Single White Female - 19/11/2020
Van originaliteit zal je mij zelden kunnen verdenken, meestal doe ik maar wat gezapig mee met de rest. Deze karige dagen is het niet anders. Er valt buitenshuis en groepsgewijs nog bitter weinig te beleven, dus iedereen wandelt zich al bubbelend een ongeluk in natuurdomeinen. Her en der wordt zelfs al gemopperd dat het 'over de koppen lopen' is. Nu, ik ben nog steeds elke dag meer dan voltijds aan het werk, ik had nog geen overschot aan tijd om bos en hei te verkennen. Mij hoor je dus niet klagen.
Maar op een avond, als ik wat eerder thuiskom dan verwacht, besluit ik toch ook maar eens de wandelschoenen aan te trekken. Nu iedereen de mond vol heeft over de heilzaamheid en de rust van bronskleurige herfstwandelingen wil ik niet achterblijven. Klein minpuntje: de avond valt al snel en dan heb ik toch minder de neiging om in mijn eentje door een donker veld te sukkelen. Dus ik besluit binnen de bebouwde kom te blijven, toevallig woon ik daar ook, en dat scheelt me dan weer een autorit om helemaal naar die natuur te rijden. Het blijkt al snel een uitstekend idee: de straten zijn verlicht, er is de veilige geborgenheid van bewoonde huizen rondom mij en toch heb ik de stoepen voor mij alleen. Geen kat die op dit uur nog door de verlaten straten zwerft.
En zo kom ik, al slenterend, nog eens terecht in een straat waar ik al lang niet meer passeerde. Niet dat ik ze om één of andere reden zou mijden, maar het is eerder een zijstraat en in de loop der jaren werd ze dat ook bijna letterlijk: voor toevallige passanten zoals ik nog slechts een verbinding van punt A naar punt B. Vroeger had je er nog de beste bakker van de stad en een gezellig kruidenierszaakje, met een vrolijke uitbater, nooit verlegen om wat droge humor. Twee goede redenen om niet altijd richting saaie supermarkt te trekken. Dat schelleke hesp tussen je boterham smaakt tenslotte veel beter als het eerst met zorg werd verpakt in zo'n rozig papiertje van de zelfstandige kleinhandel.
Maar nu beland ik hier toevallig opnieuw. In die straat waar ik zelfs nog een tijdje woonde! Dat gebeurde eerder onverwacht en het was ook allemaal sneller geregeld dan ik ooit had kunnen vermoeden. We spreken twintig jaar geleden en ik treurde wat verloren op een adres waar het, laat ons zeggen, niet meer bijzonder aangenaam vertoeven was. Vooral veel heibel en onenigheid met een medebewoner, we hadden alles al geprobeerd en nog eens opnieuw geprobeerd, maar de wederzijdse liefde bleek dan toch definitief op te zijn. Dus ik besloot uit te kijken naar iets anders. Het was nog de tijd van de zoekertjes in regionale krantjes en ik belde naar een nummer van de eerste de beste aankondiging waarbij beschikbaarheid en locatie aan mijn voorwaarden voldeden: gezellig app. te huur in Sch., 2 slpk, bergpl., terras, onmiddell.vrij. Vooral dat laatste was belangrijk, het kon me opeens niet snel genoeg gaan.
"We kunnen vandaag nog afspreken," zei een enthousiaste man aan de andere kant van de lijn. Wat ik dan ook deed, amper een uurtje later werd ik al, samen met de dochter, rondgeleid in een piepklein nieuwbouwappartementje, één hoog, het rook er nog naar pas gepleisterde muren.
"Een buitenkansje," zei de man, "klein, knus, ideaal voor moeder en dochter." Hij monsterde mij nog eens van kop tot teen, knikte goedkeurend naar mijn welopgevoed kind en nodigde ons uit voor een drankje in de dichtstbijzijnde brasserie. Daar legde hij meteen een contract, opgemaakt in drie exemplaren, voor mijn neus. Toch wel een zeer snelle aanpak, vond ik, ooit had ik bij andere vastgoedeigenaars meer argwaan vastgesteld. Die polsten meestal naar harde bewijzen in de vorm van loonbrieven, bijvoorbeeld. Of waren bikkelhard bij het onderhandelen over het bedrag van de te storten waarborg. Maar deze man was één en al vertrouwen, méér zelfs, de overeenkomst kon zelfs meteen ingaan, zomaar gewoon in de helft van de maand.
"Ik heb er een goed oog in," zei de man, "bovendien ben jij precies het type aan wie ik wil verhuren: een alleenstaande moeder, en zo te zien ook heel proper. Het soort huurder dat mijn eigendom goed zal onderhouden."
Al bij al vond ik het wel grappig. Dat ik opeens, als single white female - meestal toch een statuut waar een wat trieste ondertoon aan kleeft- dan toch nog tot een gegeerde doelgroep ging behoren.
Dus ik tekende, in drievoud. Bij het verlaten van de brasserie kreeg ik van de man nog een bemoedigend klopje op de rug. "En ge hebt een verduveld schoon kleedje aan," zei hij nog snel, knipogend. Maar daarmee was alles geregeld en de man heb ik nog één keer terug gezien, toen ik drie jaar later het pand- inderdaad proper opgekuist- verliet. Dat kleedje heeft trouwens nog jaren in mijn kast gehangen, zelfs toen ik het al lang niet meer droeg. Ik dacht, je weet maar nooit dat het nog eens van pas kan komen.
En zo stond ik een dag later al dozen uit te pakken op een nieuw adres. Al heel snel werden ook de twee andere etages verhuurd, redelijk voorspelbaar alweer aan alleenstaande lotgenotes. Onze gezamenlijke woonst leek wel een taart van steen, drie gestapelde laagjes van bedrogen vrouwen. We noemden ons gebouw soms grappend het 'eenzame hartenblok'. Want er werd wel wat lief en leed gedeeld, eens we onze gezamenlijke overeenkomsten hadden ontwaard. Het was ook de tijd van 'Seks and the City', dus we durfden ons- maar dat was meestal na een paar glazen witte wijn- ook wel eens spiegelen aan die vrijgevochten bende. We waren alleszins even strijdvaardig, in ons geval dan wel op schoenen uit de solden. En zonder het vangnet van Mr Big om de hoek. Maar hoe dan ook, met ons zou niet meer gesold worden! Afin, het waren zo van die dagen met hoogtes en best ook wel eens beklemmende laagtes, maar niets wat niet kon weggespoeld worden met een flinke slok cider, want zo deden wij dat toen: even grienen, goedkoop wijntje en doorgaan. Ik heb er veel geleerd. Niet alleen dat ik echt niet goed ben met drank, maar ook: hoe miezerig klein en zielig de dingen aanvankelijk ook mogen lijken, vroeg of laat val je weer ergens lachend in de prak.
Ik blijf nog even stiekem kijken naar ons eenzame hartenblok, waar gelukkig opnieuw gezellige schemerlampen branden. En waar - als er tenminste nog volgens dezelfde richtlijnen wordt aangeworven- de eerstvolgende zomermaanden ook weer een zweem van vanillegeur de lucht zal kruiden. Want de achterkant van het gebouw leunt nog steeds aan tegen een restaurant waar in normale economische tijden driftig wafels en pannenkoeken worden gebakken. Dat vond ik destijds dan weer een minpuntje, want van die geur krijg je zin in zoet, dus ik heb me daar een ongeluk gesnoept. En de was op een droogrekje hangen, buiten op het smalle terrasje, was ook geen optie. Dan rook je nadien nog dagenlang naar een koekendoos.
Als ik een uurtje later weer thuis ben overweeg ik mijn volgende wandelingen ook gewoon eens te linken aan al mijn andere adressen, ik heb er in de loop der jaren behoorlijk wat aangedaan, hier in het schone Scherpenheuvel. A walk down memory lane.
Maar in afwachting steek ik wat theelichtjes aan, achteraan in een kast vind ik er zelfs nog een paar met het aroma van vanille. Binnen de minuut kringelt de zoetigheid rond mijn hoofd. En dan, heel even, waan ik me weer twintig jaar jonger. Gretig naar een nieuw hoofdstuk, in een verduveld schoon zomerkleedje.
Reageer via
De kookmoeder - 23/11/2020
Dat idee om dan eens langs al mijn gewezen woonsten te wandelen is natuurlijk blijven hangen. Ik zet me zelfs even rustig aan tafel om de juiste adressen nog eens op te lijsten. Sommige huisnummers ben ik kwijt, maar aan elke straat kan ik nog haarfijn de overheersende graad van geluk en/of tristesse toewijzen. Van begin tot nu zijn het tien locaties in totaal. Waarvan acht effectief op wandelafstand, voor de overige twee is gemotoriseerd vervoer aangewezen. Naar de Kesselse Bergen kan ik natuurlijk ook te voet, maar dat red ik niet op zo'n uurtje bij valavond. En er was ook nog, lang geleden, dat jaar in een idyllisch Noord Afrikaans land, maar dat is écht ver stappen. En dan onderweg ook nog een eindje zwemmen, zelfs.
Ik besluit alvast nog eens langs de plaats te gaan waar ik, puur gevoelsmatig dan toch, tot het eind mijner dagen had willen blijven. Het waren de jaren na het eenzame hartenblok. Want na een bindend huurcontract van 3 jaren besloot ik dat piepkleine appartementje te verlaten. Het was er warm en knus geweest en ik wist me op mijn middelste etage veilig verstopt tussen begripvolle lotgenoten, maar de pijnlijkste scheidingsschrammen waren gelikt en geheeld en het werd weer tijd voor het echte leven. En op één of andere rare manier linkte ik die gedachte aan een huis. Liefst een huis met een tuintje, waar ik, samen met de inmiddels al lichtjes puberende dochter, nog een stuk familiegeschiedenis zou schrijven. Iets naar waar zij later, op nostalgische momenten, nog zou kunnen refereren als 'dat was thuis'.
Ik vond een betaalbaar pand op amper vijfhonderd meter verder, in vogelvlucht dan toch, maar al meer aan de rand van het centrum. Op een plaats waar ik als kind ook vaak had gespeeld want toen woonde mijn tante Juliette daar nog. Haar huis rook altijd naar Scherpenheuvelse Peiperneuten en stond in een straat waar de zon altijd leek te schijnen. Een beeld dat me ook vandaag nog spontaan voor ogen komt als ik aan die plaats denk: zon! Alsof het er, ook tijdens die acht jaren dat ik er woonde, geen druppel geregend heeft!
Ik had de nieuwe huurovereenkomst weer vrij impulsief getekend en toen ik uiteindelijk de leegstaande kamers een eerste keer grondig kon inspecteren zonk de moed me toch enigszins in de schoenen. Het huis was oud en - dit is misschien nog voorzichtig uitgedrukt- een beetje onderkomen. Met als overheersende kleur, van de nok van het dak tot helemaal beneden in de kelder: zwaarmoedig donkerbruin. Maar ik had een duidelijk doel voor ogen, dus alles wat bruin was lakte ik zorgvuldig wit. De dochter kreeg dan weer volledig puberale zeggenschap over de muren van haar slaapkamer, die werden gifgroen. Met een accentmuur in paars, als ik me niet vergis. En daartegen dan posters van ene zeker Ville Vallo, een graatmagere, kettingrokende Finse gothic zanger. Tja.
In elk geval, twee maanden later bewoonden we dus een helder opgefrist huis, mét tuin. De structurele problemen die nog verwezen naar het vooroorlogse bouwjaar kreeg ik helaas niet weg geverfd: de flinterdunne beglazing, kieren in ramen en deuren, een verwarmingsketel die weliswaar vele jaren later geplaatst was, maar het meestal begaf in putje winter. We hebben daar wel eens, vormeloos verpakt in fleece truien, zitten bibberen bij -12, ja, plots kregen we dan toch weer echt winterweer! Maar verder zag het er veelbelovend uit: een echt huis, met een tuin. En met een stoep die je op vrijdag nog kon schuren. En in de keuken zo van die okergele tegeltjes die gewoon sméékten om wat bruine zeep.
Ik kocht zelfs een ouderwetse, klassieke oven voor in dat gammele keukentje, het kon me daar niet huiselijk genoeg worden! Dit zou namelijk de plaats worden waar ik me zou ontpoppen tot erkend kookwonder. Ik zou stoofschotels en gebak op tafel toveren en mijn huis zou het begrip 'moeder' naar een hoger niveau tillen. En mijn dochter zou, jaren later, nog dromerig zeggen: dat stoofvlees van ons ma, niet te evenaren! De geschiedenis wees uit dat er inderdaad af en toe eetbare zaken uit die oven zijn gekomen, maar heel dikwijls ook droevige, zwartgeblakerde dingen. Zelfs mét keukenschort en de volledige reeks kookboeken van Piet in de boekenkast blijft een kluns uiteindelijk nog steeds een kluns.
In de tuin deed ik het dan weer beter: mijn kamperfoelie geurde al snel naar zwoele oosterse nachten en in het voortuintje pronkten fiere, witte tulpen, drie lentes op rij. Daarna kregen we echter een nieuwe huisgenoot, Winston, onze eeuwig hongerige Basset Hound, met blijkbaar ook een uitzonderlijk talent voor het uitgraven van knollen en bollen. Weg tulpen. Maar voor de rest: missie geslaagd. Dit adres voelde niet langer als een haastige passage naar iets anders, maar als een echte thuis. Met ook nog een extraatje: alweer de gezelligste buren ooit! Ongetwijfeld ook voor eeuwig in mijn hart, hoe melig dat ook moge klinken.
Ook tijdens dit volgende tochtje naar vroeger houd ik weer even halt. Op een stoep die nog steeds vertrouwd voelt. Het huis is intussen wel grondig gerenoveerd zie ik, nieuwe ramen en deuren ook, dus het zal vast minder tochten in de keuken nu. Wij noemden dat gebied wel eens 'Desert Storm' als het fel waaide. Dan gierde de wind gewoon rond je oren. Maar ondanks alle mankementen: dit was, voor mij en hopelijk ook voor de dochter, een warm adres. Al ben ik uiteindelijk wel weer vertrokken, op naar iets anders, met meer comfort. Maar of dat ook zoveel beter was durf ik nog niet zo vol overtuiging te zeggen. Want één ding heeft dit krakende pand me heel zeker geleerd: geluk schuilt niet in perfectie.
Pittige anekdote: enkele jaren na ons vertrek, hoorde ik toevallig een gesprek tussen twee dames, in de plaatselijke parfumerie. Eén van hen was blijkbaar schielijk gescheiden en had een tijdelijk onderkomen gevonden. In een oud huis, vlak bij het centrum.
"En dit geloof je nooit," zei ze, "één van die slaapkamers was gewoon gifgroen geverfd. Met ook één rare paarse muur."
"Je méént het! "zei die andere.
Pic: een kuiken dus, met op de achtergrond de paarse muur. Dat kuiken was een bizar verjaardagcadeau voor de dochter, van de vrienden. Toen al wisten zij dat in mijn kind een toekomstige boerin schuilde.
Reageer via
Verlenging - 05/12/2020
Ik krijg een mailtje van een verre vriendin: of ik recent nog iets geschreven heb? Zij is niet langer actief op social media, dat werd haar allemaal te druk en dikwijls reageerde ze ook veel te impulsief, zegt ze. Maar af en toe gaat ze nog wel eens piepen op mijn website. En daar beweegt de laatste tijd weinig. Ze heeft gelijk. Ik heb nog wel wat blogjes geschreven, maar die heb ik enkel op Facebook gegooid. Gewoon vergeten om ze ook nog op www.hetklokjevanthuys.be te publiceren. Dus ik beloof haar dat alsnog te doen, zo snel mogelijk.
"Tof," mailt ze terug, "ik mis je geestige kijk op de dagelijkse beslommeringen."
Een hartverwarmend complimentje, want ik heb al slechtere kritieken gekregen. Het grappige is: het komt op een moment dat ik net wat moeite heb om mijn kijk op de dingen nog min of meer geestig te houden. En dat zelfs ik af en toe mijn lap top dicht klap, om mezelf te behoeden voor impulsieve reacties. Omdat ik bij de zoveelste uiting van zelfbeklag zomaar iemand zou durven antwoorden: mens, kom toch eens langs de trapleuning naar beneden en start de dag met een lach! Of dat ik, als er weer eens in een overvloed aan spellingsfouten wordt geschoffeerd, zin krijg om Lucas 23:34 te citeren: Vader vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen. Als social media 2000 jaar geleden was uitgevonden had dat versje in de Bijbel er misschien een tikkeltje anders uit gezien: vergeef hun, want ze weten niet wat ze posten.
Dus op zo'n momenten sluit ik af en trek de stekker uit. Want dit is natuurlijk wel dubbel: God weet wat de meningen zijn over de dingen die ik zoal op het net smijt? En wie ben ik dan om met het vingertje te wijzen? Boeken wijselijk dicht dus. Maar sommige statements blijven toch hangen. Uitlaten die ik zelfs tot driemaal toe aandachtig gelezen heb, dikwijls vol ongeloof. Woorden waarvan ik denk: is hier wel over nagedacht? En waar ik zo boos kan om worden dat ik me zelfs dagen nadien nog afvraag wat nu het ergst is: ongegeneerd beledigingen neerschrijven of, net als ik, te laf zijn om daar op te reageren? Want zo voel ik me, als die zinnen ongewild nog eens door m'n gedachten dwalen: laf. Niet durven opkomen voor waarden of mensen die me dierbaar zijn.
Zo bijvoorbeeld een getuigenis die ik kortgeleden nog zag passeren, weliswaar in 2020, een jaar dat zich natuurlijk al uitstekend leende tot controverse. Iemand die zich afvraagt voor wie we- met de wat strengere maatregelen in de strijd tegen corona- deze wereld 'om zeep helpen'. En ik citeer, uiteraard anoniem, al was het maar uit plaatsvervangende schaamte:
'Vooral mensen die zeggen dat we op onze tanden moeten bijten want nonkel Jos van 91 had misschien ook wel 92 kunnen worden in het rusthuis. Of zou het zo maar kunnen zijn dat nonkel Jos al 12,4 jaar in verlenging aan het spelen was; aangezien de gemiddelde leeftijd voor een man op 78,6 ligt?
Vragen...vragen...'
Dan denk je eerst nog: dit komt waarschijnlijk van een piepjonge medemens, dit kunnen we nog kaderen binnen de overmoed van de jeugd. Als je zestien bent vind je hoe dan ook alles boven de dertig stokoud. Maar nee, als ik eens doorklik op het profiel van de auteur in kwestie zie ik dat er al een 5 vooraan op de teller staat. Want dan ook weer betekent dat hij hoerenchance heeft: in de Middeleeuwen - niet eens zo gek lang geleden, als je de tijdlijn zo eens nader bekijkt- was de gemiddelde leeftijd amper 30, dus dan was de man zelf al jaren in overtime.
Misschien heeft hij het anders bedoeld? Dat we nodeloos lijden niet moeten rekken? Zou zomaar kunnen en daar ben ik - indien weloverwogen- zelfs volledig mee akkoord. Of misschien denkt hij dat mensen in een rusthuis allemaal radeloos snakken naar hun laatste ademtocht? Meent hij oprecht dat een streepje levensvreugde enkel te rapen valt binnen strikt afgebakende tijdslijnen? Dat we maar best met z'n allen kunnen streven naar het geluk van jonge dertigers? Dat al wat later komt niet meer de moeite waard is?
Ook dat zou zomaar allemaal kunnen.
Maar het is vooral de manier waarop hier over oudere mensen wordt geschreven die me bijna doet kokhalzen: alsof iemand van 91 geen reden tot bestaan meer zou hebben. Die uitdrukking 'in verlenging spelen'…En nog net niet het verkleinwoord van nonkel gebruiken, dan zou het al helemaal achterlijk klinken. Hoe respectloos kan je zijn?
Dus voor één keer kruip ik dan toch in mijn franke pen! Want toevallig weet ik mij dagelijks omringd door al wat oudere mensen. Mijn oudste nonkel is 90 en heeft meer charme en beleefdheid in zijn kleine teen dan de auteur van dit bericht. En mijn moeder is 87 en klein en krom en niet meer zo mobiel, maar ze omarmt nog elke dag. Of zoals zij het heel simpel stelt: ik ben er nog graag bij. Mijn tante is even oud en waakt nog streng over 's werelds best bewaarde recept van haar overheerlijke nieuwjaarsgebak. En dan mijn vader! In rechte lijn op weg naar 86 en in tweede lockdown zijn eigen Excel bestand ontworpen: een groot blad ruitjespapier, waarop hij, in 7 mooi afgelijnde kolommen, dagelijks en met de grootste nauwkeurigheid alle cijfertjes in verband met Corona noteert. Vol goede moed, want bij elke daling van de statistieken weet hij dat ook weer deze crisis een einde zal kennen. En dat hij dan terug een pintje kan gaan pakken met zijn beste maat.
Of deze oudere mensen nog een stevige bijdrage leveren aan ons steeds ongenadig voortjakkerend, economisch groeimodel? Dat durf ik te betwijfelen.
Maar wat ik wél met zekerheid kan stellen: ze zijn wijs en kennen het klappen van de zweep. Die zijn nog van de degelijke smederij. En ze beschikken over een graad van optimisme waar ik alleen maar jaloers op kan zijn.
Dus, als ik die man van hierboven, met al z'n vragen, misschien even kan helpen:
Beste meneer, vooral dat optimisme lijkt mij, zeker in deze verzuurde tijden, van onschatbare waarde. Ik kan alleen maar hopen dat u ooit de gezegende leeftijd zal bereiken waarop uw positieve bijdrage aan deze wereld even groot zal zijn.
Reageer via