Boter - 11/02/2024
We hebben onze jaarlijkse, nationale meeting. Kick-offs noemen ze dat dezer dagen, en vandaag is het de aftrap naar het nieuwe werkjaar. Naar goede gewoonte gaat het gebeuren door op een zaterdag, de enige manier om alle vijfhonderd werknemers samen op dezelfde vloer te krijgen, want op werkdagen zitten we verspreid over negentig locaties.
En echt inspireren doe je natuurlijk niet via Teams. Na een paar stevige toespraken op directieniveau en lovende woorden over ons aller inzet staan meteen ook de neuzen van alle vijfhonderd aanwezigen in dezelfde richting: in rechte lijn naar het walking dinner.
Ik schuifel altijd gewillig mee. Niet dat ik zo graag rechtopstaand eet, en aan die hoge tafeltjes is het met mijn lengte ook niet bepaald comfortabel snacken, maar al wandelend zie je nog eens wat bekende gezichten en je leert er ook weer nieuwe kennen. Ik ben niet de meest uitbundige netwerkster, sta meestal maar wat muurbloem te wezen op dat soort events, maar in mijn vertrouwde werkomgeving voel ik me als een vis in het water, ik dwaal dan wat stuurloos door de menigte en keuvel me een ongeluk. Iets wat mijn medecarpoolers wel eens zorgen baart, want voor ze 't weten zijn ze me kwijt.
Naar verluid - en dat heb ik pas recent vernomen, ik was me van geen kwaad bewust- wordt er bij drukke bijeenkomsten een soort van onderlinge beurtrol geregeld, met als opdracht: vind Mieke. Wat ik dan weer wèl wist: al babbelend vergeet ik wel eens te eten. Op de vorige kick-off miste ik het volledige dessertbuffet en dat is natuurlijk betreurenswaardig.
Dit jaar gaat het niet veel beter: wel veel gezellige fastfoodstandjes verspreid over de feestzaal, maar ik raak niet verder dan de hamburgertent en van daaruit word ik al taterend in snelheid gepakt, dus ik eindig met een puntzakje lauwe frietjes. Eén en ander heeft te maken met de vraag die me zo links en rechts toch weer gesteld wordt en waarop ik niet zo snel een zinnig antwoord weet te bedenken: hoe zit dat nu met je volgende boek?
Want ja, dat weet ik zelf ook niet zo goed. Het manuscript is zo goed als klaar, hier en daar nog wat bijschaven natuurlijk, maar de grote lijnen kloppen. En dat eerste hoofdstuk moet ik misschien nog eens herbekijken. Want ik werk meestal omgekeerd: eerst zit het einde in mijn hoofd en daarna brei ik daar een verhaaltje aan vast, heel raar. Het geheel daarna op de markt brengen is ook geen rocket science, lang niet zo moeilijk als ik vroeger placht te denken. Of, zoals de dochter mij jaren geleden, bij mijn eerste poging, moed insprak: er bestaat een markt voor alles, zelfs voor onzin. Niet iedereen zit te wachten op een hoogstaand literair vervolg van Het verdriet van België.
Maar voorlopig zitten mijn verzinsels dus nog steeds hermetisch afgesloten in een kleine USB stick. Dat ding slingert al maanden doelloos door mijn appartement en dikwijls ook zeer zichtbaar op of naast mijn lap top, met een soort van dwingende boodschap: doe hier nog eens iets mee! En verder gebeurt er dan helaas niets… Het is geen gebrek aan inspiratie, over tijd wil ik ook niet zeuren want die moet je hoe dan ook altijd maken, nee, het is gewoon: geen zin. Geen zin in luchtige verhalen, geen zin in nieuwe projecten, zelfs dit blogje schrijven schoof ik al weken voor me uit.
Deze malaise heeft vermoedelijk te maken met de dagelijkse zorg. De onderbroken nachten, de slepende ziektes, verstopte rioleringen en een bacteriële infectie die zich ook nog snel kwam bemoeien. Als ik de bloeduitslagen van mijn moeder lees lijkt het wel een wonder dat ze nog leeft. Anderzijds: als de huisdokter de testen van mijn vader toelicht- voor zij die hem kennen: een man met een toch eerder opmerkelijke levensstijl en een weinig divers dieet- geloof ik evenzeer in mirakels: wel problemen met zijn evenwicht, maar verder functioneert alles naar behoren.
Maar al bij al, het wordt soms moeilijk om alles naar de zon te keren. Ik schreef het vanmorgen al, bij wijze van grap, op Facebook: dat ik me liefst wil volproppen met goede boter. Mijn hoofd vol karnemelk gieten en verder niks. Of in elk geval niks ingewikkelds. Al ben ik al min of meer op de goede weg. Zo keek ik al twee keer languit liggend naar 'Regi gaat trouwen', een programma dat me uitdrukkelijk verhindert om na te denken. Ik smeer nu ook effectief regelmatig een dikke laag boter en ik trakteerde mezelf vorige week op, jawel, lash extensions, One by One, ik knipper nu als een argeloze bimbo naar de woelige wereld. En vanmorgen zag ik opeens dat de eerste krokusjes bloeien.
Zo zie je dan maar weer: alles komt uiteindelijk goed. Vroeg of laat moet ik toch weer verstandig aan de minarine en dan gooi ik nog wel eens een boekje in de wereld.
Als je bedenkt dat zelfs Regi opnieuw van 't straat raakt…
Reageer via
Gatlelijk - 26/02/2024
Ik heb zo'n slordige zeventien jaar gewerkt in de Kempen, dus ik weet wel min of meer hoe ze daar 'klappen'. Maar het woord 'gatlelijk' is me daar nooit ter ore gekomen. Tot vorige week dan, toen Natalia, de zingende bruisbal afkomstig van Oevel, dat woord er zomaar uitfloepte voor gans TV kijkend Vlaanderen. Het overkomt de vrouw wel vaker, dat ze de dingen er zomaar uitfloept, maar, zoals ze zelf zegt: ze heeft het hart op de tong.
Alles had te maken met een programma over alleenstaande moeders, waarin Natalia Druyts en boezemvriendin, gewezen Pussy Wagon Astrid Coppens, een maand lang het lieve leven van alleenstaande moeders zouden leiden. En alzo terecht kwamen in een huis met een gatlelijke vloer. Astrid maakte trouwens al eerder een belangrijke switch in haar leven. Ze verdiende lang de kost met het aaien van een kaal miljonairshoofd, maar tegenwoordig oogst ze vooral succes op Instagram. Er gaat geen dag voorbij of ze stuurt wel een reel de wereld in. Filmpjes waarin ze samen met haar twee perfect gestileerde dochtertjes een kinderliedje ten berde brengt:' handjes draaien, koekebakkevlaaien' en' alle visjes zwemmen in het water'. Ga maar eens kijken op haar profiel: oneandonlyastrid, creative director, jawel.
In eerste instantie moest ik een beetje lachen om dat gatlelijke, want ik passeerde daar zelf ooit: als alleenstaande moeder in een huis met een gatlelijke vloer. Acht jaar lang heb ik dat vloertje wekelijks geschuurd met bruine zeep. Tegeltjes die schreeuwden om zo'n oubollige aanpak en die we nu vermoedelijk duur zouden betalen of op z'n minst zouden bewaren als 'origineel ornament'. Kleine kanttekening: het waren- tenzij het beste nog moet komen, je weet maar nooit- zowat de gelukkigste jaren van mijn leven, daar op die gatlelijke vloer. Dus ik dacht: wat is het probleem? Denken ze nu echt dat alleenstaande moeders zich laten vloeren door een raar motiefje?
Een zelfde straaltje kregeligheid rolde over m'n rug toen Astrid de koffers pakte voor haar tijdelijk verblijf op de gatlelijke vloer: vooral casual wear en plat schoeisel voor 't geval ze 'aan de band' zou moeten werken. Want dat schijnt zowat het algemene beeld te zijn van alleenstaande moeders: enigszins verlepte wezens, gehuld in vormeloze fleece truien en met een job waarvoor je vooral niet mag gestudeerd hebben. Ik geef het trouwens maar even mee, ik zit nu eenmaal in de werk gerelateerde sector: bandwerk is zelden een aanrader voor alleenstaande ouders in het algemeen (er bestaan namelijk ook alleenstaande vaders!) In productieomgevingen krijg je meestal te maken met ploegendienst, dus amper opvangmogelijkheden voor de kinderen. Er zijn betere opties.
Afin, mij stoorde nog het meest die scène van de valies. Heb ik verdomme al die jaren zoveel moeite gedaan om wat duurder voor de dag te komen en dat krijg je dit, in prime time op televisie. Dus nee, lieve Astrid, alleenstaande moeders weten ook wel eens iets fraais te scoren in de solden, en geen kat die dat merkt. En soms, echt waar Astrid, soms hebben die alleenstaande moeders ook een job waarin jij zelfs op je hoogste hakken zou afgaan als een gieter.
Al vind ik het wel een beetje jammer dat het programma, omwille van de spontaan ontstane controverse, meteen werd afgevoerd. Ik had de volgende klaagzangen van die twee wel eens willen horen. Met de perfect gemanicuurde handen in het sop van de afwas bijvoorbeeld, en dan een paar snot bellende kinderen jengelend aan de benen. Of in tranen bij de eerste jaarafrekening van de elektriciteit, nadat het startbudget misschien al werd op gebonjourd. Want dat is nog andere koek dan een auto waarin je volledig op eigen kracht aan een hendeltje moet draaien om de raampjes te openen.
Het had grappige televisie kunnen worden. Lachen met twee wereldvreemde tuttebellen dan wel, niet zozeer met de alleenstaande moeders. Want alleenstaande moeders zitten niet zo te zaniken, die hebben wel wat anders te doen. Alleenstaande moeders gaan stug door. Kranig rechtop.
Zelfs op een gatlelijke vloer.
Reageer via
Roze bus - 17/03/2024
Soms lijkt het leven wel een zandloper. Net als je denkt dat je het gros van bestaande emoties nu wel achter de kiezen hebt, draait iemand- laat ons gemakshalve maar even uitgaan van één of andere een hogere macht- de hele zwik weer om en kan je weer van voor af aan beginnen.
Een schoolvoorbeeld van dat soort bisnummers: mijn moeder! Volgens mij heeft ze zelfs rechtstreekse relaties met zo'n sturende instantie. Wie me regelmatig leest weet dat ze de afgelopen jaren best wel een pittig medisch parcours aflegde. Doorspekt met levensreddende interventies en loeiende sirenes, moeizame revalidatie in een woonzorgcentrum, waar ze (letterlijk) weer leerde rechtop te staan, zuurstoftherapie, en gaandeweg ook een steeds grotere doos vol medicatie op het schap. Je zou er met gemak een lucratief drugshandeltje kunnen mee opstarten. Maar kijk, telkens weer komt ze dan inderdaad weer dapper rechtop, vrolijk uitkijkend naar een volgend hoofdstuk.
En dan, net als je weer alles min of meer onder controle hebt en zelfs de zevenenveertig bijsluiters van haar medicatie quasi uit het hoofd kan recapituleren, valt ze nog eens in herhaling. Opnieuw de ambulance in, gevolgd door een ziekenhuisopname én opnieuw oriënterend revalideren in datzelfde woonzorgcentrum van twee jaar geleden, wel een verdieping lager dit keer. Maar op een kamertje met identiek dezelfde faciliteiten en uitzicht op een grote, gemoedelijk groene ren vol scharrelende kippen.
"Het voelt bijna als weer thuiskomen," merkte ze monter op bij aankomst.
Het moet gezegd: vallen en weer opstaan, ze doet dat met verve. Intussen zwaait ze alweer vinnig de plak over de dagelijkse gang van zaken: wat ze aan wil, of er nog een pedicure kan worden geregeld en of ik nog eens wil uitkijken naar een nieuw flesje eau de toilette, liefst een zachte rozengeur voor mevrouw. Zo kennen we haar weer, na best wel wat wazige weken.
Wat dan weer nieuw is: ze leest opeens als een trein. Op de vensterbank bij het raam- met- zicht- op- de- kippen ligt nu een stapeltje van mijn favoriete boeken die ze één na één aandachtig uitpluist.
"Nooit gedacht dat lezen zo plezant is," zegt ze, "had ik dat maar eerder geweten."
Maar haar motto blijft, en daarin schuilt dan toch weer de herhaling: een mens is nooit te oud voor iets nieuws. Dus op naar een volgend verhaal. Het geeft alleszins wat extra pigment aan de gesprekken tijdens mijn dagelijkse bezoekjes: samen met mijn moeder wat keuvelen over het geschreven woord en wat daarvan te denken. Het zet ons af en toe zelfs aan tot enig filosoferen, zij het dan op een voorzichtig beginnersniveau.
"Dit is zo'n triestig verhaal," zegt ze, na het lezen van een pakkend meesterwerk van Diane Broekhoven, "en toch word ik daar gelukkig van."
Geluk is hoe dan ook voor iedereen anders. Een gedachte die me toch even door het hoofd flitst bij de droevige nieuwsberichten over VanHool, onze bekende bussenbouwer. Een bedrijf waar ik beroepshalve altijd graag mee te maken had, ik heb er zelfs ooit een midweekje mogen doorbrengen op de werkvloer. Ik kon er vrijuit praten met de werknemers, om een goed beeld te krijgen van de job inhoud én ik mocht ook een paar testimonials uitschrijven. Vooral dat laatste was leuk, hamvraag was telkens: wat maakt jou zo gelukkig hier in je job?
De uitspraken waren soms verrassend! Een hoog gekwalificeerde lasser van de afdeling tankwagens die zei: " Als ik op de autostrade ben en ik zie zo'n kolos rijden. Dan zeg ik tegen m'n vrouw: kijk, daar! Dat is er weer ene van ons!"
Dikwijls kwam natuurlijk ook het teamwerk ter sprake en de grappen en grollen onder mekaar. En de verfijnde technieken, het vakmanschap, de beroepstrots, want "zo'n bus maakt ge niet zomaar."
Maar het meest aandoenlijke geluk kwam van een stoere pistoolspuiter. Iets wat hem altijd zou bijblijven en waar hij nog dagelijks kon om lachen: een kinky opdrachtgever die zijn volledige bus gelakt wou zien in felroze. Roze!
"Zo'n dingen gade gij nie rap meemaken eh meiske," zei hij een beetje meewarig.
Geen idee hoe dit verhaal bij VanHool gaat aflopen. Ook geen idee wat het zal betekenen voor de 41 toeleveranciers. Of ook gewoon, voor de familie zelf. En voor de bewoners van Koninshooikt, die al sinds 1947 wonen met de zekerheid van een grote werkgever in de achtertuin. Maar wat er ook zal beslist worden, het gaat hoe dan ook om groot of klein geluk van heel veel mensen.
En of en hoe en wanneer de zandloper ook hier misschien zal keren: ik kan alleen maar hopen dat al dat geluk niet hopeloos weg glipt tussen korrelig zand en vermoedelijk zware onderhandelingen. Ik hoop dat er vroeg of laat en voor iedereen toch weer blinkende tankwagens over de weg zullen zoeven.
En dat er af en toe nog eens een bus knalroze mag gelakt worden.
Reageer via
Maurits - 31/03/2024
Heel af en toe trakteer ik mezelf op een bezoekje aan Ikea. Ik doe dat liefst in m'n eentje, op een doordeweekse dag, en met een duidelijk doel voor ogen: niet buitenkomen met een hoop spullen die ik eigenlijk niet nodig had en vooral niet zonder uiteindelijk nog datgene te vergeten waarvoor ik eigenlijk kwam. Niet evident, want Ikea investeert fors in beleving, met inspirerende interieurs en honderdduizend onmisbare opbergsystemen. Ikea sleept ons gewiekst mee in een gemoedelijke wereld waar alles feilloos in elkaar klikt. En met als ultieme zet dan ook nog, zomaar pal in het midden van de winkel: een restaurant, waar je met frietjes en gehaktballetjes even mag bekomen van al dat Zweeds design.
'Hej! Discover the Ikea World' zeggen ze daar en ik geef toe, ik ben er ook niet vies van.
Maar ik word steeds beter. Ik kan nu, weliswaar na jaren van intens oefenen, perfect twee uur slenteren tussen Kallax-kasten en kleurrijk linnen beddengoed zonder ook maar één impulsaankoop mee te graaien. Ik droom wel even weg natuurlijk, naar een huis met zacht ruisende gordijnen en keukenlades waarin alle Citronhay kruidenpotjes niet enkel keurig in het gelid liggen maar ook in schoonschrift gelabeld zijn, maar ik drop die dingen niet meer achteloos in m'n kar.
Zo ook vandaag, ik ben gekomen voor een simpel kledingrekje en zes kaarsvormige lampjes voor m'n Ikea Luchter en dat is dan ook exact wat ik zelf scan bij het buitengaan: 1x Ikea Rigga Rack en 6x Lunnom Led-Lamp. Verder niets. Ik mag dan wel veel schoenen hebben, maar ik heb echt geen doorschijnende plastic schoenboxen uit Zweden nodig om het overzicht te bewaren. En ik zag ook een schattig pastelblauw pannensetje, voor geen geld eigenlijk, maar de kleuren op je bord zijn uiteindelijk belangrijker dan de tint van je pan. En zolang daar niks zwartgeblakerds bij ligt maak ik me niet al te veel zorgen.
Ik ben dus redelijk goed bezig. Duurzaam ook, al zeg ik het zelf. Alleen dat restaurant, daar kan ik nog niet voorbij, al vraag ik me soms oprecht af waarom. Je krijgt er niet bepaald haute cuisine op je bord en je moet er zelf je tafel dekken en afruimen. En het is daar ook niet meteen een oase van rust. En toch trek ik nog elke keer, zeer verheugd en mezelf sussend met excuses- het is tenslotte bijna middag en we moeten toch iets eten!- richting kötbullar en hoor ik me overmoedig zeggen tegen de jongedame achter het buffet: doe maar twaalf stuks. Uiteraard ook nog met frieten en roomsaus en erwtjes en bessen. En ik vul ook nog snel zo'n kartonnen potje met mayonaise. En neem een stukje appeltaart als toetje. Met een soort vanillesausje om daar kwistig overheen te sprenkelen. Toe maar. Maar het moet gezegd: voor die prijs kan je niet sukkelen. Ikea moet duidelijk geen winst maken op de horeca afdeling, daarvoor dienen wat verderop de sfeerlampjes en de bijzettafeltjes.
Als ik, behoorlijk volgepropt want twaalf gehaktballen zijn voor mij echt wel te hoog gegrepen, naar de uitgang wandel wordt er al van ver op mij gewuifd. Een jongeman in een hesje van Unicef komt vrolijk naar me toe gelopen. Of ik twee minuutjes tijd heb? En of ik Unicef ken? Ik antwoord tweemaal ja, dus ik zie de bui al hangen: ik ga waarschijnlijk weer iets sponsoren. Ken jezelf: geef mij eten en vertel vervolgens iets over hongerige kindjes en ik teken zonder aarzelen een maandelijkse domiciliëringsopdracht.
De jongeman heeft een mooie koperkleurige krullenbol, stelt zichzelf voor als Maurits en vraagt me hoe ik heet. En kijk eens aan, wat een toeval, zijn oma heet ook Mieke. Het zou een mooie link kunnen zijn, om alvast wat vertrouwen te scheppen, maar ik voel me op slag tien jaar ouder. En ik krijg ook al wat argwaan, want misschien trap ik hier wel weer in een slim verkooptrucje. Zo'n hesje van Unicef is tenslotte snel aangetrokken.
Komt nog bij, Maurits weet zijn verhaal met animo te brengen! Hij vertelt me over Plumpy'Nut, een soort pinda pasta met een hoge energiewaarde. Het wordt gebruikt om ernstige, acute ondervoeding bij jonge kinderen te behandelen. Uiteraard niet hier bij ons, dat soort schrijnende situaties spelen zich meestal elders af, ergens heel ver weg van ons zachte Ikea MALM-bed. Maar met amper drie zakjes Plumpy'Nut per dag gedurende zes tot acht weken, kan je het leven van zo'n kindje redden. Ik had er nog nooit van gehoord. Ik mag ook even voelen aan zo'n Plumpy ding: 92 gram levensreddende kilocalorieën, als een zachte brij verpakt in een zilverkleurig zakje. Kostprijs: 0,60 cent.
"Reken eens uit hoeveel kindjes je kan redden voor het luttele bedrag van twaalf euro per maand," zegt Maurits, "daar kan je amper twee flesjes Fanta per week voor kopen."
Daar heeft hij natuurlijk wel een punt. Maar ik drink geen Fanta en ik sponsor al zoveel…
"En weet je wat ook zo mooi is," gaat Maurits nog enthousiast door, "die pasta kan gewoon aan de binnenkant van de wangetjes worden gesmeerd, dat doen ze bij kindjes die echt niet meer kunnen."
Ja, alleen dat beeld al, ik zie het zo voor me, zo'n uitgemergeld hummeltje en dan heel voorzichtig pindapasta in dat mondje smeren…Terwijl ik me hier net heb volgestouwd met twaalf gehaktballen. En heel hard op m'n tanden heb moeten bijten om niet die halve Ikea leeg te kopen. Dus ja, ik ga overstag.
"Je krijgt nog een mail ter bevestiging en straks word je ook nog gebeld door iemand van onze organisatie, ze willen dan even verifiëren of al je gegevens correct zijn," zegt Maurits, "en je mag echt trots zijn op jezelf, dit is jouw kleine bijdrage, maar wel eentje met veel impact!"
Ja, ja, en als je me hier in de luren hebt gelegd heb je dat verdomd sluw aangepakt, denk ik nog. Maar ik wandel toch met lichtere tred naar buiten, een klein beetje trots op m'n goede daad van vandaag.
Als ik weer thuis ben en, voor alle zekerheid, Plumpy'Nut nog eens google, voel ik me eigenlijk lang niet meer zo trots. Ik ben wel blij natuurlijk, want Maurits' verhaal blijkt te kloppen. Maar het is die eeuwige argwaan die me stilaan begint tegen te steken. Altijd maar weer dat wantrouwen dat onmiddellijk naar boven drijft. Elke keer weer bang zijn dat je misschien wel belogen en bedrogen wordt, zelfs als zo'n vriendelijke Maurits, zo'n krullenbol vol goede bedoelingen, je pad kruist. We leven stilaan in een wereld waar je blijkbaar constant op je hoede moet zijn, waar het wemelt van de slechteriken die je een loer willen draaien. Waar sluwe hackers je constant geld proberen af te troggelen. En ik ga los mee in die gedachte. En dat wil ik liever niet, ik wil blijven geloven, ook al is dat misschien wel verschrikkelijk naïef, dat de meeste mensen het wel goed voor hebben met elkaar. Dat ze niet altijd gemene dingen willen doen. Dat er wel meer Mauritsen rondlopen, mensen met de beste intenties, die dapper zo'n angsthazen als mij blijven aanklampen. Ik wil er van overtuigd blijven dat we met kleine gebaartjes, met het smeren van een zalfje pindakaas in een hongerig kindermondje, misschien wel grootse dingen kunnen doen.
Tegen de avond word ik inderdaad nog gebeld door een medewerker van Unicef. Hij vraagt nog even mijn correcte mailadres en polst naar wat me over de streep heeft getrokken.
"Maurits," zeg ik, "zo iemand die me weer even doet geloven in mensen van goede wil."
En nu we vandaag dan toch het feest van wederopstanding en nieuwe lente vieren… misschien moeten we de Paashaas ook eens voorzien van zo'n Unicef hesje. En een rugzakje vol pindapasta. Om gul uit te delen aan kindjes die vandaag geen eitjes kunnen rapen.
Zalig Pasen iedereen! Minder weergeven
Reageer via