Herman - 03/08/2023

Als ik een vogeltje kon zijn was ik ongetwijfeld een luistervink. Niets zo inspirerend als stiekem mensen afluisteren. Ik laat me nog eens volledig gaan als ik, tussen twee afspraken in, nog even de tijd dood met een kopje koffie in een knusse brasserie. En omdat het zo'n druilerige namiddag is trakteer ik mezelf ook maar meteen op een warme wafel met slagroom. En dan: oren spitsen en mee genieten van de conversatie die zich een tafeltje verder afspeelt. Aan dat tafeltje zit een fancy brillend koppeltje, jonge dertigers zo te zien, na te mijmeren over hun schitterende roadtrip langs de Amerikaanse Westkust, ze zijn sinds gisteren weer in ons kikkerland. Blijkbaar zijn ze gekende klanten hier, want de kelner van dienst komt gemoedelijk tussen. Dat het wel fantastisch moet geweest zijn en dat hij daar ook van droomt, van zo'n avontuurlijke trektochten langs verre kusten. "En nu maandag weer aan het werk?" vraagt hij. "Dat zal pijn doen!" Maar nee, er wordt nog lang niet pijnlijk terug naar het werk gegaan. De roadtrippers trekken eerst nog op verlengd 'rustweekend' naar de Nederlandse wadden, om aldaar in complete stilte te bekomen van hun schitterende vakantie. Kijk, dat zijn dan van die momenten dat ik wel eens denk: hoeveel meer moeten we in godsnaam nog gaan rusten? Wanneer mogen we nog eens goedgemutst en uitgeslapen naar de wakkere wereld? Wordt uitrusten na een lange, schitterende vakantie het nieuwe normaal? Maar goed, ik kom natuurlijk uit een andere tijd. Toen je nog gewoon eens vroeg naar bed moest om er 's anderendaags weer monter te staan. Ja, ook gewoon op maandagmorgen dus, hoe desastreus het weekend ook was geweest. "Kruip er maar op tijd in," zei mijn moeder dan op zondagavond. Maar dezer dagen lijkt het wel alsof we langs alle mogelijke kanalen worden aangepord om het toch maar kalmer aan te doen. 'Loop jezelf maar niet voorbij', het is een zin die ik bijna dagelijks hoor. En het helpt natuurlijk niet dat ik ook op social media nog een handjevol mensen volg die beroepshalve bezig zijn met rust, en dan wel in de breedste zin van het woord: rust in je hoofd, rust in je huis, rust in je werk, rust in je relatie. Loslaten is de boodschap! Zelfzorg! Me first! Woorden waar ze je om de haverklap mee om de oren slaan. Er zit ook een fosfaatvrije BV tussen de goeroes die ik volg, ik ga de vrouw hier niet bij naam noemen, want in real life is het waarschijnlijk wel een toffe madam. Maar die gooit zoveel reels en posts op internet, die neemt je drie keer per dag mee op 'n zoektocht naar 'n blij & gezond & bewust leven. En om dat allemaal te bereiken moet je, naast het verorberen van veel groene bio dingen en het slikken van supplementen in capsulevorm (welke precies wordt vermoedelijk bepaald door de sponsor van het moment), ook veel rusten. Of op z'n minst elke dag ergens een uur gelukzalig naar de wolken zitten kijken, wat de coachende dame in kwestie dan ook overtuigd en veelvuldig doet. In die mate zelfs dat ik soms denk: dat moet doodvermoeiend zijn, zo bijna onafgebroken ergens op een boomstronk tot innerlijke rust proberen te komen. Je staart je toch suf? Laatst bood ze zelfs een (prijzig!) weekje in het zonnige zuiden aan, een soort van vrouwenkring op verplaatsing om -uiteraard in alle rust- weer in balans te komen. Om te verbinden met elkaar, te reflecteren en te stralen. En hele week masterclasses rond zelfzorg, ontspannen en gezonde levensstijl, want meestal moeten er ook nog enkele kilootjes worden kwijtgespeeld om-zeker als vrouw-weer helemaal in je kracht te staan. In het bezit zijn van een stel stevige kuiten is daarvoor blijkbaar niet voldoende. Nee, je gooit al je besognes in een soort van Spaanse snelkookpan en dan kom je daar vijf dagen later weer slank en herboren uit. Daar geloof ik dus niet in, hoogstens is je brein dan gaargekookt, volgens mij. Van dauwtrippen - ooit een paar keer geprobeerd- kreeg ik trouwens ook alleen maar natte voeten, nergens zag ik kosmische lijnen m'n pad kruisen. Alleen al die zweverige termen trouwens, wie heeft ze ooit verzonnen? Verbinding maken met je authentieke zelf en cyclisch gaan leven, leg me dat eens uit in gewone mensentaal? En loslaten, hoe begin je daaraan? Gewoon de boel de boel laten? Après moi le déluge? "Ja, maar, wij doen toch ook aan yoga," zegt een vriendin, "is dat dan niet zweverig?" Want ik moet toegeven: na zo'n uurtje yoga is mijn hoofd ook helemaal leeg. Dan ben ik klaar voor een droomloze, pikzwarte slaap. Maar yoga vraagt dan ook opperste concentratie. Focus. Met de beste wil van de wereld, ik kan echt niet aan een overvolle strijkmand denken in de houding van de boom, tenzij meteen omvallen ook een optie is. Maar goed, de wereld is constant in beweging en mensen zullen wel eeuwig zoekende blijven. Wat vandaag nieuw lijkt is morgen alweer volledig achterhaald. Dat nieuwe, collectieve graven naar innerlijke rust is dus waarschijnlijk niks om ons zorgen over te maken, mensen varen nu eenmaal af en toe een nieuwe koers. Zo werd zelfs Herman Brusselmans uiteindelijk nog de man die zijn haar kort liet knippen. En overweegt nu zelfs Jo Vally om in de politiek te gaan. Al is dat laatste misschien toch wel een kleine reden tot ongerustheid.

Reageer via    






Duurzaam - 12/08/2023

Ik krijg een mail waarin ik- samen met nog 70.000 andere klanten- uitvoerig bedankt word voor mijn aankopen én mijn inzet voor het milieu. Je zou denken dat ze voor dat laatste de superlatieven eerder sturen naar Greta Thunberg, maar kijk, blijkbaar hebben mijn kleine dagelijkse keuzes toch een grotere impact dan ik dacht. Sinds kort gebruik ik namelijk geen vloeibare wasmiddelen meer, maar ben ik overgeschakeld naar wasstrips. Dat zijn zo van die kleine doekjes die je mee in de wasmachine gooit en zodra ze in aanraking komen met water lossen ze op tot een universeel wasmiddel, geschikt voor zowel bonte als witte was en ze geven een zalig geurtje af. Ik kies meestal voor Zeebries, maar Lavendel kan bijvoorbeeld ook. Wasverzachter is ook niet meer nodig, je linnen wordt zachter dan zacht. Je kan de doekjes gewoon online bestellen en twee dagen later worden ze aan huis geleverd, in kleine kartonnen doosjes die zo in je brievenbus kunnen. Het bespaart me niet enkel een hoop gesleep met volle plastic bussen, maar ik lever alzo ook een bijdrage tot een schonere planeet. De doekjes zijn namelijk vrij van plastic, vegan, makkelijk biologisch afbreekbaar en er wordt niet nodeloos water vervoerd. Veel duurzamer kan het niet meer worden. In de vriendelijke mail wordt ook nog wat gegoocheld met cijfers: met deze nieuwe manier van wassen hebben wij, trouwe klanten, intussen al 530.737 wegwerp plastic flessen uitgespaard en een hoeveelheid water waar je 10 jaar lang kan mee douchen. Dan vind ik toch dat we redelijk goed bezig zijn, met ons proper gezelschap. Ik heb trouwens nog een andere nieuwe hobby, een beetje in dezelfde klimaatvriendelijke lijn, want ik heb nu ook die app van Yuka gedownload. Met die app kun je de barcode van voedingsmiddelen en cosmetica scannen en dan krijg je meteen ook een globale score: hoe gezond is dit product en wat zit er allemaal in. In ons huis is dus geen enkele barcode nog veilig, want ik sta overal met mijn gsm in de aanslag. Mensen die mij soms raar zien doen tussen de rekken van de Colruyt: ik speur gewoon naar de streepjes op verpakkingen. Weliswaar zo nonchalant mogelijk, maar ik ben nog zo eentje van de Boomer generatie, een beetje onhandig dus met die dingen én te hovaardig om al een volledige dag te brillen. In elk geval, de app levert soms verrassende scores op. Dingen waarvan ik dacht: dat is best gezond en puur natuur, maar die dan toch tjokvol additieven blijken te zitten. Natuurlijk, helemaal waterdicht zal dit systeem wel niet zijn en de immer kritische testers van Testaankoop sporen ook aan tot enige nuancering, maar toch, in de meeste gevallen zou Yuka het bij het rechte eind hebben. In dat geval is het eigenlijk een wonder dat ik, gezien de hoeveelheden chemische troep die ik in dit bestaan al achterover sloeg, zélf nog niet spontaan in schuim oplos als ik een bad neem. Toeval wil dat ik op een (overigens zeer gezellig) familiefeestje al mijn goede bedoelingen uitgerekend tegen een klimaatscepticus uit de doeken doe. "Allemaal zever om ons bang te maken, dat gedoe over stikstof en broeikasgassen," zegt hij, "en bovendien zijn dit druppeltjes op een hete plaat. Jij geeft je geld uit aan vegan wasstripjes en aan de andere kant van de wereld kappen ze een volledig regenwoud weg." En ja, daar zit ook wel wat waarheid in. En we weten natuurlijk allemaal wie de grootste vervuilers zijn. Maar we moeten toch érgens beginnen. En een beetje het goede voorbeeld geven, anders krijg je de rest toch ook niet overtuigd? Je raadt een rebellerend kind toch het roken niet af met een zelf gerolde Bastos tussen de lippen? Bovendien ben ik een bange wezel. Bang dat ik op de dag des oordeels wel eens zou kunnen afgerekend worden op minder propere feiten. En wie weet heeft de goede God intussen ook zo'n app op z'n gsm. Dat je dan aan de hemelpoort komt en dat je, na een vluchtige scan, al meteen eindigt met het resultaat 'poor' of erger nog, 'bad'. Dat was maar een povere bijdrage daar beneden mevrouw Thuys, dus die rijstpap met gouden lepeltjes kan je vergeten. En dan is er ook nog altijd die inspirerende uitspraak van m'n grootmoeder zaliger, onze rots in elke branding, zij gaf nooit op en bleef hardnekkig aansporen: 'alle beetjes helpen, zei 't manneke, en hij plaste in de zee' Een wijsheid waarmee ze de wereld had kunnen besturen.

Reageer via    






Inca Trail - 10/09/2023

Ik word, samen met een andere jubilerende collega, uitgenodigd voor een etentje. Dat is uiteraard zeer attent van onze directie en ook werk gerelateerd, maar het is vooral ook de bedoeling mekaar eens op een andere manier te leren kennen. Dus niet weer vijf culinaire gangen gaan volpraten over de job, maar wèl over de dingen die ons daarnaast zoal bezig houden. Ik krijg al flanellen benen als ik er aan denk! Want ik kan wel een serieuze boom opzetten over de uitzendsector, maar los daarvan ben ik toch altijd een beetje bang dat ik niet zo gek veel te vertellen heb. Alleszins weinig spectaculairs. Ik hang zo wat aaneen van anekdotes en losse fragmenten, maar verder doe ik weinig bijzonders. Ik lanceer wel regelmatig een blogje, maar meestal over de kleine dingen des levens en je kan die schrijfsels bezwaarlijk van hoogstaand literair niveau verdenken. En ik lees veel en ik strijk graag. Maar vooral dat laatste gooi ik zelden snel in de groep, je lijkt al gauw zo'n beige vrouwtje, saai en keurig, wat vermoedelijk ook wel waar is. "Met reisverhalen scoor je altijd goed," zegt de collega die mee mag aanschuiven en zich ook wel afvraagt welke richting de gesprekken dan zullen uitgaan. We hebben het trouwens ook al uitgebreid gehad over onze vestimentaire keuze, vrouwen blijven tenslotte vrouwen. Al was onze uiteindelijke outfit dan weer zeer voorspelbaar, want we arriveren allebei in sober, doch stijlvol zwart. Op de parking wisselen we ook nog onze comfortabele sneakers voor een elegante hoge hak, snel, snel, in de hoop dat niemand ons bezig ziet. Alsof wij twee bovennatuurlijke wezens zijn die - ook op stiletto's- nooit de grip verliezen, zelfs niet op gaspedalen. Al bij al loopt alles natuurlijk weer veel gemoedelijker dan verwacht, een mens maakt zich meestal zorgen om dingen die nooit gaan gebeuren. Het eten is lekker, het gezelschap meer dan aangenaam en er worden geen spannende verhalen verwacht over bijvoorbeeld, ik zeg maar wat, een vierdaagse Inca trail naar de Machu Picchu. Mijn anekdote over die keer dat ze me moesten depanneren op een steile autotocht richting een B&B op eenzame hoogte ergens in de Dolomieten zorgt al voor voldoende hilariteit. En voorts, want we kunnen het dan toch weer niet laten, mogen we alsnog volledig loos gaan over twee decennia anciënniteit en geloof me, in onze sector geeft dat een bomvolle schatkamer aan herinneringen. Naar goede gewoonte overschouw ik die avond nog eens de grote lijnen van ons verhaal. En kom maar weer eens tot het besluit dat het lang niet altijd de grootste successen of de uitzonderlijke prestaties zijn die blijven hangen, maar wel de mensen met wie je alles hebt beleefd. En al het sentiment daarrond. Hoe je samen, soms zelfs tot tranen toe, hebt gelachen. En af en toe ook wel eens van harte vloekte of oprecht verdriet had. Hoe je mensen hebt zien groeien en open bloeien of helaas te snel zag afhaken. Soms ging dat gepaard met een vluchtig afscheid, maar dan waren er ook weer mensen die je nooit of nooit nog zal vergeten. Nee, de meest memorabele pieken en dalen zijn gewoon een bonte verzameling van gevoelens die dat stukje leven hebben gemaakt tot wat het uiteindelijk geworden is: twintig boeiende, intense jaren. En dat alles zonder dat ik helemaal naar Machu Picchu moest kruipen.

Reageer via    






BPPD - 29/09/2023

Nu het feestgedruis rond mijn status van twintig jaren trouwe dienst stilaan begint weg te deemsteren, komen opeens mijn inactiviteitsdagen nog ergens ter sprake. Lees: gewettigde afwezigheid wegens ziekte. "Ik heb je eigenlijk nooit ziek geweten," zegt een collega die al even lang als ik hetzelfde pad bewandelt. En dat kan wel kloppen. De laatste keer dat ik een ziektebriefje inleverde moet ergens in december 2003 geweest zijn. Toen heb ik een volledig etmaal languit in mijn zetel gevegeteerd, met barstende hoofdpijn en zonder duidelijke oorzaak. En enkele jaren later bleef ik ook nog een paar dagen aan huis gekluisterd omwille van een kleine ingreep aan mijn voet, waarbij ze mijn linker teen zo dik hadden omzwachteld dat ik geen grip meer kreeg op de koppeling van mijn auto, levensgevaarlijk op de baan dus. Maar verder? Zelfs geen banale verkoudheid werd nog mijn deel. Wel nog een flinke corona besmetting, maar zonder de overduidelijke testuitslag had ik het waarschijnlijk nooit geweten, er was geen enkel waarneembaar symptoom. Dat geluk heeft vermoedelijk iets te maken met spreekwoorden waarin het woord onkruid wel eens voorkomt én goede genen natuurlijk, al had ik- vooral als jong meisje dan - het samenraapsel van die laatsten graag anders gezien. Ik had bijvoorbeeld liever de natuurlijke haarkleur van mijn moeder geërfd, glanzend bruin en met een uitgesproken ondertoon van acajou. Of de lichaamslengte van mijn grootmoeder langs vaders kant. In combinatie dan met de slanke taille van een tante langs moeders zijde. Het had me veel gezucht in paskamers kunnen besparen. Maar een mens leert gaandeweg berusten, tenslotte worden we uiteindelijk allemaal- met een beetje chance tenminste- elke dag een beetje ouder en wat minder glanzend, en het is zoals ze zeggen: gezondheid is het hoogste goed. Het voelt dan ook heel raar- ik ben zo'n dingen niet gewend- als ik op een nacht duizelig wakker wordt. Alsof heel Scherpenheuvel draait en ik zo meteen in een donkere diepte ga vallen. Mijn eerste reflex is: checken of alles nog naar behoren functioneert. Je hoort wel meer verontrustende verhalen over een verlamde arm of een mond die plots scheef gaat hangen, dingen waarmee je maar beter rechtstreeks naar Spoed kan verkassen. Ik ga ook even na of ik ze nog alle vijf op een rij heb en rammel, midden in de nacht en horizontaal in m'n bed, een weesgegroetje af, in het Frans, wat ik wel eens pleeg te doen als ik twijfel aan m'n verstandelijke vermogens. Het lijkt me een betrouwbaar criterium en een schietgebedje kan uiteindelijk nooit kwaad. Maar alles werkt blijkbaar nog naar behoren, dus ik draai me nog eens om en slaap verder de slaap der onschuldigen. Al val ik de volgende dagen nog regelmatig in herhaling: ik duizel als ik snel omhoog of naar beneden kijk of als ik te bruusk beweeg en gek genoeg ook vaak als ik gewoon ga liggen. Ik schuifel behoedzaam door de dagen, maar ik knal alsnog ongelukkig met m'n rug op de rand van m'n bed. En op het werk draai ik, redelijk onnozel, als een krakkemikkig oud vrouwtje tegen een keukenkast. Stilaan word ik ook zo misselijk als een krab. Dus ik maak een afspraak bij de huisdokter, in alle vroegte, dan zien ze me nog op een behoorlijk uur op de werkvloer arriveren. "Dat is goed," zegt de dokter aan de telefoon, "kom best nuchter, dan kan ik ook nog een staaltje bloed afnemen. Je bent tenslotte al een tijdje niet meer langs geweest." Ik voel het al aankomen, die jongen ziet z'n kans nog eens schoon, ik mag waarschijnlijk nog langs een paar andere wachtkamers passeren. Maar te beginnen bij de huisdokter dus. Eerst krijg ik de beloofde prik en daarna volgt al snel het verdict over de situatie in m'n hoofd. Ik vrees het ergste, maar dat valt mee: ik lijd aan BPPD, wat staat voor Benigne Paroxismale Positie Duizeligheid. Een moeilijke term voor onschuldige evenwichtsstoornissen die meestal binnen vier weken ook vanzelf weer over gaan. Ik krijg nog een gedetailleerde uitleg over het evenwichtsorgaan en over soms ook dwalende kristallen in oren en keer weer huiswaarts met een geprint lijstje, met daarop een reeks afgebeelde oefeningen die ik thuis kan doen om weer in balans te komen. Blijkbaar kan je dat evenwicht dus trainen. Een hele geruststelling. Er volgen die week hoe dan ook nog een paar andere onderzoeken, die stonden al langer op de planning: de halfjaarlijkse afspraak bij de tandarts (hoera, geen gaatjes) en de jaarlijkse controle bij de oogarts (scherper zicht dan de vorige keer). Ook het bloedonderzoek brengt enkel goed nieuws, een aantal belangrijke waarden scoren zelfs beter dan vijf jaar geleden. Maar zoals ik al had gedacht, mijn huisdokter is van de grondige aanpak, dus ik mag nog een paar andere wachtkamers passeren. Ik krijg nog een verwijzing voor een mammografie en een botscan, schijnt nooit kwaad te kunnen. En terwijl ik dan toch op pad ben passeer ik nog snel langs de afdeling pneumo in het ziekenhuis, mijn moeder heeft een nieuw voorschrift nodig. En dan heb ik het wel even gehad met afspraken en wachtkamers in het algemeen. Behalve dan met de laatste: een bezoekje aan de kapster, gewoon, de boel wat bijkleuren en opfleuren met wat lichtere lokjes. Een half uurtje zen zitten wachten met een hoop zilverpapiertjes op m'n kop. En intussen gezellig een kopje koffie drinken en babbelen over de nieuwtjes van de dag. De betere wachtkamer dus. Waar ik dan toch even begin te twijfelen…Want misschien is het nu, na al dat goede nieuws, ook wel een gunstig moment om nog eens iets gewaagds met die haarkleur van mij te doen? Misschien moet ik toch eens iets richting acajou proberen? Sommige dingen heb je toch ook gewoon zelf in de hand? Of zijn al die dikke lippen op Instagram puur genetisch bepaald? Maar dan denk ik aan wat m'n vader- met regelmaat en vooral als er nog eens een echtelijke ruzie moet worden bijgelegd- verkondigt over dat oorspronkelijke kleurtje van m'n moeder, nog voor ze uiteindelijk haar pittig grijs hoofdje kreeg: "Dat was een tintje," zegt hij dan, "zo schoon en speciaal, dat kunt ge in geen enkel potteke namaken." Dus ik laat het maar. Misschien kan je maar beter gewoon tevreden zijn met de grootste lijnen die je meekreeg en het houden bij kleine, bescheiden retouches. "Het is ook zonder zware ingrepen al een hele opdracht om mee te zijn," zucht één van de vriendinnen nog diezelfde avond. Zij is dezer dagen fel in de weer met self tan druppels, de nieuwste rage om er sun kissed bij te lopen zonder een streep zon te zien. Want bruinbakken mag niet meer en zonder een dikke laag factor 50 durf je hoe dan ook niet meer de deur uit. "Wat moet je doen, wat moet je laten, hoe ver kan je gaan?" mijmert ze verder, want ze overweegt ook nog voorzichtig een ooglidcorrectie. "Allemaal een kwestie van het juiste evenwicht vinden," zeg ik wijs. En daar wordt hier Thuys intussen hard aan gewerkt. PS: dat boek op de foto, uiterst geschikt leesvoer voor in wachtkamers allerhande.

Reageer via    






Puur natuur - 12/10/2023

Leg wekelijks een groepje min of meer gelijkgezinde vrouwen op een yogamatje in het Aarschotse en vroeg of laat zal de naam van Gwendolyne Rutten wel eens vallen. Zeker als burgermoeder Rutten zich recent nog outte als vrouw in de overgang. Of in elk geval al volop in de perimenopauze, om het nieuws helemaal correct te brengen. "Moet dat nu echt," zucht één van de liggende dames. "Net goed," meent dan weer een andere, "het is heel erg nodig dat er meer over de menopauze gesproken wordt. En dat vrouwen weten dat er fatsoenlijke behandelingen bestaan. Of dat er op z'n minst meer onderzoek gebeurt." Ik schipper-naar goede gewoonte- wat twijfelend tussen beide meningen in. Want eerlijk is eerlijk, die overgang was een fase in mijn leven die quasi ongemerkt aan mij is voorbijgegaan, dus ik heb er bitter weinig over te melden, laat staan dat ik het in de media zou gooien. Bovendien heb ik, met 2024 in het vooruitzicht, een beetje moeite met de timing van deze openbaring. Deel als goedlachse politica je ervaringen met hormonen, beloof er iets concreets aan te doen, en je hebt volgens mij al een hoop extra stemmen geronseld. Veel efficiënter dan een spijtbrief, als we de laatste peilingen mogen geloven. Anderzijds, ik ken behoorlijk wat dames die een ronduit droevig verhaal over de overgang kunnen brengen. Met een resem klachten waarvan je denkt: wie heeft dit scenario ooit bedacht? En wat is in godsnaam het nut van al dat nachtelijke zweten? Tenslotte zijn wij de enige primaten waarbij het verschijnsel overgang zich voordoet. Enkel orka's schijnen er ook last van te hebben. Pech dus. "Het is de natuur," zeggen ze dan. En daar moeten we het maar mee doen. Terwijl het mij dan eerder een foutje van de natuur lijkt. En in dat geval kan wat extra aandacht in de pers alleen maar positief zijn. Er moeten toch betere remedies te verzinnen zijn dan een kalmerend kopje thee en wat verkrampt zitten mediteren bij een wierookstokje. Want verder doen wij vrouwen er toch meestal het zwijgen toe. Je wil geen zeur zijn en al helemaal geen zeur die overgaat naar iets dat toch slinks verwijst naar verwelkt en middelbaar. Bang dat we na ons vijftigste enkel nog bakkend en breiend in een schemerig hoekje zullen verzeild geraken. We doen dat wel vaker, wij vrouwen: ons in stilte neerleggen bij de zogenaamde wetten der natuur. Er zullen hier en daar wel wat franke feministes veelbetekenend met een XXL-verbandje van Allways staan te zwaaien, maar meestal blijft ook dat maandelijkse gebeuren een goed bewaard geheim. Terwijl dat ook niet altijd een pretje blijkt te zijn. Nogmaals, ik hoorde ook op dat vlak weer bij de gelukkigen, maar ik ken verhalen…Maar ook daar blijkbaar weer niks dat niet te verdoezelen valt met een extra vleugje lipstick en een positieve mindset. Een bruistabletje ter ondersteuning kan nog net. En dan hebben we al stevige vooruitgang geboekt! Ik herinner me nog de schoolse levenslessen die wij meekregen in de jaren '70, over 'die tijd van de maand'. Ik citeer: 'Er zijn atletes die zelfs dàn olympisch goud winnen, meisjes, dus niet flauw doen.' Met daarbij het vermanend vingertje van Zuster Ludwig, tijdens de vrijdagse les handwerken. Ik weet niet wat ik erger vond: die rigide richtlijnen naar een bestaan als devote, berustende sukkels of haar bezigheidstherapie met een rits opgelegde borduurwerkjes. Mijn moeder koestert nog steeds een vaalgroene kussensloop waarop ik destijds mijn fraaiste kettingsteken heb verwerkt. Met driedubbeldradig borduurgaren, als ik me niet vergis. Je zou als dertienjarige van minder ongesteld geraken. De beste die ik laatst nog hoorde over 'de natuur' kwam van een man. Over het natuurlijke mirakel van een geboorte en hoe fantastisch de natuur dat wel niet heeft geregeld. En hoe hij maar niet begreep dat er ook moeders zijn die schaamteloos durven te kiezen voor een epidurale. Enfin, het hele gebeuren was volgens hem puur natuur, natuur, natuur, maar dan nog eens x10. Dat zijn momenten waarop ik - maar ook weer in stilte, ik beken- durf te denken: pers anders eens een dikke Brusselse spruit door je neus, beste jongen. Eens kijken hoe de natuur je bevalt.

Reageer via    






Oude ruitjes - 19/10/2023

En vandaag rommel ik in kasten en vind ik dat potje terug. De confituur is al lang op, maar de herinnering blijft. Van een blog van lang geleden: OUDE RUITJES M'n jongste nichtje langs moeders' kant heeft de benijdenswaardige gewoonte al haar dierbaren jaarlijks een persoonlijk bezoekje te brengen, meestal ergens rond nieuwjaar, zo blijft het ook mooi overzichtelijk. Mijn ouders behoren tot de vaste waarden op haar adressenlijst en vooral mijn moeder vertelt, zelfs weken nadien nog, honderduit over de warme, hartelijke koffieklets die telkens met zo'n visite gepaard gaat. Maar dit jaar is mijn moeder wel bijzonder opgetogen! "Kijk wat een mooi cadeau je nichtje voor ons mee had," zegt ze. Ze toont me een wit glanzend zakje, zo eentje van een aankoop in het duurdere boetiekje. Maar dit zakje dient andere doelen, er zitten drie schattige potjes in, gevuld met confituur. Zelfgemaakte, zegt mijn moeder, en dan ook nog eens naar een aloud familierecept, dit is echt een pakkende, persoonlijke attentie. De potjes zijn afgedekt met een geruite keukenhanddoek. "Herken je die nog?" vraagt mijn moeder. En ik moet even slikken, want ja, ik herken ze nog, die ruitjes, in beige en rood en vaal roze tinten…Het is nog een handdoek van haar moeder en dus mijn grootmoeder zaliger. Een stukje katoen dat me moeiteloos terug smijt in de tijd. Want, zoals het grootmoeders betaamt, die van mij hebben allebei een diepe indruk nagelaten. Grotere tegenpolen zal je trouwens niet snel meer vinden! Langs vaders' kant had je onze Bonne, de doortastendheid zelve, een echte 'femme de commerce', haar straffe uitspraken worden nu, jaren later, nog met regelmaat op familiefeesten geciteerd. Zij kreeg wel eens het etiket 'kapitein' op gekleefd. Maar langs moeders' kant kende ik de zachte variant. Moeke van Rillaar was de oma uit de sprookjesboeken, altijd liefdevol aanwezig, als stille, goedmoedige kracht op de achtergrond. Een vrouw van weinig woorden, maar even goed Diensthoofd Algemene Zaken. Want zij bestierde ooit in haar eentje een huishouding met vier kinderen en hield en passant nog een kleinschalig landbouwbedrijfje draaiende, terwijl mijn grootvader voor de week van huis was om met de kompels af te dalen in de Limburgse mijnen. Ik heb nog verhalen gehoord over hoe zij, daags na de bevalling van haar jongste kloeke boerenzoon, voor dag en dauw alweer gewoon de koe ging melken. Je kan het je nu niet meer voorstellen, al dat labeur in een wereld zonder vaatwasmachines. Met strijkijzers die moesten opwarmen op de Leuvense stoof. Lang voor het bestaan van dienstencheques ook, dus zelfs geen wekelijkse poetshulp op wie je wel eens kon foeteren om een vergeten hoekje. Het was een wereld waarvan niet veel beeldmateriaal rest, het woord selfie moest nog verzonnen worden. Ik heb maar een paar foto's van Moeke, zo van die kleine in glanzend zwart-wit en met gekartelde randjes, en niet eens van in haar jonge jaren. Maar de beelden in mijn hoofd maken dan weer een film van lange, warme zomers, de vele vakanties die ik als kind op haar boerderij doorbracht. Ik zie haar nog heel secuur asperges kuisen en in busseltjes binden voor de veiling, één van haar vele kleine bijverdiensten, ze volgde daarbij onverstoorbaar en rustig de seizoenen. Ze verhandelde al wat groeide en bloeide op haar erf: erwtjes, bonen, aardbeien, alles honderd procent bio, maar nog zonder het dure label. En ze leerde me poppenkleertjes naaien op haar oude Singer, een 'combinaison', zo'n kanten frulletje, voor mijn enige en bijgevolg altijd zwaar overstijlde Barbie. Later, toen ik tijdelijk transformeerde in een tegendraadse puber, stikte ze ook stiekem de pijpen van mijn jeansbroeken in, smaller dan smalst. Iets waar mijn moeder wel eens wanhopig de ogen voor ten hemel sloeg, maar ik had gelukkig mijn onversaagde bondgenoot in de strijd. Ze was ook een fiere vrouw. Op weekdagen stak het minder nauw, dan moest er hard en ruw op het veld gewerkt worden, maar op de dag des Heeren trok ze haar zondagse kleren aan. En het weinige goud dat ze bezat blonk dan om haar hals. Er wordt wel eens beweerd dat ik dat een beetje van haar heb, die hang naar vestimentaire perfectie. Stuur mij de straat op met ongepoetste schoenen en er schuurt iets in mijn hoofd. Dat had zij ook, ze kraakte van netheid. En ze at als een kieskeurig musje. Zelfs op de uitbundige pensenkermissen van toen, met hun overvloed aan stevige boerenkost, zat zij profijtig in een puntje kriekenvlaai te prikken. Ik droom nog een stuk van de avond weg, met die handdoek voor me op tafel. Uren die ik in gedachten nog eens doorbreng met ons Moeke, ze was ook mijn doopmeter. Ik zie weer hoe ze liefdevol klopjes gaf op de flanken van Netteke , de dikste koe in de stal. En hoe we elke zomer met de bus naar Bokrijk reden, met nog een tante en alle nichtjes mee op de achterbank. 's Middags aten we dan wakke boterhammetjes, al van 's morgens vroeg belegd met schijfjes tomaat en gewikkeld in boterpapier. Zelden nog zo lekker gegeten, terwijl ik niet eens tomaten lust. Het waren trage tijden van simpel kindergeluk, speelgoed was nog niet educatief bedoeld, we hinkelden wat onbestemd doorheen de dagen, tot de zon weer onderging. Ze maakte een uitzondering in de speeltuin van Bokrijk, maar buiten de grenzen van dat terrein speelde Moeke zelden mee, dat deden de grote mensen toen niet, 'quality time' en 'family goals, die dingen moesten nog uitgevonden worden. Maar ik weet wel zeker dat ze dikwijls genietend zat toe te kijken, stiekem. Er volgden ook nog mindere tijden, helaas, ook weer des levens. Een zware hartziekte kreeg haar veel te jong te pakken. Ze overleefde maar liefst vijf infarcten, het zesde werd haar fataal. Ik werd die dag wat sneller groot dan waarschijnlijk bedoeld en besefte: niets blijft eeuwig duren. Zelfs het allergrootste hart kan niet oneindig blijven breken. Ik las het laatst nog heel treffend in een column van Marnix Peeters: we zijn maar pluisjes, hier op deze wereld. Maar als je het een beetje goed doet zijn er geen honderdduizend selfies nodig om nog lang herinnerd te worden. Of geen spectaculaire daden. Gewoon oprecht liefhebben volstaat. Want dan pinkt, jaren later, je jongste kleindochter nog een traantje weg als ze jouw zelfbedachte confituur in potjes giet. Of plooit op een dag je oudste kleindochter een lap oude ruitjes weer keurig in vieren. En dan rust je hele wezen weer even in hun handen.

Reageer via    






Vlinders - 01/12/2023

Je moet het lot niet tarten natuurlijk. Luidkeels én ook nog eens online verkondigen dat je zelden of nooit ziek bent is erom vragen. Want wees maar zeker, amper een paar weken later ontwaak je dan toch, zomaar opeens, met een zere keel. Onheil kondigt zich ook liefst midden in de nacht aan: ik schrik wakker, mijn hoofd gloeit en ik kan moeilijk slikken. Maar niks dat niet te verhelpen valt met een pijnstillertje, denk ik nog optimistisch. Ik sluip stilletjes de trap af, biets twee tabletjes uit het medicijnkastje van mijn moeder en sla alvast een halfje achterover. En beland al vrij snel terug in een woelig dromenland, niet zo verwonderlijk, want achteraf blijkt dat mijn moeder best wel stevig spul bewaart in haar kast. ’s Anderendaags word ik wazig wakker, met toch nog steeds die schurende keel. Dus ik slik nog zo’n tabletje en begeef me naar het werk. Niet mijn beste idee ooit, want het lijkt wel alsof ik onder water leef. Ik dwaal rond met een hoofd vol watten. Niets dringt echt goed tot me door en mijn geheugen lijkt wel een zeef. De vraag wordt me trouwens ook letterlijk gesteld door een collega: wat heb jij geslikt vandaag? Ik trek het nog tot de middag, tegen dan lijkt het stilaan alsof er een bankschroef rond mijn keel zit. Dus er zit niks anders op: naar huis, even langs de dokter en dan uitzieken. Een bezigheid waar ik me dan weer niet veel kan bij voorstellen, want ik kom de eerste uren niet verder dan wat koortsig doezelen onder een fleece dekentje. Daarna volgt het grote niets, met als voornaamste activiteit: mij doorheen het laatste gezinspak Kleenex zakdoekjes worstelen en vervolgens van lieverlee overgaan op toiletpapier, nog nét iets zachter voor je vel dan keukenrol. Een beetje elegant ziek zijn is aan mij duidelijk niet besteed: ik snotter me een ongeluk, heb al snel een neus die lijkt op die van Popov. Mijn stem kleurt intussen naar een timbre waarmee Barman vlot vijf nominaties voor de Mia’s in de wacht sleept. En die rol toiletpapier op de salontafel oogt lichtjes marginaal, niemand die bij zo’n aanblik de onweerstaanbare drang zal voelen om mij een sussend kusje op het voorhoofd te geven. In die boeken van de Brontë zussen ging het er precies toch romantischer aan toe met zieke meisjes. Die lagen er wel amechtig bij, met koortsblossen op de bleke wangen, maar er was altijd wel iemand met een zalvend doekje en een koel slokje water in de buurt. Ik krijg uiteraard al méér dan een klein beetje compassie met mezelf. Bovendien roept ook nog altijd enige plicht. De dagelijkse mantelzorg staat niet stante pede on hold natuurlijk, dus ik handel de noodzakelijkste interventies routinematig af, zij het nu opnieuw met mondmasker, we gaan even terug in de tijd. “Is er weer Corona?” roept mijn moeder verschrikt. En ik moet ook naar de winkel, want er is geen brood meer in huis en- dat was natuurlijk te verwachten- ook de voorraad toiletpapier begint danig te slinken. Dus ik kwakkel richting Colruyt, quasi onherkenbaar dik ingeduffeld, en schichtig als een dief in de nacht, alsof ik elk moment betrapt kan worden. “Ik ben tenslotte officieel afwezig wegens ziekte,” vertel ik later nog tegen de dochter, “ik vraag me constant af wat mag of niet mag en in hoeverre je dagdagelijkse dingen nog kan klasseren onder ‘uitzieken’. Het gevoel van constant de Buurtpolitie achter me aan te hebben.” Maar over dat laatste moet ik me niet te veel zorgen maken, zegt ze, en al helemaal niet als Andy Peelman nog meespeelt. En de aanschaf van twee grote pakken toiletpapier van een budgetvriendelijk huismerk valt volgens haar ook niet onder het moedwillig omzeilen van de regels aangaande absenteïsme. Net als ik me min of meer in mijn nieuwe rol begin te schikken en zo lethargisch mogelijk achterover geleund blijf in mijn zetel, zijn zij daar ook opeens: piepkleine zwarte vlindertjes, met van die heel smalle vleugeltjes. Even denk ik nog dat dat ik ze nu ook daadwerkelijk zie vliegen- met koorts weet je maar nooit- maar nee, het zijn echte beestjes. Enig opspeurwerk via Google leert me dat het motjes zijn. Die snodaards leggen eitjes in de kleinste hoekjes, je kan ze dus vinden in de hoek van een kast, achter een lijst, op blikjes met levensmiddelen of in papieren of plastic verpakkingen van droogkorrelige producten. En ik heb wel wat droogkorrelige producten in huis. Dat wordt dus secuur, archeologisch onderzoek: ik licht met een zaklamp tot in de kleinste hoekjes, ga aan de slag met doekjes en sopjes en probeer ook alle huis-tuin-en keukenmiddelen: laurier, kruidnagel, lavendel, alles wat in een zakje in een kast kan en waar de rotzakjes een hekel aan hebben komt ook in de kast. Al bij al ben ik een uurtje of twee in de weer, maar het voelt alsof ik eigenhandig de Gotthardtunnel heb uitgegraven, dus ik ga weer vlot een halve dag onder zeil. Zo moet het aanvoelen om weg te glijden in een diepe coma, maak ik me nog snel, vol zelfbeklag, de bedenking. Intussen is het ergste weer achter de rug. En heb ik ook mijn relativeringsvermogen terug. Want dit was een banale keelontsteking, gepaard gaande met wat kuchjes en koorts. En wat motjes in de keuken. Er zijn ergere dingen, veel en veel erger, je mag er niet aan denken! Maar laat ons toch stellen dat ik deze bescheiden noodsituatie heb doorstaan als een echte, stoere vent: met het nodige gevoel voor pathos en alsof mijn einde nabij was. Dus ik trakteer mezelf de eerstvolgende dag op een flesje parfum, de perfecte beloning na een verstopte neus. Al hoop ik nu stiekem ook wel op nog wat goodwill van Karma. Want als ik hier overmoedig durf te schrijven dat alle vlinders verdwenen zijn, komen die straks misschien wel in een rotvaart terug mijn richting uit. En wie weet, zo nog eens regelrecht naar m’n buik.

Reageer via    






Lef - 09/12/2023



Het zal wel aan het donkere van de dagen liggen, maar december blijft toch altijd zo’n maand van bezinning. Even achterom kijken en dan weer voorzichtig goede voornemens formuleren voor het volgende jaar. Vooral in dat laatste was ik altijd al vrij sterk, in opnieuw beginnen. Eindeloos in je hoofd blijven malen om wat geweest is lijkt me hoe dan ook vrij nutteloos. Af en toe stilstaan bij een gedane stommiteit kan natuurlijk geen kwaad, maar uiteindelijk moet je toch weer vooruit, met nieuwe inzichten en best zonder al te veel schaamrood op de wangen. Fouten maken is nu eenmaal des menschens.
Al blijf ik deze decembermaand toch wat langer mijmeren over alles wat voorafging. En dan zie ik jaren passeren met belevenissen die er echt wel uit springen, de scharnieren op mijn tijdlijn. De kantelmomenten die bepalend waren. De zomer van mijn eerste grote liefde bijvoorbeeld. Of die schitterende ochtend waarop ik mijn dochter eindelijk in de armen kreeg. Het afscheid van een dierbare. Mijn eerste roadtrip in m’n eentje, mijn eerste tastbare boek, de vrienden die er uiteindelijk geen bleken te zijn, dat soort dingen. En er zijn zelfs de jaren met banale gebeurtenissen, zoals die met de snikhete zomer van 1976, mijn ijkpunt voor elk hittegolfje dat nadien nog volgde.
En dan moet ik vaststellen dat 2023 vooral een jaar van weinig was. Weinig nieuwe dingen gedaan of gezien, weinig snode plannen gesmeed. Weinig lef gehad, ook. Dat laatste valt me op als ik nog eens door het archief van m’n blogs scroll. Ik heb hoe dan ook wat minder geschreven, maar vooral: heel voorzichtig. Ik pretendeer dan wel te vertellen over alles wat op me afkomt, over ‘la vie comme elle vient’, maar over datgene me soms het zwaarst beroert zwijg ik in alle talen. Ik verwijs hier en daar wel eens naar de zorg voor mijn hoogbejaarde ouders, maar dan vooral op luchtige toon. Het zijn de grapjes en de opmerkelijke uitspraken die weleens de revue passeren, maar nergens kan ik me betrappen op een zin die zegt: dit trek ik niet meer.
Van op een afstand lijkt het natuurlijk ook een mooi plaatje: twee dappere oudjes, na zoveel jaren nog steeds samen rond de eigen, vertrouwde keukentafel. En dan een helpende hand in de buurt, zo’n opgewekte muts die met het lied op de lippen tafels en bedden dekt en vieruurtjes serveert. Want zo’n idyllisch tafereeltje roept mantelzorg meestal op: van rimpelende mensjes die nog elke dag gemoedelijk aan de peperkoek zitten. Niemand die het heeft over de frustraties, de angst en de pijn, het cement dat geruisloos uit de voegen valt.
“Wat mooi wat jij allemaal doet voor je ouders,” krijg ik regelmatig te horen. Waarmee dan vooral verwezen wordt naar de praktische organisatie: de dagelijkse huis-tuin-en keukendienst, het coördineren van de volledige zorgmachine en uiteraard, deze vrouw werkt ook nog buitenshuis. Een volle agenda, maar dat maakt me niet eens zoveel uit. Want het gaat om een takenpakket dat ik geroutineerd kan afwerken en moe maar voldaan mag afvinken op lijstjes: was&strijk, check/ boodschappen, check/ soep-met ballekes-voor-op- zondag, check. Allemaal bezigheden die er toe doen. Waarmee grote en kleine beren op de weg worden aangepakt en vakkundig van de baan worden geveegd. Veel dingen ook waarvan ik lang geleden heel zeker wist dat ik ze nooit zou doen, want er schuilt geen montere verpleegster in mij. Maar een mens leert gaandeweg zalven en verschonen en indien gewenst kan ik nu ook heel nauwkeurig je bloeddruk meten en het maandelijkse onderhoud van een zuurstofapparaat toelichten.
Veel zwaarder weegt de andere kant van het verhaal: de onmacht. Beseffen dat het straks vermoedelijk niet beter zal gaan. Zien hoe je vader, de beresterke bouwvakker van weleer, steeds wankeler op de benen staat. Zijn boze frustraties daarover moeten aanhoren, terwijl je schaapachtig naar een punt in de verte staart, want je wil het niet weten. Dag en nacht schrikken bij elk verdacht geluid en hopen dat niemand is gestruikeld of gevallen. Hulpeloos moeten luisteren naar het zachte kermen van je moeder, als je haar ’s avonds mee in bed helpt. En weten dat er geen pleisters meer zijn die de pijn nog kunnen verzachten, dit was al de zwaarste dosis. En helemaal niet weten wat je moet zeggen als ze soms, moe en afgemat en verkrampt van de zeer, fluistert: ze mogen me nu stillekesaan komen halen, kind.
Zo’n jaar was het dus. Een jaar waarin bijna onafgebroken een grijzige sluier van weemoed hing over de seizoenen, hoe fel de zon soms ook scheen. Een jaar van weinig. En dan toch ook weer een soort van kantelmoment op mijn tijdlijn. Want ik kwam tot het besef dat, hoe hard je ook telkens weer je best doet met al je goede voornemens, je hebt niet alles in de hand. Je mag wel heel hard roepen dat je kiest voor zelfzorg en geluk en dat jij, en jij alleen, je leven bepaalt, af en toe haalt dat leven je gewoon in.
En dan krijgt lef hebben misschien wel een andere betekenis. Dan is het misschien niet zomaar een grote bek opzetten over hoe sterk je wel in je kracht staat met al je grootse, bruisende plannen en je positieve mindset.
Dan wordt lef hebben misschien wel gewoon: durven toegeven dat je het af en toe ook niet meer zo goed weet.

Reageer via    






Wereldvrede - 31/12/2023

Tijd om ook via 't Klokje de beste wensen uit te spreken voor het nieuwe jaar. Een dankbare opdracht, want ik zou er moeiteloos een paar pagina's kunnen mee vullen. Vol oprechte wensen over licht en hoop en vreugde en een goede gezondheid voor iedereen. En uiteraard wil ik ook wereldvrede, al laat ik zo'n beladen boodschap misschien best over aan dames die iets beter scoren in een badpakken défilé.
Dus laat ik het maar bescheiden houden. Vrede op aard, heel graag, maar laat ons ook eens wat dichter bij huis beginnen. Met wat minder wantrouwen, de meeste mensen deugen nu eenmaal. Met minder gehakketak over elk akkefietje. Met wat meer hoffelijkheid en geduld. Ik zag deze week nog hoe een jonge postbode- de armen vol pakjes en vermoedelijk ook kaartjes met onze vrolijke wensen- verbaal werd afgekraakt in onze straat. Met dreigende, gebalde vuisten en verwensingen die ik hier liever niet herhaal. Enkel omdat hij amper één luttel minuutje, en niet eens opzettelijk, het doorgaand verkeer(drie auto's) ophield. Terwijl we met plezier een volle minuut stilte willen spenderen tegen het geweld in Gaza en Israël, met gezwollen borst zelfs.
Het is mij vaak onduidelijk wat precies de reden is waarom een land of volk een oorlog begint, maar het lijkt me niet waarschijnlijk dat verdraagzaamheid aan de bron zou liggen. Laten we van 2024 dus gewoon eens een vriendelijk jaar maken, te beginnen bij onszelf. Een jaar waarin we eens wat vaker een plooitje gladstrijken. Een jaar waarin we de mensen rondom ons ook het licht in de ogen gunnen. Een jaar waarin we gul durven te zijn met complimenten, tot groot geluk van iedereen.
Geluk ligt namelijk niet altijd verderop.
Om het met de woorden van de betreurde woordkunstenaar Stijn De Paepe te zeggen:
Zoek "Het" - met een hoofdletter - niet te ver, maar kijk waar het ligt."

Reageer via    


Designed by BootstrapMade - Edited by MT