één van haar vele kleine bijverdiensten, ze leefde rustig op het ritme van de seizoenen. Ze verhandelde al wat groeide en bloeide op haar erf: erwtjes, bonen, aardbeien, alles honderd procent bio, maar zonder het dure label. En ze leerde me poppenkleertjes naaien op haar oude Singer, zelfs een 'combinaison', zo'n kanten frulletje, voor mijn enige en bijgevolg altijd zwaar overstijlde Barbie. Later, toen ik tijdelijk transformeerde in een tegendraadse puber, stikte ze ook stiekem de pijpen van mijn jeansbroeken in, nog smaller dan smalst. Iets waar mijn moeder wel eens wanhopig de ogen voor ten hemel sloeg, maar ik had gelukkig mijn bondgenoot in de strijd.
Ze was ook een fiere vrouw. Op weekdagen stak het minder nauw, dan moest er hard en ruw op het veld gewerkt worden, maar op de dag des Heeren trok ze haar zondagse kleren aan. En het weinige goud dat ze bezat blonk dan om haar hals. Er wordt wel eens beweerd dat ik dat een beetje van haar heb, die hang naar vestimentaire perfectie. Stuur mij de straat op met ongepoetste schoenen en ik ben de rest van de dag ongelukkig. Dat had zij ook, ze kraakte van netheid. En ze at als een kieskeurig musje. Zelfs op de uitbundige pensenkermissen van toen, met hun overvloed aan stevige boerenkost, zat zij profijtig in een puntje kriekenvlaai te prikken.
Ik droom nog een flink deel van de avond weg, met die handdoek voor me op tafel. Uren die ik in gedachten nog eens doorbreng met ons Moeke, ze was ook mijn doopmeter. Ik zie weer hoe ze vriendelijke klopjes gaf op de flanken van Netteke , de dikste koe in de stal. En hoe we elke zomer met de bus naar Bokrijk reden, met nog een lieve tante en alle nichtjes samen op de achterbank. En 's middags aten we dan wakke boterhammetjes, al van 's morgens vroeg belegd met fijne schijfjes tomaat en gewikkeld in boterpapier. Nooit zo lekker gegeten, terwijl ik niet eens tomaten lust.
Het waren trage dagen van simpel kindergeluk, speelgoed was nog niet educatief bedoeld, we hinkelden onbestemd tot de zon weer onderging. Ze maakte een uitzondering in die speeltuin van Bokrijk , maar buiten de grenzen van dat terrein speelde Moeke zelden mee, dat deden de grote mensen toen nog niet, begrippen als 'quality time' en 'family goals' moesten nog uitgevonden worden. Maar ik weet wel zeker dat ze dikwijls stiekem genietend zat toe te kijken.
En dan, helaas, volgden ook weer mindere tijden, het is des levens. Een zware hartziekte kreeg haar veel te jong te pakken. Ze overleefde maar liefst vier infarcten, het vijfde werd haar fataal. Ik werd die dag wat sneller groot dan waarschijnlijk bedoeld en besefte: niets blijft eeuwig duren. Zelfs het allergrootste hart kan niet oneindig blijven breken.
Ik las het laatst nog heel treffend in een column van Marnix Peeters: we zijn maar pluisjes, hier op deze wereld.
Maar als je het een beetje goed doet zijn er geen honderdduizend foto's nodig om nog lang herinnerd te worden. Dan pinkt, jaren later, je jongste kleindochter nog een traantje weg als ze jouw zelfbedachte confituur in potjes giet. Of plooit op een dag je oudste kleindochter een lap oude ruitjes weer keurig in vieren.
En dan rust je hele wezen weer even in hun handen.
Reageer via
Zondagse kost - 02/02/2020
Op een dag schipper je steeds duidelijker tussen twee generaties en tuimel je, zonder er erg in te hebben, de wereld van vast gewortelde tradities binnen.
En ik heb lange tijd gehoopt dat ik daar onderuit zou komen, maar intussen rust ook mij de niet mis te verstane taak op de schouders: op zon- en feestdagen ben ik kookmoeder van dienst.
Als een soort van gemoedelijke mater familias, maar dan wel eentje die daar weinig aanleg voor heeft. Dochter en schoonzoon arriveren meestal gezwind en hongerig tegen twaalven, schuiven gezellig mee aan tafel bij mijn ouders, op het gelijkvloers, en ik probeer intussen, een etage hoger, eetbare dingen te bereiden. In kangoeroewoningen heb je dan wel alles dubbel, ook keukens, dus ik zou me veel op en neer gedraaf met potten en pannen kunnen besparen, maar ik kan enkel koken op vertrouwd terrein. En dan nog.
Het is zo'n zondag waarop mijn dochter bijzonder uitgeslapen oogt, dus ik verwacht me wel aan wat pittig sarcasme, mijn kookkunsten lenen zich daar trouwens uitstekend toe. Ik balanceer eerst nog zorgeloos de trappen af met een keteltje zelfgemaakte soep, want daar hanteer ik intussen alle trucen van de foor: ik doe iets met veel ballekes en een scheutje room. Voor wie wat verfijnder uit de hoek wil komen : meng er nog een eigeel door en noem het 'liaison'. Geloof me, met zo'n dingetjes schrijf je geschiedenis.
'Ons moeder, zoals die soep kon maken!' zeggen ze dan, wie weet wel vele jaren later nog.
Maar het is mijn hoofdgerecht dat vandaag wat verpieterd oogt. De aardappeltjes met rozemarijn. Ik haal de schaal uit de oven en kluitjes droevige, verschrompelde patatjes kijken me aan. Die hebben hun beste tijd gehad. Maar ik serveer, er is geen alternatief. Mijn schoonzoon kijkt verbaasd, mijn dochter al lang niet meer.
"Je blijft toch altijd verrassen," zegt ze, geheel volgens de verwachtingen. "Misschien moet je al je mislukte gerechten eens op lijsten. Geen familierecepten noteren voor het nageslacht, maar de mensheid correct informeren over hoe het vooral niet moet."
Een simpele opdracht, ben ik eerst nog geneigd te denken. Verhaal genoeg. Over vergeten, zwartgeblakerde pizza's in de oven. Of ontplofte eieren in de microwave. Er waren ook heel veel aangebrande dingen. En gerechten met chipolata, waar eigenlijk geen chipolata in moest. Vooral in dat laatste ben ik sterk, ik kan me moeilijk aan recepten houden. En er ontbreekt ook altijd een belangrijk ingrediënt in mijn koelkast. Dan wordt een spaghetti alla carbonara opeens een hele rare pasta met worst, wegens geen spekjes in huis.
Of de gevallen van overmoed! Ha! Halloumi! denk ik nog in de koelafdeling van de Colruyt en ik fantaseer nog ter plaatse een exotisch gerecht in mekaar. Maar thuis eindigt zoiets dan - meestal vlak voor vervaldatum- met een miezerig blokje gebakken kaas in een pannetje, inspiratieloos.
Er is helaas geen lijn in te trekken, zelfs mislukken doen mijn gerechten niet consequent. Vandaag stamp ik de perfect smeuïge puree, maar volgende week kan je met dezelfde bereiding een stevige muur metsen*. En ik weet niet eens hoe ik dat doe! Verstrooidheid, weinig geduld, geen tijd? Of simpelweg geen talent in de keuken, wie zal het zeggen?
Ik ben hoe dan ook niet de juiste persoon om handleidingen te schrijven, werkinstructies worden verondersteld correct en duidelijk te zijn.
Dus wie wil weten hoe het wél moet: lees de bestsellers van het afgelopen decennium, dat waren vrijwel uitsluitend kookboeken.
En wie wil weten hoe het vooral niet moet: The Swedish Chef is een aanrader. Chocolate Moose, een topgerecht!
*Recente quote van de dochter, over mijn puree: 'Een Bachelor in de Bouw waardig. Maar wel lekker.'
Reageer via
Later als ik groot ben - 13/02/2020
Ik had het al nooit echt begrepen op februari. Het is zo'n kwakkelmaand. Januari, met dat veelbelovende van een nieuw begin, hebben we al achter de rug en vanaf nu is het- hier en daar de verrukking om een dapper sneeuwklokje niet te na genomen - nog 28 donkere dagen wachten op maart, de voorbode van hopelijk meer fris en groen. Dit jaar is het zelfs nog een nachtje langer slapen. Het zijn dagen tussen tafellaken en servet.
'Gelukkig is er nog Valentijn!' glundert een verliefde collega.
Maar als ik me niet vergis heb ik daar vorig jaar al een blogje aan gewijd. Dus nog even voor de lezers die dat gemist hebben: ik heb nog nooit Valentijn gevierd. Om simpele, voor de hand liggende redenen: ofwel was er geen lief in m'n leven ofwel zat er, nét die dag, een serieuze kink in de kabel bij lopende zaken. 14 februari was gewoonweg nooit het geschikte moment om me aan verliefde gedichtjes te wagen. Eén blog over dat item moge dus ook volstaan.
"Je moet wel opletten dat je geen oude zeur wordt," zegt mijn dochter, "dat gezaag van ik kan niet dit en ik wil niet dat, vier dan gewoon iets anders, je bent tenslotte toch ook jarig in februari?' Maar ik herken haar aarzelende ondertoon, ze weet zo stilaan ook wel hoe ik denk over nieuwe voordeuren. En die zit er weer aan te komen. Weinig reden om te feesten, vind ik, het gaat me allemaal iets te snel.
Ik zet me trouwens al schrap voor de ongetwijfeld goedbedoelde opmerkingen die me vast te beurt zullen vallen. Dat leeftijd toch meer is dan zomaar een getal. En dat je maar zo oud bent als je je voelt. Vooral met dat laatste heb ik het moeilijk: want ik weet zelden hoe oud ik me voel! We bakenen ons bestaan hier wel af met keurige breuklijnen maar er is nooit de garantie dat lijf en/of hoofd zich daar ook naadloos bij aansluiten. Soms takelt je lijf sneller af dan verwacht en soms wil je hoofd niet helemaal mee. En mijn lijf doet het tot op heden nog behoorlijk, maar mijn hoofd raakte al meer dan eens in de war. Kan je Het Leven wel opdelen met rekenkundige precisie? Is het echt uit met de onbezorgde pret op je dertigste? Begint het leven bij veertig? Hoort doorleefde ernst voornamelijk bij vijftigplussers? Vanaf welke verjaardag mogen we ons aan een rouwsfeertje verwachten?
Ik heb het nooit echt goed geweten. Zelfs als klein meisje kon ik me soms heel erg oud en wijs voelen. Dan zat ik met m'n nieuwgierige neus in grote mensen zaken en maakt ik me zorgen om de wereld. Ik weet nog hoe ik me als elfjarige plechtig voornam om later, als ik groot zou zijn, iets te gaan doen waar de wereld op z'n minst een beetje beter van zou worden. Iets stichtends. De goede werken van de Missiezusters in Congo zouden er naast verbleken. Nobele voornemens, dat wel, maar jong en onbezonnen klinkt toch anders.
Ook als prille veertiger voelde ik me bij wijlen stokoud! Terwijl toen toch dat spreekwoordelijke leven nog helemaal moest beginnen. Natuurlijk, er zaten al wat deukjes in de carrosserie, letterlijk en figuurlijk, maar niets dat niet meer vatbaar was voor herstel. En toch waren er dagen dat ik dacht: wie heeft dit droevige script geschreven? En wanneer worden die Oscars eindelijk uitgereikt?
Terwijl ik me nu, zoveel jaren later, wel eens durf te spiegelen aan een vrolijke bende dertigers. Ik kijk met grote afgunst naar de gelijknamige TV serie, méér nog, ik zou daar nog met veel plezier gaan wonen.
Het is op z'n minst verwarrend. Lange tijd heb je geroepen 'Wacht maar, later als ik groot ben!' En voor je het weet zit je te denken 'Kan dit nog wel, nu er al zoveel jaren op mijn teller staan? Mag ik nog een pittige wending in m'n carrière overwegen? Ben ik de enige op deze klasreünie die nog wel eens verliefd wordt in de overtreffende trap? Kan ik nog op sneakers naar een concert van Balthazar? Of zien ze me komen?'
Ik had het er jaren geleden al eens over met een zielsgenote. We vroegen ons af wanneer dat berustend gevoel zou komen. Dat moment waarop je zegt: meer hoeft het voor mij niet meer te zijn. Laat me hier maar lekker zitten op een terrasje. Met m'n haren in een keurig permanentje en een kopje koffie met een koekje.
Ik heb geen idee of zij daar intussen al aan toe is, we zagen elkaar alweer veel te lange tijd niet meer. Maar ik in elk geval nog niet. Dus voorlopig ploeter ik nog een tijdje door. Plannen maken, prutsen en proberen en af en toe rare dingen doen. In de wetenschap dat er af en toe rondom mij wel eens vragende wenkbrauwen worden getrokken. Maar daar ga ik niet van wakker liggen.
Want er is intussen toch al één zekerheid: ik ben eindelijk groot en ik mag alles.
Reageer via
Twee verhalen - 21/02/2020
We zijn de Vlaamse week tegen pesten en daar is - gelukkig maar- veel rond te doen. Iedereen is het er intussen wel over eens dat het thema op z'n minst bespreekbaar moet worden en we maken nog eens zeldzaam eensgezind een denkbeeldige vuist. Sommigen onder ons zelfs met vier symbolische stipjes op de handen.
Op radio en TV horen we getuigenissen van slachtoffers, bekende gezichten of net niet, jong en oud, want pesten is een venijnig gif dat niet enkel door de kleinste kiertjes in klaslokalen durft te sluipen, ook op volwassen werkvloeren wordt vol overgave bloed onder nagels uit gehaald.
In de auto op weg naar het werk luister ik naar een kort interview met ene Apollonia Sterckx, een opgewekt en zeer mondig meisje van dertien. Ze speelt blijkbaar een rolletje als Britney in Thuis, een serie die ik, mijn naam dan weer totaal onwaardig, niet volg. Apollonia vertelt hoe ook Britney in de verhaallijn van de serie slachtoffer wordt van pesten en hoe ze daar mee omgaat. Er over durven praten schijnt al veel te helpen.
En nee, in het echte leven wordt Apollonia gelukkig niet gepest, hoogstens wel eens speels geplaagd en ze weet zich zeker wel te weren. Bovendien heeft ze een mama bij wie ze ten allen tijde terecht kan, een vrouw met schouders waar ze, indien nodig, altijd kan op leunen.
Maar het zijn vooral Apollonia's toekomstdromen die ergens in mijn achterhoofd blijven zweven. Ze vertelt heel kordaat dat ze later ook graag wil blijven acteren, maar dat ze hoe dan ook haar studies zal afmaken. Zonder aarzelen rolt ze haar plannen voor me uit, zomaar op een doordeweekse ochtend en binnen een tijdsbestek van amper drie minuten. Studies afmaken, een job vinden waarin ze zich kan vastbijten, misschien hier of daar nog een uitdagend rolletje op de bühne. Ze kan het, ze wil het en zo zal het vermoedelijk ook gebeuren, denk ik. Haar weg naar succes lijkt me hoe dan ook al behoorlijk geëffend.
Een ietwat gelijkaardig verhaal hoor ik nog diezelfde dag op mijn werkvloer. Een sollicitant die me vertelt hoe hij dan weer z'n nabije toekomst ziet.
"Ik wil graag veel werken, mevrouw, zegt hij, "alle werk is goed." Misschien iets minder ambitieus dan de dromen van Apollonia, maar de intentie blijft dezelfde: ook hij wil iets maken van zijn leven.
Voor mij zit Mujib, een jonge man van 23, met ogen als blinkend zwarte kralen. Ze kijken me hoopvol aan.
En ik val pardoes uit mijn professionele rol. Want voor een zoektocht naar werk zit Mujib hier natuurlijk wel op de juiste plaats, mensen aan een job helpen is onze business. En we doen dat met de nodige ernst en gebruiken daarbij ook steeds meer moeilijke woorden: we screenen, nemen gewichtig diepte interviews af en organiseren assessments. We peilen grondig naar motivatie en soft skills. En na al die heisa evalueren we en geven alle partijen degelijk onderbouwde feedback. Referenties opvragen is ook helemaal ons ding: hoe waren de prestaties bij de vorige werkgever? Hoe zat het daar met de werkattitude? Niet te veel afwezigheden, al dan niet gewettigd?
Maar het zijn allemaal doordachte tools waar ik nu niet zo gek veel mee kan. Want Mujib heeft dan wel een beklijvend cv, maar zijn verhaal oogt niet zo aantrekkelijk op papier. Opleiding? Tot zijn twaalfde naar school. De laatste tewerkstelling? Vijf jaar soldaat in Afghanistan. Niemand die ik daar eens even kan bellen om te peilen naar zijn attitude. Geen enkele belofte die ik met een eenvoudig testje hard kan maken naar een mogelijke werkgever toe. Ik kan enkel melden dat Mujib honger overleefde en uiteindelijk bar oorlogsgeweld kon ontvluchten.
" Alles was weg daar, mevrouw."
En geen enkele schouder meer om op te leunen.
Het valt me op dat hij intussen wel zeer behoorlijk Nederlands spreekt. Want eens in België heeft hij dus met veel overtuiging Nederlandse lessen gevolgd. En een 'bouw bad ' bij VDAB, een opleiding als dakdekker. Hij toont me trots zijn veiligheidsattest. Zo'n VCA papiertje waar ik, in alle eerlijkheid, ooit zelf heb zitten op zwoegen, ik vond dat allemaal nog niet zo simpel. Maar dit schept mogelijkheden, hiermee kan Mujib probleemloos aan de slag in de bouw. Al weten we allebei dat 'probleemloos' wel eens een relatief begrip kan zijn voor een jongen met zijn naam.
" Ik kan veel en hard werken," zegt hij, "en ik heb fiets."
" En geen hoogtevrees?" wil ik nog weten, met het oog op dakwerken.
" Ik heb geen vrees," antwoordt hij.
En van dat laatste ben ik absoluut overtuigd. Weinig dat hem nog kan afschrikken. Ik stel me voor hoe het voor mij zou voelen: dat alles hier weg is en dat ik dat hele eind naar Afghanistan zou trekken, in de hoop daar misschien ooit op een dak terecht te komen. Vooropgesteld dat ik natuurlijk ook nog zou slagen in een Perzisch examen veiligheid.
Dus ik zoek naar mogelijkheden en begin rond te horen. Ik pols bij bouwbedrijven en bel met collega's in de buurt. Ik kan als feedback enkel een stukje buikgevoel meegeven: dat deze jongen een eerlijke kans verdient.
Omdat ik bijna dagelijks op een andere stoel zit kan ik het verdere verloop niet meer opvolgen, ik geef het verhaal van Mujib uit handen en hoop op mensen van goede wil.
Maar! MAAR! Laat daar vooral geen twijfel over bestaan: die zijn er nog!
Want een paar dagen later krijg ik een mailtje:
' Beste mevrouw Mieke,
Ik werk nu op het dak en dat is heel goed.
Veel bidank. Mujib.'
Hij laat even de zon schijnen op een druilerige werkdag. Toch iemand die weer hoog en droog zit. En veilig, gecertifieerd zelfs.
Want als we met z'n allen een heel klein beetje willen en zullen, kan er blijkbaar toch nog heel veel.
Reageer via
Corona - 28/02/2020
Warhoofd is my middle name. Belangrijke zaken durven mij wel eens ontgaan. Ik zie wel tijdig de oranje pijltjes bij een wegomleiding, volg ook netjes de instructies, maar slaag er toch nog in om de alternatieve route naar eigen hand te zetten. Dan mis ik wat verderop alsnog het volgende verkeersbordje, neem links voor rechts of omgekeerd en eindig twaalf kilometer verderop en zeker niet in de oorspronkelijk bedoelde richting. Deze week nog: toch maar rechtsomkeer gemaakt ergens ter hoogte van Bonheiden, want ik moest eigenlijk in Lier zijn.
Het is niks nieuws, ik heb nooit anders geweten en het heeft meermaals voor frustraties gezorgd, vooral tijdens mijn jaren in verplichte klaslokalen. Al die strenge nonnen die me bitsig hebben aangemaand tot meer aandacht, ze hebben een flinke boterham aan mij gehad.
Maar hoe ik ook m'n best deed en nog steeds doe, het is sterker dan mezelf, af en toe verslapt mijn concentratie en droom ik me weer moeiteloos een andere wereld binnen. Ik kijk wel altijd met oprechte interesse naar de zoveelste nieuwsuitzending, want ik wil hier en nu mee zijn met wat zich afspeelt in het echte leven, maar ergens halverwege de berichtgeving is Danny Verstraeten mij kwijt. Dan denk ik, jaja, het zal wel. Blub, zei de vis.
Al heeft dat mistige bestaan wel af en toe zijn voordelen. Wat niet weet, niet deert, zegt het spreekwoord. Zo lig ik bijvoorbeeld zelden wakker van het weer, er moeten al moordende hittegolven aangekondigd worden voor één van de voorspellende Franken mijn onverdeelde aandacht krijgt. En tegen de tijd dat ik de naam van een volgende storm correct heb geregistreerd is hij alweer met een ruk gepasseerd, een zware zorg minder dus (wel heel af en toe een stuk gevlogen terras stoel). Hetzelfde met al die gemiste wegomleidingen, uiteindelijk komt een mens zo nog eens ergens.
Over het algemeen blijf ik dus redelijk kalm bij de dingen. Zo ook bij de eerste berichtgevingen over dat nieuwe Corona virus. Wat zich daar in het verre China afspeelde kon me niet echt boeien. Ik onthield vooral dat er blijkbaar ook een gelijknamig biertje bestaat en dat was nieuw voor mij, ik ben niet zo'n kenner van geestrijke dranken. Maar verder? Die Chinezen lossen dat wel op, dacht ik, misschien eens wat minder vleermuis op het menu zetten. Bovendien zei Danny Verstraeten toen zelf ook nog dat paniek voor niks nodig was, dat had ik nog net goed gehoord.
Maar intussen is het toch een ander verhaal, zelfs Danny piept al anders! En hij niet alleen, naar welke zender je ook zapt, het is Corona voor en Corona na. Het virus verspreidt zich blijkbaar veel sneller dan verwacht en we worden dan ook zeer gedetailleerd op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen. Over wie, wat en waar en hoezo. Als een nieuw geval van besmetting in Roermond vermeld wordt krijgen we daar gratis een les aardrijkskunde bij, haarfijn wordt ons verteld tegen welke landsgrenzen Roermond dan wel precies aanleunt, alleen de routebeschrijving ontbreekt nog, wat in mijn geval misschien wel handig zou zijn. Nieuwsdiensten draaien op volle toeren, reporters worden ter plaatse gestuurd, naar nieuwe broeihaarden, misschien wel op gevaar van eigen leven, want ze dragen geen mondmaskertje, ze moeten natuurlijk duidelijk kunnen praten in de microfoon. Of er worden deskundigen uitgenodigd aan de nieuwsdesk in de studio, Marc Van Ranst wordt meermaals opgetrommeld, in dit soort crisis situaties altijd even betrouwbaar onze viroloog van dienst. Volgens mij draait die man nu flink wat overuren.
"Moeten we ons zorgen maken, Marc?" vraagt Cathérine Moerkerke- over het algemeen toch de eerder flegmatische nieuwsanker- dit keer toch wel lichtjes monkelend. Je ziet haar ogen twinkelen, alsof ze bijna hoopt op sombere vooruitzichten. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ze daar op die nieuwsredacties ook wel stiekem kicken op slecht nieuws. Een beetje stemmingmakerij. Eindelijk nog eens wat drama mogen brengen, voor ze weer monter moeten overgaan naar de saaie, eeuwig herfstige weerberichten. Al mochten we van Duboccage dezer dagen toch ook eens mee kijken door een roze bril.
Ook in mijn dagelijkse entourage gonst het van de Corona nieuwtjes. De man van een vriendin die naast een hoestende Aziaat op de trein zat, zou dat…? Of de vrienden in de Dolomieten die via social media laten weten dat hun B&B met zekerheid in veilig gebied ligt, dus kom maar af! Of een collega die in alle ernst meldt: mij zien ze niet meer bij de afhaalchinees!
We krijgen zelfs gratis flesjes met ontsmettende hand gel uitgedeeld op de werkvloer. En van hogerhand de raadgeving niet te veel te kussen, net nu ik me nog eens halvelings op vrijersvoeten zou durven te begeven.
Ik moet zeggen: zelfs ik zit wat alerter op vinkenslag dezer dagen. Zo'n virusje is dan wel piepklein, maar misschien net daarom des te geniepiger. Dus ik luister met gespitste oren naar de raadgevingen van onze minister van volksgezondheid. Al lijkt Maggie me op dat vlak ook nog voor verbetering vatbaar.
En ik lees drie keer opnieuw wat een grofgebekt staatsleider durft te twitteren over het Caronavirus. En ik hoop van harte dat hij zich daarbij enkel schuldig maakt aan een slordige taalfout.
Afin, ik probeer wat meer bij de wakkeren te blijven.
Want zoals Frieda Van Wijck zich ooit zo zalig versprak: a woman well prepared is er twee weird.
Dus voorlopig ga ik zo min mogelijk kussend door het leven.
Met proper gewassen handjes. Goed nieuws ook voor Danny: ik hang vanaf nu -figuurlijk dan toch- tot de allerlaatste lettergreep aan zijn lippen.
En dromen doe ik dan gewoon ’s nachts.
Reageer via
Reünie - 08/03/2020
Na mijn twijfelachtige promotie tot zondags kookwonder beland ik alweer in een volgende overgangsfase: die van de reünies.
En dan bedoel ik de échte, die met het wrange nasmaakje.
Die waarbij je na afloop denkt: goh, waar zijn al die jaren toch gebleven?
Want destijds weer eens lollig afspreken met ons kringetje van prille dertigers was gewoon nog heel hard lachen geblazen. Dat bleef bij het consumeren van iets te veel witte wijn en wat ongelovig schokschouderen over hoe onverwacht snel we tot de rangorde der grote mensen waren ingelijfd. Maar diep vanbinnen voelde het nog lang niet zo. Want kijk ons! Eeuwig jong en nog zot bokkesprongen makend! En dat laatste wijntje was er misschien wel te veel aan, maar straks een uurtje langer slapen en we liggen terug in de ernstige plooi.
Tien jaar later deden we dat feest nog eens dunnetjes over, zij het al iets minder uitgelaten. We maakten toch minder grapjes over de cijfertjes van ons geboortejaar. En we vroegen ons geniepig af of de eerste grijze haren misschien al aanwezig waren in de zaal. Maar goed, veertig is een leeftijd waarop je je nog ongestraft lam kan zuipen als dingen stilaan confronterend dreigen te worden. En als ik me goed herinner heb ik dat toen ook gedaan, weliswaar elders en na afloop van dat bij nader inzien nogal stroeve etentje, samen met een select clubje van al even onthutste lotgenoten. Want kijk ons! Wij kunnen nog wél dansen op tafels! Straks is het vermoedelijk twee dagen sterven, maar daarna ogen we weer zo goed als nieuw.
Maar al wat daaropvolgend nog op me af kwam van 'we moeten dringend nog eens afspreken' in het kader van leeftijd en gedeelde verledens heb ik zo hooghartig mogelijk genegeerd. Ik had er gewoon geen zin in. Bovendien zijn spontane ontmoetingen vaak veel leuker. En om toch maar volkomen eerlijk te zijn: ouder worden hoort er nu eenmaal bij, maar voor mij mag het allemaal wat minder snel gaan. En goed georganiseerde reünies hebben meestal toch de neiging om het snel vervlieden der jaren er nog eens met wiskundige nauwkeurigheid in te wrijven. Dus een dagelijkse blik in de spiegel volstaat, ik hoef niet nog eens per sé nog een avond lang op dertig andere gezichten de steeds dieper wordende rimpels te gaan tellen. Ja, dat is flauw en oppervlakkig en totaal onbelangrijk, ik wéét het, er gebeuren veel ergere dingen op deze wereld. Maar ik ben zeker niet de enige die daar af en toe mistroostig van wordt, mevrouw Lauder had dat lang geleden ook al goed begrepen. En intussen kent iedereen haar toch maar mooi bij naam én toenaam, wereldwijd.
Ik smeer dus zelf ook, tegen beter weten in, liters van haar veelbelovende lapmiddeltjes en doe verder overtuigd aan struisvogelpolitiek. Ook de voorlaatste uitnodiging van mijn vroegere klasgenoten heb ik, amper een paar maanden geleden nog, kordaat en verticaal geklasseerd. Ik dacht: ook deze kelk laat ik aan mij voorbijgaan. Klink maar gewoon op ieders gezondheid, maar dan zonder mij, ik word dezer dagen trouwens al misselijk van een homeopathische hoeveelheid witte wijn. Dus.
Het werd me niet in dank afgenomen. En er werd verder aangedrongen, halsstarrig en meermaals: of we dan niet ergens wat minder formeel konden afspreken? Met de harde kern van weleer?
Daar had ik dan weer iets meer oren naar. Aan een toog gaan hangen met een harde kern ruikt toch al iets minder naar stoffige nostalgie. En zo bleek ook.
Het werd een rumoerig treffen met nog steeds gelijkgestemde zielen. Met lachende gezichten die misschien een ietsje anders oogden dan veertig jaar geleden, maar de sprankelende blikken spraken nog steeds dezelfde boekdelen. We waren gelijk weer vertrokken.
Want dat is dan weer die andere kant van reünies: ze bevestigen gelukkig ook dat tijd uiteindelijk toch niet àlles kan bepalen. Ja, veel van dat uiterlijke vertoon natuurlijk wel. Tijd doet ons een beetje kreuken of wat breder worden in de heupen. Maar diep vanbinnen, in de onderhuidse kern, veranderen mensen niet zo gek veel, ook al raasde er een zwaar blok passé composé overheen. Hoogstens worden de voornaamste karaktertrekken in de loop der jaren nog wat uitvergroot. Of lichtjes bijgeschaafd. Maar wie timide was zal dat altijd een beetje blijven, ondanks soms veelbelovende assertiviteitstrainingen. En wie graag liegt blijft waarschijnlijk routineus bedriegen, zonder scrupules. En een melancholische ziel kweekt mettertijd waarschijnlijk wel een verzachtend laagje teflon, maar dat laatste vleugje weemoed krijgt Vadertje Tijd ook nooit helemaal weg.
Maar het allerbelangrijkste blijft bewaard.
Mij vergaat het trouwens net hetzelfde. "Ge zijt nog geen haar veranderd," zeggen ze dan. Terwijl het net mijn haar is dat wijzigde van kleur. Ik hoorde mezelf ooit - per ongeluk, ik stond toevallig achter een deur te luistervinken- eens omschrijven als 'dat kleine brunetje met haar scherpe tong'. En inderdaad, die haarkleur werd intussen iets met oplichtende lokjes, want daar heeft een gediplomeerde kapster nu al jaren zeggenschap over.
Maar de rest? Nee. Still the same. Nog altijd even veel franke praat. En zelfs geen centimetertje groter geworden.
Reageer via
Thuyswerken - 14/03/2020
Mijn familienaam leent zich natuurlijk uitstekend tot het maken van zogenaamde naamgrappen, en al heel zeker bij nieuwe ontmoetingen.
'Allee, Mieke Thuys is dus altijd thuis!', dat soort opmerkingen krijg ik dan, haha. En dikwijls moet ik de correcte uitspraak ook nog even toelichten: ja, T-H-U-Y-S, maar je spreekt het uit als 'thuis'. In de betekenis van 'à la maison', af en toe sleep ik er een verduidelijkend mondje Frans bij.
Maar ik kan er zelf ook nog wel om lachen en ik ben uiteindelijk ook niet volledig onschuldig aan dit soort spielerei. Correspondentie met insiders onderteken ik wel eens met 'Always @home', zeker als ze voor de honderdste keer bij wijze van grap vragen of Thuys misschien Thuys is vanavond? En ik sta er nog amper bij stil, maar ook deze wekelijkse schrijfsels worden verspreid via hetklokjevanThuys. Een best wel slinkse verwijzing naar de houder van de pen, weliswaar bedacht door een spitsvondige collega, maar zo'n grappige link kon ik gewoonweg niet laten liggen.
Afin, ik dacht dat ik intussen wel alle mogelijke woordspelingen rond mijn rare naam had zien passeren. Maar nee, nu komt er toch nog een nieuwe aan! Want geloof het of niet, Mieke Thuys mag nu ook gaan Thuyswerken. Zo werd het alleszins met een knipoogje aangekondigd in de toelichtende mail. Weliswaar deeltijds en beperkt in tijd, veel zal van de hardnekkigheid van een virusje afhangen. Maar zolang Corona vrij spel heeft in dit land krijg ik van mijn- overigens zeer betrokken- werkgever het advies me zo min mogelijk te verplaatsen. Dit alles om mogelijke kruisbesmetting te vermijden. Want laat ons wel wezen: dat tempo waarop ik telkens weer verschillende kantoren binnen en buiten hop, zo stilletjes aan begon ik bijna zelf te transformeren in een bedreigend micro-organisme, al blééf ik dapper handen wassen! Dus even gedaan nu met rond hotsen in de Kempen, voorlopig werk ik afwisselend van thuis uit of van op éénzelfde vestiging in het Antwerpse. De dagelijkse filevreugde op de E313 wordt me dus niet volledig ontnomen, maar het zal toch even wennen worden.
Want ik ga wel in mijn meest vertrouwde omgeving mogen werken, van op mijn eigen knusse nest uitkijkend over de ook dezer dagen nogal desolate parking van CC Den Egger, en toch voelt het helemaal nieuw. Zelfs een beetje onwennig. Professioneel werken aan je keukentafel, hoe pak je dat concreet aan? En wat heb je daar allemaal bij nodig? Dus ik leg in gedachten al één en ander klaar: pen, papier, een hoofdtelefoon, oortjes voor als die headset niet werkt, m'n gsm en lader moeten natuurlijk ook in de aanslag. En ik lees wat artikels op internet, over thuiswerken: de voordelen, de valkuilen. En ik bereken alvast hoe laat ik m'n wekker moet zetten, om tegen stipt half negen 's morgens zo kreukvrij mogelijk in te loggen. Want ik zal af en toe moeten communiceren via skype en face time en no way dat ik in alle vroegte flets en zonder mascara in beeld ga komen! Burgerplicht, allemaal goed en wel, maar er zijn grenzen.
Ik maak me zelfs zorgen dat ik niet genoeg opdrachten zal krijgen en alsnog slonzig en in pyjama op een niet zo ergonomische keukenstoel ga eindigen.
Verveeld geeuwend en zonder de instroom van onbenullige nieuwtjes waar ik samen met de collega's tijdens middagpauzes gezellig kan om gniffelen. Eenzaam, verlaten en godvergeten door iedereen, ik zie het zo voor me. En niemand die dacht: hoe zou het nog met die Mieke zijn? Zit die nu Thuys?
Gelukkig zijn er enkele wakkere teamgenoten die me reeds wisten te vinden en al wat taken door mailden, dus ik weet dag 1 toch al wat te doen, een hele geruststelling.
Volgende week is het zo ver, dan is het helemaal voor echt. Misschien schrijf ik er wel iets over. Of misschien ook helemaal niet, wegens gebrek aan inspiratie, hier Thuys wacht me waarschijnlijk wel wat minder avontuur.
En zomaar van alles uit m'n duim zuigen, nee, voorlopig liever even niet, dat smaakt te veel naar zeep.
Want ik blijf natuurlijk solidair en overvloedig mee handen wassen. En hopelijk nog steeds in onschuld.
Reageer via
Oorlog - 20/03/2020
Een zaterdagavond, enkele weken geleden, en we kijken samen naar Dunkirk, de dochter en ik. De schoonzoon moest gaan zaalvoetballen en zo hangen wij, moeder en kind, nog eens samen voor de buis, en wel helemaal op onze beproefde wijze van weleer.
Dat tafereel ziet er ongeveer zo uit: wij allebei languit, misschien wel een beetje vadsig, in een zetel. De dochter legt standaard beslag op de 'lange' sofa en ik bouw voor mezelf een tijdelijke constructie met club en poef en veel kussens. Fleecedekentjes en dampende chocolademelk mogen hierbij niet ontbreken. Heel af en toe ook een malse vanillewafel om in de chocomelk te soppen, maar dat mag ik eigenlijk niet wereldkundig maken, dat gesmos houden we liever binnen besloten kring.
In elk geval, het is een uiterst gezellige manier om een filmpje mee te pikken en we hebben het concept ook volledig zelf ontwikkeld, ergens begin jaren '90. Toen we nog samen de zetel indoken om een 'fimmelke' te kijken. Onze absolute favoriet was 'The land before time', het verhaal van de kleine dinosaurus Platvoet, die moet vluchten uit een dor en droog land en samen met zijn vriendjes op zoek gaat naar de Groene Vallei. Het fragment waarin de kleine Platvoet hartverscheurend roept om zijn overleden moeder blijf ik tot op heden één van de meest beklijvende scènes uit de filmgeschiedenis vinden.
"Moederrr, moederrrr!" roept hij dan, maar het is enkel een holle echo die van tussen de hoge, dreigende rotsen weerklinkt. Want moeder antwoordt niet. Moeder is niet meer. Gruwelijk triest. Een beetje vergelijkbaar met de verweesde avonturen van Bambi, maar dan veel, veel erger nog.
Maar o, toch zo'n mooi en pakkend en schattig verhaal! En leerrijk! Na drie keer kijken had ik een kleuter in huis die alles wist over carnivoren, herbivoren en omnivoren, dus al dat snotterende zetelhangen was ook nog eens opvoedkundig verantwoord.
Maar nu installeren we ons voor een nieuw meesterwerk.
"Veel gezelliger dan dat zaalvoetbal," zegt de dochter, bijna spinnend in haar zetel.
Al heeft ze wel haar bedenkingen bij de gekozen film.
" Een oorlogsfilm? Wij?" twijfelt ze.
Maar ik heb ergens een steengoede recensie gelezen, dat het een briljant stukje filmische flair is en dat je dit drama echt moet gezien hebben.
"Bovendien speelt -godbetert!- zelfs Harry Styles mee," zeg ik, dat moet op z'n minst toch al een paar mooie plaatjes opleveren.
Wegens onze uitgebreide logistieke voorbereiding missen we natuurlijk meteen al het begin van de film. We zoemen te laat in, bij een troep opeengepakte soldaten ergens op een strand, ze rillen allemaal van de kou, dus wij grijpen al direct naar ons dekentje. Het is ons niet zo duidelijk wie daar staan te rillen op dat strand, maar we vermoeden dat het wel de geallieerden zullen zijn die, waarschijnlijk in het nauw gedreven door de Duitsers, ergens wachten op hulp. Wat verderop vliegen er ook nog twee piloten door het luchtruim, waarvan eentje blijkbaar met nog amper 70 liter brandstof in de tank, we hebben geen benul hoe lang je daarmee kan vliegen, maar we vrezen het ergste. En op zee- dat zal dan wel het Engelse kanaal zijn, Duinkerken ligt daar toch in de buurt, niet?- dobbert ook nog een klein plezierbootje, met drie mannen aan boord die mensen willen gaan redden, maar wij weten nog niet wie dan precies. Ze vissen in elk geval iets later een drenkeling op, we vermoeden één van die piloten, dus een belangrijk deel van de missie lijkt ons toch al geslaagd.
Wat ook een beetje moeilijk is aan deze film: er wordt heel weinig in gepraat. En daar komen wij dan weer snel op de proppen, want wij hebben altijd veel praat. Ook nu hebben we nog één en ander te vertellen, over wat er afgelopen dagen zoal gebeurd is en wie, wat en waar, dus er ontgaat ons opnieuw een volgend stuk van het verhaal.
We haken terug in als er alweer een troep soldaten - we veronderstellen nog steeds geallieerden- dit keer zit te rillen in het ruim van een boot. En opeens knallen er enkele kogels door de wand van die boot, wat heel raar is, want dit is dan wel een oorlogsfilm, maar er werd nog geen seconde serieus in gevochten. Wij weten ook nog steeds niet wie nu wie precies is, ze lijken ook allemaal zo fel op mekaar in dat uniform. En nergens een hakenkruis te zien, ter verduidelijking. Het lekke ruim van de boot loopt in elk geval verbazend snel vol water - Ha! Nu komt er schot in de zaak, zegt de dochter- en één van de rillende soldaten moet onder lichte dwang van de anderen bovendeks gaan kijken wie er nu eigenlijk geschoten heeft. Hij moet dat blijkbaar doen omdat hij de hele film lang nog geen woord gezegd heeft en dus duidelijk een slechte Fransman is.
Wat bij ons voor nog meer verwarring zorgt. Want tot nu toe heeft amper iemand een woord gesproken, laat staan in het Frans ? En de Fransen, die stonden toch aan de goeie kant? Wie zitten daar nu in feite allemaal op een hoop?
" Volgens mij zijn het toch voornamelijk Engelsen," denk ik luidop, "want ze hebben daarstraks ergens veel thee gedronken. Of waren dat niet dezelfde?"
We geven tenslotte toch maar ootmoedig toe dat we niet mee zijn in dit script. En nadat we eindelijk - Ja, dat is em! Kijk maar, dat is em!- Harry Styles herkend hebben tussen al die identiek ogende soldaatjes, geven we het op.
Dit is duidelijk 'te land, ter zee en in de lucht' voor gevorderden.
" Misschien toch meer iets voor mannen," zucht ik, en ik bedoel het niet eens discriminerend. Want slimme kerels die deze vertoning historisch correct kunnen kaderen!
"Ik ga maar eens door," geeuwt de dochter, "kijken of er misschien blessures opgelopen zijn bij het zaalvoetbal."
"Ik hoor je nog wel," zeg ik, "spreken we nog af? Nog eens samen ergens naartoe?", want dit speelt zich nog allemaal af voor het ernstige deel van Corona.
"We zien wel," zegt ze. "Maar misschien best niet samen naar de oorlog."
Reageer via
Noveenkaarsen - 28/03/2020
Ik ben intussen de tel kwijt, maar er staan nu toch al een behoorlijk aantal dagen op de teller van de lockdown die we dan strikt genomen weer geen echte lockdown mogen noemen, het land ligt tenslotte nog niet volledig lam. Maar hoe dan ook, Corona beheerst nog niet alles, maar wel heel veel.
Ik zwabber nog steeds zo'n beetje tussen twee werelden. Af en toe mag ik telewerken aan mijn keukentafel, en dat went al gauw, al kijk ik iets vaker op de klok dan gewoonlijk, om mezelf er toch maar van te overtuigen dat ik me écht correct aan de kantooruren hou. Tussen 8.30u en 17.30u zit ik dus met rechte rug, daarna mag ik wat sponziger gaan hangen achter mijn lap top. Dan maakt mijn hoofd de denkbeeldige klik naar 'thuis', waar alles nog geruststellend bij het oude is. Nog geen gebrek aan het comfort van, juist, ja, zacht toiletpapier. Mijn kasten zitten nog overladen vol, en lang niet met uitsluitend nuttige dingen. En ik woon al jaren in m'n eentje, dus ook dat is nu gelukkig niet anders. Het zou pas schrikken zijn moest er plots wél gezelschap naast mij in de zetel zitten. Ik krijg mijn avonden nog steeds vlot vol geprutst.
De dagen dat ik dan toch nog buitenshuis werk voelen wat vreemder aan. Ik rij in een zucht naar waar ik moet zijn, geen metertje file onderweg. En eenmaal ter bestemming werk ik, samen met slechts één en altijd dezelfde collega, achter gesloten deuren. Alle mogelijke veiligheidsregels worden strikt in acht genomen. We zitten wel vier meter uit elkaar en ik mis het gebruikelijke geroezemoes. Ik snuf af en toe verbaasd naar een zweem van alcohol in de lucht, voor ik besef dat we constant lopen te stinken naar de ontsmettende hand gel.
Het valt me op dat de dagen voornamelijk bestaan uit updates. Vrijwel doorlopend zijn er nieuwsberichten over stand van zaken. Over het aantal nieuw besmettingen, de beschikbare bedden die ons nog resten op intensieve afdelingen, en hoeveel mensen het afgelopen etmaal zijn heen gegaan. Alles uitgedrukt in grafiekjes en percentages komt het misschien nog niet zo onheilspellend over, tot je denkbeeldig het aantal overledenen in doodskisten op een rij gaat zetten, dan wordt het méér dan schrijnend. En we weten wel dat de absolute piek van slecht nieuws nog moet komen, maar snakken om het uur toch weer naar een lichtpuntje. Dat Marc Van Ranst nu eindelijk eens gaat zeggen: we stellen een lichte, positieve kentering vast.
Ook werk gerelateerd volgt de ene wijziging na de andere: nieuwe maatregelen voor interne en externe werknemers, wat te doen bij overmacht, gelukkig ook een aantal regels die versoepelen, heel erg welkom in dit administratieve doolhof. Ik hoor toevallig iemand van onze juridische dienst en verbaas me over nog zoveel monterheid, vooral onder zo'n lading van steeds weer wisselende reglementen.
Want, zoals altijd en gelukkig maar, is er ook nog humor. De Corona mopjes circuleren vrijpostig op internet en ik denk dat we zelden zo hartelijk gelachen hebben om banale producten, zeker als het gaat over dingen waar je iets mee weg kan vegen.
Ik krijg ook beduidend veel mailtjes van mensen die ik al lang niet meer gehoord of gezien heb: 'Hé, alles ok daar?'. En één van mijn nonkels heeft - op zijn eerbiedwaardige negenentachtigste!- de video chat ontdekt. Hij belt me om te zeggen dat alles ok is, ook met m'n tante. En dat ze ook mij en m'n ouders- we wonen op amper vijf huizen verderop- een goede gezondheid wensen. Ze kijken me allebei glunderend aan van op het schermpje van mijn smartphone. Tante wuift bij het afscheid.
Ook een mij onbekend iemand stuurt een berichtje via Messenger: 'Ik heb net je boeken besteld bij Bol.com. Ik ga wel eerst de omslag ontsmetten met Dettol, je weet maar nooit.' Gevolgd door een smiley met een knipoog.
Ik verzeker de lezer in kwestie dat de inhoud alvast 100% ongevaarlijk is.
De absolute constante in deze bizarre tijden blijft voorlopig het wekelijkse boodschappenlijstje van mijn moeder. Als ik het op zaterdag, voor ik me richting Colruyt begeef, nog even vluchtig overloop, zie ik nog steeds een opsomming van de gebruikelijke items. Alle noodwendigheden heel gedetailleerd en in haar sierlijke handschrift keurig neer geschreven op ruitjespapier.
'Twee grote pakken Luikse wafels van Suzy', dat soort dingen.
Met als afsluiter, elke week weer opnieuw: ' Dank je wel, lieve dochter.'
Maar nu verrast ze me alsnog.
"Hebben ze daar in die Colruyt ook noveenkaarsen?" vraagt ze. " De onze zijn op, en al die zieke mensen nu, ze kunnen het wel gebruiken."
Dat lijkt me sterk, Noveenkaarsen in de Colruyt. Theelichtjes wel, dat weet ik zeker.
"Doe die dan maar," zegt ze, "nood breekt wet. Dat zullen ze hierboven nu ook wel begrijpen."
" Vast wel, mama," zeg ik, dit keer toch wel een beetje bij gebrek aan woorden.
Reageer via