The remains of the day - 10/04/2022
Laat op een vrijdagmiddag, we snakken al naar de eindmeet, worden toch nog snel wat kwartaalcijfers opgevraagd. Een ijverige preventieadviseur die per direct wil weten hoeveel arbeidsongevallen en van welke ernstgraad dan wel zich bij de uitzendkrachten hebben voorgedaan, meer bepaald tijdens het eerste trimester van dit jaar. Dat zijn zo van die workaholics die waarschijnlijk op zondagavond nog snel een hoop percentages in een taartdiagram gieten, om er dan gewichtig mee uit te pakken op de meeting van maandagmorgen. Meten is weten, weet je wel. Nu, die cijfers zien er behoorlijk goed uit, dus ik hoop dat de man alsnog een aangenaam weekend tegemoet gaat.
Terwijl ik het rapport doormail realiseer ik me ook dat we inderdaad al een groot stuk van het nieuwe jaar achter de rug hebben. Q1/2022 is al volledig in cijfers te vatten. In volzinnen is het dan weer iets minder afgebakend neer te zetten, vooral dan op persoonlijk vlak. Het minste wat ik kan zeggen is dat er in feite bitter weinig plezants te vertellen valt. Dát stuk verleden tijd leek veeleer een aaneenrijging van grijze dagen. Niet in de zin van saai, want er gebeurden best wel opmerkelijke zaken, en heel dikwijls ook voor een spannende allereerste keer, maar alles viel voornamelijk onder de noemer van slecht nieuws: het kwakkelparcours van mijn moeders revalidatie, triestig nieuws binnen mijn kringetje dat insloeg als een clusterbom, het quasi ontroostbare verdriet van een lieve vriendin.
Maar ik zei het al, voor alles is een eerste keer, en een mens moet noodgedwongen blijven relativeren. Want alles kan altijd erger en sommige dingen liggen ook gewoon in de lijn der verwachtingen. Het feit dat een hoogbejaarde moeder minder snel herstelt mag bijvoorbeeld niet verbazen. En uiteindelijk blijft niemand levenslang gespaard van kommer of kwel, dus ik vermoed dat ook ik nu min of meer mijn deel ga krijgen. Los daarvan wil ik toch liefst nog altijd m'n zegeningen tellen, wat ik dan ook moeiteloos doe: er was de zon die verbazend vaak scheen in een maand van maartse buien en mijn kind kan haar geluk niet op na de komst van alweer nieuwe huisgenoten, een koppel (piepjonge en voorlopig dus nog schattige) Vlaamse Reuzen. Ik ben nu eenmaal van de optimistische lichting, ik wil niet oneindig lang treuren om restjes van droeve dagen.
Gezien de huidige stand van zaken aan die kanten zal een eerste keer Sint-Petersburg zien er dit jaar vermoedelijk ook weer niet inzitten, de geplande reis wordt nogmaals uitgesteld. Maar daar komen dan vast weer andere dingen voor in de plaats. Niks spectaculairs neem ik aan, hoogstwaarschijnlijk iets in de orde van waar we nu al mee bezig waren, kleine, misschien wel verwaarloosbare eerste keertjes. Al stel ik vast dat die soms wel veel voldoening geven. Als ik de remmen van mijn vaders rollator laat herstellen bijvoorbeeld, het zorgt voor grote gemoedsrust als hij zich nadien weer de straat op waagt. Of als ik - geheel vrijwillig en zonder grommelen!- een paasboompje versier in de ziekenkamer van mijn moeder, ze kijkt glimlachend toe. Of als ik met onwaarschijnlijk veel geduld een zoompje leg in haar nieuwe pyjama, want de broekspijpen zijn te lang. Niet echt de allereerste keer dat ik met naald en draad aan de slag ga, maar het is alleszins lang geleden en ik moet heel diep nadenken hoe dat ook alweer ging, zo'n rijgsteek. Of er zijn de dagelijkse bezoekjes aan m'n moeder, als ik 's avonds nog even passeer na het werk. We hebben lang niet meer zoveel en zo gezellig gekeuveld als de laatste tijd, want ik had het natuurlijk altijd belachelijk druk met de zogenaamd belangrijke zaken.
"Kan ik nog iets voor je doen?" vraag ik op zo'n avond, net voor ik wil doorgaan, het gaat helaas weer iets minder goed met haar.
"Pak m'n hand nog eens even vast, meisje," zegt ze.
Het is nieuw, ik ben niet de grootste knuffelaar en zij weet dat. Maar toch, zo zitten we plots samen een tijdje zwijgend hand in hand.
En dan doe ik even later nog iets voor de allereerste keer. Op weg naar huis parkeer ik m'n auto naar gewoonte op de parking vlakbij, maar nu zoek ik het donkerste plaatsje, een beetje achterin. Ik doof de lichten, kruis m'n handen over het stuur en leun er loom met mijn voorhoofd op. En dan, zeer in strijd met mijn hardnekkig optimistische trekje, laat ik m'n tranen de vrije loop.
Soms is er dan toch zo'n restje dag dat er langs die weg uit moet. Heel stilletjes in het donker.
Reageer via
Een PaasKlokje: Bloot - 16/04/2022
Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Zo leiden ze me op een doordeweekse avond helemaal naar het noorden van Limburg. Ik heb daar nog snel een afspraak bij een dermatoloog kunnen versieren. Niet meteen in de buurt, maar blijkbaar bij de enige specialist op Belgisch grondgebied die nog dit kalenderjaar een gaatje in zijn agenda had.
Ik vertrek nét iets te laat vanuit het Antwerpse en moet al snel weer vaststellen dat Gods wegen niet enkel ondoorgrondelijk, maar tijdens de avondspits ook verschrikkelijk druk zijn. Drie files later storm ik lichtjes over mijn toeren de wachtkamer binnen, bang dat ik mijn last minute consult alsnog gemist heb. Zes dames kijken me geamuseerd aan.
"Geen haast," stellen ze me gerust, "wij moeten nog allemaal voor jou. En hier is het hoe dan ook altijd lang wachten." Eentje heeft er zelfs ooit drie volle uren op zo'n plastic stoeltje uitgezeten.
Maar dat loont allemaal de moeite, wordt me verzekerd, het is een goeie dokter, hij kent zijn vak. Een lieve man ook. De tongen komen los, er volgt toelichting waarom ze hier met z'n allen gewillig urenlang in een wachtzaaltje willen zitten. Ik verwacht me aan schrikwekkende verhalen over hardnekkige schimmels of verdachte vlekjes, maar nee, al die vrouwen boekten hier voor cosmetische doeleinden. Drie van hen zijn zelfs samen gekomen, voor nog wat extra botox, want de dokter prikt als de beste en vrijwel pijnloos. En je krijgt waar voor je geld, er wordt veelbetekenend gewezen naar drie uiterst gladde voorhoofden.
"Doen we twee keer per jaar," zeggen ze, "en zo met ons kliekje is 't altijd gezelliger."
Intussen denken de mannen op het thuisfront dat hun vrouwen samen ergens een hapje en een drankje nuttigen, die jongens zouden het toch niet begrijpen en die zien niet eens het verschil. Wat dan weer één van de uitzonderlijke kwaliteiten van de dokter blijkt te zijn: hij kan je mooier maken zonder dat iemand het merkt, prijs per behandelde zone natuurlijk niet te nauw genomen.
De dame rechts van mij vertelt dan weer wat zij al achter de kiezen heeft: een borst-én buikwandcorrectie, alles in één klus geklaard. Pijnlijk, zegt ze, maar absoluut geen spijt van. Als ik wil mag ik zelfs even voelen aan haar borsten, hoe zacht die wel gebleven zijn, maar dat gaat me net iets te ver, ik geloof Limburgers meestal op hun woord.
"De man is echt gespecialiseerd in borsten en billen," zegt ze, "dus als je 't ooit eens overweegt."
Uiteraard worden nu ook de ogen vragend op mij gericht. Wat ik dan zo ver van huis kom zoeken?
"Gewoon, jaarlijks nazicht," zeg ik, "ik ben van de sproeterige soort, met een wit velletje. Dus ik laat me preventief controleren."
Daar hebben de dames even niet van terug. Dat je bij een huidspecialist ook daadwerkelijk voor een mogelijk huidprobleem zou langsgaan.
Maar ik stel ze meteen gerust, want ik ben niet heiliger dan de Paus. Zelf ben ik ook niet bang van een prikje, al zoek ik ze dichter bij huis. Een beetje botox, een fillertje, ik heb het allemaal wel eens geprobeerd. Maar nooit op regelmatige basis, meestal vlak na zo'n emotioneel dieptepunt, waarop je als vrouw dan ook nog eens wat aandachtiger in de spiegel kijkt en denkt: 't zal wel zijn, dat Dinges er vandoor is! Eerder sporadisch gebruik dus, een inval van het moment. En het is zoals met een auto: zonder regelmatig onderhoud loopt het vroeg of laat weer helemaal fout. Mijn herwonnen geluk was dus telkens van korte duur. En Dinges kwam ook nooit meer terug.
Het gekke is ook: hoe ouder ik word -en hoe groter dan toch ook de noodzaak- hoe minder ik er mee bezig ben. Ik zal me dan wel nooit kunnen verzoenen met vormeloze fleece truien en de beweging van puur natuur, mijn mascara groeit tenslotte ook niet aan de bomen, maar de hardnekkige jacht op eeuwige jeugd laat ik steeds meer aan de Die Hards over. En de rage van de Powder Brows laat ik ook even aan mij voorbij gaan. Vroeg of laat moet je misschien toch eens proberen te gaan voor die berustende Master in Maturiteit.
Het uiteindelijke consult levert gelukkig geen alarmerende berichten op. En de dokter is inderdaad lief.
"Kan ik verder nog iets betekenen," vraagt hij, "is er nog iets dat je stoort?"
En geloof me, op zo'n moment denkt een vrouw, wel, nu we dan toch hier zijn…En diezelfde avond voel ik toch eens voor alle zekerheid aan m'n borsten en billen, of ook daar alles nog een beetje goed zit.
Ik heb het er een paar dagen later nog over met de dochter. Over die dunne lijn tussen wat wél of liever niet luidop mag gezegd worden, zo buiten de geluiddempende muren van een wachtzaal. Over hoe dubbel het allemaal is. En hoe verleidelijk ook: een paar prikjes en je kan weer een maand of zes door het leven zonder denkrimpel! Terwijl je onderhuids waarschijnlijk gewoon dezelfde doemdenker blijft. En ik vertel haar dat ik er een blogje over schreef, maar dat ik er toch aan twijfel om dat op het net te gooien. Want dat is toch echt helemaal bloot gaan.
"Straks gaan ze nog denken dat ik een verwaande luxetrut ben," zeg ik.
"Daar zou ik me geen zorgen over maken," antwoordt ze, "dat weten ze volgens mij al lang. Ze kennen je schoenencollectie."
Reageer via
De deurbel - 30/04/2022
Ik heb een koppig trekje, maar dat heb ik van geen vreemde, dat komt van vaders kant. Ik heb nooit anders geweten dan dat de man z'n dagen grotendeels invult naar eigen goeddunken en verder wil hij zo weinig mogelijk bemoeienis, ook al is het om bestwil.
Dan mag je prediken en argumenteren tot je nog hooguit een ons weegt, hij denkt er fijntjes het zijne van. Maar nu zitten we samen bij de neuroloog, want sinds kort staat hij beduidend minder stevig op de benen, dus de huisdokter heeft hem even doorverwezen, voor alle zekerheid.
Uiteraard wordt al snel een vermanend vingertje opgestoken richting minder gezonde gewoontes, we bevinden ons hier nu eenmaal op een medisch platform.
"U rookt" zucht de dokter, terwijl hij z'n vragenlijstje afvinkt, "en drinkt u wel eens alcohol, meneer? En hoeveel eenheden?"
"Eenheden," zegt mijn vader, "het zijn gewoon pintjes hoor."
Even goed, maar niet bevorderlijk voor het evenwicht.
"Daar zou je kunnen van verschieten," zegt mijn vader, "en mijn dochter zal het weer niet graag horen, maar na een pilsje of twee stap ik veel soepeler."
De raadpleging eindigt dan ook enigszins voorspelbaar: dat er nog wat verder onderzoek moet gebeuren en dat mijn vader heel zeker niet van plan is wat dan ook aan zijn dagelijkse gewoontes te veranderen.
"Ge zult wel zien," zegt hij, even later in de auto, "die slimmerik gaat me nog een vracht pillen voorschrijven. Daar stoppen ze een mens zo vol mee, ge moet tegenwoordig al veel moeite doen om er nog zo gewoon mogelijk de bijl bij neer te leggen."
Mijn moeder benadert die dingen dan weer compleet anders. Want jawel, ze is terug thuis en helemaal klaar voor een nieuwe start. En alles wat ze heeft opgestoken tijdens haar revalidatie past ze nu ook stipt toe op het thuisfront. Elke avond verdeelt ze met de grootste nauwkeurigheid haar medicatie in zo'n elegant pillendoosje en ze leest aandachtig elke bijsluiter. Ze zweert bij gezond met veel fruit en groenten en mineraal water en vooral niet te veel zoetigheid. Drie keer per week komt nu ook een kinesist aan huis en ze oefent met een verbetenheid, alsof ze moet klaargestoomd worden voor het eerstvolgende debutantenbal. In vol ornaat ook, al wat nieuw en blinkend in de kast hangt wordt ook effectief geshowd en lang niet meer uitsluitend op zondag. Om haar prinsessenstatus helemaal te verfijnen denkt ze ook nog aan een bel.
"Een bel?" vraag ik.
"Ja, een bel, voor als ik dringend iets nodig heb, dat hadden we daar op kortherstel ook."
Het lijkt zo'n beetje een upstairs downstairs verhaal te worden, maar ze heeft natuurlijk een punt. Ik woon een verdieping hoger en er zit nu eenmaal al wat sleet op haar stem, ik hoor niet elke snik. En voorlopig is enige waakzaamheid zeker nog geboden.
"Volgens mij hebben ze die dingen in die winkel van SM," zegt ze. Maar ze bedoelt natuurlijk CM, althans, dat hoop ik toch.
Dus ik ga daar even vragen, hoe dat werkt, zo'n personenalarm. Een zeer vernuftig systeem trouwens, maar net iets te veel hulpverlening voor wat wij nodig hebben, het is niet de bedoeling dat bij elke tingeling ook nog eens één of andere zorgcentrale gealarmeerd wordt, zeker niet aan het tempo dat mijn moeder dreigt te bellen. Ik ken haar, ze durft zich wel eens iets te gretig storten op nieuwe gadgets.
Na nog wat rommelen op internet kom ik tot de conclusie dat een gewone, mobiele deurbel nog de simpelste oplossing kan zijn. Dus ik koop zo'n draadloos exemplaar bij Brico, met twee aparte drukknopjes die mijn moeder zelfs op zak kan steken, en dat ontvangst kastje komt dan boven op mijn verdiep. Eén druk op de knop en ik ben binnen bereik. Ik kies nog met grote zorgvuldigheid de beltoon, iets rustgevends met fluitende vogeltjes, vooral 's nachts wil ik me niet te pletter schrikken.
Die eerste dag met de bel in huis is het even wennen, voor ons allebei. Ik word te pas en te onpas gebeld, soms ook voor niks.
"Ik wou maar eens even checken of de bel het nog doet," zegt mijn moeder dan.
Ik troost me met de gedachte dat trappenlopen uitstekend is voor lijn en conditie. En ik sleep die bel ook overal met me mee, bang dat ik ze misschien niet zal horen. Op de badkamer, in de kelder, ik probeer zelfs het bereik uit in de tuin. En 's avonds wordt het helemaal onnozel, want wie weet word ik wel niet wakker van fluitende vogeltjes? Droom ik dat het echte sijsjes zijn? Dus ik leg de bel, voor alle zekerheid, voorzichtig op het hoofdkussen naast mij, hoe dan ook een lege plaats en waar zich meestal ook geen vogels ophouden.
Zelfs in de meest saaie alledaagsheid van een bestaan kent een mens nog een indrukwekkende diversiteit aan nachten. Warme en kille nachten, woelige, eenzame, passionele, slapeloze, te lange of dan net weer veel te korte nachten. Ook ik zag ze allemaal de revue passeren. En ik fantaseerde er wel eens stilletjes over: waar en met wie en hoe.
Maar nooit, never ever en zelfs niet in mijn stoutste dromen had ik dit kunnen verzinnen: dat ik de lakens ook nog eens zou delen met een deurbel.
Reageer via
Innerlijke kern - 15/05/2022
De tegeltjesfabriek in mijn hoofd draait op volle toeren.
"Pluk de dag, voor je in een vaas eindigt"
"Droom niet je leven, leef je droom"
"Geloof in je geluk, dan krijg je het"
Het soort van levensbeschouwingen waarbij ik meestal denk, ja, vast wel, schilder nog wat meer zweverige wijsheid op een stukje steen. Vooral bij die laatste spreuk heb ik dan m'n bedenkingen. Het lijkt mij namelijk zeer onwaarschijnlijk dat je op zo'n simpele manier geluk kan afdwingen. Alsof het leven volledig kneedbaar is, zolang je er maar in gelooft, de juiste basisprincipes toepast en- deze las ik van de week nog- heel erg dicht bij je innerlijke kern blijft. Wat dat ook moge betekenen.
'Als je wil, kan je alles' luidt het moderne devies. Gods plannen hebben plaats gemaakt voor zelfrealisatie. Ik heb daar zeer mijn twijfels bij. Veel meer dan je stinkende best kan je volgens mij niet doen. En voorts dapper roeien met de riemen die je hebt. En toegegeven, enig optimisme kan daarbij geen kwaad. Maar verder hangt het er toch maar van af waar en bij wie en wanneer je gedropt werd op deze planeet. Als je ergens in Somalië ligt te creperen van de honger denk ik niet dat je op zoek wil naar je innerlijke kern. Dan wil je eten en drinken, punt. Terwijl wij, een eind verder noordwaarts, zo doorvoed zijn dat we denken dat alles maakbaar is, niet enkel gehakballen met appelmoes, maar ook geluk.
Maar goed, ik heb, zoals ze dat hier in Scherpenheuvel zeggen, serieus het zagen. Klagen en zuchten, ik ben er de laatste tijd behoorlijk goed in. Alsof mijn innerlijke kern, die meestal toch overhelt naar de zonnige kant van het leven, ergens onderweg werd volgestouwd met grijze gedachten. En ik ben als de dood dat ze misschien wel pikzwart gaan worden. Tja, dan klampt een mens zich wel eens vast aan een slap strohalmpje. Aan zo'n zweverige zinnetjes bijvoorbeeld.
Ik stel mijn duurzaam gezeur nog maar eens vast als ik, samen met mijn vader, op weg ben naar Leuven. Hij wordt verwacht in de polikliniek van UZ Gasthuisberg, voor een kleine operatie aan z'n linkeroog, wegens cataract. Niet zo uitonderlijk op zijn gezegende leeftijd en volgens de oogarts een volstrekt pijnloze ingreep met uitstekende resultaten.
"Ben je niet nerveus, voor die ingreep?" vraag ik, alvast zuchtend op voorhand.
Mijn vader kijkt me aan alsof hij serieus twijfelt aan het resultaat van z'n opvoeding.
"Met een beetje geluk lees ik overmorgen terug de kleinste lettertjes," zegt hij, "en ik ga ervan uit dat ze niet zomaar in het wilde weg en zonder enige verdoving in m'n oog gaan kerven. We zijn 2022, kind, blij dat ze dit nog kunnen fixen."
Ik loop nog met hem mee tot aan de dagkliniek op niveau -2 en spreek met een uiterst opgewekte verpleegster af dat ze me mag bellen als ik hem weer kan oppikken. Met een beetje chance is dat binnen twee uur, maar het kan natuurlijk altijd uitlopen.
"Waarschijnlijk zie ik je dan straks al van ver staan," zegt mijn vader, één en al optimisme, zeer in tegenstelling tot mezelf. En dan verdwijnt hij, vol vertrouwen en in het kielzog van de nog steeds vrolijk taterende verpleegster, achter de dichtklappende deuren.
"We gaan goed voor je zorgen, meneer," hoor ik haar nog zeggen.
Voor mij liggen dus twee, misschien wel drie blanco uren. Uren van doelloos wachten en ik heb niet eens wat leesvoer bij. Ik voel een volgende zucht al komen. Zeer misplaats trouwens. Want wie gezond en wel door ziekenhuisgangen stapt, kan maar beter de moeite doen om onderweg eens aandachtig rond te kijken. Niet iedereen dartelt hier even vrolijk naar de liften, richting uitgang. Ik kruis soms schrijnende beelden. Gezichten waar pijn zeer duidelijke groeven in gekerfd heeft. Schuifelende patiënten, met holle blik achter een statief. Kindjes met kale hoofdjes. Je vraagt je af welke verhalen daar achter schuilen. Verhalen van verdriet? Ontgoocheling? Spijt? Berusting? Of toch nog hoop?
Het plaatst de dingen alleszins weer in het juiste perspectief, ik heb inderdaad bitter weinig reden tot zuchten. Ik besluit er ook meteen iets aan te doen. Ik loop naar het winkeltje bij de grote inkomhal en schaf me de juiste benodigdheden aan voor een paar uur gedachteloos lummelen in het zonnetje, buiten op een bankje: een voordeelpakket Flair + Libelle en een beker gekoelde, mierzoete Starbuck Caramel Macchiato. Het wordt, tegen alle verwachtingen in, een topmiddag. Zelden heb ik op weekdagen zomaar extra tijd om op een bankje te hangen, verstand op nul, langzaam nippend aan een caloriebom. Het voelt een beetje als vakantie op een warm strand op Cos, met ijskoude Café Frappé binnen handbereik.
Amper twee uur later krijg ik inderdaad al een telefoontje van de dagkliniek: mijn vader mag terug naar huis, alles is vlot verlopen. Ik begeef me, weer volledig opgeladen met zonne energie, naar niveau -2. Onderweg passeer ik nog een snoepautomaat en ik twijfel geen seconde: ik kies schaamteloos de dikste Suzy wafel uit de onderste la.
Vandaag mag m'n innerlijke kern even bomvol suiker.
Kwestie van af en toe toch eens een klein gelukje af te dwingen.
Reageer via
Wel wel - 26/05/2022
Ik sta aan de kassa bij Colruyt. "Kortingskaart of bonnekes, madammeke?" vraagt de goedbedoelende kassier, voor hij mijn aankopen begint te scannen.
De standaardvraag bij de zaterdagse boodschappen. Alleen, dit keer komt er dat 'madammeke' achteraan.
"Wel, wel," denk ik er het mijne van.
"Het heeft zo iets hulpeloos," grommel ik 's anderendaags nog even na tegen de dochter, "alsof ik zo'n klein sukkeltje ben. Waarom zeggen ze dan niet gewoon 'mevrouw', zelfs dàt klonk de eerste keer al confronterend."
Ik zie haar kijken. Want ik bén natuurlijk ook best klein. En ik durf inderdaad wel eens te sukkelen met zware lasten.
"Wel, wel," zegt ze. Meer niet. Maar ze denkt er duidelijk het hare van.
Daarna trekken we samen naar de wei, op zoek naar de nieuwste bewoner op haar terrein, want officieel ben ik uitgenodigd voor een namiddagje 'veulenborrelen'. We kijken samen vertederd naar moeder en zoon die zij aan zij en al op volle snelheid rondjes lopen door het hoge gras, alsof de geboorte niet pas eergisteren was. Heel anders dan bij ons mensen, op dat vlak neigen wij toch iets meer richting au en ai en oei, al krijg ik ook hier de gedetailleerde kraamhistoriek mee. Over het lange wachten en de nachtelijke wakes, want de aanstaande moeder gedroeg zich al ruim op voorhand als een echte dramaqueen. En ze kegelde* overduidelijk. De dochter zat dus dag en nacht op vinkenslag.
"En uiteindelijk klaarde ze de klus dan nog helemaal in haar eentje," zegt ze, "in het holst van de nacht en binnen de tien minuutjes. Ik was net nog gaan kijken."
Ik vraag hoe onze flinke jongen heet. En dat is een mond vol.
"Ímir frá Rauðidalur" zegt de dochter, "zoon van Ímynd van 't Enclavehof. Hun namen beginnen allebei met dezelfde letter, dat is makkelijk om later het juiste veulen aan de juiste moeder te linken."
"Wel, wel," zeg ik. Meer niet. Maar ik weet dat zij dat ook weet: dat ik dat in geen honderd jaar ga onthouden.
De rest van de namiddag verloopt geheel op gekende, Schaffense wijze: zo loom mogelijk, in het zonnetje, kijkend naar de rest van de beestenboel. Met taart en slagroom ook, op het nieuwe leven! En ik luister geamuseerd - en soms ook lichtjes verbaasd- naar de verhalen van de dochter, die aan elk levend wezen op haar erf een specifiek karaktertrekje weet te koppelen. Hoe nukkig de Bassets wel kunnen zijn en hoe aaibaar dan weer één van de vier poezen is, terwijl uitgerekend dàt exemplaar bedoeld was als vrijgevochten stalkat. En dat de drie varkens 's nachts wel vadsig samenschurken onder een berg hooi, maar daarom nog niet altijd de beste vrienden zijn. Vooral Fons heeft wel eens last van een identiteitscrisis, die heeft te lang tussen de paarden geleefd. En dat Clementine eindelijk de weg naar de legschuif gevonden heeft, ze legt haar dagelijks ei niet langer boven op het slaapnest van de zwijntjes. Want dat was altijd 's morgens haasten om het ei nog te redden: varkens zijn er verzot op! En o ja, de zwaluwen zijn terug, ze vliegen af en aan, er huizen weer twee nestjes hoog in de stallen.
Nieuw in het aanbod van beestige hilariteit zijn de anekdotes over de konijnen, twee jonge Vlaamse reuzen, dus nog uiterst wollig en van een ongeziene snoezigheid. De dochter heeft eigenhandig een huisje voor hen in elkaar getimmerd, compleet met een deurtje en een luikje voor het raam. Als er in Schaffen toevallig ooit kabouters passeren gaan die volgens mij nooit meer weg, die nemen meteen hun intrek.
"Misschien moet ik eens overwegen om, naast dat pension voor paarden, een konijnenhotel te openen," zegt de dochter "daar schijnt veel vraag naar te zijn, vooral tijdens de zomermaanden, als mensen op vakantie willen."
"Wel, wel," zeg ik.
En dit keer omdat ik écht niet zo meteen weet wat te zeggen. Want ik vermeldde dat al vaker: haar wereld is zo anders dan de mijne. Met veel liefde en aandacht voor de dingen die uiteindelijk wel eens het allerbelangrijkst zouden kunnen zijn : malse weides, blauwe hemels en gemoedelijk gewemel rond het huis. Alsof het merendeel van haar dagen gesluierd zit in een nevel van tevreden rust. Terwijl ik nog tot aan mijn middel verzink in de dagelijkse strijd van meer en beter en steeds hoger mikken. Voortdurend gejaagd en met het oog op de klok. Als ik al eens de knop op pauze duw is dat in een vooropgesteld en duidelijk afgebakend fragment van het lopende etmaal. Als een kleurloos, verbeten slaafje van dat eeuwige groeimodel.
"Wel, wel," zegt de dochter.
Maar we denken er dan toch weer allebei het onze van.
.*Kegelen: Als aan de uier twee wasachtige druppels hangen, het zogenoemde 'kegelen', wordt het veulen meestal binnen 24 uur geboren. Nee, ik wist dat ook niet.
Wel, wel.
Reageer via
Week 24 - 18/06/2022
Nooit gedacht dat ik nog eens mensen zou inspireren. Maar kijk, ik schrijf een random blogje over een deurbel en plots krijg ik berichtjes vanuit diverse- wel voornamelijk mantelzorgende- hoeken: goed bedacht Mie, dat gaan wij ook proberen!
"In tijden van smartphones en internet nog communiceren via een deurbel," stelt de dochter verbaasd vast, "je had ook gewoon opnieuw de rookpluim kunnen lanceren."
Maar het principe is gebruiksvriendelijk en goedkoop en doet met één druk op de knop gewoon wat wordt gevraagd, zonder die eeuwige overvloed aan keuzemogelijkheden, meer moet het soms echt niet zijn. Ik denk trouwens dat, los van die link naar hulpverlening, wel meer oudere mensen blij zouden zijn met nog eens een welgemeende, ouderwetse druk op hun deurbel. Ook mijn nonkel- kranig op weg naar 92!- wil weten waar hij zo'n bel kan kopen, want tante is dezer dagen wat moeilijker te been en dan vindt hij zo'n ding in de buurt best handig. Dus ik stop na het werk nog snel bij een lokale doe-het-zelf-zaak, laat me door een kwieke Brico-man de weg wijzen naar gang 6 van de draadloze alarmsystemen en schaf me een tweede exemplaar aan, alleen dit keer in een andere kleur, de witte waren er niet meer. En ook eentje met een iets groter bereik, 300 meter, voor als nonkel eens naar den hof trekt bijvoorbeeld, hij heeft nog een bedje rijpe aardbeien in de tuin. Hij en ik zitten diezelfde avond samen nog wat te prutsen om het ding operationeel te krijgen, met van die heel kleine vijsjes die dan weer met een heel klein schroevendraaiertje moeten los gevezen worden om de piepkleine batterijtjes te plaatsen. Ik stel vast dat ook ik dat niet meer red zonder leesbril, maar het lukt. We kiezen uit tien deuntjes de rustigste beltoon: für Elise. Als tante dringend bijstand nodig heeft, wordt nonkel daarvan met zachte pianoklanken op de hoogte gebracht.
Intussen worden de eerste tropische temperaturen aangekondigd. Dus zelfs ik - toch iets meer fan van winterse sfeer- kan er niet langer omheen: het gaat volop zomeren, binnen enkele dagen zelfs astrologisch officieel. Ik kijk in mijn agenda en zie dat we inderdaad al week 24/2022 zijn. En dat de pagina's van de daarop volgende weken, behalve met wat werkgerelateerde items, nog grotendeels blanco bleven. Alleen in week 27 staat op een zaterdagavond Rock Zottegem eenzaam te prijken. En een week later dan ook nog Rock Herk, maar met in fluo nog een vraagteken erbij. Want het kwakkelt nog steeds een beetje hier op het thuisfront, dus het blijft afwachten wat kan en niet kan.
Verre horizonten opzoeken zit er hoe dan ook niet in dit jaar, maar op één of andere manier brengt dat dan ook weer rust in mijn hoofd. Want niks moet dus, deze zomer. Geen koffers pakken, geen alternatieve routes uitstippelen, mijn lijf mag voor één keertje gewoon rustig blijven uitdeinen, het moet niet nog op de valreep summer proof naar een strand. Het wordt gewoon wat bruinen zonder zon op mijn benen smeren, en dan een flodderkleed aan en meepikken wat mijn pad kruist. Letterlijk leven op het ritme van 'la vie comme elle vient'.
Dat dreigt misschien een zomer van weinig hoogtepunten te worden, maar het is toch ook zoals ze zeggen: de leukste feestjes zijn meestal de onverwachte. Dus ik zie wel.
En jawel, nog in diezelfde, toch weer ietwat saaie week 24, kondigt een onverwacht feest zich al aan! Want opeens is er dat verpletterend heerlijke nieuws over Mauro: hij wordt opnieuw, en echt weer helemaal officieel, het vijfde bandlid van dEUS. Mijn geluk kan niet op! Vanaf nu zal de gitaarriff na het tweede refrein van Instant Street weer in oorspronkelijke glorie gebracht worden. Mauro, dat is - en dit heb ik van een andere, echt wel die hard fan- seks op een podium. En ik sta dan in week 27 gewoon al van op de eerste rij mee te genieten. Misschien toch maar liever niet in een flodderkleed dan. En een kilootje minder kan tegen week 27 misschien nog net.
Ik zeg het u: veel beter kan het eigenlijk al niet meer worden, deze zomer.
Reageer via
Betutteling - 25/06/2022
We zijn een land van wetten en regeltjes en daar heb ik meestal geen problemen mee. Je kan misschien wel dromen van een paradijs van absolute vrijheid, maar dat lijkt me eerder een vals ideaal. Laat iedereen van ochtendgloren tot avondrood lekker z'n eigen zin doen en het wordt collectief jongleren op de apenrots.
Maar toch zijn er dagen dat ik me erger aan de overvloed van regeltjes, soms zijn het er gewoon een ietsje te veel.
Als ik op één week tijd drie snelheidsbekeuringen in de bus krijg, bijvoorbeeld.
"Gij hebt precies een abonnement bij de politie," grapt mijn vader, want hij legt trouw elke voormiddag mijn post op de trap en die briefomslagen zijn niet mis te verstaan: politiezone Antwerpen, politiezone Lier, politiezone Meerhout. Afin, altijd zeer duidelijke correspondentie.
En nee, voor jullie gaan denken dat ik een razend gevaarlijke brokkenpiloot ben: het gaat telkens om relatief kleine overtredingen. Twee boetes waarbij ik amper 42km per uur reed, in een smal Antwerps stadstunneltje, een doorsteekje dat ik wel eens neem om de drukte op de Ring te vermijden. We spreken hier over één rijvak, met daar naast een pechstrook, bij mijn weten heb ik er ook nooit meer dan drie auto's achter mekaar weten rijden en zwaar vervoer mag er zelfs niet in. Geen fietsers en al helemaal geen spelende kinderen in de buurt. Maar de snelheidslimiet staat blijkbaar op 30. Tweemaal geflitst dus, twee maal 62,06€ armer, dat scheelt alweer een paar zomerschoentjes mevrouw.
De derde overtreding is intussen bijna een klassieker: op de ring rond één van onze gezellige provinciesteden. Toch duidelijk een route die bedoeld is om op relatief vlotte wijze de stadsdrukte te omzeilen, maar dat is buiten de steeds weer wisselende snelheidsbeperkingen gerekend. Voor je het kluwen van verkeersborden hebt ontrafeld is het trouwens al te laat. Wie hier 's ochtends de meute volgt heeft gegarandeerd het vlaggen. Terwijl je niet eens baldadig langs Vlaamse wegen scheurt, je bent gewoon heel braaf en groepsgewijs op weg naar het werk.
Ik vraag me dan toch af in hoeverre dit nog met veiligheid te maken heeft. Het lijkt wel alsof je constant ergens in overtreding bent. Kennis, inzicht of gewoon gezond verstand doen niet meer ter zake, de flitspaal regeert. Een wettelijke vorm van betutteling. Dan denk ik: beboet de échte snelheidsduivels en straf dronken debielen achter het stuur, maak het veilig aan schoolpoorten en overal waar het broodnodig is, investeer dat geld voor al die overbodige borden en flitspalen misschien eens in deftig openbaar vervoer. Bedenk eens iets constructiefs, in plaats van altijd maar dat vermanend vingertje op te steken.
Ik heb m'n ergernis bijna weg geslikt als ik ook diezelfde week te maken krijg met nog wat administratieve riedeltjes, want daar zijn we hier ook sterk in. Ik wil een jongeman aan het werk zetten, van Braziliaanse nationaliteit, maar al meer dan twintig jaar in dit land en Vlaamscher bespraakt dan wijlen Stijn Streuvels. In bezit van het juiste diploma, gemotiveerd en hij heeft meer dan genoeg relevante werkervaring voor deze job.
"Een starter!" roepen wij dan in koor op de werkvloer.
Maar neen, mooi niet dus. Want de jongeman is z'n paspoort kwijt en dan mogen wij geen contract aanmaken. Hij heeft wel aangifte gedaan bij de lokale politie ( bij één van mijn ijverige correspondentievriendjes) en kreeg daar een zeer officieel ogend document waarop alles- maar dan ook àlles behalve zijn bloedgroep- vermeld staat. Wie hij is en waar hij vandaan komt en waar hij nu woont en zelfs de gegevens van zijn verloren identiteitskaart, maar toch, hij moet een ORIGINEEL paspoort kunnen voorleggen, mevrouw. Ergens hogerhand heeft iemand beslist dat je pas echt bestaat als je identiteit op een klein plastieken kaartje geprint werd. Een officieel stuk papier, formaat A4, met daarop honderd bevestigende stempels van een erkend gemeentebestuur is in deze niet geldig.
Want ja, mevrouw, er is een groot tekort op de arbeidsmarkt. En ja, ze komen wel naar hier, mevrouw, maar ze willen niet werken.
De week der ergernissen wordt nog op waardige wijze afgesloten. Als ik op vrijdagavond op weg ben naar huis, belt m'n moeder, behoorlijk overstuur. Mijn vader is gevallen in de tuin. En hij geraakt niet op eigen kracht weer recht en zij kan ook niet helpen. Ik bevind me ergens ter hoogte van Berlaar, dus ik schat nog een dik half uur voor ik thuis ben, alle snelheidsregels in acht genomen.
"En hier dreigen ook nog eens donkere regenwolken," panikeert m'n moeder.
Gelukkig kan ik m'n nichtje bellen, zij snelt meteen ter plaatse. Als ik eindelijk arriveer- en dit keer écht in de hoop dat ik onderweg geen van mijn pennenvrienden ben tegen gekomen-ligt het leven gelukkig weer behoorlijk in de plooi. M'n vader zit al terug binnen op een stoel, voet omhoog, maar hij heeft niets gebroken.
"Die man is van elastiek," zegt m'n moeder bewonderend.
Maar er zit wel een serieuze wonde op z'n been, daar moet een deskundige hand aan te pas komen.
En ook nu moet weer een streng protocol in acht genomen worden.
Want ik bel eerst de huisdokter. Maar huisdokters mogen dit soort zorg blijkbaar enkel verstrekken in hun praktijk en mijn vader- hij kan behoorlijk koppig zijn en bovendien is hij toch een beetje van slag- wil vanavond heel zeker niet meer op verplaatsing. Dus ik word doorverwezen naar het Wit Gele Kruis. Geen probleem, zou je denken, die engelen komen hier sowieso al dagelijks langs. Maar nee, voor wondverzorging moeten ze een voorschrift hebben van de huisarts en pas dan mogen ze iemand sturen. De dame van wacht is uiterst begripvol en ik hoor haar onmacht door de telefoon, maar regels zijn regels, het spijt ons mevrouw. Het blijft dus nog wat heen en weer bellen en snel snel naar de huisarts rijden voor dat voorschrift, met nog een ommetje langs de apotheek, maar uiteindelijk zit mijn vader een dikke twee uur later toch min of meer triomfantelijk met zijn been in een steriel verband. Ook uiterst zorgzaam in de watten gelegd door een goedlachse verpleegster, laat dat duidelijk zijn.
Ik bel die avond nog met de dochter, al was het maar om even alle ergernis van die week te ventileren.
"Waar was hij dan precies gevallen?" vraagt ze.
Tja, daar moest hij zelf ook een beetje om lachen: bij het vogelhuisje, vlak naast die kleine composthoop, net niet pal er in.
"Wel veel gedoe allemaal," zegt de dochter, "wat doen oude, alleenstaande mensen dan als ze dringend zo'n verbandje nodig hebben? Je zou toch denken in termen van: eerst water, de rest komt later?"
"Geen idee," zeg ik.
Misschien gewoon laten liggen, naast het composthoopje? Bij gebrek aan de juiste documenten?
Reageer via