2018

Jubileum - 18/11/2018

Over Grannies en Gebiep - 24/11/2018

Netflixen - 29/11/2018

Kind in huis - 2/12/2018

Zekerheden - 6/12/2018

Onrust - 13/12/2018

Boos - 19/12/2018

Kerst - 22/12/2018

Doe als de zonnebloem - 27/12/2018

2019

Slonzige voornemens - 1/1/2019

Janus - 4/1/2019

Bakvis - 13/1/2019

Marieke, Marieke - 17/1/2019

10 Year Challenge - 24/1/2019

Sweet Valentine - 31/1/2019

Benidorm - 7/2/2019

Strijken - 15/2/2019

Kwijt - 2/3/2019

Dromen - 9/3/2019

Mensen kijken - 20/3/2019

De mooiste - 28/3/2019

Eenvoud - 4/4/2019

Shoppen - 11/4/2019

van Scherpenheuvel - 17/4/2019

Beren jagen - 24/4/2019

Geluk - 1/5/2019

Miekesland - 5/5/2019

Uitstap - 10/5/2019

Als de avond valt - 16/5/2019

Zondag - 19/5/2019

Oep de Mèt - 6/6/2019

Oei! Mijn kind wordt 30 - 10/6/2019

Rode oortjes - 15/6/2019

Koffers pakken - 30/6/2019

Klimaat - 7/7/2019

Warm - 25/7/2019

Thuis - 4/8/2019

Kermis - 10/8/2019

Afkicken - 16/8/2019

VAKANTIE - 16/8/2019

Inpakken - 17/8/2019

En wegwezen! - 18/8/2019

Op de berg en in het bos - 20/8/2019

Lanterfanten - 21/8/2019

Het verhaal - 22/8/2019

Plezier in Trier - 24/8/2019

Koele kelders - 27/8/2019

De Beumkes - 1/9/2019

Mannen - Deel 1 - 8/9/2019

Mannen - The End - 13/9/2019

Paard in de gang - 19/9/2019

Confituur - 28/9/2019

In de sterren geschreven - 11/10/2019

Politici - 17/10/2019

Noten op mijn zang - 26/10/2019

Kwijt - 1/11/2019

Tattoos en zo - 8/11/2019

Carmiggelen - 16/11/2019

Phone home - 21/11/2019

Vrouwen op een matje - 28/11/2019

Grappa - 05/12/2019

Palen - 12/12/2019

Vrede op aard - 19/12/2019

2020

Teddy - 01/01/2020

Winston - 09/01/2020

Boze randjes - 16/01/2020

Oude ruitjes - 23/01/2020

Zondagse kost - 02/02/2020

Later als ik groot ben - 13/02/2020

Twee verhalen - 21/02/2020

Corona - 28/02/2020

Reünie - 08/03/2020

Thuyswerken - 14/03/2020

Oorlog - 20/03/2020

Noveenkaarsen - 28/03/2020

De liefste zijn - 03/04/2020

Een zee van tijd - 10/04/2020

Winnetou - 17/04/2020

Eenzaam - 30/04/2020

Hetzelfde, maar dan anders - 07/05/2020

Cruise - 09/05/2020

Zweinstein - 19/05/2020

Gezond verstand - 04/06/2020

Boek - 20/06/2020

Ziekenhuis - 20/06/2020

Wijf- 27/06/2020

Tussen hemel en aarde - 04/07/2020

De kroon - 08/08/2020

1976 - 08/08/2020

Niels - 14/08/2020

Letters - 27/08/2020

Staycation - 03/09/2020

De ladder – 10/09/2020

Koning auto - 16/09/2020

Single White Female - 19/11/2020

De kookmoeder - 23/11/2020

Verlenging - 05/12/2020

2021

Bang, bang saapjen - 07/01/2021

Omgekeerd - 16/01/2021

Over het muurtje kijken - 07/02/2021

Jarig - 27/02/2021

Cadeau - 11/03/2021

La vie comme elle vient - 22/03/2021

Moeder en dochter - 31/03/2021

Yoga - 05/04/2021

Boerengat - 20/04/2021

Stuurloos - 01/05/2021

Déjà vu - 05/05/2021

Dertigers - 15/05/2021

Wat overblijft - 23/05/2021

In het land der blinden - 05/06/2021

Hoerenloper - 19/06/2021

Oscar - 24/06/2021

Orthomoleculair voedingscoach - 21/07/2021

Drama Queen - 19/08/2021

Zorg - 27/08/2021

Verpakking - 03/09/2021

Moeten - 26/09/2021

Veel - 16/10/2021

De ninetees - 31/10/2021

Normaal - 09/12/2021

Een dekentje - 19/12/2021

2022

Afscheid - 01/01/2022

Internationale wateren - 07/01/2022

Verstomming - 15/01/2022

De halve trouwboek - 22/01/2022

Klein vogeltje - 29/01/2022

Sandwich - 07/02/2022

Eunice - 20/02/2022

Oorlog - 05/03/2022

Dingetjes - 13/03/2022

Vulcan - 24/03/2022

Louise en Virginie - 31/03/2022

The remains of the day - 10/04/2022

Een PaasKlokje: Bloot - 16/04/2022

De deurbel - 30/04/2022

Innerlijke kern - 15/05/2022

Wel wel - 26/05/2022

Week 24 – 18/06/2022

Betutteling – 25/06/2022

Kabaal – 20/07/2022

Buurvrouw – 01/08/2022

Touwtje – 07/08/2022

De vijf Tibetanen – 17/08/2022

Neus poederen – 02/09/2022

Kronkels – 11/09/2022

Regio Noord – 23/09/2022

De domste van de klas – 11/10/2022

Zekerheden – 23/10/2022

Zürich – 13/11/2022

Licht uit. – 10/12/2022

Bedsprei – 23/12/2022

2023

Méér -  03/01/2023

Nog véél meer – 05/02/2023

And just like that – 02/03/2023

Pottefeiren – 19/03/2023

Seniorenvoordeelkaart – 29/04/203

Schors – 22/05/2023

Nieuw bed – 16/06/2023

Herman – 03/08/2023

Duurzaam – 12/08/2023

Inca Trail – 10/09 /2023

BPPD – 29/09/2023

Puur natuur – 12/10/2023

OUDE RUITJES – 19/10/2023

VLINDERS - 01/12/2023

LEF - 09/12/2023

Wereldvrede - 31/12/2023

2024

Boter - 11/02/2024

Gatlelijk - 26/02/2024

Roze bus - 17/03/2024

Maurits - 31/03/2024

Hanen - 11/04/2024

Krakkemikkig - 08/05/2024

Verloren - 15/06/2024

Den interim - 30/06/2024

Collageen - 15/06/2024

Tenen - 26/09/2024

Wat was - 27/10/2024


2018

Jubileum - 18/11/2018

Niet dat ik daar zo mee bezig ben, maar mijn moeder – vijfentachtig en nog steeds ongelooflijk goed met data en verjaardagen- maakte er mij nog eens attent op: dat ik vandaag echt, officieel, weer twintig jaar alleen ben. Al lijkt mij het woord ‘alleen’ een beetje ongelukkig gekozen, ‘single’ dekt de lading iets beter. Want gedurende die twee decennia had ik tenslotte nog een lange tijd mijn felle dochter mee onder dak en dan was daar ook nog het gezelschap van een wel zeer ongemanierde en erg aanwezige Basset Hound. Ik wist mij ook omringd door een stevig netwerk van vrienden, familie en hechte collega’s, dus hopeloos eenzaam en verlaten heb ik me zelden gevoeld. Het was eerder een kwestie van wat meer boeken lezen in bed en natuurlijk ook altijd zélf de vuilniszakken buiten zetten. En ja, ook af en toe hunkeren naar de oprechte blik van een geliefde, maar dat verlangen kennen gekoppelde mensen soms ook.

 Maar goed, twintig jaar! In goede en slechte tijden, dag in dag uit in overleg met de ongefilterde versie van mezelf, net zoals de meeste mensen dat met z’n tweeën doen. Niet altijd even simpel en ook geen bewuste keuze, ik durfde wel eens dromen van een knappe jongen die dan samen met mij naar zonsondergangen zou kijken. Al gebiedt de eerlijkheid mij wel te zeggen dat ik nooit nog met volle overtuiging heb gezocht naar die man van de zonsondergangen, ik had daar misschien wat meer werk moeten van maken.

Er werd me, steeds vaker ook naarmate dit solo project vorderde, wel eens verschrikt gevraagd of het dan geen verspilde jaren waren, een soort van afwachtende fase waarin ik in slow motion zat te hopen op betere tijden. Maar nee, zo voelde het niet voor mij en – met de hand op het hart- ik zou direct tekenen voor herhaling! Het waren veeleer de mensen rondom mij die me, wellicht met de beste bedoelingen, aanmoedigden om maar snel weer een lief aan de haak te slaan. Met adviezen als ‘ Misschien moet je eens iets boeken voor zo’n vakantie met andere singles’. Of met meer strategische argumenten: dat ik toch opnieuw onder verzekerde pannen moest geraken, vooral met het oog op mijn oude dag. Het zette me alvast aan tot pensioensparen en een bescheiden investering in vastgoed, dat leek me toch ook al enige garantie te bieden op bejaard geluk. Een veelgehoorde was ook: ‘ Jij moet je gewoon meer open stellen.’ Alsof er dagelijks een dozijn boeiende, zwaar in mij geïnteresseerde mannen flirtend flaneerden over mijn stoep! Niet dus! Ik hoorde lotgenoten wel eens lacherig klagen over hardnekkige aanbidders, maar bij mij belde zelden iemand aan met romantische bedoelingen. Ik heb zelfs een tijdje gedacht dat het misschien wel te wijten was aan meer specifieke, demografische ontwikkelingen binnen onze regio, iets in de aard van onvoldoende beschikbare kandidaten per vierkante meter bijvoorbeeld, maar een vluchtig buurtonderzoek sprak dat tegen. Het zal dus wel aan mij gelegen hebben.

 Maar ik wijk af, het ging over al die dingen die ik ‘moest’ om het absolute geluk weer te vinden. Terwijl ik net dàt het meest aangename vond aan mijn burgerlijke staat: ik moest helemaal niks! De vrijheid om te doen en te laten wat ik wou bleek voor mij dan weer een enorme meevaller, dus gerichte zoekacties schoof ik wat onbestemd voor me uit. Dan dacht ik: na de winter misschien, dan kan ik eerst nog in alle rust die stapel boeken lezen. Of na de zomer, want ik moet eigenlijk nog snel vijf kg kwijt raken voor ik weer zonder schroom uit de kleren kan. Of volgend jaar, als die lange hond eindelijk wat fatsoenlijke manieren heeft, en daarbij, dat beest neemt al drie kwart van de zetel in beslag, wie kan daar nog extra bij? Zo verzon ik, quasi seizoensgebonden, de meest belabberde excuses, lichtjes benauwd om mijn ziel en zaligheid weer onbezonnen te verpanden.

 Maar als ik nog eens mijmerend achterom kijk naar die tijd, dan zie ik best veel plezier, zowel mét als zonder gezelschap. Tot mijn meest gekoesterde momenten behoren trouwens nog steeds – naast die met kind & hond en later ook nog een stel paarden - de roadtrips, gewoon ik, moederziel alleen in m’n auto op weg naar nergens in het bijzonder. Die eerste keer dat ik zo los door een ander land reed en me het stoerste wijf op deze wereld waande, het is een roes die ik met veel genoegen af en toe weer opzoek. En als de zon dan aan zo’n nieuwe horizon met veel vertoon weer slapen gaat kijk ik wel stilletjes in m’n eentje toe, dat soort adembenemende dingen vragen sowieso niet om veel conversatie.

 Maar uiteraard was er ook af en toe verdriet. En zielig gezucht met Valentijn. Of uitzonderlijk wel eens een minder stemmige Kerst. En verjaardagkaarten waarop mij, alweer goedbedoeld, een prins op een wit paard werd toegewenst. Waarbij mijn nuchtere dochter – ze was toen twaalf- ooit droogjes opmerkte: ‘ We zijn al blij met een paard’. Háár grote droom, zo hebben we intussen heel duidelijk begrepen.

 En ik geef grif toe: over de liefde- of het gebrek daaraan- heb ik ook zelf met gepaste regelmaat een potje gefilosofeerd. Want ik leefde niet altijd zo’n vlak bestaan, heel af en toe sloeg mijn hart wel eens een slagje sneller. Maar het werd nooit een verhaal zoals ik ze zelf durf te verzinnen en al zeker niks met een happy end. Het was altijd wel iets: de liefde kwam niet van twee kanten. Of ze kwam niet op het juiste moment. Of er was er simpelweg niet genoeg liefde, van geen van beide kanten. En soms waren er ook gewoon praktische bezwaren: hij was wel zo goed als gescheiden, maar zijn vrouw wist dat nog niet ( altijd dubbel checken trouwens, ik geef het maar even mee!). Dan ging ik wel eens verbitterde woorden roepen, meestal tegen muren of, erger nog, tegen mensen die er ook niks konden aan doen, maar compleet stuurloos ben ik er gelukkig niet van geworden, het bleef bij tijdelijke symptomen. Want soms zijn de dingen nu eenmaal wat ze zijn en ik geloof wel in dapper volhouden, maar anderzijds: liefde is geen chemokuur.

 Hoe dan ook, het waren bewogen jaren, met dagen van heel hoog en bij wijlen ook op het randje van bedroevend laag, maar ik heb wel alles doorleefd voor twee, zeker weten. En ik leerde! Zo kan ik intussen bijvoorbeeld schuren, plamuren, verven en verhuizen als de beste. En helaas, ik kan nog steeds geen wasmachine repareren, maar ik krijg wèl alles geregeld. Geef mij een behapbaar probleem en ik contacteer zonder verpinken een bevoegde instantie die het kan oplossen, een mens wordt noodgedwongen franker dan verwacht. Financiële krapte, de klassieker onder alleenstaande moeders, deed me ook inzien dat een streepje harder werken loont, meer zelfs: dat de voldoening groot kan zijn, zeker als je zot bent van dure schoenen! Ik wil maar zeggen: nooit klakkeloos geloven wat er zoal in de boekjes staat, niet alle meisjes zijn van fragiel porselein!

 En daarom, voor al die eigenzinnige jaren op rij, zet ik mezelf nu één keer schaamteloos in de bloemen, want naar goede gewoonte zal ook vandaag niemand anders dat voor mij doen. En straks hef ik - uitzonderlijk, wegens weinig bestand tegen de nefaste gevolgen van alcoholconsumptie - mijn glas nog eens in het luchtledige, net als twintig jaar geleden, op die eerste, bange avond in november. Toen werd het een wanhopige slok brakke witte wijn, met de daver op mijn lijf voor wat komen zou. Maar vandaag klink ik met de glimlach. En bang? Niet echt meer nee, hoogstens nog voor die mogelijke kater morgenvroeg. Al de rest kan ik zo onderhand wel de baas.

 En o ja, met de hond kwam het ook in orde, we kwamen uiteindelijk tot een enigszins beschaafde omgangsvorm. En mijn kind kreeg paard én prins. Dus proost!

 Uit ‘ Meisjes van beton’- The real story.

Over Grannies en Gebiep - 24/11/2018

Net als je denkt dat je zowat alles de baas kunt, wordt het tegendeel bewezen.

Hoogmoed komt namelijk altijd voor de val! Mijn neus wordt weer eens op deze feiten gedrukt ergens langs een donkere rijksweg in de hoge Kempen, op weg naar huis. Ik bel ( ja, ja, ja, handfree ) nog even met een collega om het beste van die werkdag te overlopen, als ons gesprek plots wordt verstoord door een irritant geluid. "Biep, biep, biep" doet mijn auto en meteen verschijnt ook een rood oplichtende boodschap op het dashboard: "STOP THE CAR". Met daarnaast dat symbooltje van een lekkend oliepotje. Een duidelijk signaal, want er flikkeren ook wel eens lampjes die ik niet begrijp en dan liefst ook koppig negeer. Wat niet weet, niet deert. Maar hier kan ik niet omheen!

"Ik bel je dadelijk terug," zeg ik tegen mijn collega, "even dat gebiep oplossen, geen paniek, dit kan ik wel de baas."

Ik stuur kordaat naar de kant en breng de schade in kaart. De oplossing is simpel: olie bijvullen en dan gewoon verder naar huis, niks aan de hand. Alleen, ik heb niet zo dadelijk motorolie ter beschikking. Je hoort wel eens van vooruitziende chauffeurs die ten allen tijde zo'n reservebusje in de koffer hebben, maar mijn noodrantsoen beperkt zich meestal tot een flesje plat water. En op deze bewuste avond ook nog een Granny koek stel ik verheugd vast, want de honger begint al te knagen. Maar die koek komt later, eerst maar eens op zoek gaan naar olie.

"Olie, olie, olie, waar vind je motorolie op dit uur?" brabbel ik voor me uit. Want het loopt natuurlijk al tegen zessen, sluitingstijd voor de winkels. Maar ik was op weg naar een autostrade en meestal bevindt zich in de buurt van op- en afritten wel een tankstation, met bijhorende shop en schappen vol motorolie, dat lijkt me niet meer dan logisch. Te voet op zoek gaan is geen optie, want ook die shops hebben een avondklok en de tijd dringt. Dus ik start voorzichtig weer de auto en biep verder, biddend dat zo'n kilometertje extra op de teller niet alles compleet in de vernieling gaat helpen. De redding is gelukkig zéér nabij en even later sta ik met een grijs busje motorolie in de hand heel dom naar mijn motorkap te kijken. Ik krijg dat kreng niet open, nergens een hendeltje te vinden, meestal zit dat ding toch ergens in de buurt van de pedalen? Maar ook nu weer: geen paniek, daarnet bij de kassa stond een ploegje bouwvakkers Jupiler te hijsen, één van die mannen zal vast nog wel weten waarom. Dus ik loop terug naar binnen en vraag zo onschuldig mogelijk en aan niemand in het bijzonder om hulp, blij dat ze mij niet kennen hier, dit is gênant. Drie mensen van goede wil wankelen achter me aan en geven me dan duidelijke instructies in de zin van- en ik citeer- "ge moet aan de juste dingskes trekken eh maske". Mijn gepruts aan die hendel ( en misschien ook wel de houding die daarmee gepaard gaat?) geeft in elk geval resultaat en ook veel pret bij de bouwvakkers. Laatste quote van de jongens, als ik uiteindelijk olie giet en nog wel zonder morsen: "Ze kan al even goed mikken als wij." Even voel ik me weer midden twintig en een paar tinten lichter van haarkleur.

Ik bedank uitvoerig en lichtjes blozend en vervolg mijn weg naar huis. Mijn auto doet het prima en we houden het samen ongeveer vijfhonderd meter biepvrij. Dan begint de ellende opnieuw, dat ergerlijke "biep biep biep", dit keer wel vergezeld van een andere tekst, iets over de motoroliedruk. Maar toch weer met in hoofdletters de dwingende boodschap: "STOP THE CAR." Wat ik dan ook maar braaf weer doe. Ik bel alvast mijn nog wachtende collega: "Ik denk dat ik de pechdienst maar eens ga contacteren, ik hoor je morgen wel."

Waarna prompt een nieuwe waarschuwing verschijnt: "Batterij gsm bijna leeg." Maar goed, nog steeds geen paniek, gewoon even opladen, die handel. Om daarna, na wel tien keer de inhoud van mijn handtas te hebben omgewoeld, tot de conclusie te komen dat mijn oplaadkabel nog thuis ligt. Hier valt niet veel meer te bellen dus. Snel -snel -snel die pechdienst nog proberen misschien? Alleen rijst dan weer onmiddellijk de vraag; welke pechdienst? Want ik rijd al jaren met firmawagens en die wisselen wel eens van lease-en takeldiensten. Dingen waar ik weinig mee bezig ben, een auto moet gewoon rijden en liefst niet biepen, punt. De jaarlijkse mail over de car policy klasseer ik ook altijd meteen keurig in het bestandje "Auto" op mijn laptop. Voor als ik het ooit nodig mocht hebben. En laat die laptop nu toevallig thuis staan…

Dus ik doe nu wat ik wel vaker doe in noodgevallen: ik bel 1207. Daar zitten flegmatisch klinkende mannen en vrouwen, aan zo'n grote desk met veel knopjes denk ik. Die mensen lopen meestal niet echt over van enthousiasme, maar op simpel verzoek schakelen ze je blindelings door naar wie dan ook, desnoods naar God de Vader, tenzij die een privénummer heeft. "Nummer volgt, mevrouw," zeggen ze dan met monotone stem. Ik overweeg daadwerkelijk eens zo'n hogere instantie te proberen, ik heb nog wel wat andere issues dus dat zou mooi uitkomen, maar vraag dan toch maar beleefd om me zo snel mogelijk te verbinden met de dichtstbijzijnde garage. Helaas, nergens nog gehoor, alle hemelpoorten zijn dicht. Intussen geeft mijn gsm ook volledig de geest, toe maar! Het is officieel nu: deze vrouw staat er alleen voor, zonder moderne communicatiemiddelen. Geen enkele bevoegde dienst nog bereikbaar. Hier sta ik dan met mijn hoogmoedig geblaat!

Stilaan begin ik het toch wat benauwd te krijgen. Want ik zie het al voor me: ik, verkleumd in de kille nacht, moederziel alleen in een auto langs een donkere weg. En niemand op het thuisfront die me zo direct gaat missen, ik val wel vaker binnen op onmogelijke uren. En ik sta dan ook nog eens altijd en overal heel stoer te roepen dat ik toch wel doe en laat waar en wanneer ik dat wil zeker! Niemand die zich vragen stelt als ik niet klokvast ergens opdaag. Ik kijk droevig naar mijn Granny koek. Het idee dat ik het volgende etmaal misschien nog moet doorkomen op zo'n karig rantsoen…

Maar ik weet ook: kalmte kan een mens redden! Dus ik adem eens diep in en dan weer uit met een langgerekte "ohm" ( leve yoga!) en probeer te bedenken wat een vrouw zonder enige technische feeling in dit soort situaties zoal kan.

In Sex and the City laten ze dan bijvoorbeeld wat been zien en rijdt er meteen een taxi voor. Maar ik bevind me in de stille Kempen en met herfstig weer draag ik altijd blikdichte panty's.

Een beetje zielig gaan zitten snotteren in de berm kan natuurlijk ook, maar ik heb geen zakdoekjes bij.

Langs de weg staan zwaaien in de hoop dat er iemand stopt? Met wat pech misschien wel een potentiële seriemoordenaar?

Te voet naar Scherpenheuvel? Op hakken?

Uiteindelijk besluit ik gewoon zo rustig mogelijk door te rijden, misschien best langs secundaire wegen. Stranden langs een drukke autostrade lijkt me geen goed idee, geen hond die daar in het donker voor je stopt. En de praatpalen zijn niet meer. Maar als je stil valt in een bewoonde straat kan je tenminste nog ergens aanbellen en vragen of ze iemand willen verwittigen. Vooropgesteld dat ik dan eerst mijn telefoon kan opladen, want daarin zitten alle belangrijke nummers en ik ken geen enkele cijfercombinatie nog uit het hoofd. Een functie in mijn brein die, dankzij al die moderne apps, voorgoed werd lamgelegd. Maar goed, ik stel mijn gps ( toch nog iets dat werkt!) in op "autosnelweg vermijden" en tuf tegen slakkentempo verder, uiteraard nog steeds biepend. Ik moet wel zeggen, zo kom je nog eens ergens! Alleen, als je ooit ergens ter hoogte van Broechem een straatje inslaat dat toevallig "Sparreweg" heet: keer om! Je bent dan NIET op weg naar Scherpenheuvel!

Dikke twee uren later zie ik in de verte de contouren van mijn vertrouwde Basiliek. Ik ben lichtjes afgepeigerd en mijn hoofd voelt min of meer als een flipperkast, door al dat gebiep. Maar ik ben bijna thuis en hoe dan ook zonder noemenswaardige brokken. "Dat hebben we flink gedaan," zeg ik tegen mijn auto, "jij rijdt nog en ik ben niet omgekomen van de honger." Want die Granny koek heb ik intussen kruimel voor kruimel opgepeuzeld, met de drijvende gedachte: als Francesca Vanthielen daar kan op overleven, dan ik ook! En wie weet word ik op die manier ooit wel net zo slank!

's Anderendaags passeer ik toch maar snel langs de garage, met een auto die intussen zelfs niet één klein biepje meer geeft, nog nooit zoveel stilte gehoord! Hoe kan dat nu, en gisteren nog wel, zelfs na die bus olie, heel de tijd tijdens die lange rit naar huis?

"Dat zijn die sensoren," zegt de man van de garage, terwijl hij met een staafje heel secuur mijn oliereservoir checkt, "die zijn niet altijd even gevoelig, dat kan een tijdje duren vooraleer ze wijzigingen registreren. Maar je oliepeil is terug in orde. Het probleem heeft gewoon zichzelf opgelost."

Ik kan dus weer onbekommerd op pad, biepvrij. Vanaf nu wel met minstens twee Granny koeken in het handschoenenvakje, neem ik me plechtig voor. Maar gelukkig ook in de geruststellende wetenschap dat je niet altijd álles de baas moet kunnen. Want soms vallen de dingen blijkbaar ook gewoon vanzelf weer in de plooi.

Als ik later het verhaal breng aan mijn dochter en me luidop afvraag of het misschien geen goed idee is om iets te bloggen over mijn autopech, over al de hoogtepunten zo door de jaren heen , is ze duidelijk:

"Doe dan maar meteen een boek," zegt ze. Op een toon, ze zou zo bij 1207 aan de slag kunnen…

Maar jullie hebben dus nog wat verhalen te goed!

Netflixen - 29/11/2018

Het is niets om trots op te zijn, want ik hobbel hopeloos achteraan, maar ik heb een allereerste keer Netflix gekeken.

Niet dat ik daar iets op tegen had, maar mijn kijkgedrag is ergens begin deze eeuw blijven steken. Onverwachte omstandigheden en andere prioriteiten, je kent dat wel, maar weinig interesse had er misschien ook wel iets mee te maken.

Zo heb ik bijvoorbeeld nog niet zo gek lang een flatscreen in huis. Jarenlang keek ik nog naar van die bolle toestellen, meestal tweedehands gekocht, maar toen ook bij mijn laatste dikkerd het licht uitging besloot ik toch ook maar de plattere toer op te gaan, net zoals de rest van de Vlaamse kijkers. Ik denk trouwens niet dat er op dat moment nog van die beeldbuizen te verkrijgen waren, ik meen zelfs te weten dat ze uit de handel werden genomen wegens acuut ontploffingsgevaar. Achteraf bekeken heb ik dus blijkbaar veel geluk gehad.

Het aantal kanalen op al mijn televisies- zowel op de dikke als nu op de dunne- bleef ook altijd zeer beperkt. Want ik moest die posten zelf instellen en tja, ik ben nooit verder dan tien zenders geraakt, ik heb er weinig verstand van en ook niet het geduld om daar lang aan te zitten prutsen. Bij tweedehandsspullen zit trouwens geen gebruiksaanwijzing meer, dus het mag al een wonder heten dat ik überhaupt nog een paar zenders vond! De eerste keer dat ik Vitaya op het scherm kreeg kon ik wel dansen van geluk, eindelijk kon ook ik onder een fleece dekentje naar wollige programma's liggen staren. Nooit zoveel warme chocomelk gedronken als toen.

Maar het bleef bij die tien zenders dus, en dan ook nog eens zonder enige logica gerangschikt. Voor Eén moet ik op mijn afstandsbediening cijfertje drie indrukken en Vijf TV zit op acht. Aan buitenstaanders moeilijk uit te leggen, maar meestal zit ik toch maar in mijn eentje te zappen, dus geen probleem. Ik ben het al jaren zo gewoon en ik maak mezelf wijs dat ik op die manier mijn geheugen extra train.

De meeste nieuwigheden gerelateerd aan de wereld van beeld en geluid gingen aan mij voorbij. Ik heb wel eens via via een videorecorder op de kop getikt, maar meer dan wat Disneyfilms om mijn ( toen nog kleine) dochter te entertainen zijn daar niet op gepasseerd. Ik kan me alleszins niet herinneren dat ding ooit voor iets geprogrammeerd te hebben, zo'n technische ingreep ging mijn pet gewoon te boven.

Het verhaal van mijn digicorder is helemaal hilarisch! Bij mijn laatste verhuis, naar een kangoeroewoning die ik deel met mijn ouders, besloot ik de zaken eindelijk eens wat grondiger aan te pakken. Dus ik regelde zo'n kastje bij Telenet. Wel met de duidelijke eis: kom dat installeren en zorg dat alles fatsoenlijk functioneert. Een opdracht die correct werd uitgevoerd , het ding werkt prima. Alleen, die mannen van Telenet kwamen op een moment dat ik er niet was en alles werd netjes geplaatst op de benedenverdieping, bij mijn ouders. En ik woon boven. Twee tachtigplussers zijn nu dus helemaal mee met de tijd en ik kijk nog steeds mijn tien gezapige postjes. Maar het is hun gegund en ik vond het uiteindelijk ook weer geen klacht waard, te veel gedoe voor wat bewegende figuurtjes op een schermpje.

Want raar maar waar, er zit toch weer een keerzijde aan dit verhaal. Ik kan namelijk kinderlijk blij worden van dingen die onverwacht mijn pad kruisen! In deze gulzige tijden waar alles draait om "genieten" en dan nog liefst "alles ineens en wel hier en nu en meteen!" vind ik het wel eens spannend om af en toe eens op iets te wachten. Of te hopen. Op een betere film bijvoorbeeld. Dan lees ik op dinsdag Humo en werp ik al snel een blik in de bijhorende TV gids, benieuwd naar wat gaat komen. Dagen op voorhand zit ik me dan te verkneukelen! Uitkijken naar een ruige Liam Neeson op zaterdagavond, ik word daar happy van! Het voelt zo'n beetje als wachten op Sinterklaas : vol ongeduld aftellen naar 6 december en intussen eindeloos fantaseren over al het lekkers dat de heilige man in de schoorsteen zal gooien. Of denk aan het plezier waarmee je de koffers pakt voor een vakantie: je ligt nog lang niet op het strand, maar in je hoofd is het al volop 28 graden en daarbinnen regent het ook zelden of nooit.

Natuurlijk mis ik wel eens programma's, mijn agenda loopt niet altijd synchroon met de tv gids. Of ik kan niet op pauze drukken als ik snel even naar de keuken loop, dus hier of daar ontgaat me wel eens de clou. En er ontbreekt ook zo'n rode knop (van zo'n digicorder naar 't schijnt?) waarmee je al op voorhand een programma kan meepikken, want zelfs dàt kan tegenwoordig. Maar ik weet: dat heb ik allemaal nog te goed, uitstel is geen afstel. Bovendien worden de belangrijkste uitzendingen 's anderendaags nog eens breed uitgesmeerd in de gespecialiseerde pers. En er zijn ook altijd nog de scherpe analyses tijdens middagpauzes op de werkvloer! Ik heb bijvoorbeeld nog nooit een volledige aflevering van Temptation Island gezien en toch weet ik precies wie het met wie gedaan heeft. Af en toe komen er trouwens ook herhalingen op het scherm. Mensen die toevallig een aflevering van "De kampioenen" gemist hebben hoeven zich volgens mij geen zorgen te maken, die serie wordt vast nog wel eens heruitgezonden.

Al bij al voldoende redenen dus om niet overstag te gaan voor betaalzenders, de pret zonder is nog veel te groot. Maar goed, ik liet me recentelijk dan toch overhalen tot een avondje Netflix, weliswaar langs gewiekste omweg door de dochter.

"Als wij twee nu eens gezellig samen kijken naar The Crown," stelde ze voor, goed wetend hoe verzot ik ben op de historiek van Engelse koningshuizen, al was het maar om er eindelijk eens achter te komen of die schalkse Harry nu effectief een Windsor is, in biologische lijn dan.

"Eén aflevering misschien," pruttelde ik nog wat tegen. Maar ja, het werden er natuurlijk meteen twee. En stiekem hoopte ik al direct op nummer drie. Gewoon, het is een schitterende reeks, maar ook: omdat het opeens zomaar kon!

"Hoe snel word je een verslaafde binge watcher?" vroeg ik, al min of meer ongerust, want ik ken mezelf.

"Vanaf twee afleveringen kom jij al in de gevarenzone," waarschuwde mijn kind.

Ik heb nummer drie dan toch maar verstandig uitgesteld tot de dag nadien. Ik heb nu eenmaal graag nog iets in 't verschiet en ik wil dat zo houden.

Voorlopig dus geen abonnement op Netflix voor mij. Later misschien, als er ooit een light versie op de markt komt. Gelimiteerd tot maximum twee opeenvolgende episodes.

Kind in huis - 2/12/2018

Er komt een moment dat je het dagelijkse bestuur als moeder uit handen moet geven. Kleine kinderen worden plots groot en trekken op een onbewaakt moment de deur van het ouderlijke huis achter zich dicht. Niet voorgoed, want af en toe komen ze nog eens uitgebreid eten op zondag en soms bellen ze je ook nog om te vragen op hoeveel graden een delicate was moet draaien. Maar toch.

Mij overkwam dit vier jaar geleden, mijn dochter vertrok. Al had onze voordeur al wel enkele waarschuwende schokjes gekregen: bij haar eerste vakantie zonder ouderlijk toezicht, het moment dat ze op kot ging, die grijze dag in juli toen ze voor lange tijd richting Canada trok. Voor haar telkens kleine stapjes op weg naar een volwassen leven, maar voor mij voelde het soms alsof ze zomaar gewichtloos naar de maan sprong, zonder de bescherming van een Apollocapsule. Gelukkig landde ze altijd veilig terug thuis.

Tot vier jaar geleden dus, want toen verdween ze niet zomaar voor eventjes, nee, ze ging kordaat de liefde achterna. En toen wist ik: dit wordt iets van onbepaalde duur. Dus gaf ik- welgemeend en absoluut blij met haar keuze- mijn zegen en wat huisraad mee en besloot vanaf dan ook weer mijn eigen weg te gaan. Ik vulde het lege nest met meer Mie-time en deed alle dingen waar je als vijftigplusser misschien toch een beetje zou moeten mee uitkijken. Maar het werkte, voor haar en voor mij, iedereen blij.

Maar kijk, opeens is ze terug!

"Het is maar voor een paar weekjes," zegt ze, "en je vindt het toch niet erg als er ook 1 hond mee komt?"

Want de tortelduifjes hebben een huis gekocht en wel in de meest strikte betekenis van het woord: iets met vier muren en een dak. Praktische zaken zoals badkamer of keuken zaten niet mee in het pretpakket. En de huur van de vorige woonst werd al opgezegd.

"Misschien toch wat impulsief beslist," kijkt mijn dochter ietwat bedenkelijk, maar meer woorden maakt ze er niet aan vuil.

Maar goed, problemen zijn er om opgelost te worden. Dus de dochter + hond 1 komen tijdelijk bij mij wonen, de schoonzoon + hond 2 krijgen voorlopig weer onderdak bij de schoonouders. De planningen lopen wel eens door mekaar, maar intussen kan er in elk geval naar lieve lust verbouwd worden. En mogen ( hoera!) mijn moederlijke gevoelens weer helemaal loos gaan! Al weet ik niet zo goed bij welk stadium van de opvoeding ik terug moet aansluiten, ik krijg de neiging om iets te ver terug in de tijd te gaan. Dat besef komt als ik de broccoli weer onder de puree stamp, zodat mijn meisje haar dagelijkse portie groentjes binnen krijgt. Een trucje uit de kleuterfase, al lang geleden afgesloten, intussen eet mijn kind zelfs sushi met stokjes, zonder morsen! Zo doe ik nog wel meer dingetjes, onbewust. Ik leg een warme pyjama klaar op haar bed en noteer een pak Dinokoeken op mijn boodschappenlijstje. En chocomelk voor 's avonds bij TV.

"Knus," zegt ze, terwijl ze zich met zachte kussentjes in de zetel installeert, "dit kan ik wel weer gewoon worden." Maar we weten allebei dat dit kleine geluk niet zal blijven duren! Want mijn wereldje was intussen helemaal ingericht naar mijn nieuwe maatstaven, in secuur maatwerk zelfs. En ook in haar bestaan spelen nu andere belangen. En we hebben dan ook nog eens totaal verschillende karakters! Ik ben een pietje precies en zij is de nonchalance zelve. Ik lees binnen boeken en zij kan geen halve dag zonder buitenlucht. Wij zijn de grootste tegenpolen, amper te geloven dat wij familie zijn! Dus de eerste ergernissen laten niet lang op zich wachten. Alles wat zij laat rondslingeren leg ik ostentatief terug op zijn plaats en zij kookt af en toe heel lekker, maar in een ontplofte keuken. Of ze gooit een rare bruisbal in bad en vindt het grappig dat de badkamer twee dagen later nog vol glitters hangt. Wij ook, trouwens.

En dan is er nog de hond! Want die heb ik ook een stuk mee opgevoed, maar hij lijkt intussen wel een ander dier geworden! Vier jaar later betekent in hondenjaren 28 jaar ouder. In zijn geval nu dus hoogbejaard. Alles gaat tergend langzaam, even uitlaten betekent soms een kwartier lang de trappen af sukkelen. Onze lieve loebas kan niet meer, hier kan enkel veel geduld nog baten. En dat laatste heb ik niet. Nooit gehad. Ik moet heel hard op mijn tanden bijten. Terwijl de dochter eindeloos begrip toont voor alles wat zich op vier poten voortbeweegt…

Onze eerste weken samen eindigen dan ook zeer voorspelbaar: op een humeurige ochtend staan we te roepen, zij en ik, allebei even luid. En we slaan allebei hard met deuren. En zij vertrekt boos naar buiten en ik blijf even boos binnen. Om het dan amper een paar uur later toch weer lachend bij te leggen, want we zien de grap hier wel van in. En daarna doen we een paar dagen lang heel erg ons best om ongelooflijk lief te zijn voor elkaar, op het onnozele af. Waarna we eensgezind besluiten om toch maar weer gewoon te doen, we zien wel.

En onze ruzies " Dat zal altijd zo zijn," zegt mijn dochter," vooral omdat wij zo fel lijken op mekaar."

Zozo.

Zekerheden - 6/12/2018

Aan het bestaan van Sinterklaas heb ik nooit getwijfeld. Van zo lang ik me kan herinneren gooit hij gul cadeautjes in onze schoorsteen, elk jaar stipt op 6 december, geen dag vroeger of later, gewoon punctueel. Méér nog! Toen ik klein was bracht hij op voorhand ook nog een persoonlijk bezoek! Hij stoomde helemaal vanuit Spanje naar onze plaatselijke parochiezaal om samen met ons, de brave kapoentjes van Scherpenheuvel, sinterklaasliedjes te zingen. Er was ook altijd poppenkast, maar die keek hij nooit mee. We mochten wel één voor één even bij hem op schoot om te vertellen wat er in ons schoentje mocht. Al de bestellingen werden zorgvuldig genoteerd in een groot boek en de levering volgde zeer snel, de brave man was Zalando al ver in tijd vooruit. Soms verzond hij echter niet alles in één keer. Zo heb ik eens iets te overmoedig een pop én een wieg gevraagd en toen kreeg ik wel de pop, maar de wieg kwam pas een jaar later.

"Overdaad schaadt" zei mijn oma langs vaders' kant, een zeer wijze vrouw die meestal wel wist waar de klepel hing. En ze relativeerde het gebeuren ook nog met een triest weetje uit Den Grooten Oorlog, hoe de arme kindertjes toen soms moesten slapen in een lade. Die hummeltjes hadden geen wieg en van spelen met poppen was zelfs geen sprake! Het droevige verhaal maakte diep indruk op mij en nog lang daarna speelde ik oorlogje op mijn manier: ik wikkelde mijn poppenkind in doeken en stak het in een schuif. Oorlog en Vrede in pocketformaat.

Sinterklaas kent ook elk kind door en door en houdt rekening met persoonlijke noden en behoeften. Zo bracht hij mij, toen ik naar het eerste leerjaar mocht, alvast een boekentas, zo'n stugge, donkerbruine rechthoek met één opbergvak. Maar mijn grote nichtje, die al in de tweede klas zat, kreeg meteen een boekentas met twee vakken, zij had natuurlijk al meer schriften. Daar was ik wel een beetje jaloers om, maar achteraf bekeken was het toch weer een wijze les van Sinterklaas, ook nog eens extra bekrachtigd met een uitspraak van mijn grootmoeder: "Geduld is een schone deugd." Ze had gelijk, door de jaren heen is het echt wel goed gekomen met mijn tassen, ik heb intussen zowat bij elke jas een andere tas en het aantal opbergvakken is niet meer te tellen, ik vind niks meer terug.

Sinterklaas is hoe dan ook altijd een zekerheid geweest en gebleven. Van alle mannen die mij tot nu toe passeerden moet hij zowat de meest betrouwbare zijn. Af en toe kom ik hem nog eens tegen, meestal al vroeg in november, ergens in een supermarkt of op een onverwacht moment in een winkelstraat. En ik ga wel niet meer bij hem op schoot, maar we wisselen nog steeds een blik van herkenning. En geloof het of niet: hij gooit inderdaad nog elk jaar marsepeinen mannekes door mijn schouw, ja, ook vandaag weer!

Heel anders was het gesteld met de kerstman, aan die figuur heb ik toch lange tijd getwijfeld. Hij kwam wat later dan de Sint in mijn leven en was ook nooit zo prominent aanwezig. Hij bracht bijvoorbeeld nooit een bezoek aan onze parochiezaal en het enige wat ik met zekerheid wist was dat hij niet levert via de schoorsteen, maar gewoon onder kerstbomen. En de verzendingen komen ook later toe, op 25 december. Enfin, ik had alles ook maar van horen zeggen, ik had hoe dan ook nog nooit iets gekregen onder een boom. Ik ging weer ten rade bij mijn alleswetende oma. Hoe zat dat nu met die kerstman? "

Hij bestaat, maar hier in Scherpenheuvel passeert hij niet," wist ze, "haal je maar niets in je hoofd."

Maar ik wou het toch een kans geven en begon vurig en vooral luidop te hopen op een cadeautje. Ik kon het hem dan wel niet persoonlijk vragen, maar misschien hoorde hij me wel, als hij toevallig overvloog met zijn slee? Ik droomde van zo'n plastieken wereldbol, liefst op een stevige, houten voet, zoiets had ik al gezien in onze Grote Bazaar op de markt. Dan zou ik dat ding naast mijn bed zetten en daar elke avond aan draaien en fantaseren over verre landen, ik had wel wat verbeelding als kind. En warempel! Die kerstdag lag er inderdaad een pakje onder onze boom! Helaas, geen wereldbol. Ergens moet mijn boodschap niet goed doorgekomen zijn, want de kerstman bracht me een paar kousen. Zo van die dikke geribbelde, met bovenaan een kriebelend biesje, ze kwamen tot net onder mijn ( toen nog!) knokige knietjes. Lekker warm, dat wel, en best ook wel ecologisch verantwoord, zeker voor die tijd. Tot dan had ik het moeten stellen met korte kindersokjes, maar toch…de droom over mijn hemelsblauwe globe spatte genadeloos aan diggelen. Vanaf toen had ik het niet meer zo begrepen op die kerstman en ik heb hem nooit nog iets gevraagd. Ook nooit nog iets gekregen, denk ik.

Terechte twijfels dus over deze tweedehandse kindervriend. Tot ik hem jaren later in levende lijve ontmoette! Het geluk wou dat ik een kort reisje naar Lapland cadeau kreeg. En juist, wie woont daar? Santa Claus! Ik daarheen dus, ingeduffeld als een Teletubbie. Al was het laatste stuk van de tocht nog bar en ijzig. Want ik kan je verzekeren: met een sneeuwscooter over een bevroren meer scheuren bij -23°...dat is even doorbijten voor koukleumen zoals ik! Maar het noorderlicht was magisch, het dorp van de kerstman sprookjesachtig en het was daar, loodrecht onder de poolcirkel, dat ik voor het eerst in mijn leven en zonder blikken of blozen een stevige slok whisky achterover sloeg. Van de grote kou, maar ook van de opgehoopte spanning! Want eindelijk zou ik het geheim van de kerstman ontrafelen! Of ik zou hem op z'n minst toch kunnen vragen wat hem in godsnaam bezielde toen hij me die dikke kousen bracht!

Ik mocht zijne eminentie persoonlijk ontmoeten in zijn gezellige postkantoor. Hij was groot en blozend en zat met bolle buik in zijn grote stoel, één en al gemoedelijkheid. Ik werd gelijk ondergedompeld in een sfeer van liefdevolle warmte, heel zwakjes werd ik er van, met van die watten beentjes, al had die whisky daar misschien ook wel iets mee te maken. En alles wat ik hem wou vragen was plots niet meer belangrijk, al mijn ergernisjes ebden geruisloos weg. Ik kon alleen maar glimlachen naar die lieve kerstman en hij lachte guitig terug. Veel woorden waren hier niet nodig. "Ho, ho, ho," was ook alles wat hij zei. En toen wist ik, heel zeker: hij bestaat echt! Misschien was zijn voorraad wereldbollen gewoon op, lang geleden. En hij zal het ook al wel geweten hebben: dat ik een verschrikkelijke koukleum zou worden!

Onrust - 13/12/2018

Het leverde me niet enkel een schat aan anekdotes op, maar ook memorabele momenten! De keren dat de tranen me over de wangen rolden van het lachen zijn intussen ontelbaar. Maar diezelfde tranen stonden me soms ook nader dan het lachen, want ik luisterde even vaak naar schrijnende getuigenissen.

Het heeft me geleerd dan niets altijd is wat het lijkt en dat een eerste indruk wel eens moet bijgeschaafd worden. Achter een indrukwekkend cv schuilt soms de grootste lul, zo'n betweter waar directe collega's wel eens darmklachten van krijgen, zo iemand wil je liever niet naast je op de werkvloer. Of ik denk bijvoorbeeld aan een timide jongen die een tijdje geleden nog voor me zat. "Slap ventje," was mijn eerste gedachte, hij had ook van die dunne beentjes. Tot bleek dat hij onwaarschijnlijk fotogeniek was en net een paar maanden Milaan had getrotseerd, in z'n eentje. Amper achttien en al onverschrokken de bikkelharde catwalk op! Het soort plantrekker waar we dus ook iets mee kunnen naast de schijnwerpers. Ons gesprek was amper afgerond of ik had hem natuurlijk al ziekelijk nieuwsgierig gegoogeld. En ik kan jullie verzekeren, dames, zo met ontbloot torso: een stuk! Wel nergens blote benen te zien op de foto's, dus dat gedeelte had ik toch wel correct ingeschat.

Bij twijfel over iemands ware aard hebben we natuurlijk ook nog de befaamde persoonlijkheidstesten. Ook niet onfeilbaar, maar toch, als leidraad bewijzen ze zeker hun nut. Meer nog, achteraf bewijzen ze ook heel dikwijls hun gelijk! Ik ben wel eens proefkonijn voor zo'n nieuwe test. Niet dat ik zo graag in mijn hoofd laat wroeten, maar zo langzamerhand ken ik wel al mijn rare trekjes, de resultaten zijn voorspelbaar. Op optimisme scoor ik bijvoorbeeld altijd uitzonderlijk hoog, dat is al jaren een constante. Ik blijk ook vriendelijk te zijn en vol goede bedoelingen, dus ook daar niks verontrustends. Daarna komen nog wat minder fraaie dingen. Altijd gelijk willen hebben is daar één van, maar goed, je bent een vrouw of je bent een vrouw.

Alleen bij die laatste test, toen kwam er een nieuw woord oplichten in de finale analyse: onrust. ONRUST? Ik? Zoals ik 's avonds vadsig in een zetel durf te hangen? Of hoe gelaten ik het dagelijkse fileleed onderga? Ik zing bij wijze van spreken van thuis tot in het Antwerpse en weer helemaal terug, twee uur op, twee uur af, ik blijf één brok berusting!

Maar 't is goed in 't eigen hart te kijken, 's avonds voor het slapen gaan. En om ook eens te polsen bij mensen in de onmiddellijke actieradius. Dus stel ik de vraag: speurt men daar toch enige onrust? Ja, zo blijkt. Ik krijg de gekste eigenschappen toegedicht, gaande van "geen zittend gat", tot "een bolleke kwik." Een vriendin die het kan weten zegt: " Ik heb jou nog nooit gewoon langzaam zien stappen, ik hoor je hakken al van kilometers ver tikken. En praten doe je nog sneller."

Het stemt tot nadenken. Want bij nader inzien: zelfs languit in mijn zetel kijk ik nog met één oog naar een scherm en liggen er hoe dan ook nog een boek en een smartphone binnen handbereik. Altijd bang om iets te missen. En op de E313 zing ik inderdaad vals en vrolijk, maar vaak op deuntjes van Franstalige zenders, kwestie van niet nutteloos staan aan te schuiven ergens ter hoogte van Massenhoven. Nee, deze freak schaaft intussen vlijtig haar talen bij.

Zo kom ik nog uit bij nog wel honderd andere gekke, haastige gewoontes. Lezen terwijl ik kook en dan natuurlijk de boel laten aanbranden. Op vakantie gaan naar een rustige kust en mezelf bijna moeten dwingen om dan ook effectief langer dan twee uur op zo'n verlaten strand te gaan zitten. Maandelijks zes boeken lenen in de bibliotheek en me toch nog gefrustreerd voelen omdat ik nooit van m'n leven het volledige aanbod zal uitgelezen krijgen. Een krampje in de maag krijgen als ik termen als "einde loopbaan" zie passeren. Dan verzin ik het zoveelste plan B, voor later, als ik misschien eindelijk groot zal zijn, de schrik om ooit stil te vallen zit er flink in.

Onrust, dus. Of - en ik moet haar wijsheid gewoon af en toe blijven citeren- zoals mijn grootmoeder haar eigen doen en laten wel eens toelichtte:

" Een vrouwenhand en een paardentand staan nooit stil."

Want zij runde snoepkramen, buurtwinkels en grote gezinnen, alles tegelijk en in één handomdraai, alsof het niks was. Multitasken, zij kon en deed het, lang voor het woord werd uitgevonden. Al veegde ze wel eens bij vergissing onze loopneus af met de stofdoek die altijd paraat zat in één van haar schortzakken.

Het zal dus wel in de familie zitten. Niks om rusteloos van te worden.

Met nog even een bedenking: Brad staat eigenlijk ook nooit met blote benen op de foto.

Boos - 19/12/2018

Gelukkig geldt dat allemaal niet voor mij. Ik heb hoe dan ook niet het talent om mezelf de geschiedenis in te schrijven - over kookboeken spreek ik me zelfs niet uit!- én ik heb op weekdagen nog een andere bezigheid die voldoende brood op de plank brengt. Bovendien, voor de dingen die ik wil brengen moet ik juist regelmatig onder de mensen komen, anders heb ik geen verhaal. Ik amuseer me dus prima, al zou een weekje op water en brood misschien nog niet zo slecht voor me zijn.

Geen lijdzaam isolement dus, mensen spreken me trouwens ook zélf aan over dat schrijven. Ik krijg zomaar ongevraagd recensies, altijd leuk, vooral als die naar het positieve neigen. Maar er zitten ook harde critici tussen en ja, ik moet toegeven, dikwijls zijn hun opmerkingen terecht. Ik probeer dan vooral niet zuur te kijken en beloof iets met die kritiek te doen. In de mate van het mogelijke, natuurlijk. Als ze me vragen om elk cursiefje te beperken tot maximum 600 woorden moet ik helaas afhaken, ik ben een vrouw van lange zinnen. Maar los

Het blijft dus een plezante wisselwerking, vooral nu met die blogs. Ik krijg volop ideeën aangereikt, en mogelijke titels. En als er ergens iets leuks gebeurt wordt er al snel in mijn richting gekeken met een veelbetekenende knipoog: "Misschien iets voor je volgende verhaal?" Het is grappig en ik kan er inderdaad dikwijls iets mee. Als dit zo verder gaat ben ik binnen tien jaar nog niet uitgeschreven, wees gewaarschuwd.

Het omgekeerde gebeurt natuurlijk ook! Bij een gênante situatie bijvoorbeeld, dat overkomt ons allemaal wel eens, of als iemand me in vertrouwen iets vertelt. Dan volgt soms een verschrikte blik: "Dit ga je toch niet op het net gooien?" En nee, natuurlijk niet! Het kan nooit mijn bedoeling zijn om mensen voor schut te zetten, laat staan dat ik ze daarbij nog met naam en toenaam zou vermelden! Dat soort spielerei laat ik over aan Herman Brusselmans, die jongen komt daar ongestraft mee weg. Naar het schijnt ben je ook pas een BV als je ergens in één van zijn columns of boeken vermeld wordt, voor-of achterwaarts, dat maakt zelfs al niet meer uit.

Maar wat soms nog het aller moeilijkste is: NIET schrijven. Want dan mis ik toch een uitlaatklep. De meest intense gevoelens in mijn leven heb ik dikwijls nog eens herbeleefd op een stuk papier of in stiekeme, vergrendelde dagboekjes. Alles werd in de loop der jaren ook weer genadeloos in duizend stukjes versnipperd, maar goed, meer moest dat voor mij niet zijn. Er zijn mensen die zingen en dansen of wenen van blijdschap of verdriet. Maar ik krabbel wat zinnetjes neer. Altijd zo gedaan, zingen en dansen doe ik sowieso maar beter in besloten kring.

En zo had ik van de week ook liefst een vlammende tekst voor deze blog geschreven. Zo'n foeilelijk relaas, vol giftige woorden en harde verwijten. Want ik was boos en nog niet zo'n klein beetje! Zo'n moment waarop je iemand naar de verdoemenis zou kunnen schrijven. Maar ik wil dat niet doen. Woede en frustratie gooi je liever niet in het publiek, tenzij misschien voor het goede doel. En in dit geval zou zelfs mijn luidste tirade nog eindigen in dovemans oren. Dus ik slikte, dacht er het mijne van en klapte mijn laptop dicht. Soms moet je de dingen nu eenmaal loslaten en berusten. Want mensen dénken al gauw gelijkgestemde zielen te zijn, maar dan wordt plots het tegendeel bewezen. Het verhaal van het konijn en de haas, ze lijken wel erg op mekaar, maar alleen van ver. Of de strijd tussen wortelen en pastinaak. Hoe hard hij ook zijn best doet om even kleurrijk te zijn, de pastinaak zal altijd een beetje vergeten blijven.

En misschien maar beter zo. Want er zijn mensen waar je bij nader inzien liever niet op lijkt. En er zijn dingen die je maar best vergeet.

Bovendien is het bijna Kerst, dus ik moet misschien toch eens overwegen om ook wat feestrecepten in een blog te gooien. En dàt wordt pas een harde dobber!

Kerst - 22/12/2018

Donkere dagen betekenen voor mij ook: nog een paar snipperdagen stelen en me even terugtrekken uit de dagelijkse ratrace. Een boekje lezen, kleffe kerstfilms kijken, verdrietig snotteren als Lennon me toch weer onverwacht bij m'n nekvel pakt met zijn melancholie in "And so this is Christmas". Ik zie het als een soort van retraite in de beslotenheid van mijn zetel en ik krijg er niet snel genoeg van.

Helaas, in deze periode van eenzame bezinning moet ik toch af en toe uit mijn cocon. Het begint met een terloopse opmerking van mijn moeder.

"We hebben nog geen boom," zegt ze.

En dat is waar. Zij heeft nog geen boom en ik ook niet. Terwijl op Instagram al duizend prachtig opgesmukte exemplaren passeerden, de ene al indrukwekkender dan de andere, heb ik nog niet eens een slinger uit de kast gehaald. In dit huis moeten dus dringend nog twee etages versierd worden. En dat is niet echt mijn ding.

"Het moet niet veel zijn," zalft mijn moeder nog, "en hang misschien een klein kransje aan de voordeur, dat is gezellig voor het bezoek."

Dus ik denk eens diep na waar ik vorig jaar die kerstspullen ook alweer verstopt heb, sleep er twee petieterige sparretjes bij en ga aan de slag. Met- ik wéét het, volstrekt niet gepast in deze tijd van wereldvrede- het nodige geduvel, want mijn creativiteit zit duidelijk niet in mijn handen! Ik hang wat blauwe ballen in de ene boom en dan wat roze in de andere en ik let zeer goed op waar ik alles neerleg en waar ik ga zitten, want ik ben dus ooit, echt waar, met m'n lompe gewicht op een zak vol kerstballen terecht gekomen. De hele boel aan scherven. Dit jaar is het enkel een sliert van lampjes die het niet meer doet, maar dat is eerder naar goede gewoonte. Ik krijg er gelukkig nog één te leen van de dochter, steek al de stekkers in en zeg "Ooh". Het geheel oogt misschien wel sober, maar zo wat sfeerlicht doet wonderen. De schoonzoon zegt dan weer "Oei!" als hij de volgende dag even langskomt, die had duidelijk meer verwacht.

Ik zorg voor nog méér licht in de duisternis.

"Als je niet weet wat te kopen, ik zou graag nieuwe nachtlampjes hebben," zegt mijn moeder. "En je vader kan wel een fatsoenlijke leeslamp gebruiken."

Juist, de cadeautjes, ook nog even scoren. Dus ik verpruts een halve snipperdag bij Ikea en dwaal langs een onwaarschijnlijk groot aanbod van verlichtingsarmaturen. Ik kies uiteindelijk toch de mooiste en zoek me suf naar de bijhorende lampjes." LEDARE Led-lamp GU10 400 lumen" staat als richtlijn op de doos, je moet er volgens mij toch een beetje Zweuds voor spreuken.

Dan volgt nog de zwaarste opdracht.

"Wat gaan we eten, met Kerst?" vraagt mijn moeder.

Want ook hiervoor zijn alle ogen op mij gericht! Je zou toch denken, met mijn reputatie in de keuken…

Dus ik google wat rond en zoek naar lekkere, doch eenvoudige kerstmenu's. En voor alle zekerheid ook naar een paar traiteurs in de buurt, voor het geval dat. Ik wil een simpel, klassiek hoofdgerecht, maar toch met dat snuifje aciditeit, wat culinaire verfijning mag nu wel. Al moet ik de schoonzoon plechtig beloven zeker geen aardappelgratin te maken, want daar ging het ooit volledig de mist in met de aciditeit. Mijn voorstel van een klassieke mousseline met een lichte toets van citroen wordt dan ook kordaat afgewezen, niemand die me daarin nog vertrouwt.

" Waar ben je mee bezig?" vraagt mijn dochter als ze me 's avonds laat nog achter mijn laptop aantreft.

"Met het kerstmenu," zeg ik, "en tussendoor probeer ik nog wat te schrijven."

"Jij gaat toch geen kooktips geven op die blog?!" roept ze verschrikt.

Nee, nee, nee. In deze tijden van nooit meer oorlog wil ik jullie ook behoeden voor zwaar onheil in de keuken. Dus, bij leven en welzijn en in de hoop dat we hier bij ons klokje Thuys aan zware verzuring ontsnappen: een zeer fijne Kerst gewenst!

Doe als de zonnebloem - 27/12/2018

Ik vind het een rare opmerking. Goedbedoeld, dat weet ik wel zeker, maar mijn beste vrienden weten toch dat ik daar allemaal niet zo mee bezig ben? Lifestyle, ik?

Bij lifestyle denk ik aan elegante herenhuizen, met hoge plafonds en antieke kroonluchters. Daarin staan dan ook altijd dure, Italiaanse design fauteuils, aangekleed met een verzameling van bontgekleurde, maar vast niet zomaar lukraak gekozen kussens en met sierlijk gedrapeerde plaids over de armleuningen.

En voor mezelf fantaseer ik wel eens over een strakke loft in Lier, minimalistisch ingericht en met weids uitzicht op het prachtige marktplein aldaar. Een stoute droom die ik nog niet meteen wil opbergen, misschien nog iets voor later, je weet maar nooit. Maar voorlopig woon ik dus nog zeer bescheiden in Scherpenheuvel. Weinig design te zien hier. Ik ben intussen 30 jaar ouder en ik huis nog steeds lichtjes studentikoos. Al mijn meubelen komen uit de koopjeshoek van een concern van Zweedse oorsprong of zijn tweedehands, die laatste wel eigenhandig opgeschuurd en sober wit gelakt in een tijd dat ik kastjes opknappen nog als hobby overwoog.

Bovendien eten die hippe lifestylers heel rare dingen, ook al niks voor mij. In hun artisanale keukens staan op een wrakhouten rek grote glazen potten, super gezond gevuld met zelfgemaakte granola. Ook veel gedoe met kikkererwten in dat milieu, zelfs dat sap van zo'n blik, iets droevigs met de kleur van afwaswater, draaien ze door hun chocomousse, ik heb het uit een kookprogramma, echt waar! En ze gooien ook alles in een blender, avocado's en zo. Zo'n blender heb ik ook, maar hij staat ergens hoog in een kast en ik moet telkens weer een opstaptrapje bijslepen om daar bij te kunnen, op die tijd heb ik de boel even snel met een vork geprakt. Mijn avocado's zijn trouwens altijd of nog te hard of nét iets te rijp, dus als ik al eens iets prak is het meestal puree.

De decoratie in mijn optrekje kan ik zeer kort onder een alles omvattende noemer brengen. "Curiosa" lijkt me een treffend woord. Want op mijn kasten staan hier en daar toch wel rare dingen en alles wat tegen de muren hangt is ook alweer gekregen of geërfd. Wel allemaal spullen waar een emotionele waarde aan vastzit: nog een onbenullig schilderijtje van mijn oma, een zwart wit foto van mijn ouders op de dag van hun verloving, een statig portret van wijlen mijn overgrootvader. Maar daarnaast ook wel een kunstig naakt van een plaatselijke en volgens mij zeer ondergewaardeerde schilder, daar ben ik dan weer erg trots op.

Het vreemdste object hangt op toilet. Een klein, houten kadertje, met daarop een zonnebloem getekend. En een tekstje daarbij: "Doe als de zonnebloem". Ik heb het al van zolang ik me kan herinneren, het was er al bij op mijn kinderkamer lang geleden en het verhuisde ook overal met me mee. Het kreeg uiteindelijk een plaatst waar ik dat zinnetje wel moet lezen, elke dag opnieuw. Gewoon, ik vind de boodschap die erachter zit zo mooi: altijd je hoofd naar de zon draaien. Hoeveel meer goede raad kan een mens nog krijgen, gratis en op deze manier nog voor je 's morgens het huis verlaat?

"Maar op vlak van mode ben je toch redelijk mee?" zegt mijn vriend, hij geeft niet snel op.

Ja, vast! Ik en de nieuwste trends! Met mij als raadgeefster ga je echt nooit in de hipsterhemel terecht komen! Als ik er af en toe wat modieuzer bijloop heb ik dat volledig te danken aan de stijltips van een onvermoeibare vriendin/collega. Al twintig jaar staat zij me bij met raad en daad, ze sleept me mee naar de juiste adresjes en weet perfect waar en wanneer we kunnen scoren bij de betere merken. Zij is het die mij behoedt voor miskleunen in fleece. Ze geeft advies over nonchalant ogende, doch in werkelijkheid ernstig bestudeerde kapsels, weet alles over dure schoenen, ze voelt kritisch aan elk stofje en oordeelt met scherp, geoefend oog. Geloof me, zonder haar zou de inhoud van mijn kleerkast een bijzonder hoog Mutti gehalte hebben! Ik kan het iedereen aanraden, bij twijfels over de garderobe: zoek een vriendin uit het Limburgse, in een straal van vijftien kilometer rond Hasselt zit je altijd goed, daar vind je de harde kern van fashionista's.

Maar om het nog even samen te vatten: nee dus, voor mij liever geen blog over mode of lifestyle.

"Ook niet als het financieel wat zou opbrengen?" vraagt mijn nog steeds goedbedoelende vriend.

Nee, ook dan niet. Ik kan me trouwens nauwelijks voorstellen dat er ergens iemand zit te wachten op een influencer van vijftig plus. Laat mij maar gewoon vertellen over de dagelijkse dingetjes.

"En wat als je dan ooit zonder inspiratie valt?" vraagt hij nog bezorgd.

Tja, dan zie ik wel weer. Dan kijk ik nog eens naar mijn kadertje. En daarna weer naar de zon.

2019

Slonzige voornemens - 1/1/2019

1 januari, dus ook weer tijd voor goede voornemens. Ik doe daar altijd flink aan mee. Niet dat het steeds het gewenste resultaat oplevert, maar globaal genomen kan ik toch zeggen dat ik zo, op jaarbasis, alvast een paar weken keurig calorieën tel, om maar iets te noemen.

Op intussen meer dan vijftig pogingen tot een beter leven ben ik nog maar drie keer volledig  in mijn opzet geslaagd. Maar dat leverde me wel een paar niet onaardige succesjes op. Zo loop ik sinds jaren elke week mijn kilometertjes ( nog steeds aan een bedroevend laag tempo, maar toch), ik zit trouw – en tot mijn grote verbazing steeds liever- op yoga én ik ben gestopt met roken. Dat laatste inmiddels ook al sinds 2006. Daar zijn dan wel honderd mislukte pogingen aan vooraf gegaan, maar kijk, op die bewuste nieuwjaarsdag lukte het opeens wél. Al bij al ben ik dus behoorlijk tevreden, één en ander draagt er toch toe bij dat ik, indien nodig, nog probleemloos over een lage haag kan springen.

Ondanks de geringe slaagkansen probeer ik toch elk jaar opnieuw iets bij te sleutelen. Ik ben hoe dan ook een overtuigde voorstander van beter je best doen. Ik hoor mensen wel eens stoer zeggen van “Ik ben wie ik ben, te nemen of te laten,” maar of dat altijd zo fijn is voor de tegenpartij? Mij lijkt van niet. Met z’n allen een beetje moeite doen kan nooit kwaad, denk ik dan. Mij wil je bijvoorbeeld liever niet in ongecensureerde versie tegen komen op een maandagochtend!

Dit jaar is mijn lijstje van voornemens bijzonder kort. En het staat ook los van alles wat met mijn buitenkant te maken heeft. Want ik heb het nu wel gehad met al die verwoede pogingen om ooit nog eens te eindigen als een lange, ranke den. Dat zal toch nooit lukken. Nee, tijd voor wat focus op de binnenkant, een paar hardnekkige trekjes zijn zeker vatbaar voor verbetering.

Dus hierbij mijn simpele, maar dappere voornemen voor 2019:

De boel wat meer de boel laten...

Concreet betekent dat:

Me niet langer ergeren aan dingen die scheef staan of liggen. Ik hoef geen tienen meer te behalen op orde en netheid. Dat is vooral goed nieuws voor de collega’s: archiefkasten mogen vanaf nu gewoon de hele dag blijven open staan en ik grommel nooit meer over rommelige schuiven. Ook niet als daar nog ergens een vergeten kiwi ligt te verschrompelen.

Onmiddellijk ja zeggen als vrienden me uitnodigen voor hapjes en drankjes en ook city trips en /of snoepreisjes mogen zonder al te veel overleg geboekt worden. Als de boel die ik achter laat dan alsnog dreigt te ontploffen bellen we de brandweer wel. In deze context spreekt dit voornemen voor zich: mijn vrienden- sowieso de allerbeste én meest geduldige van de hele wereld- moeten niet langer zitten wachten tot ik eindelijk nog eens tijd heb. Of maak, beter gezegd.

Gedane beloftes niet eindeloos blijven uitstellen, zelfs als dat betekent dat mijn strijk niet altijd razendsnel en gemillimeterd keurig in de kast komt. Lieve S., let op, eindelijk tijd voor jouw verhaal!

Zo. Mits wat volharding wordt het misschien wel een jaar van zorgeloze nonchalance. Dus niet verschieten als binnenkort een ietwat verdikte vrouw, misschien ook lichtjes aan de slonzige kant, gemoedelijk door de straten sloft: dat ben ik dan!

Alleen hier, Thuys bij mijn Klokje, wil ik liever niet te slordig worden. Met woorden kan je tenslotte nooit secuur genoeg zijn. Woorden kunnen raken, maar ook kraken, omzichtigheid blijft dus geboden. Bovendien kan het altijd nog beter. Of zoals ik pas nog ergens las, en ik wou dat ik dat zelf had kunnen bedenken:

“Ik wil woorden vinden, als contactlenzen. Zo eenvoudig geschreven, dat je niet eens beseft dat je ergens doorheen kijkt.”

Zelfs met honderd nieuwe lijstjes niet meer klaar te krijgen, vrees ik. Maar reden te meer om in elk geval mijn best te doen.

Laat ik alvast beginnen met jullie allemaal een prachtig nieuw jaar toe te wensen! Met misschien wel slonzige, maar in elk geval zielsgelukkige dagen!

Janus - 4/1/2019

In een ver verleden kreeg ik nog les Latijn. Geen weloverwogen studiekeuze, ik kreeg dat per ongeluk op mijn bord. Zo ging dat in die tijd, je had een behoorlijk rapport in het zesde leerjaar en dan mocht je verder gaan leren over naamvallen en verbuigingen, voor het geval je ooit dokter wou worden. Al moet ik achteraf toegeven: ik heb dat bord heel gretig leeg gegeten!

Maar op dag één had ik geen flauw benul van waar ik aan begon. Op mijn elfde kende ik enkel het Latijnse woord “Regina”, wat ”koningin” betekent. Regina stond ook op de dikke pakken maandverband die destijds nog enigszins verdoken lagen in de rekken van de Sarma, onze plaatselijke supermarkt. Ik was toen een heel schriel kind, dus zeker nog niet aan die dingen toe, maar ik wist al wel waar ze voor dienden. En er moest volgens mij toch een link zijn tussen naam en toepassing? Echt suf heb ik me daarover gepiekerd! Ik heb zelfs even gedacht dat die Regina pakken uitsluitend bestemd waren voor de vrouwelijke leden van onze koninklijke familie, voor het geval die Scherpenheuvel eens passeerden.

Zo brak ik me over nog wel meer dingen het hoofd. Want het moet gezegd: op vlak van seksuele voorlichting waren mijn ouders hun tijd ver vooruit. Bij ons thuis kwamen kinderen niet uit boerenkolen en het verhaal van de boot uit Congo of verdwaalde ooievaars heb ik nooit gekregen. Alles wat met voortplanting te maken had werd me op méér dan wetenschappelijk verantwoorde wijze toegelicht. Vooral mijn vader was daar zeer strikt in, hij wou geen flauw gezever over bloemetjes en bijtjes. Ter illustratie haalde hij er af en toe zelfs lijvige delen van De Grote Oosthoek Encyclopedie bij, we hadden de volledige reeks, en daarin stond de enige, echte waarheid, over alles eigenlijk. Veel simpeler dan internet.

De theorie kende ik dus al vroeg, lang voor de praktijk nog moest komen. Ik kon bij wijze van spreken met m’n ogen dicht een waarheidsgetrouwe schets maken van uterus en eileiders, want die tekening stond ook in De Grote Oosthoek. Maar wat ik zo van huis uit wist strookte dan weer niet altijd met wat buitenshuis verteld werd. Want ik had bijvoorbeeld vriendinnetjes op school die heel zeker wisten dat ze wél uit een rode kool kwamen.

“ Die weten nog niet beter, dat komt later wel,” zei mij vader. En dan wees hij naar de boekenkast, daarin stond zijn gelijk.

Maar toch, ook de grote mensen brachten me soms in verwarring. Mijn oma had in die tijd een kruidenierszaak, zo’n buurtwinkeltje, je kon er eigenlijk alles krijgen en gewoon zeven dagen op zeven, sluitingstijden plakten ze toen nog niet op de deuren. Iemand die om elf uur ‘s avonds nog een ei wou bakken kon dat eerst nog snel gaan kopen bij mijn oma, zelfs per stuk. Het winkeltje was natuurlijk ook een geliefd praatforum voor al de buurvrouwen, ik durf bijna te stellen dat dit bescheiden handelsadresje één van de belangrijkste schakels was in het sociale weefsel van onze dorpskern. Werkelijk alles werd daar besproken, goede, gewone en trieste relaties gingen uitvoerig over de tong, er werd gewikt en gewogen en geanalyseerd, nu hebben we daar zelfhulpgroepen voor. Als klein, nieuwsgierig spook vond ik niks leuker dan achteraan in de winkel, zittend op een trapje, stiekem te luisteren naar wat die vrouwen allemaal te vertellen hadden.

Uiteraard ging het ook regelmatig over seks. Maar nooit open en bloot, het woord werd bij mijn weten zelfs nooit gebruikt. Nee, als het daarover ging was dat in zeer bedekte termen. Als een buurvrouw zwanger was, werd dat gemeld met iets vaags als “ Ze is weer zo.” Dan hadden ze “het” gedaan. En dan werd er veelbetekenend met de hoofden geschud. Of er was bijvoorbeeld een groot gezin in het dorp, met – ondanks het langdurige werklozenstatuut van de vader- jaarlijks weer een mondje meer om te vullen.

“ Dat is van schonen tijd,” zei m’n oma, “die hebben niks anders te doen.”

Waardoor ik dan weer dacht dat kinderen maken een zeer tijdrovende bezigheid was. En het verklaarde meteen waarom ik enig kind was: mijn ouders hadden het namelijk altijd zeer druk.

Een andere uitspraak die ik wel eens hoorde passeren:

“ Die doen het als de konijnen.”

Dan zag ik de konijnen bij één van mijn nonkels voor me, die zaten met z’n allen warm en dicht tegen mekaar aan in hokjes. Dus toen vermoedde ik weer dat kinderen maken ook wel eens in groep kon gebeuren.

Ja, het waren best verwarrende tijden. Ik vroeg me dikwijls af wie nu gelijk had. Maar uiteindelijk bleken dat toch mijn vader en Oosthoek te zijn. Een hele geruststelling, en het leek me ook leuker dan tuinieren.

Januari smeet me vandaag weer even terug in de tijd. Bij de jaarwisseling moet ik altijd denken aan dat verhaal van de Romeinse god Janus. De god die twee gezichten had, aan voor-en achterkant van zijn hoofd. Hij kon dus in twee richtingen kijken, daarom werd de eerste maand van het jaar naar hem vernoemd. Een maand waarin we nog even mijmeren over wat voorbij is, maar waarin we ook nieuwsgierig vooruit blikken naar wat de toekomst zal brengen.

“Maar Janus leert ons ook dat je altijd vanuit verschillende invalshoeken naar de dingen kan kijken,” onderwees onze leraar Latijn, hij bracht de dingen altijd zeer filosofisch, “en zo heeft ieder zijn eigen waarheid.”

En daar is wel iets van aan.  Het hangt er soms maar van af wat of hoe en door wie iets je wordt verteld. Vroeger, maar nu misschien nog meer. Want zelfs bij objectieve nieuwsberichten rijzen soms nog twijfels.

En dan krijg ik weer heimwee naar De Grote Oosthoek Encyclopedie.

Naar de tijd dat de waarheid nog gewoon in de kast stond.


Bakvis - 13/1/2019

De vraag wordt me af en toe gesteld: “Wanneer komt je derde boek?” Een mooier compliment kan je me eigenlijk niet geven. Het idee dat mensen benieuwd zijn naar meer, dat maakt me blij, ik ga daar niet onnozel over doen.

“Ik hoop altijd Phée ook eens tegen te komen in één van je blogs,” zei laatst nog een collega.

Maar ik moest haar teleurstellen. Want hier schrijf ik over de dagdagelijkse dingetjes en over vroeger en nu en over echte mensen. En Phée is niet echt. Ik heb haar personage ergens in 2015 ineen geknutseld en daarna mocht ze een fictief leven leiden in een verhaal met veel goddeloos gedoe. En later ook nog in een vervolg, als porseleinen meisje. Ze is een verzameling van veel verzonnen onderdeeltjes en ja, als ik heel aandachtig in de spiegel kijk, zie ik ook wel dat er trekjes van mezelf in haar geslopen zijn. We hebben wel wat raakpunten, zij en ik, zeker als het gaat over goedgelovigheid en aangebrande gerechten. En een stevige bips natuurlijk, maar dat houden we ook liever voor een andere rubriek.

Maar onze grootste gemene deler is natuurlijk Barman. Thomas Andrew Barman. Die goddelijke vent van dEUS! Want het is geen geheim, ik ben zijn allergrootste fan. Als er ooit een beker wordt uitgereikt voor blinde adoratie val ik gegarandeerd in de prijzen!

Dus toen ik in gedachten de eerste ruwe vormen van Phée boetseerde dacht ik: laten we die vrouw ook maar gelijk inwijden. Een slimme zet, want het gaf mij meteen een geldig excuus om me als een verliefde bakvis te verdiepen in de wereld van mijn idool. Ik kon voluit gaan, alles in het kader van research, niemand die daar raar van opkeek. Uren en uren mocht ik zo ongestoord surfen op internet, op zoek naar nieuwtjes of anekdotes die ik misschien wel kon gebruiken in het verhaal. Ik las alles wat over hem geschreven werd en vergaapte me aan wel duizend foto’s. Ik heb werkelijk alle interviews met de man beluisterd. En nog eens opnieuw en opnieuw en opnieuw, want ik hoor hem eigenlijk even graag praten als zingen. Het is niet alleen die schorre stem waar ik een knikje van in de knieën krijg, maar de jongen heeft ook werkelijk iets te vertellen. Hij heeft lef, durfde al heel jong groots te dromen en kneedde een wankelend beginnersbandje uiteindelijk tot één van onze betere exportproducten. En dan wil ik nog niet uitweiden over al zijn nevenprojecten. Hij leeft letterlijk aan het tempo of a restless soul. Als hij de naam heeft soms arrogant uit de hoek te komen kan ik daar- en ik durf mezelf intussen toch als deskundige ter zake beschouwen-  kort en duidelijk over zijn: hij heeft daar alle redenen toe!

Het zal niemand verbazen dat ik ook meestal schreef met zijn muziek ergens op de achtergrond. Soms tot diep in de nacht met de koptelefoon op en dan het volume op veel te luid. Je wil niet weten hoe dikwijls Suds and Soda zo door m’n oren knalde!  Of Roses. Veel rauwe klanken, maar ook onverwacht ontroerend mooie ballads. Met teksten waar ik heel nederig van werd. Steeds meer ook naarmate ik aandachtiger begon te luisteren. Want Barman kan toveren met woorden.

En daarom, sta me toe, wil ik nog eens één flardje tekst citeren, net als in mijn eerste boek. Een zinnetje waar romantische zieltjes als Phée gaan van zwijmelen. Want Tommy zingt niet in alledaagse woorden over de liefde, zijn complimenten zijn nooit voorspelbaar vlak. Nee, dit is hoe een poëet als Barman zijn verlangen verpakt:

Watch it glow

I can almost see

The soft Fall

*Uit “ The soft fall” ( Following Sea).

Maar, ik zei het al, Phée zwijmelt niet in haar eentje. He moves Mie too.

Je zou toch van minder?

PS. Pic by Mie. Werchter 2018. Net voor mijn knieën het alweer begaven.


Marieke, Marieke - 17/1/2019

Er was een opmerkzame notaris voor nodig om te weten te komen dat ik niet heet hoe ik dacht te heten.

“Jij schrijft je naam fout,” zei die notaris, “er moet geen streepje tussen.”

Meer dan een halve eeuw rondlopen op deze wereldbol en dan opeens horen dat je gewoon Marie heet. En niet Marie-Christine.

“ Zo sta je ingeschreven in het bevolkingsregister,” zei de man nog, “Christine is gewoon je tweede naam.”

Terwijl ik altijd in de veronderstelling was zo’n duur koppeltekenkind te zijn. Met een samengestelde naam, door die Franse inslag ook nog eens lichtjes blasé, hij had eigenlijk zomaar kunnen thuishoren in notariskringen. Niet dus.

Het was wel even schrikken, maar tot een zware identiteitscrisis is het niet gekomen. Ik werd hoe dan ook zelden voluit bij naam genoemd, ik was al vrij jong een alledaagse Mie. Of in het beste geval de verkleinde versie. Alleen mijn moeder bleef koppig volharden. Maar dan ook uitsluitend bij hoog bezoek, meestal riep en roept ze snel ‘dochter’ als ze me nodig heeft, ze heeft er maar één, dus ze ziet me dan wel komen.

“Ik was nochtans heel duidelijk bij de geboorteaangifte,” zei mijn vader nog verbaasd, maar dat leverde enkel een priemende blik op van mijn moeder.

In elk geval, ik besloot er niet wakker van te liggen, dus officiële documenten teken ik nu zonder streepje. En als iemand mijn correcte voornaam vraagt zeg ik ‘ Marie’. Het is wennen, maar uiteindelijk toch ook weer een beetje hip, de naam is tenslotte weer helemaal in.

Maar veel en veel hipper nog is die andere Marie! Marie Kondo, de Japanse opruimgoeroe. Ik leerde haar ook Netflixgewijs ( ja, dat werkt écht verslavend!) kennen en dus alweer rijkelijk later dan de rest van het kijkend gezelschap. Bleek dat zelfs mijn dochter al een tijdje in de ban was van deze hype. Ik had dat eigenlijk kunnen weten, haar keukenkastjes ogen intussen even gestructureerd als de zadelkamer voor haar paarden, en dat wil echt wel wat zeggen!

Bij de eerste aflevering van “ Tidying up with Marie Kondo” dacht ik nog te kijken naar de Aziatische versie van Sien en Maria, het straffe duo op crocs dat in een vorig decennium schoon en meedogenloos door onze Vlaamsche provincies trok, op zoek naar kiemende bacteriën die zij dan evenwel definitief uitroeiden, vaak met een eenvoudig schuursponsje. Van Sien en Maria hebben we vooral onthouden dat “vies, vuil en vettig” echt niet hoeft, dat zeepsopjes geen luxeproducten zijn en zelfs, dat er ook tal van huis,-tuin-en keukenmiddeltjes bestaan om kordaat komaf te maken met smurrie van welke aard dan ook. Dankzij hen mogen citroenen nu ook in de microgolf en kappen we allemaal wel eens bruisende cola in de toiletpot. Die Maria roerde soms ook rare papjes met borax en natriumbicarbonaat, maar dat leek een beetje op koken, dus al snel te ingewikkeld voor mij. Maar verder brachten ze een zeer duidelijke missie, met grote regelmaat ook kort en helder samengevat door Sien:

“ Een opgeruimd huis is een opgeruimd hoofd.”

Simpel. In een vorig leven hadden we zo ook nog tante Kaat, al even down to earth.

Been there, done dat, zou je dus geneigd zijn te zeggen. Maar nee, dan gaat de filosofie van Kondo echt wel een stuk dieper! Marie komt ook niet zomaar gewoon poetsen in slordige huizen, nee, nee, zij deinst er zelfs niet voor terug om de boel volledig te ontruimen! Haar hele opruimmethode draait om de vraag: word ik hier blij van?  De manier van werken: je gooit al je spullen op een hoop en daarna laat je ze één voor één door je handen glijden. Alles waar je happy van wordt mag je houden. De rest gooi je weg of je maakt er iemand anders ongelukkig mee. Alles draait rond de vraag: “Does it spark joy? “, het zinnetje leidt intussen al een eigen bestaan. Je kasten worden zo misschien wel volledig gestript, maar je blijft wel achter met uitsluitend spullen waar je heel blij van wordt. Zo brengt frèle Marie( doornat gewogen hooguit 30 kilo, volgens een scherpzinnige vriendin, intussen ook een trouwe volgelinge) disfunctionele gezinnen terug in perfecte harmonie en blaast ze nieuwe romantiek in rommelige, en bijgevolg humeurige relaties. Want vrouwen gaan zeuren van te veel rommel, dat is geweten. Mannen daarentegen stappen er blindelings overheen, die krabben zich hooguit eens nietsvermoedend door de haren en vragen zich af waarom de activiteiten tussen de lakens plots op een lager pitje staan. Lang leve Marie dus!

Maar man of geen man in huis, ook ik ben al snel overtuigd en – pinguïn als ik ben- besluit ik me schuifelend bij haar grote schare fans te voegen. Eerst maar eens kijken wat het geeft, maar het lijkt me wel wat: een clean, overzichtelijk appartement en dan ik daarin ook nog eens heel gelukkig en rustig op de bank. Niks meer op te ruimen want alles is dan gewoon al weg. Misschien kan er dan ook nog wel eens iemand bij, voor wat romantiek.

Ik kijk eens rond en zie meteen twee dringend aan te pakken divisies in mijn chaotische bestaan: de rayons van schoenen & boeken. De schoenen laat ik heel wijs nog even voor wat ze zijn, we zitten tenslotte in volle salesperiode, en de logica zegt dat er dan eigenlijk nog meer moeten bijkomen en niet omgekeerd.

Dus ik ga voor de boekenkast staan, maak van mijn hart een steen en begin alvast met alles van de hoogste legplanken op een hoop te gooien. Ik laat boek voor boek door mijn handen gaan, druk ze zelfs even liefdevol tegen me aan en kan alleen maar vaststellen dat ik van elk ding heel erg blij wordt. Zelfs van een vies, vergeeld schoolboekje uit nog ergens ver in de vorige eeuw, iets over vervoegingen in de subjonctif. Absoluut geen spannende lectuur, maar het roept dan weer zoveel herinneringen op! Hoe we, als goed gedrilde schoolmeisjes, één voor één moesten rechtstaan in de Franse les, in onze lelijke blauwe schort, en dan ‘ les conjugaisons des verbes’ mochten opdreunen.

Ay  Marieke, Marieke, dit afscheid komt nog veel te vroeg!

Helemaal erg wordt het als ik nog oude strips tegen kom. Een gehavende Sjors en Sjimmie en mijn enige, unieke exemplaar van Billie Turf! Die smeken gewoon om nog eens gelezen te worden!

Ik moet er waarschijnlijk geen tekening bij maken…dit is het resultaat van een middagje opruimen:

Nog eens op mijn gemakske gelezen en daarna zonder pardon terug in de kast gezet:

Sjors en Sjimmie en Billy Turf. En een Bolleke met Piet Fluwijn. En ook nog de twee eerste delen van Heidi in de bergen, mijn allereerste ‘echte’ kinderboekjes. Ik kende nog de volledige verhaallijn, dus ooit grijs gelezen.

Nog niet echt weg gegooid, maar alvast naar de stapel boeken op mijn nachtkastje verhuisd:

Sien en Maria, deel2. Echt, dat stond hier nog in een kast. Nog van lang voor de tijd van Netflix. En nooit gelezen.

Kast met boeken:

al 1 boek minder dus.

Voorlopige conclusie:

ondergetekende “sparks “.  En nog geen klein beetje. Vooral dankzij Billie Turf. Zelden nog zo gelachen!

Over de schoenen misschien een volgende keer. Na de solden dan.

Met vriendelijke groet,

Marie.


10 Year Challenge - 24/1/2019

De ‘10 Year Challenge’, zeer populair op sociale media dezer dagen. Plots duiken overal kiekjes op van toen en nu. Dikwijls is het grappig, maar soms ook verbazend, niet te geloven hoe sommige mensen eeuwig jong lijken te blijven. Ik ben niet echt geneigd mee in de dans te springen, want voor mezelf vrees ik het ergste. Maar toch, stiekem ben ik wel benieuwd wat de tijd ook met mij heeft gedaan.

Dus ik ga op zoek naar een foto van tien jaar geleden. Facebook lijkt me voor dit soort speurwerk bijzonder handig, ergens moet toch nog een oude selfie of zo te vinden zijn. Ik scroll helemaal naar beneden in mijn logboek en zie dat ik pas lid werd in 2011. En aan selfies heb ik me pas veel later gewaagd. Ik moet dus elders gaan graven. Gelukkig is er nog mijn kast vol opbergdozen waar ik in de loop der jaren af en toe haastig wat foto’s in gooide. Allemaal in afwachting van een chronologisch klassement in stijlvolle albums, ooit, als ik daar eens de tijd voor zou hebben. Maar voorlopig dus nog een warrige verzameling van herinneringen.

Ik ga er even rustig bij zitten en bedenk wat ik dan zoal gedaan heb in 2009. En waar en met wie. Het eerste wat me te binnen schiet is dat 2009 een crisisjaar was. Met flink wat kommer en kwel in de uitzendsector, wij staan meestal op de eerste rij bij goed, maar heel zeker ook bij slecht nieuws voor de arbeidsmarkt. Een periode dus van trekken en sleuren, met te veel ontgoochelde werklozen en te weinig vacatures, we hadden al betere tijden gekend. Ik zie ons nog brainstormen met ons dapper team, elke dag opnieuw, we probeerden soms de gekste dingen om het schip drijvende te houden op die woelige baren. We zagen enkele concurrenten ook effectief slagzij maken, dus de schrik zat er goed in.

Niemand die daar foto’s van wou nemen.

Ook op het Thuysfront waren het bewogen tijden. Want 2009 was ook het jaar dat ik besloot om te gaan verbouwen. Mensen die ooit een huis gerenoveerd hebben weten waarschijnlijk wel dat daar iets meer komt bij kijken dan enkel de tegels kiezen voor de nieuwe badkamer. En beroepshalve ben ik wel één en ander gewend op vlak van onderhandelen, maar ik kan jullie verzekeren: de discussies die ik gevoerd heb met stugge overheidsdiensten over renovatie-en isolatiepremies, daar kan een zware, 2-daagse assertiviteitstraining op gebaseerd worden! En hoe grondig ik me ook probeerde te informeren over warmwaterboilers en dubbele beglazing, er wachtten toch altijd nog verrassingen om de hoek: een verwarde architect die aanvragen vergat in te dienen bij instanties zoals Stedenbouw, een (absoluut aan te raden, referenties kunnen worden opgevraagd) aannemer die dan toch nog stootte op onvoorziene mankementen als lekken in het dak en roestige, versleten leidingen. En uiteraard, daarna volgden met grote wetmatigheid ook steeds de facturen, de bedragen daarop bleven trouwens even consequent de pan uitrijzen! Ik herinner me opeens weer de nachten dat ik soms rechtop zat in bed, met een rekenmachientje in de aanslag, en een lijstje van de nog uit te voeren werken.

Ook hier weer: niemand die daar foto’ s van heeft genomen, ik lag dat jaar trouwens helemaal alleen in bed, en gelukkig maar.

Wat me dan ook weer even brengt bij de afdeling ‘ mannen’. Een zeer mager jaar op dat vlak, 2009. Voor zover ik weet slechts 1 saaie date. Met een moedige jongen uit de Kempen die dan toch weer schrik van me kreeg toen ik het verhaal over de verbouwingen bracht.

“Gij zijt precies geen gemakkelijke,” was zijn besluit en daarna heeft hij me nog één schamel mailtje gestuurd. Iets over harde tantes en dat hij toch een zachtaardig vrouwtje verkoos, hij wou echt voor iemand zorgen. Ik heb hem nog heel lief laten weten dat hij altijd mijn facturen mocht betalen, maar zo ver reikte zijn bezorgdheid dan weer niet.

Bon, ook hij heeft dus geen foto van mij genomen, we hadden nochtans afgesproken op een leuk terras en 10 jaar geleden moet ik er toch nog redelijk uitgezien hebben. In elk geval beter gecoiffeerd dan die man want die was wel aan een nieuwe coupe toe, hij oogde een beetje als de slordige versie van Dirk Draulans.

Verder niks speciaals meer in 2009. Ook geen vakanties op verplaatsing, waarschijnlijk wegens die verbouwingen en de torenhoge rekeningen. Gevolg: ook weer geen vakantiekiekjes, normaal gezien toch de hoogtepunten in een familiearchief.

Het gezinslid dat nog het vaakst in the picture kwam is de hond, volledige shoots werden van dat beest genomen, allemaal door mijn dieren minnende dochter. Indien nodig kan met die foto’s een volledige jaareditie van tijdschrift Woef geïllustreerd worden. Maar ik sta weer nergens bij.

Ik mis dus een volledig jaar in beeld van mezelf. Terwijl er precies toch wel één en ander te beleven was.

Gelukkig overleven de dingen die er toe doen dan toch weer in je hoofd, zo blijkt. En de aller belangrijkste ook nog eens in je hart. Twee plaatsen waar ik me hoe dan ook nog 10 jaar jonger voel.

Maar helaas, ook daarvan weer geen foto’s.


Sweet Valentine - 31/1/2019

We hebben amper de eindejaarsfeesten verteerd en nu is het weer al Valentijn wat de klok slaat. Zelfs mijn Klokje raakt van slag, al heb ik toch elk jaar het oprechte voornemen om die dag gewoon over te slaan. Valentijn vieren in je eentje, dat is gewoon vragen om problemen. Maar ik kan er niet om heen, ook ik word langs alle kanten bestookt, vooral mijn mailbox puilt uit van tips en adviezen om er een feest vol glinster van te maken. En omdat ik nu eenmaal de neiging heb om elke letter te lezen klik ik die melige rommel ook nog eens altijd open.

Er zitten anders wel leuke voorstellen bij, zoals gearmde strandwandelingen of etentjes bij de Italiaan. Maar sommige tips slaan werkelijk alles! Een hele riskante vond ik bijvoorbeeld: bak een taart voor je liefste. De jongen die ooit de moed kan opbrengen om een punt van mijn zelfgebakken taart op te eten vraag ik meteen ten huwelijk. Mijn laatste baksel was een broodpudding die je moest oplepelen. Om maar te zeggen.

Er komen ook mails binnen van rare webshops waar je dan geschenkjes kan bestellen voor je hartelapje. Je moet er niet eens de deur voor uit. Zo aan huis geleverd: een setje geurkaarsen. Of fluwelen rozenblaadjes die je in het badwater kan strooien. En zo zag ik vanmorgen nog de suggestie van - en ja, u leest dit goed- een matrasbeschermer! Met aloë vera behandeld en aan een unieke korting van 43%. Het was even een doordenkertje, maar bij nader inzien wel een heldere manier om je romantische intenties duidelijk te maken, lijkt mij.

In elk geval, in die digitale berichtgeving zit voldoende inspiratie voor nog vijftig volgende Valentijnen.

De waarheid is echter: ik heb nog nooit Valentijn gevierd. De liefdes in mijn leven waren nooit echt pro, die vonden dat meestal maar één grote, opgeklopte commerce. Ik koos altijd voor mannen die daar bewust of misschien ook wel gemakshalve niet aan mee deden. Of die elders cadeautjes gingen schenken. Dus ik kreeg gewoon elk jaar niks en omgekeerd was ikzelf dan ook weer niet gul met het uitdelen van kaartjes of attenties, ik wou niemand voor het hoofd stoten.

Die keer dat ik op 14 februari toch eens een halfslachtige poging tot romantiek ondernam was in een periode dat hij en ik in een dipje zaten. En bij dat dipje mag je gerust denken in termen van: een onheilspellend kratertje. Nog net geen giftige lava die omhoog spuwde. Nee, het ging niet zo goed met ons. En ik dacht: tijd voor grote middelen, wie weet.

Dus ik smeerde ‘s morgens zijn boterhammen en stopte er twee roze, marsepeinen varkentjes bij, ze zaten in innige omhelzing verstrengeld en er was een rood hartje van eetbaar papier op de buikjes geplakt. Qua symboliek toch niet slecht bekeken, vond ik, want dat hartje sprak voor zich. En we knorden sowieso al de hele tijd als onbeschofte zwijnen tegen mekaar. Bovendien vind ik marsepein ongelooflijk lekker en hij vrat toch alles. Ik sloot hoopvol de brooddoos, gaf er een vluchtig kusje op en stak mijn goede bedoelingen in zijn aktentas.

Diezelfde middag heb ik min of meer als een debiel naar de telefoon op mijn bureau zitten staren. Ik verwachtte elk moment dat hij me zou bellen, verrast over zoveel zoetigheid en in elk geval lichtjes gecharmeerd door mijn onverwachte knieval. Maar niks dus. Misschien spaarde hij de verzoening wel op voor ’s avonds? Of wou hij snel ook nog een presentje voor mij kopen?

Maar ook die avond: niks. Ja, het gewone, hij en ik allebei met zure gezichten, maar absoluut geen liefde in de lucht.

“Hoe was je dag?” probeerde ik nog.

“Druk,” gromde hij,” als een mens niet eens de tijd heeft om te eten.”

Hij had die brooddoos dus niet open gemaakt. Dat heb ik dan maar zelf gedaan, stilletjes in de keuken. De varkentjes waren helemaal door elkaar geschud en eentje was door al die commotie zelfs onthoofd. Het papieren hartje lag te verpieteren op een slappe boterham. Ook nu was de symboliek niet ver meer te zoeken.

Ik heb er maar niks over gezegd. Maar de eerlijkheid gebiedt mij wel om te bekennen dat ik die twee varkens nog ter plekke, en zonder verpinken, zelf heb opgegeten. Met hart en al. Mijn eigen, stiekeme Valentijn.

Dus in feite toch al één keer lekker gevierd dan.


Benidorm - 7/2/2019

Mijn vader maakt zich niet snel zorgen. Wat ik ook onderneem, meestal krijg ik zijn volste vertrouwen. Dat is altijd zo geweest, ook als kind kon ik alles bij hem kwijt, zelfs mijn ergste kattenkwaad. Maar nu kijkt hij verontrust. Als ik hem vertel hem dat ik een weekje Benidorm geboekt heb.

“En waar precies ga je naartoe, daar onder die Spaanse zon?” vraagt hij nogmaals.

“ Benidorm,” zeg ik, ook voor een tweede keer. Ik probeer het zo onverschillig mogelijk te brengen.

“Benidorm,” herhaalt hij, met een gezicht alsof hij een vies woord uitspreekt.

Een reactie die ik wel had verwacht. Want mijn vader was altijd al een beetje tegendraads, op alle vlakken. Ook als wij vroeger op vakantie gingen was dat nooit naar populair terrein. Iedereen ging naar zee, maar wij trokken naar de Ardennen. Vrienden en kennissen zochten de zon op aan zuiderse kusten, maar wij klauterden ergens tegen een berg op in Oostenrijk. Het maakte hem eigenlijk niet uit waar we naartoe gingen, zolang we de rest van de vakantiegangers maar niet te dikwijls tegen kwamen.

Er kwam ook weinig of geen organisatie aan te pas. Geen vroegboeking bij reisbureaus of comfortabele overnachtingen in een hotel, nee, wij stouwden de auto vol met tent en kampeergerief en op dag één van het grote bouwverlof, als alles en iedereen aan boord was, stelde mijn vader de klassieke, jaarlijkse vraag: “Waar gaan we naartoe?” En dat kon naar elke windrichting zijn, al veranderde onze koers soms nog onderweg. Maar dikwijls reden we toch richting Alpen, mijn vader was grote fan en ik heb ze dan ook langs alle kanten gezien. Op vakantiekiekjes uit vervlogen tijden sta ik meestal -gebrild en gebeugeld en met twee hoog gestrikte staartjes- stokstijf te poseren voor een berg. De Jungfrau en het Jungfraujoch en de Matterhorn en de Mont Blanc, ik kende elk silhouet en hun exacte aantal meters boven de zeespiegel, want je reisde ook nog eens om te leren en mijn vader gaf bij elke nieuwe top de nodige toelichting.

Het waren memorabele vakanties, we tuften drie weken lang rond zonder enig einddoel voor ogen, maar toch kwamen we altijd op schitterende locaties terecht. Al kon dat wel eens het erf van een Zwitserse boer zijn, wegens geen enkele camping te vinden in de wijde regio. Of we kampeerden op eenzame hoogte, om dan midden in de zomer wakker te worden in de sneeuw. In de Pyreneeën groeven we greppels om onze tent voor overstroming te behoeden en we hebben ook effectief ooit, in het holst van de nacht, ons stoffen onderkomen in zeven haasten moeten opbreken omdat de Inn zwaar kolkend buiten haar oevers trad. Het werd toen letterlijk vluchten met hebben en houden, maar in geen geval naar huis.

“We rijden gewoon door naar Italië,” zei mijn vader, “daar zal de boel wel opdrogen.”

Dat werd uiteindelijk één van onze zonnigste vakanties, vlakbij bij het Comomeer.

Ik wil maar zeggen: dit was het idee van reizen dat ik als kind heb meegekregen. Met het soort van vakantieperikelen waar Tom Waes nu straffe reportages over maakt. Al ben ik later ook wel eens bradend terecht gekomen aan één of andere Costa, ik ben niet heiliger dan de paus. Af en toe onder een palmboom bijbabbelen met een vriendin kan heilzaam werken en ik heb ook wel eens zo’n all-in geprobeerd bij wijze van verzoeningsreis, toen het zwaar stormde in de liefde. Maar dat laatste raad ik niemand aan: als het kalf al half verdronken is, dan verzuipt het bij een zwembad in Almeria gegarandeerd helemaal. Niet doen dus.

En nu sta ik hier tegen deze ruwe bolster te vertellen over mijn plannen tot half pension in Benidorm. Ik zet me al schrap voor een opsomming van minstens vijf zwaar onderbouwde stellingen over de saaie voorspelbaarheid van zo’n trip, maar mijn vader doet er verder het zwijgen toe. Hij zwaait eens met z’n hand van ‘je doet maar’.

Wat ik dan ook van plan ben. Het reisje is tenslotte geboekt en betaald en ik weet met grote zekerheid dat het meereizend gezelschap aangenaam zal zijn. En al de rest zullen we wel zien. Clichés moeten tenslotte ook af en toe weer bevestigd worden, dus ik offer mij gewillig op.

“En met een beetje chance ben je daar de jongste bloem van het hotel,” zegt mijn moeder nog, sussend.


Strijken - 15/2/2019

Ik sta aan mijn strijkplank en daar ben ik meestal op mijn best. Verstand op routine en intussen een paar dingetjes op deze wereld terug in de plooi krijgen, het is één van mijn favoriete bezigheden. Zo maak ik in één klap de wasmand én mijn hoofd weer leeg. Een beetje zoals dagdromen, maar dan verantwoord.

Heel af en toe dwalen mijn gedachten ook eens af naar de grotere levensvragen. Dat zijn de dagen dat ik zelfs heel secuur mijn lakens strijk. Alles om de tijd nog wat te rekken, want er zitten vraagstukken bij die ik niet opgelost krijg op een uurtje. Vandaag is zo’n dag. Want volgende week ben ik jarig en er schiet me plots weer een rare uitspraak te binnen.

“Jij wordt ooit nog eens een boos oud vrouwtje,” zei een collega, lang, heel lang geleden.

Een opmerking die haaks stond op de eerste indruk die ik meestal maak op mensen. Want ik ben niet van de grootsten en dan ook nog eens beleefd en vriendelijk grootgebracht, dus dan word je al snel gelinkt aan eigenschappen als “lief”. Of “braaf”, ook al gehoord. Maar goed, ik was destijds wel geneigd die collega te geloven. Mensen die jaar en dag aan je zijde werken weten meestal wel waarover ze spreken. En mijn tong kan inderdaad soms scherp zijn, dat werd al vroeg geregistreerd op schoolrapporten. Ik knoopte die voorspelling dus in mijn oren, maar besloot het daar voorlopig bij te laten. Het waren zorgen voor later.

Maar nu opeens dus deze pop-up in mijn hoofd. Het mag me eigenlijk niet verbazen, met die verjaardag op komst. Weer een stapje dichter bij dat oud vrouwtje. En elk jaar opnieuw zit ik me dan toch weer suf te peinzen over vroeger en nu en hoe het dan verder moet. Alsof mijn brein een soort van software-update nodig heeft om zich aan te passen aan een kaarsje meer op de taart.

Ik kijk naar de jeans die ik weer kreukvrij over een kapstok drapeer en vraag me af:

“Is het nu al later?”

Het feit dat er nog jeans in mijn kast hangt stelt me enigszins gerust. Al koop ik ze nu wel een maatje – nee, ik ga eerlijk zijn: twee maatjes- groter dan lang, lang geleden en het is intussen ook een zwaardere investering, want een juiste pasvorm is dikwijls het equivalent van duur. De tijd dat ik puur natuur in een goedkoop vodje kon flirten op het bal in de plaatselijke parochiezaal ligt helaas ver achter mij. De pluimen maken de vogel, zegt het spreekwoord, en ik kom stilaan op een leeftijd dat ik dat heel erg graag zou willen geloven.

Met de buitenkant speel ik dus al een tijdje vals. Blijft nog de vraag: hoe is het dan met de binnenkant gesteld? Word ik milder met de jaren? Of ga ik straks boos met een stokje zwaaien, als een knokige, kijvende heks?

Het maalt en maalt in mijn hoofd en ik vrees voor te weinig strijk in de mand. Intussen komt er ook al stoom uit mijn oren. Want het is – zoals met de meeste dingen in dit leven- toch weer dubbel. Er zijn zaken waar ik me inderdaad steeds meer ga aan ergeren. Aan zinloos gebrom van mensen bijvoorbeeld, aan klagers en zagers die nutteloos zitten te wachten tot de overheid nog eens iets onderneemt. Nee, dan liever jong geweld dat wel eens dapper tegen gesloten deuren beukt. Al moet ik dan ook weer oppassen om niet als een oude zeur belerend gaan te prediken, want ja, het is nu eenmaal zo: de geschiedenis durft zich wel eens te herhalen.

Maar al bij al kijk ik nog niet zo heel erg anders tegen de dingen aan, hoogstens is één en ander verschoven. Hoofdzaken werden soms bijzaken of omgekeerd. Meer niet.

Feit is: alles ligt intussen weer netjes gestapeld in de kast, maar ik weet nog steeds niet hoe ik oud moet worden. En wanneer. En of ik daar überhaupt wel iets in te beslissen heb, want met lang en plezant leven is natuurlijk ook een flinke dosis geluk gemoeid.

Moeilijk, moeilijk. Ik zal nog bergen strijk moeten verzetten om hier uit te komen!

Niet dat ik daar iets op tegen heb. Want zoals ik al zei:

aan de strijkplank ben ik op m’n best.

Kwijt - 2/3/2019

Mensen die gaan skydiven voor de kick, ze bestaan. Die springen uit een vliegtuig en vertrouwen op een rugzak met daarin een lap stof. Of je hebt de bungeejumpers, die duikelen van een brug naar beneden en dan maar hopen dat de rekker het houdt. Of dat die elastiek op z’n minst niet te lang is. En dan zijn er ook de angsthazen die liefst met beide voeten op de grond blijven. Ik behoor tot die laatste groep. Ik ben zo iemand die al begint te beven als mijn soepbord te diep is.

Zo staan er wel meer dingen niet op mijn bucket list. Olifanten aaien, een gletsjer beklimmen of gaan duiken met haaien, het hoeft niet echt voor mij. De wereld mag dan wel mijn speeltuin zijn, maar juist daarom wil ik er ook liefst zo lang mogelijk op vertoeven.

Maar toch, zo af en toe durf ik wel eens te springen, figuurlijk dan.  Even diep ademhalen en dan gewoon doen! Foert roepen tegen alle twijfels. Niet simpel voor een bang besje, maar ik leerde het dan ook van de beste. Van die ene vriendin die werkelijk alles durfde!  Zij deed consequent en roekeloos haar eigen zotte zin en keek zelden om. We hebben ooit, op een blauwe maandag, samen haar dure keukenkastjes knaloranje geverfd. Gewoon, omdat het kon en omdat die kleur zo lekker vloekte met de rest van haar huis.  Of ze organiseerde, compleet tegendraads, een spetterend scheidingsfeest, met veel champagne en schalen vol oesters. De ex was trouwens ook uitgenodigd, al was dat eerder pro forma, vermoed ik. En wat andere mensen er ook allemaal mochten van denken, zij trok zich daar geen lap van aan!

Zo leerde ze ook mij wat stouter te zijn, stapje voor stapje, maar het werkte. Helaas ben ik nooit tot op haar benijdenswaardige niveau geraakt, daarvoor was ons gezamenlijk parcours te kort. Want hoe gretig ze ook in het leven stond, het lot besliste daar anders over.

Vandaag zou ze weer jarig zijn. Een dag waarop ik toch altijd even knipoog naar ginder boven. Want hoewel we geen van beiden geloofden in een nieuw hoofdstuk achter de wolken, echt ver weg is ze niet. Als ik sporadisch nog eens in vrije val ga blijft zij nog steeds mijn reserveparachute. Zij geeft ook nog altijd dat laatste, dwingende duwtje voor ik spring.

En hoe bang ik ooit ook was om haar kwijt te raken, ik weet intussen beter. Onverwacht kom ik haar altijd weer ergens tegen.

Ik hoorde het ook eens, en dus naar grote waarheid, uit een onschuldig kindermondje:

“ Kwijt bestaat niet. Je moet gewoon beter zoeken.

Dromen - 9/3/2019

Er zijn dagen dat ik minstens acht keer het journaal hoor. Dat heeft te maken met lange autoritten en het feit dat elke zichzelf respecterende radiozender om het half uur de laatste nieuwsberichten meldt. Meestal zijn dat vrijwel identieke herhalingen, tenzij er zich in tussentijd iets spectaculairs voordeed. Je zou toch denken dat ik dan ongelooflijk goed op de hoogte moet zijn van alles wat reilt en zeilt in deze wereld.

Niets is minder waar! Want mijn sterrenbeeld is Vissen en wij zijn naar het schijnt dromers. Als dat waar is ben ik in elk geval het betere schoolvoorbeeld. Ik droom ‘s nachts, niet altijd even zoetjes, maar soms woelig en verward en over de gekste dingen. Maar het overvalt me even goed overdag, gelukkig met minder kabaal, en dan heet het dagdromen. Ik ben daar ook onwaarschijnlijk goed in! Dan pruts ik bijvoorbeeld met wat papierwerk, saaie sociale documenten of zo, en tegelijkertijd fantaseer ik in mijn hoofd een volledig scenario ineen, meestal iets met mezelf in een romantische hoofdrol. Een kunst die repetitieve opdrachten op de werkvloer bijzonder aangenaam kan maken. En niemand die het merkt.

Zo ook dus tijdens die nieuwsberichten, dan deemster ik wel vaker weg. En dan heb ik de klok wel ergens horen luiden, maar dan moet ik  bij de volgende uitzending nog eens extra goed luisteren om te weten waar de klepel precies hangt. Terwijl er mensen zijn die nog precies weten waar ze waren en wat ze precies deden toen lady Di verongelukte. Of die los uit de pols kunnen vertellen wanneer de vierde reactor van de kerncentrale in Tsjernobyl ontplofte. Ik vind dat fascinerend. Want het is niet dat al die gebeurtenissen me niet raken, maar ik krijg ze nadien nooit nog correct op een tijdlijn gezet. Ik hang dan wel aaneen van een sliert anekdotes en fragmenten, maar mijn archief oogt uiterst slordig.

De enige gebeurtenis die ik nog met mathematische zekerheid weet te plaatsen was waar en met wie ik telefoneerde toen de aanslagen op de Twin Towers in de ether gingen. Maar dat heeft dan weer te maken met het feit ik dat onheil vernam tijdens een verhitte discussie met mijn – toen toch nog- grote liefde. Wereldnieuws dat bij toeval gekoppeld wordt aan persoonlijk drama, tja, zoiets blijft blijkbaar iets beter hangen. Wie weet ook wel bij de tegenpartij, ik vraag het me nog wel eens af. Dat de man in kwestie misschien ook nooit meer naar die historische beelden kan kijken zonder dan te denken van “God, ja, toen had ik net die Mie aan de lijn.”

Wat ik me ook nog echt, tot in de kleinste details zelfs, voor de geest kan halen- en al helemaal het gevoel van onmacht dat ermee gepaard ging- is die allereerste keer dat ik op botte wijze werd afgerekend op mijn dromerig bestaan!  Want lange tijd was ik me van geen kwaad bewust. Hoogstens werd me wel eens gezegd dat ik eens beter moest opletten en dat ik niet altijd twee keer hetzelfde moest vragen. Meer niet. Dat tikkeltje verstrooidheid hoorde gewoon bij mij. Ik was toen al wie ik nu nog altijd ben.

Maar die bewuste keer dus. Haarfijn in mijn geheugen gegrift: een klas vol brave meisjes van dertien, we borduurden, in bijna sacrale stilte, motiefjes op vaalgele, katoenen kinderschortjes. In de wekelijkse les handwerken. Want we werden destijds als meisjes wel aangemoedigd om flink te studeren, maar een carrière bij de haard behoorde ook nog tot de opties. Liefst iets kroostrijks, vandaar waarschijnlijk die focus op een home made lijn van kinderkledij. Maar voor mij was dat al snel een uitgemaakte zaak, ik wist absoluut nog niet waar ik naartoe wou, maar heel zeker niet naar een haard. En borduren zou nooit mijn hobby worden. Dus mijn gedachten dwaalden af.

En toen wees plots die priemende vinger in mijn richting. En een venijnige stem knerpte door de klas:

“ Thuys! Hou op met dromen! Weet je wat er van jou ooit nog terecht kom? Niks!!!”

Aan het woord was de eerwaarde zuster die superviseerde van op haar troon vooraan. De pedagoge van dienst die ons met strenge hand moest aanzetten tot noeste, nimmer aflatende vlijt. In dit geval met een toch wel zeer onheilspellende uitspraak. Allemaal goedbedoeld, waarschijnlijk. Maar helaas, zonder het beoogde resultaat. Want mijn kind heeft dus nooit een versierd schortje gedragen. En ik heb later ook nog best veel over die kijvende non gedroomd, zowel bij nacht als overdag.

En al een geluk voor haar: de meeste dromen zijn bedrog.


Mensen kijken - 20/3/2019

Zonnige vakanties lenen zich uitstekend tot mensen kijken. Dan klitten onze soortgenoten graag samen op terrassen, stranden en stadspleinen, de ideale plekken om menselijk gedrag eens grondig te observeren.

Ik hou wel van mensen kijken. De vriendin die me af en toe meesleept naar warme oorden gelukkig ook.

“Zullen we anders gewoon wat op een bankje gaan zitten,” stelt ze voor.

We zijn dag vier van een korte vakantie aan een kust met mild microklimaat en het nieuwe is er al een beetje af. De voornaamste stranden – één lelijk en één minder lelijk- werden reeds bezocht, we flaneerden al door pittoreske winkelstraatjes en we hebben zelfs een verfrissend boottochtje achter de rug. We zijn intussen ook meer dan weldoorvoed en de plaatselijke Sangria werd geproefd en goedgekeurd. Veel meer spannende activiteiten staan hier voorlopig niet meer op de agenda, tenzij dan de mogelijkheid tot paragliding, maar nog voor we de brochure volledig hebben gelezen zijn we het al volmondig eens:  dat is voor ons letterlijk te hoog gegrepen.

Dus we installeren ons een beetje ouwelijk op een bankje, met zicht op zee en vooral: met ongerept uitzicht op de toeristen die langs de dijk wandelen. Alles is aanwezig om ons een middagje beter te voelen dan de rest, toch altijd de stiekeme gedachte op zo’n bankje. Lachen met melkwitte kuiten onder driekwartbroeken, terwijl je zelf nog snel online drie verschillende tinten bruinen zonder zon hebt besteld, de week voor vertrek. Afin, ik spreek nu even voor mezelf.

“Gezellig. En hier passeert wel één en ander,” zegt mijn vriendin.

Ze heeft gelijk, dit uitkijkstekje mag met stip vermeld worden op TripAdvisor.

“Heb je die daar gezien,” knikt ze in de richting van twee wel zeer bijzondere exemplaren.

Hij in lederhosen en zij in dirndl jurk, je zou denken helemaal paraat voor de Oktoberfesten, maar we zijn amper begin lente vandaag. Ze dragen ook allebei een groene pruik, met daar bovenop nog eens een hoge, vilten hoed, ook grasgroen.

"Engelse toeristen. Die vieren vandaag St Patrick’s Day,” weet mijn vriendin in één oogopslag, zij doet eigenlijk al aan mensen kijken voor gevorderden.

We vergapen ons de rest van de namiddag aan nog meer feestvierders, de dijken kleuren bijna groen. En alles  in de meest gekke combinaties.

“Het lijkt wel carnaval,” zeg ik, “die doen wel erg veel moeite.”

“ Vast niet meer dan jij,” zegt mijn vriendin.

Want zij kent intussen mijn badkamer rituelen. Zij heeft weet van mijn ontelbare vleugjes lipstick en de dubbele laagjes mascara en dikwijls ook nog snel-snel een likje nagellak.  Al mijn gedoe om er dan uiteindelijk liefst nog zo gewoontjes mogelijk bij te lopen. Omgekeerd evenredig met die groene jongens van St Patrick. Maar even goed een maskerade.

Helaas niemand die van op een bankje naar mij gaat zitten kijken.


De mooiste - 28/3/2019

Succesvolle mensen dragen altijd dezelfde outfit. Ik lees dat toevallig in de krant, dus het zal wel waar zijn. Het artikel zegt dat we steeds meer bekende gezichten kunnen uittekenen in dezelfde kleren, dag in, dag uit. Een Barack Obama bijvoorbeeld, die tijdens zijn presidentiële carrière enkel blauwe of grijze pakken droeg want hij had wel andere dingen aan zijn hoofd dan de kleur van zijn kostuum. Of wijlen Steve Jobs, wel nooit strak in het pak, maar zijn coltrui bezorgde hem een bijna iconische uitstraling. Bij stripfiguren schijnt het ook te werken. Suske verdraagt al langer dan een halve eeuw de kuren van Wiske, ondanks haar eeuwig duf wit kleedje. Om van dat kapsel nog maar te zwijgen!

Ik stel vast dat ook ik steeds vaker terug val op een zogenaamd eigen stijl. Mijn kleerkast puilt dan wel uit, maar toch grijp ik elke morgen naar een combinatie die weer heel erg lijkt op die van gisteren. In mijn geval heeft dat weinig met een succesvolle carrière te maken, eerder met luiheid. Als je wekker elke ochtend om zes uur rinkelt word je al snel wat lakser in je dagelijkse styling.

Maar nu ben ik uitgenodigd op een huwelijksfeest. Er staat wel geen dresscode vermeld op de uitnodiging, maar het gebeuren gaat door in een kasteel, toch een omgeving waar je liefst stijlvol wil arriveren, tenzij je Wiske heet natuurlijk. Dus ik begin alvast even te polsen bij de fashion addicts in mijn entourage, wat zij voor zo’n gelegenheid uit de kast halen. En ik gluur links en rechts naar etalages die ik toevallig en altijd weer even haastig passeer, in de hoop dat daar misschien plots een plastic pop zal roepen “Kijk hier! Neem dit mee, perfect voor dat feest!”

Er wordt ook effectief dikwijls naar mij geroepen, voornamelijk door schoenen, dus ik schaf me alvast een paar nieuwe sneakers aan, ook weer niet zo direct iets waar je kastelen mee binnen schrijdt. Maar daar maak ik me nog niet te veel zorgen over, ik heb nog wel een paar geschikte hoge hakken in huis. Het uiteindelijke resultaat is wel dat ik twee dagen voor de grote gebeurtenis nog steeds niks heb om aan te trekken, behalve dan een paar blinkende pumps. We schrijven donderdagmiddag en op zaterdag word ik in vol ornaat verwacht. Ik klamp me noodgedwongen vast aan een laatste reddingsboei: advies inroepen van de betere verkoopster. Een boetiek binnenstappen en zeggen: “Tover eens iets gracieus uit die rekken.” Ik ken wel wat adresjes, winkeltjes die af en toe gouden zaken aan mij doen als ik weer eens last minute binnen val, totaal ontredderd.

Bingo! Amper een half uur later sta ik op de stoep met een zakje vol vestimentaire beloftes. ’s Avonds stuur ik nog een foto van mijn aanwinst naar één van de vriendinnen, die ene met een scherp oog voor de nieuwste trends. Haar antwoord komt zeer snel:

“Wow! Dit is mooi! Sexy en toch niet te bloot! Doet me denken aan een luxehoer. Hebben ze die dingen ook in het zwart?”

Niet dat dit mij zo helemaal gerust stelt, maar ik zet door.

En de dag na het feest stuurt ze ook nog een berichtje: “Was je de mooiste?”

Maar daarover kan ik kort en bondig zijn: want nee, dat was ik met grote zekerheid niet! De àllermooiste was, zonder enige twijfel, de bruid! Zelden zag ik iemand met zoveel elegantie passen in een decor. Stralend, innemend, en met dat soort frèle schoonheid waarnaast zelfs de duurst opgetutte madammen tot mistige schimmen verbleken.

Ik was daar in elk geval niet rouwig om. En al lang blij dat ik geen oneervolle voorstellen kreeg.

Eenvoud - 4/4/2019

Facebook haalt bijna al z’n centen uit reclame. En niet zomaar reclame, nee, uit gepersonaliseerde reclame. Het heeft iets te maken met slimme algoritmes, ik snap er eigenlijk niet veel van, maar Facebook kan bijna feilloos achterhalen waar jij zoal mee bezig bent. Zo krijg ikzelf bijvoorbeeld -ongevraagd -dagelijks de nieuwste boeken op Bol.com aangeboden. Verleidelijk.

Maar nu moet ik toch ergens op iets raars geklikt hebben. Want ik word al een hele week overstelpt met beelden over cakes en muffins, en dan meer bepaald over hoe ze te versieren. Tientallen filmpjes passeren de revue:

“How to decorate a cake”, “30 best cupacke decorating ideas”, zelfs “5 easy ways of wedding cake decorations.” Alsof ik aan dat laatste nog zou beginnen!  De ene taart ziet er al indrukwekkender uit dan de andere, het zijn soms ware kunstwerken, sculpturen van zwanen en vruchten, ik zie er zelfs eentje passeren in de vorm van een sportschoen. En allemaal even rijkelijk versierd, met eetbare glittertjes en lovertjes en heel veel toeven slagroom,  dikwijls in schreeuwerige kleuren. Het kan me niet bekoren, dit is gewoon te veel van het goede. Van zoveel overdaad krijg ik geen honger.

Dat was altijd al zo. Want je zou het nu niet meer vermoeden, maar ooit was ik een heel mager scharminkel. Een beetje bleekjes, met van die stekkerige knietjes en een neus vol sproeten. En ja, ook het ziekenkasbrilletje werd al ergens in de tweede kleuterklas mijn deel. Ik was dus niet meteen een schattig prinsesje. Mijn nichtje was amper tien maanden ouder en blaakte bruingebrand en blozend van gezondheid hoog boven mij uit, een bloem van een kind.

“Ze schelen kop en nek,” placht mijn grootmoeder -langs vaders’ zijde- te zeggen.

Kosten noch moeite werden gespaard om mij op z’n minst wat dikker te krijgen. In de zomervakanties mocht ik jaarlijks twee volle maanden logeren op de boerderij van vake en moeke Rillaar, mijn grootouders langs moeders’ kant. Op 1 juli werd ik daar dan op zo’n zware, antieke bascule gezet en op 31 augustus nog eens opnieuw. Geen gram verschil. Ondanks de gezonde boerenkost en de liters melk- recht -van- de- koe. Want ik at en dronk, maar alles met zeer kleine, door mij afgemeten mondjesmaat. Als ik genoeg had, had ik genoeg en ik deinsde er niet voor terug om serieus keet te schoppen als er nog op dat ene laatste hapje werd aangedrongen. Ook nog eens een lastig kind dus.

Langs vaders’ kant werden dezelfde veldslagen geleverd. Mijn grootmoeder serveerde me het volledige gamma van wat ze in haar buurtwinkeltje verkocht: botermelk met bruine suiker, vette Hollandse kaas, ik mocht zelfs elke dag iets kiezen uit haar glazen snoeptoog. En veel ijs, gedraaid met volle room. Kloek en sterk worden bleef altijd de boodschap, maar ik kreeg met moeite zo’n bolletje vanille opgelikt.

De enige die het slimmer wist aan te pakken was mijn grootvader, ook weer die langs vaders’ kant. Een man van eenvoud, hij huiverde van overdaad. Want het leven had hem niet gespaard en hij wist hoe het was om in Duitse strafkampen te overleven op een paar wanhopig geplukte grassprietjes. Hij kende nog echte honger. Elf veel te korte jaren heb ik hem dan weer gekend. Op het laatst zat hij klein en gevangen in een rolstoel, de beide benen geamputeerd. Hij werd er niet minder groots om. Voor mij blijft hij tot op de dag van vandaag de man die met veel méér dan kop en nek boven alle anderen uit stak. Hij was mijn peetvader en mijn beste vriend en mijn stiekeme steun in de dagelijkse strijd tegen mijn spillebenen.

” Laat dat kind toch doen,” zalfde hij dan, als ik liever stil met een boekje in een hoekje zat in plaats van buiten te ravotten.

En als ik weer eens mokkend boven mijn bord hing moest ik, bij wijze van straf, de wielspaken van zijn rolstoel opblinken. Ik deed ijverig alsof, met een versleten wollen stofdoek. Want daarna volgde mijn beloning: een cent om een eclair te kopen bij de bakker aan de overkant. Vaak op dinsdag, als ik me goed herinner, dan werden ze vers gebakken.

“Ga nu maar een ‘sjoeke’ halen, ge hebt hard gewerkt,” paaide hij mij. Momenten waarop ik me even lekker dik in mijn vel voelde als de rest.

Eclairs bleven onverwijld mijn lievelingsgebakjes. Het is die eenvoud: simpel deeg, met een vlokje pudding en een dun laagje chocolade. Net goed en van niks te veel.

Af en toe beloon ik mezelf nog wel eens met zo’n ‘sjoeke’. Dan stap ik binnen bij een warme bakker en bestel bijna plechtig één eclair. Ik wijs zelfs aan welke het moet zijn.

“Geef mij die dikke maar,” zeg ik dan.

Shoppen - 11/4/2019

Ze woont intussen terug op amper tien minuutjes rijden, maar toch slagen we er in om elkaar al meer dan zes weken niet meer te zien. De dochter en ik. Wegens allebei altijd met veel van alles bezig en druk, druk, druk. Maar nu vallen onze agenda’s eindelijk nog eens gelijktijdig open op een blanco blad, dus we blokken dat meteen voor een dagje shoppen, gewoon wij met ons twee. We kiezen voor Hasselt, want daar kennen we een lekker Italiaans adresje. Zeer belangrijk, want wij zijn niet vies van wat winkelen, maar tafelen – en dan vooral babbelen aan zo’n tafel- doen we ook heel graag.

Vandaag is dus niet anders en we zetten al heel snel- we hebben zelfs nog niets gekocht- koers richting Spaghetti Carbonara voor de dochter en Escalope Milanese voor mij. Een keuze waar we zelden of nooit van afwijken, ooit een allereerste keer geproefd in deze Ristorante en zo ongelooflijk lekker bevonden dat geen enkel ander voorstel op de kaart ons nog kan verleiden. En we zijn sowieso nogal rigide op dat vlak: lekker is lekker, daar moet je niet te veel aan zitten rommelen.

Helaas, we staan voor gesloten deuren.

“ Misschien zijn we gewoon te vroeg,” zegt de dochter hoopvol, “het is tenslotte nog geen middag.”

Dus we besluiten nog een kwartiertje terug richting winkels te keren en dan tegen twaalven opnieuw te proberen. Maar ook dan blijft het donker in de zaak, dus we gaan dan maar voor de betere brasserie. Liefst niks met rieten stoelen op het terras, want dat is ons dan weer net iets te veel brasserie. Ja, soms hebben we wel wat noten op onze zang.

Maar we doen niet moeilijk over wat we gaan eten. We kijken los over al de suggesties heen en kiezen resoluut voor de  klassiekers: stoofvlees voor de dochter en voor mij een koninginnehapje, mijn  favoriet onder de snellere snacks. Ik denk niet dat er nog veel etablissementen in de provincies Brabant en Limburg zijn waar ik zo’n ‘videeke’ nog niet gedegusteerd heb. Ik ben er verzot op, zeker als er veel ballekes in de saus zitten. Door mijn recentere werkopdrachten in het Antwerpse ben ik intussen ook in die regio gestart met diepgaand, proefondervindelijk onderzoek. Met als laatste, verrassende ontdekking: een wat rommelige Taverna in de Nationalestraat, waar nog heel grote porties huisgemaakt worden door la mama. En daarna geserveerd door de zoon, met veel zuiderse zwier. Topcombinatie!

Hier op de Markt in Hasselt is het wat statiger, maar ook wel gezellig eten. Dus de debatten kunnen starten. We hebben veel bij te praten, door die zes gescheiden weken. Er werd natuurlijk af en toe gebeld en gemaild- we zijn allebei nogal van het schrijvende soort- maar face tot face met de dochter geeft toch altijd een meerwaarde, ze kan de dingen zeer geanimeerd brengen. We lachen en grappen, maar af en toe zijn we dan toch weer overtuigd ernstig. Een groot voordeel van tafelen met volwassen kinderen: ze eten flink en helemaal zelfstandig, zonder morsen, en je kan er - zelfs als door de wol geverfde moeder- wijze raad aan vragen, er komt dikwijls een zeer beredeneerd antwoord terug. Heerlijk.

We doen dit amper twee uur later nog eens dunnetjes over bij een Café Latte en een pannenkoek. En cheesecake voor de dochter. We hebben net nog in aanpalende paskamers luidop staan grommelen over hoe godgeklaagd het wel is dat bepaalde ketens enkel kleren verkopen voor van die hoog doorgeschoten, graatmagere modellen, maar dat zal ons nu niet weerhouden, zo’n shop dag vraagt gewoon om snelle suikers. We zitten knus in een koffiehuis waar we nog niet eerder geweest zijn.

“Ook niet slecht hier,” zegt de dochter, “en heb je gezien hoeveel soorten taart ze hier serveren?”  Moeten we onthouden, voor de volgende keer.

We sluiten de dag af naar goede gewoonte: een beetje suf geslenterd, zeer voldaan door al die stevige klassiekers, maar wel met aanzienlijk minder winkelzakjes dan oorspronkelijk bedoeld. Te weinig tijd gehad om echt grondig te shoppen, met al ons gepraat. Een volgende keer zal dus snel nodig zijn, want de zomer komt in zicht en dan hebben wij natuurlijk weer niks meer om aan te doen. En we zijn hoe dan ook nog lang niet uitgebabbeld.

En tegen dan zal die Italiaan wel weer open zijn,  besluiten we eensgezind.


van Scherpenheuvel - 17/4/2019

Eén of andere onverlaat heeft tegen mijn auto gezeten, uiteraard zonder een berichtje na te laten. Er loopt een dikke witte streep over de twee portieren langs bestuurderskant, het lijkt zelfs verdacht veel op vandalisme. Je hoort dat wel vaker, op wraak beluste mensen die met een spijker langs de flanken van je auto krassen, ergens op een onbewaakte parking. De schrik slaat me al een beetje om het hart, want ik ben dus zo’n klimaatfeeks met een salariswagen en die zijn de laatste tijd niet echt geliefd.

Het voordeel dan weer, als zo’n wagen vervat zit in je maandelijkse goody bag: één pietluttig mailtje naar de leasemaatschappij en alles wordt voor je geregeld. Ik stuur dus een kort berichtje en binnen het uur wordt al een volledig draaiboek voor me uitgerold: waar en wanneer ik mijn auto mag binnenbrengen voor reparatie, welke vervangwagen ter beschikking wordt gesteld en of ik misschien nog speciale wensen heb? Nee dus, het maakt me eigenlijk niet echt uit met welk vehikel ik me verplaats, maar gezien de afstanden die ik dagelijks afleg, liever niet met een fiets. Ik wil wel, maar dat wordt dan wel een fietsvergoeding om U tegen te zeggen.

Dus een paar dagen later breng ik mijn beschadigde auto binnen ergens in het Leuvense, bij een klantvriendelijke organisatie waar ze niet enkel sterretjes, maar sinds kort blijkbaar ook carosserie herstellen.

Ik ben er al vroeg, iets wat de man aan het onthaal ook niet ontgaat. Iemand met ervaring, dat zie ik zo, hij kijkt in elk geval met zo’n alwetende blik van fin de carrière. Die verschiet van niks meer.

“Ge zijt er vroeg bij,” zegt hij, terwijl hij mijn boorddocumenten aanneemt.

“Ja, ik heb dadelijk nog een eindje te rijden“ zeg ik.

“Oei! En ge komt al van Scherpenheuvel!“ schrikt hij dan toch, als hij mijn adres op de documenten ziet.

Uit ervaring weet ik dat het niet zozeer de afstand  is die de man zo van zijn sokken blaast- we spreken hier over amper vijfentwintig kilometer- maar wel dat ‘Scherpenheuvel’. Stadsgenoten zullen dit vast kunnen beamen: afkomstig zijn van Scherpenheuvel, dat doe je niet zomaar onopgemerkt! Iedereen kent Scherpenheuvel en er hangt ook altijd zo’n devoot sfeertje rondom oord en bewoners. Alsof er constant gewijd water uit onze kranen stroomt. Niet dus. Ik drink al jaren elke ochtend een groot glas op nuchtere maag, het zou gewichtsverlies aanzienlijk bevorderen, maar tot op heden blijft elk mirakel uit.

“Ik ken Scherpenheuvel goed,“ gaat die man van de receptie verder, “mijn tante heeft er gewoond, op ’t Hof, ken je dat?”

Ja, dat ken ik, niet eens zo ver van mijn deur, leuke straat.

“ Ze heeft ooit een prijs gewonnen,“ zegt hij, “voor de mooiste bloemen in de tuin.”

Dat zegt me dan weer weinig, mijn vingers zijn alles behalve groen.

“ Maar nu is ze dood,“ gaat hij verder, hij wacht niet eens op mijn antwoord, “nu ligt ze in feite  onder den hof.” Hij lacht er vrolijk bij.

“Het leven hè,” zeg ik, toch zo neutraal mogelijk, voor ik misschien nog meer krassen op mijn auto riskeer.

Hij overhandigt me de sleutels van de vervangwagen en laat me nog een papiertje tekenen voor ontvangst.

“Ik loop wel met je mee,“ zegt hij, “even uitleggen hoe alles werkt.”

Dat hoeft niet per sé voor mij, want het gaat om een type auto waar ik al vaker mee gereden heb en van vervangwagens weet ik intussen helaas ook veel meer dan me lief is, maar hij staat erop.

“Ge wilt straks toch niet te voet terug naar Scherpenheuvel zeker,“ pinkt hij, “Hoe is het daar trouwens tegenwoordig?”

Tja, goeie vraag, hoe is het daar tegenwoordig? Waar moet ik beginnen? Misschien bij de Basiliek? Dat die er nog altijd staat, en dat er nog volop noppen gekocht worden aan de kraampjes? Of wil hij weten hoe het zit met ons algemene geluksgevoel aldaar? Want daarbij kan ik eigenlijk alleen maar voor mezelf spreken: dat zit behoorlijk goed. Zolang er niet te veel krassen op mijn ziel zitten valt het allemaal wel mee. Over stand van zaken met betrekking tot de bloemen op ’t Hof heb ik dan weer geen verhaal, misschien moet ik daar nog eens een rondje gaan joggen, is lang geleden, nu ik het zo bedenk.

Dus ik doe maar een greep uit het indrukwekkende aanbod van algemene weetjes over Scherpenheuvel  en intussen kan ik bijna vertrekken met de vervangwagen. Alleen handsfree bellen lukt niet, mijn gsm krijgt geen aansluiting. En ik bel wel wat af in de dagelijkse files, dus toch wel handig als dat ding ook marcheert. De man van de receptie roept er nog snel een technieker bij.

“ Mevrouw moet onderweg kunnen bellen,” zegt hij tegen zijn collega, “ ze komt van Scherpenheuvel.”

​Alsof ik permanent in connectie moet blijven met  Moeder Maria en het risico bestaat dat ze me niet gaat horen zonder zo’n rechtstreekse lijn via Proximus. Geen bereik in het tabernakel, ik had soms al een vermoeden.

“Ah,“ zegt die technieker, “van Scherpenheuvel! En hoe is het daar tegenwoordig?”

“ Helemaal mee met de tijd,“ zeg ik, “ze maken daar intussen ook al krassen op geparkeerde auto’s.”

“ Het is daar precies ook niet meer wat het geweest is,” zucht hij.

“ Af en toe eens een kaarske branden, maske,” zegt de man van de receptie.


Beren jagen - 24/4/2019

Het overkomt me bijna nooit meer, daarvoor bevind ik me meestal niet in de juiste kringen, maar laatst toch nog een zeldzame keer. Ik interview een kandidaat uitzendkracht en na ons gesprek kijkt hij me iets dieper in de ogen en zegt: “Zin om iets te gaan drinken?”

Ik weet niet wie het hardst schrikt, ikzelf of mijn jonge collega’s. Want met die foute kringen heb ik het niet over stout volk, maar wel: piepjonge mensen, veel jonger dan ik en dus nog  glanzend strak in het vel. Het gros van mijn onmiddellijke entourage op de werkvloer bestaat uit gedreven twintigers. Of straffe dertigers. En zo’n lijn trekt zich dan weer snel door naar privéterrein, hechte collega’s worden soms moeiteloos beste vrienden en voor je het weet zit je mee op Pukkelpop. Ik vind het wel leutig allemaal, al dat jong geweld houdt ook mij iets meer bij de tijd, maar feit blijft: ik ben meestal de oudste taart van het gezelschap. En die worden nog maar zuinigjes versierd.

Het is dus even verschieten en- ik geef toe- best wel flatterend, maar ik wijs de man toch zo beleefd mogelijk af. Ik brabbel, met een hoofd als een vuurtoren, iets in de zin van: dat mag niet van mijn baas, ik heb nog werk te doen. Ja, lullig antwoord, ik weet het, de jongen gaat alsnog tevreden naar buiten. Hij zal me wel een onnozel schaap vinden.

Gelukkig weet ik me omringd door team Antwerpen, een waar mannenbastion, dus hun altijd even snelle en ook nu weer scherpe conclusie stelt me meteen gerust: “’t Was toch niks voor u.” Wel met enig gegrinnik erbij, maar verder: kous af. Met vrouwelijke collega’s zou het een ander verhaal geweest zijn, dan waren we twee uur later nog aan ’t analyseren, over wie en hoe en waarom of waarom niet en mogelijk gemiste kansen. Vrouwen durven wel eens door te drammen.

Zo blijkt inderdaad weer enkele dagen later, als ik ‘s middags aan tafel schuif bij een keur aan communicatieve meisjes in Schoten. Het gespreksonderwerp is “mannen”, het blijft altijd een dankbaar item, dus we filosoferen probleemloos een uur vol. Over hoe anders mannen toch reageren. Terwijl wij vrouwen onszelf compleet kunnen verliezen in de donkere hellekrochten van zwaarmoedig liefdesverdriet schijnen mannen daar zelden of nooit last van te hebben. Of toch niet al te lang. Ik heb inderdaad, na afloop van iets wat toch ooit veelbelovend begon, al verrassend simpele evaluaties horen passeren in de trant van “maar ze had wel geen dikke borsten.” Ook weer: kous af. Andere en beter.

Anderzijds, ik herinner me ook wel vrouwelijke onderonsjes met zeer accurate toelichtingen over lengtes en diameters, ja, ik heb op dat vlak wel wat cijfermateriaal vergaard. Dat waren  ook niet bepaald de meest diepzinnige bedenkingen maar goed, ze fleurden grijze middagpauzes wel eens op. Een toegevoegde waarde aan de dagelijkse boterhammetjes met smeerkaas.

We hebben het uiteraard ook nog even over de ideale man. Welke versie onze voorkeur geniet.

“Ik hou niet van mannen bij wie je nog oorsmeer ziet zitten,” zegt één van de dames van Schoten, “ze moeten proper zijn.”

“ En de mijne moet ook zorgzaam zijn, en een beetje lief,” is een volgende verzuchting.

“ Maar toch ook stoer, we willen geen watjes. Ne vent moet toch ne vent blijven.”

Mja,  ook wij vrouwen blijven blijkbaar dapper zoeken naar geschikt genetisch materiaal. Wij dromen dan wel van een zachtaardige ziel die zonder morren onze kroost met de bakfiets transporteert, maar af en toe mag de jongen nog wel eens een beer gaan schieten.

Ik heb het er tijdens een zondags bezoekje ook nog over met de dochter. En ik stel me luidop de vraag of we dan een leven lang blijven verlangen naar altijd maar weer dezelfde, quasi onbereikbare dingen. En of we in de loop der jaren ons eisenpakket al dan niet moeten bijsturen. Want mijn kind is bijvoorbeeld al groot en het huis uit en ik jaag al jaren zelf, meestal op dieren in gebruiksklare, voorverpakte porties bij Colruyt. Steeds minder en minder trouwens, ik ben als de dood voor die klimaatbetogers. Dus een beer hoeft voor mij al helemaal niet meer.

“ Wat ik vooral vind,” zegt mijn dochter streng, het wijsvingertje vermanend in de lucht, “is dat jij wel eens gewoon ja mag zeggen als zo’n vent je mee uit vraagt.

Geluk - 1/5/2019

“De geur van mislukking,” zegt een collega, we delen dezelfde liefde voor taal, “noteer dat maar ergens. Kan je nog gebruiken in één van je blogs.”

We hebben het over hoe sommige mensen, al van op meters afstand, een ongelukkig bestaan uitstralen. Hoe sjofel ze door het leven sloffen, met hangende schouders. Die uitgebluste blik in de ogen. Slonzige kleren. Het laatste greintje fierheid lijkt verdwenen. Of de middelen zijn er niet meer, wie zal het zeggen. Je ruikt als het ware de troosteloosheid.

Ik parkeer het zinnetje ergens in mijn achterhoofd. Maar ik merk dat het de volgende weken af en toe nog wel eens door mijn gedachten dwarrelt. En meer dan anders valt mijn oog op doffe ellende om mij heen.

Soms is die ellende zo overduidelijk aanwezig dat ik ze nog amper opmerk. Het soort miserie dat bij wijze van spreken oplost in het straatbeeld, je bent enkel nog verbaasd als het er op een dag niet meer is. De clochard die ik op kille ochtenden passeer op de Keyserlei. Hij ligt verkleumd opgerold in een versleten slaapzak, tegen steeds weer dezelfde etalage. Zijn vaste stek. En er is ook de dakloze bij één van de supermarkten op het sjiekere Zuid. Winter en zomer schurken hij en z’n hond daar tegen een stoep aan, in de hoop dat het winkelende cliënteel ook nog even halt houdt om wat ros kleingeld in zijn bord te gooien. Ik heb me wel eens afgevraagd wie dankzij die schamele aalmoezen het meest te eten krijgt. De hond ziet er alleszins stukken beter uit dan zijn baasje.

Zelfs op de werkvloer is de vierde wereld nooit ver weg. Niet alle sollicitanten die ik screen zijn topkandidaten die moeiteloos kunnen doorsluizen naar alweer een volgende, belangrijk klinkende, managementfunctie. Af en toe, en na al die jaren nog steeds veel meer dan me lief is, lees ik nog een curriculum van radeloosheid. En ruik ik weer die vleug van tristesse. Het went nooit.

En er zijn best wel pechvogels tegen wie ik durf te zeggen: ga rechtop lopen en doe er verdomme iets aan! Beweeg, werk, leef! Laat ons hier en nu alvast beginnen met de zoektocht naar een geschikte job! Ja, soms is het gewoon even wakker schudden. Maar de ervaring leerde me ook dat er inderdaad zoiets bestaat als de helaasheid der dingen. Er zullen altijd uitzonderingen zijn, zij die niet mee kunnen. Of simpelweg niet meer willen, moe gesukkeld. Ze hebben geen boodschap aan ons haastige gejakker van teambuilding en coaching en communication skills training. Er zitten ook pijnlijk scherpe randjes aan die wereld van bikkelharde targets en sommige mensen leerden nooit voorzichtig balanceren. Niet iedereen komt uit een warm, stimulerend nest.

Het doet me denken aan de uitspraak van een apotheker zaliger uit mijn Scherpenheuvelse biotoop, een wijs man: ”Veel dingen werden al beslist boven je wiegje.” Geen enkel pilletje dat dan nog soelaas brengt.

Want je hebt niet altijd alles in de hand, al denken wij maar al te graag dat we aan het stuur zitten. We willen zo graag geloven dat het leven een meerkeuzevraag is waarbij je kan zeggen: doe mij dat tweede bolletje maar, dat van lang en gelukkig. Je zal de pech maar hebben dat een andere optie al voor jou werd aangekruist: het stipje van grauw en miserabel.

Ik kan ellendig triest worden van zo’n overpeinzingen. En dan tel ik nogmaals mijn zegeningen, want ik behoor overduidelijk tot de gelukkigen. Mijn dagen bestaan grotendeels uit kleine, maar veelbelovende stukjes toekomst. Ik kreeg zelfs wat optimisme mee in mijn rugzakje, voor als het eens wat minder gaat. En in mijn badkamerkast staan maar liefst zes verschillende, dure flesjes. Allemaal gevuld met de geur van geluk. Met de

Zomaar gekregen.

Met dank aan taalvirtuoos Bram.

Miekesland - 5/5/2019

Ik moet even nadenken over hoe ik me dan precies voel. ’Kregelig’ lijkt me nog de beste omschrijving. Mijn nekhaartjes gaan er een beetje van overeind staan en ik krijg zin om nijdig van mij af te slaan, zoals je dat doet bij een zoemende mug rond je hoofd. Het gevoel dat me overvalt als er weer eens een hoop luchtbellen in mijn gezicht worden geblazen. Door mensen die alles beter schijnen te weten. Ze claimen het grote gelijk. Altijd en overal. Met veel geblaas van je mag niet zus en je moet niet zo en je bent weer niet mee. Vooral dat laatste, ik lijk altijd ergens een belangrijke trein gemist te hebben.

Blablabla.

Als ik bijvoorbeeld tevreden vaststel dat ik zo heerlijk tot rust kom in de yogales word ik al meteen streng geïnterpelleerd over welk soort yoga het dan wel gaat? Want er zijn dus 101 verschillende strekkingen en je moet natuurlijk wel de juiste eruit pikken.

“Je wil toch een vorm van meditatie die aansluit bij je levensfilosofie," zegt iemand die er ook weer alles van weet en trots vermeldt dat zij zich minstens twee keer per week kapot zweet in de Bikram les.

Terwijl ik gewoon af en toe op een matje wil bekomen van een drukke werkdag. Meer filosofie zit daar  niet achter bij mij. Eén keer per week vlij ik me neer tussen een groepje uiterst gezellige dames en daarna gaan we collectief voor een leeg hoofd. Tussendoor groeten we ook allemaal dapper zon en maan en plooien soepel– we zijn al een tijdje bezig nu- van de kat naar de hond. Af en toe wel met het nodige gegiechel, want we hangen er wel eens suggestief bij, je hebt namelijk standjes en je hebt standjes standjes. Maar na afloop gaan we loom en voldaan naar huis. Meer moet dat voor mij niet zijn.

Het Bikram meisje kijkt me meewarig aan en probeert me alsnog te overtuigen van mijn ongelijk. Met alweer veel geblaas en de dwingende raad dat ik dan toch eens dringend mijn manier van zijn van onder de loep moet nemen. God verhoede dat we ons zo maar eens gewoon zouden amuseren, zonder diepgang!

Blablabla. Blablabla.

Of nog zo’n luchtbel: ik vertel ergens terloops dat het een leuke festivalzomer dreigt te worden en dat ik al uitkijk naar enkele toppers op een wei, maar ook dat is alweer not done. Nee, nee, nee, op zo’n festival stikt het blijkbaar van shiny happy people die lullen over onderwerpen die er niet toe doen. Nu, bij nader inzien, daar is misschien wel iets van aan. Als ik denk aan mijn laatste passage op Werchter, ja, toen heb ik inderdaad wel één en ander bij elkaar geluld. Zonder overmatig drankgebruik trouwens, ik ben daar gewoon meesterlijk goed in! En ik voelde me bij momenten ook wel shiny, vooral omdat ik mijn festival outfit nogal ongelukkig had samengesteld, iets met lange mouwen bij 35 graden is niet zo’n goed idee. En dat ik happy was staat buiten kijf, man, man, wat was ik gelukkig! Wij allemaal daar, echt waar, weinig zure gezichten gezien die dag.

Uiteindelijk allemaal niks mis mee, denk ik dan. Maar naar festivals gaan is blijkbaar alweer passé. En grotere concertzalen doe je beter ook niet meer aan, dat is dan weer blasé. Dat is achterhaald en iets voor de meelopers uit – en ik citeer – ‘Miekesland’, jawel, het schijnt te bestaan.  Alles moet nu weer kleinschaliger en je moet ongekend talent gaan ontdekken in muziekkroegjes. Of alleszins ergens in intieme kring. En intussen wordt er dan aan een toog gepraat over dingen die er wél toe doen, door heel erg ruimdenkende mensen. De échte mensen dus, niet die naïeve sukkels uit mijn land.

Ik wil het allemaal nog wel overwegen, maar bij dat praten over belangrijke dingen heb ik  mijn bedenkingen. Want dat komt niet goed, als ik in de buurt van een tapkraan mee de wereldproblematiek moet gaan bespreken. Volgens mij moet je al bij Nasa werken om nog waterdichte oplossingen uit je mouw te schudden: migratie, klimaat, oorlog, honger, mobiliteit, de lijst is eindeloos en waar en hoe moet je beginnen? Ik zou het niet zo direct weten. Ik luister links en rechts en lees en probeer me te informeren, maar laat ons zeggen dat ik voorlopig nog niet gehinderd word door een overdosis aan dossierkennis. Ik heb het in solden periodes al moeilijk om m’n eigen budget in evenwicht te houden, laat staan dat ik ook nog snel de nationale begroting ga regelen. Ik heb dus ook niet de neiging om hoog van torens te gaan blazen, te midden van geroutineerde tooghangers.

Maar wat ik wél met zekerheid weet: ik heb het even gehad met al die luchtbellen. Dat zelfingenomen gehakketak over niks. Kan best zijn dat ik ergens een trein gemist heb, maar laat ons wel wezen: die bellenblazers zorgen ook niet voor het grote geluk. Wel integendeel, ik krijg er de bobbels van, erger nog dan van een hele zwerm zoemende muggen. Dus ik blaas even terug.

Blablabla. Blablabla. Blablabla.

Alleen dat van die yoga, ik moet volgende keer toch echt eens vragen wat ik daar nu precies uitvoer, op die mat. Van iets dat goed voelt kan je toch maar beter de juiste naam kennen.

Sommige dingen moet je dan gewoon weer beter weten.

Pic: Tom Smith, die van Editors, Werchter Classic 2018. Wereldtalent, voorlopig enkel te bewonderen op festivalweides en zo.

Blijkbaar ook een trein gemist, maar daarom niet minder geliefd in Miekesland.


Uitstap - 10/5/2019

Mijn moeder wappert met een folder.

“Lees dit eens,” zegt ze, “dat zat in onze brievenbus.”

De folder kondigt een rug-en spierpijn evenement aan. Exclusief, in onze eigen gemeente en zo te lezen baanbrekend inzake pijnbestrijding.

“Daar wil ik wel eens gaan luisteren,” zegt ze.

Even toelichten: mijn moeder is 86 en lijdt aan osteoporose. Een moeilijke naam voor botontkalking, een venijnige, geniepig aandoening, je ziet ze totaal niet aankomen. Ze transformeerde mijn moeder op enkele jaren tijd van een sterke, vinnige vrouw tot een uiterst broos en wel heel erg klein vrouwtje, ze kromp zomaar opeens tien centimeter. Grote voorzichtigheid is ook geboden, want zelfs rugwervels brokkelen genadeloos af bij foute bewegingen. Niet enkel mijn moeder, maar ook haar wereld werd daardoor een aanzienlijk stuk kleiner. Even snel naar de bakker lopen of eens binnen springen bij de buren is er niet meer bij. Voor verplaatsingen buiten de vier muren hebben we intussen al een middelgroot park aan rollend materiaal in huis.

Maar mijn moeder is van die zeldzame, optimistische soort, dus binnenskamers volhardt ze nog in de lichte, dagdagelijkse taken. Ze swiffert nog heel voorzichtig, maar uiterst keurig het laminaat en haar wasmachine maakt nog even veel overuren als vanouds. Iets wat ik met grote zekerheid durf te beweren want, samen met de wekelijkse boodschappen, sleep ik ook eigenhandig alle wasproducten aan: grote, dozen ouderwetse Biotex voor de voorwas en liters en liters Dreft en Silan, ik heb soms het vermoeden dat zij daar zelf wel eens een slok van achterover slaat.

Maar die pijnbestrijding dus. Ik maak meteen een afspraak. Want niet erg mobiel meer zijn is één, maar chronisch pijn lijden, dat is nog een ander verhaal. En pijn heeft ze, zoveel is zeker, al wordt die dag in dag uit dapper verbeten. En wat doe je als alles al werd geprobeerd en niets voelbaar heeft geholpen? Of simpelweg niet wordt verdragen? Juist, je toch nog even vastklampen aan elke strohalm die toevallig passeert. Wij gaan dus eens luisteren.

We worden onthaald door een vriendelijke meneer en met het gebruikelijke ‘intake’ gesprek.

“Mag ik vragen hou oud u bent, mevrouw?” richt hij zich tot mijn moeder.

“Dat mag u zelf eens raden, meneer, “ kaatst ze de bal terug. Ze zit koket te glunderen met haar mooiste handtas op de schoot. De gezegende leeftijd van 86 hebben en nog stiekem zitten vissen naar complimentjes, zo kennen we haar weer.

En daarna volgt – alweer op vraag van de meneer- een schets van tien jaar leven met broze botten. Een gedetailleerd verslag van het steeds minder en minder kunnen en ook nog alles over de uitgeteste pijnbestrijding. Over de tonnen aan medicatie. Ik val al in coma van een kwartje Dafalgan, maar mijn moeder houdt in haar eentje een volledig farmaceutisch bedrijf recht, zonder verpinken.

Hoog tijd dus om dat innovatieve toestel van meneer eens uit te proberen: een soort mosterdkleurige matras met infraroodstraling en trillingen die de bloeddoorstroming moeten stimuleren. En het doet ook nog iets met de lymfevaten.

“Trillingen!” schrikt mij  moeder, “Daar kan ik absoluut niet tegen! Nee, dat is echt niks voor mij!”

Die krijgen we dus nooit op die matras, ik ken mijn moeder.

“Zal u het anders even proberen,“ stelt de meneer- nog altijd even vriendelijk trouwens- dan aan mij voor.

“Misschien mankeert u ook wel iets?”

Maar daar moet ik de man teleurstellen, er zijn misschien wel wat kosten aan mij, maar lijf en leden functioneren voorlopig nog behoorlijk. Niet eens een beetje stijf bij het opstaan ’s morgens, ik heb het hier al eerder gezegd: ik behoor tot de gelukkigen!

Maar meneer praat me uiteindelijk toch horizontaal. Op die manier kan ik zelf ervaren hoe dat trillen voelt en misschien alsnog mijn moeder overtuigen.

En ik moet zeggen: hier volgt absoluut een kwartiertje zaligheid! Leg mij op een zacht, verwarmd matrasje, een ding dat mij ook nog zachtjes trillend masseert en je krijgt mijn loomste en meest gelukzalige versie! Vijf minuten op dat ding en ik heb mijn nog leegstaande zolderverdieping al denkbeeldig  ingericht: met een exotische bananenplant in de hoek, naast de deur een muurposter met een overweldigend zeezicht en dan in het midden van de kamer een  bank met daarop zo’n trillende matras. Liefst wel in witte versie, dat oogt wat strakker. Mijn eigen wellness centrum.

Maar terug in de wakkere wereld besef ik natuurlijk dat dit niet mijn beste idee zou zijn. Het risico bestaat dat ik dan nooit meer van die bank afkom en ik heb de eerstvolgende jaren nog wel wat andere dingen te doen. We keren dus onverrichter zake weer huiswaarts. Want ook mijn moeder krijg ik niet overtuigd, die wil in geen geval ergens gaan liggen trillen. Ik pik, voor alle zekerheid,  wel nog een foldertje met extra info mee, je weet maar nooit dat ik straks ook ergens een pijntje ga voelen.

“We zijn in elk geval nog eens op de brats geweest, “ zegt mijn moeder vrolijk als we weer in de auto zitten. Stralend rijdt ze mee door de Scherpenheuvelse straten, ik maak nog een klein omweggetje.

Soms is zo’n uitstap even heilzaam als een pilleke.


Als de avond valt - 16/5/2019

Soms ben ik gulzig. Dan wil ik alles ineens en helemaal alleen voor mij. Paaseitjes van witte chocolade bijvoorbeeld, daar durf ik zelfs heel ver in te gaan. Want elk jaar droppen de klokken ook een aanzienlijke vracht op onze werkvloer, een bonte mengeling van bruine, zwarte en witte, al dan niet met een vulling van praliné. Maar al wat wit is pik ik er heel achterbaks uit, voor mezelf. Ik pruts stiekem aan de omhullende zilverpapiertjes, kraak de kleurencode en hamster een geheim voorraadje, ergens diep verborgen in een schuif. Voor de collega’s die hier toevallig meelezen: ja, er waren dus wél een paar witte bij dit jaar, maar het was sterker dan mezelf. Ik beloof beterschap.

Waar ik dat ook soms mee heb: met letters! Dan lees ik toevallig iets van een pen die ik slechts vaag ken en dan blijkt dat een literair pareltje te zijn. Ja, dan komt de veelvraat  in mij onverbiddelijk naar boven! Dan moet ik alles weten over wie dat schrijft en waar en waarom en wil ik alles onder ogen krijgen wat voorhanden is. Ik ga op zoek in de plaatselijke bibliotheek en als het echt allemaal te mooi is om waar te zijn maak ik graag nog wat plaats in mijn boekenkast voor een eigen exemplaar. Ik absorbeer werkelijk elke gepubliceerde letter van of over de auteur in kwestie, ik ben erger nog dan dat roze vloeipapier van lang geleden op school, zo’n sponzig blaadje dat elk gemorst inktvlekje zorgvuldig opzoog.

Al bij al redelijk onschuldig allemaal, al zie ik de mensen rondom mij wel eens verveeld fronsen. Want als ik iets heel erg goed vind heb ik ook al snel de neiging om die blijde boodschap luid en duidelijk en met iets te veel enthousiasme te verkondigen. Niet iedereen is daarvan gediend. Dus hierbij nogmaals mijn excuses, dit keer heel zeker ook voor mijn gedweep met Marnix Peeters, afgelopen weken. Maar goed nieuws: zijn werk werd intussen met terugwerkende kracht en in ijltempo gelezen, dra ben ik door zijn oeuvre heen. We kunnen dus weer over naar de orde van de dag. Naar de muziek van Barman bijvoorbeeld, nog zo’n zoete zonde.

Nadeel aan zoveel gulzigheid: ik word er zowaar nog gulziger van! Chocolade werkt verslavend en met muziek en leesvoer is het al niet beter. Want al die mensen met hun opmerkelijke talenten voeren me zomaar mee naar een andere wereld, als een gewillig schaap En dan trek ik mijn wereld weer in twijfel. Gevolg: ik wil dan liefst ook weer – schrokop als ik ben- van alle walletjes proeven!

Zo heb ik nu bijvoorbeeld weet van het dagelijkse bestaan van Marnix Peeters in de Oostkantons, hoe hij daar in alle rust leeft in dichte bossen, samen met de liefde van zijn leven. ’s Avonds drinken ze traag en mindful een in stilte gerijpte Duvel, onderwijl uitkijkend over betoverende landschappen. Een bewuste en ook moedige keuze, want je komt daar natuurlijk niet toevallig met een glas bier terecht, je moet eerst resoluut en definitief je koffers  pakken en die Oostkantons zijn ook nog eens een behoorlijk eindje rijden. Ja, als ik dat dan zo lees, dan lijkt me dat ook wel een aangename manier om je dagen door te brengen. Want hoe boeiend ik mijn leventje ook vind: ik scheur ook maar elke dag opnieuw jachtig door de Kempen om her en der juiste kandidaten aan juiste vacatures te matchen, mijn haastige bijdrage aan de economie, gekoppeld aan een lucratieve vorm van pensioensparen.

Al die gulzigheid doet mij dus wel eens twijfelen aan mijn huidige definitie van geluk. Of  laat mij op z’n minst dromen van andere horizonten.

Ik stel mij dat dan zo voor: traag valt de avond en ik kijk mijmerend naar mistige sluiers die zich langzaam verweven tussen oude, knoestige bomen. Voor mij hoeft dat niet meteen in de Oostkantons te zijn, iets dichter bij huis is ook goed, want ik zal natuurlijk mijn firmawagen moeten inleveren.

Maar ik zit in elk geval bij valavond ergens zorgeloos met een  blond biertje in de hand, morgenvroeg rinkelt de wekker toch niet. En intussen onthul ik, ongegeneerd en naar grote waarschijnlijkheid lichtjes in de wind, mijn diepste ziele roerselen aan een verwante ziel naast mij. Allemaal op voorwaarde natuurlijk dat ik nog snel een dorstige jongen vind die samen met mij bier wil gaan degusteren aan de rand van zo’n natuurpunt. En liefst iemand die mij ’s anderendaags ook nog een aspirientje aan bed wil brengen, ik ken mezelf.

Het lijkt een aanlokkelijk idee, ik vraag me af waarom we niet meteen en met z’n allen de koffers pakken. Iedereen weer in slagorde terug naar de rust van de natuur!

We moeten dan wel nog iets bedenken in verband met die biertjes. Want ergens ter hoogte van Breendonk moet de productie natuurlijk wel draaiende blijven, ik vermoed zelfs in wisselend ploegensysteem, zeker als we daar in het bos op dagelijkse basis gaan consumeren. Die Duvels groeien namelijk niet vanzelf aan een boom.

Of misschien moet ik maar gewoon blijven doen wat ik meestal doe, als de avond valt: plof, de zetel in!


Zondag - 19/5/2019

Sinds dochter en schoonzoon besloten grootgrondbezitters te worden, dichter in mijn buurt ook dan voorheen, kom ik zelf ook weer wat vaker in de natuur. Ik klap af en toe resoluut mijn lap top dicht, stap uit mijn knusse cocon van schemerlampjes en ga op bezoek. En vermits zowel dochter als schoonzoon echte buitenmensen zijn zit ik er zelden binnen aan de koffie, de voornaamste activiteiten spelen zich daar altijd af rondom het huis, plaats genoeg. Ik ben er al min of meer op voorzien, in de koffer van mijn auto ligt nu standaard een stel rubber laarzen, voor als ik me onverwacht mee op drassig terrein moet begeven.

Hun wereld is een compleet andere dan de mijne. Mijn statussymbolen bestaan voornamelijk uit pijnlijke hakken – zeker als ik een beetje indruk wil maken- en een dure Samsonite trolley (extralegaal voordeel) voor het dagelijkse transport van lap top, brooddoos en twee gezonde tussendoortjes naar een strakke kantoor omgeving. Maar zij leven dus een echt en waarachtig buitenbestaan, samen met  een bizarre verzameling van dieren: IJslandse paarden ( veel! Ik krijg ze amper nog geteld), een nestje zwaluwen in de nok van de zadelkamer en twee uiterst koppige honden, Oscar en Winston, gemakshalve vallend onder de gemeenschappelijke noemer ‘de Bassets’. Sinds kort huizen er op het erf ook nog twee kippen en een boos kraaiend haantje, maar de hoenderfamilie wordt weldra nog verder uitgebreid.

“Dit zijn wel schattige kippetjes, maar ze doen kieskeurig over het keukenafval, “ zegt mijn dochter, “en ze leggen piepkleine eitjes.”

Ze passen dus niet 100% in haar ecologisch systeem en na grondige studie van het marktaanbod inzake pluimvee werd besloten tot de aanschaf van nog vijf extra, heel erg dikke kippen, Cochins. Iets Chinees, nog nooit van gehoord, maar er wordt me verzekerd dat ik ga verschieten, zo schoon. En ze eten werkelijk alles en leggen indrukwekkend grote eieren. Enfin, we gaan er allemaal beter van worden.

“ En misschien nemen we ook nog twee varkens, op termijn, “ zegt de dochter. Maar de manier waarop mijn  schoonzoon met de ogen rolt maakt wel duidelijk: daarover zijn de debatten nog lopende.

We zijn een lome zondag met zo’n voorzichtig waterzonnetje en mijn dochter entertaint me.

“Je mag me even komen helpen met mijn tuintje,” zegt ze.

Dat verbaast me enigszins, want het buitenkoppel heeft in een paar maanden tijd eigenhandig een paar hectaren woekerende wildernis omgetoverd tot een gestructureerd paarden paradijs: met afgebakende, malse weides, paddocks, een goed gedraineerde piste, een aangelegde cirkel ook om de paarden in te longeren. Ik stond er vaak wat verbluft naar te kijken, als de schoonzoon weer eens een volgende verrotte boom ontwortelde met zijn ronkende machine ( een Schäffer, voor de kenners, wij kunnen intussen niet meer zonder). Of als de dochter stoer driehonderd palen in de grond klopte, voor de omheining. Soms mocht ik dan ook eens voorzichtig zo’n paaltje vasthouden. Alsof ik per vergissing gedropt was in een episode van McLeod’s daughters, maar dan in een gematigder klimaat. Het is niet echt m’n ding.

Maar nu wordt mijn assistentie dus gevraagd voor dat tuintje.

“Wij zijn eerder van de zware aanpak, “ verklaart de dochter, “van tuintjes weten we niks. En jij en ik hadden vroeger toch ook een tuin?”

En ja, dat is waar, we zijn wel eens in een huurhuis met bijhorend hofgoed gepasseerd. Niet dat we er ooit veel geoogst hebben, maar de dingen die ik in de grond stopte groeiden wel altijd met de snelheid van het licht en verspreidden zich razendsnel over de planeet. Krulpeterselie die jaren later nog hardnekkig in een tulpenbed bleef opschieten, dat soort dingen.

Dus even later buigen zij en ik ons gezamenlijk over een stel planken, een bouwpakket dat we moeten omvormen tot een vierkante meter moestuin. Er zit geen handleiding bij, dus we kunnen ons enkel baseren op de veelbelovende foto van de verpakking. Een foto met al veel bloeiend groen in die bak, maar weinig richtlijnen. We meten en passen, hebben ofwel latjes te veel ofwel te weinig, als relatietest moet zo’n vierkante meter moestuinbak zeker niet onder doen voor de kleerkasten van Ikea. De Bassets staan er wat knullig bij te kijken. Winston trekt het niet langer en verdwijnt slaperig onder een donkere conifeer. Oscar blijft, die ruikt vermoedelijk al iets eetbaars in de nabije toekomst.

We vertikken het om de hulp van de schoonzoon in te roepen, dus hij stelt het gelukkig zelf voor.

“ Hij is best wel handig om in huis te hebben,“ zegt mijn dochter, als hij na amper een kwartiertje fluitend wegloopt om alweer een volgende struik te snoeien. Hij laat ons achter met een correct gemonteerde moestuinbak.

Wij kunnen dus verder met ons project. We  gooien de bak vol potgrond en gaan met wat plantjes aan de slag: basilicum, courgettes, bieslook. En naast de bak komen nog twee tomatenplantjes, wegens geen plaats meer in de bak. Op een lapje grond achter de moestuin zaaien we met losse pols ook nog veel te veel wilde bloemen, maar we zien wel, het moet tenslotte allemaal niet te strak worden en wij hebben gewoon geen geduld voor zo’n fijn gepriegel, dat is duidelijk genetisch bepaald.

“ Dat wordt hier een ware bloemenpracht, “ droomt de dochter al een beetje wazig weg.

Als ik een paar dagen later met haar bel vraag ik hoe het gesteld is met de beplanting.

“ Dat komt wel goed, “ zegt ze, “ Oscar zorgt voor de bemesting. En hij eet al piepkleine tomaatjes, gewoon zo, recht van de stok.”


Oep de Mèt - 6/6/2019

Onze plaatselijke boekenwinkel sluit definitief de deuren. Het stemt me een beetje triest. Want er zullen wel gegronde redenen voor zijn en ik heb het altijd al wat moeilijk gehad met een afgesloten hoofdstuk, maar de bedrijvigheid op dat speciale adresje lag me toch wel nauw aan het hart. Gewoon al het feit dat net daar, op die plaats, boeken werden verkocht! Op Isabellaplein 3, te  Scherpenheuvel. De plek waar ik lang, lang geleden mijn eerste opstelletjes schreef, aan de grote keukentafel en in mijn keurigste schoonschrift. En waar vele jaren later dan eindelijk ook mijn eerste, eigen boek in de rekken lag. Puur toeval natuurlijk, maar af en toe wil ik mezelf nog wel eens wijsmaken dat er misschien wel hogere machten mee gemoeid waren. Het voelde in elk geval aan alsof toch al één klein cirkeltje rond was.

Net in dat pand, vlak bij de Basiliek, heb ik mijn vroegste kinderjaren beleefd. Ik was een meiske van ‘oep de Met’, zoals men destijds verwees naar de bruisende kern van ons dorp, we noemden ons toen nog geen stad. De Mét was eigenlijk één langgerekte keten van horecazaken en kraampjes met snoepgoed en religieuze souvenirs, zoals het een gerenommeerd bedevaartsoord betaamt. Als er dan toch onverwacht steun komt van hogerhand, kan je er maar beter iets lucratiefs mee doen, iets wat ze hier in Scherpenheuvel al heel snel goed hadden begrepen. Het pand op nummer 3 was toen trouwens ook nog een restaurant, met vorstelijke naam zelfs,  De Gouden Kroon. Al lag het culinaire niveau wel iets lager dan dat van de gemiddelde hofleverancier. Er werd voornamelijk aan strak tempo steak met frieten geserveerd, elk bord sober gegarneerd met een blaadje sla en een schijfje tomaat, niemand die toen moeilijk deed met ingewikkelde torentjes op bedjes van rare ingrediënten. De hongerige bedevaarders kwamen dikwijls van verre en ze waren moe en moesten terug op krachten komen, die kwamen om stevig te eten, niet om te emmeren over de juiste cuisson. Omelet met hesp was ook één van de toppers op de kaart, in een nostalgische bui durf ik die combinatie ook nu nog wel eens in de pan gooien.

Van leegloop was toen nog geen sprake, er waren zelfs amper gewone woonhuizen oep de Mèt, Tijdens het bedevaartseizoen heerste er een bijna koortsachtige bedrijvigheid en er werden frieten gebakken van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, soms zelfs tot een gat in de nacht, alles in grote, hoge friteuses buiten op de stoep. Zelfbedachte constructies, denk ik, je ziet het alleszins nog zelden. Ik herinner me ook nog de processies die onze straten binnen schreden, dat begon al in alle vroegte, een sliert van prevelende gelovigen, maar dikwijls ook luidop biddend of zingend en begeleid door het nodige tromgeroffel. Mijn grootmoeder kon soms aan de cadans horen van uit welke gemeente de processie kwam afgezakt.

” Die van Londerzeel trommelen d’er al jaren serieus naast,” zuchtte ze dan hoofdschuddend.

Als ik nu nog denk aan ‘ De Gouden kroon’ leg ik ook meteen een link naar gouden jaren, al zal dat gevoel wel deels gestuurd zijn door jeugdsentiment. En ik weet intussen wel dat ik mijn naam niet gestolen heb en dat het me niet zoveel uitmaakt waar of hoe ik woon, maar oep de Mèt tikte mijn klokje wel voor het eerst al heel erg Thuys. Ik kende er God en klein Peerke en er waren zomerse dagen dat ik langs de friteuses van huis tot huis reed, ik deed ongegeneerd al onze buren aan, met mijn piepende driewieler. Aan het stuur bungelde altijd een grote, linnen tas. Want op elk adresje kreeg ik wel iets lekkers toegestopt, ik was een schraal kind en voor mij werd een oogje dicht geknepen, snoepen werd zelfs aangemoedigd. Mijn tas bleef zelden leeg. Nu nog ken ik al de dorpse bijnamen van die gulle gevers en wie waar woonde en waarom ik er zo graag ging buurten: in ’t Gulden Vlies bij de Beire van Mie Mol kreeg ik van die kleine chocolaatjes voor bij de koffie, gewikkeld in zilverpapier. Bij Maurice van ’t Voske in de Ram hadden ze speculaasjes. In de bakkerswinkel van de Brusseleir mocht ik van mijn moeder soms een pateeke kopen, dan kreeg ik een centje mee. Ik koos bijna standaard iets met heel veel crème au beurre  of anders zo’n pastoorsmutske, het begin van mijn zwak voor marsepein. En dan had je ook nog De Ster, met Fons van Breda aan het bewind, daar moest ik zijn voor koekjes.

Er waren bij mijn weten maar weinig buren die geen  bijnaam hadden, behalve de gezusters Nijs, vier straffe zussen die de scepter zwaaiden over eethuis ‘De Leeuw van Vlaanderen’. Die dames noemden we dan ook gewoon ‘de gezusters Nijs’, als vormden ze één, onafscheidelijk geheel.

De Mèt was onze tuin, ik bracht er mijn dagen meestal buiten door, samen met al de andere kinderen uit de buurt. We kenden dezelfde leefwereld: de Hoesjes van ’t Vlaamsch Huys, verre familie nog, Francis van de Beire, Alex van de Ster. Terwijl onze ouders frieten bakten en de lokale economie in evenwicht hielden, soms met het zweet op de rug, speelden wij vogelvrij in het park en op de muurtjes rond de kerk, de ‘muttekes’. Of we trokken naar de Rozenkrans of de Kruisweg. Al was de Kruisweg iets meer in trek in de winter, als het gesneeuwd had, dan kon je op een slee heel hard en gevaarlijk de steile berg af!

Zelfs de statige Basiliek maakte deel uit van onze speelwereld. Mijn nichtje en ik gingen er wel eens een ingetogen liedje zingen, met onze ielste koorstemmetjes, in één van de zijkapellen. Of we gingen biechten, op weg naar school, gewoon, voor de lol. Onderpastoor Janssen zat altijd wel ergens in een biechtstoel te dommelen en het concept was eenvoudig: je knielde vol berouw in zo’n donkere kast, je zei “ Eerwaarde Vader, ik heb gezondigd”, waarop de biechtvader achter zijn schuifdeurtje wakker schrok en zei “ Ik luister, mijn kind.” Je mocht het natuurlijk niet te dikwijls doen, want de zonden lagen in die dagen nog niet voor het oprapen en pastoor Janssen was ook niet van gisteren. Mijn zwaarste misdrijf was meestal dat ik te veel gebabbeld had in de klas, niet eens zo hard verzonnen. Maar na zo’n sessie konden we er weer tegenaan. Een penitentie van drie weesgegroetjes- bij een dubbele zonde kreeg je er ook het Onze Vader bij- maar daarna speelden we weer helemaal blanco verder.

Ik wou soms dat het nog eens kon: zo even kort bezinnen en dan weer opnieuw beginnen.

Die speeltijd oep de Mèt nog eens over doen. Net hetzelfde, maar dan beter.


Oei! Mijn kind wordt 30 - 10/6/2019

We zijn nog eens zo’n wisselvallige zondag en ik verzorg de catering bij de dochter. In mijn geval betekent dat: twee grote zakken met sandwiches en pistolets uithalen bij een warme bakker en daarna een lichte lunch voorzien voor 10. Meer culinaire verantwoordelijkheid kan je mij best niet toevertrouwen, zeker niet als de tafelgenoten ook nog om een kleine, financiële bijdrage werd gevraagd. Mijn dochter weet dat maar al te goed, dus we houden het simpel.

Maar goed, honger is altijd de beste saus en ik kan- na enige twijfel over boven-of onderkant van de placemats – met een gerust hart mee aanschuiven. De gasten zijn allemaal ‘paardenmensen’, want de dochter geeft een ‘workshop’ zoals dat heet: een zeer gerichte opleiding om je paard precies datgene te laten doen wat je wil dat het doet. De cursisten blozen hongerig, ze hebben één voor één al een aantal streng gecorrigeerde rondjes in de piste achter de rug en er wordt ook bij de broodjes met beleg nog druk verder geëvalueerd. Ik luister aandachtig, wie weet zitten er nog tips en tricks tussen die je ook op nukkige mensen kan toepassen, ik ken er wel een paar die wat sturing kunnen gebruiken.

“Je dochter doet dat goed,” zegt één van de deelneemsters enthousiast, “vooral voor zo’n jong meisje!”

“ Ze wordt volgende maand 30, “ zeg ik.

En nog terwijl ik het zeg slaat m’n hart zomaar los een tikje over. Opeens dat besef: mijn kind is bijna 30! Echt helemaal groot geworden. Volwassen. Op die leeftijd had ik zelf al dat kind. En kijk haar nu!

Als het gezelschap terug richting piste trekt blijf ik wat verward achter bij een rommelige tafel. Ik moet mijn gedachten even opnieuw ordenen. Want vanmorgen ben ik hier naartoe gereden met de zelfbevestigende insteek van ‘ik spring toch weer mooi mee op de bres’, moeders met volwassen kinderen zullen dit soms valse gevoel van onmisbaar zijn wel herkennen. Want af en toe zijn de rollen inderdaad al omgekeerd: kind geeft moeder raad. Of zet ietsje meer kracht bij het verplaatsen van zware meubelstukken, bijvoorbeeld. Het zal wel des levens zijn, maar het is even slikken.

Ik ga die namiddag nog even toekijken, hoe ze les geeft, mijn grote dochter. En ik moet natuurlijk heel sentimenteel denken aan dat bundeltje Zwitsal van lang geleden, die 2,5 kilogram klein geweld in mijn armen. Want dat bleek al snel: mijn prinsesje was geen meisje van strikjes en rozige tutu’s. Ze wou liefst een ‘ broek met lange mouwen ‘ aan en ze was heel boos toen ik haar met de eerste communie een schattig hoedje opzette. En laat ons zeggen dat ze ook nogal kordaat in de omgang was, lessen in directe communicatie bleken overbodig, soms zei haar blik al genoeg.

Ze kende ook al heel vroeg een benijdenswaardige dadendrang: ze zou later, als ze groot was,  ‘heel veel op een paard gaan zitten’. Terwijl ikzelf toen niet eens zo’n beest durfde aanraken, ze heeft het echt niet van mij. Maar ze zette door, volgde wel honderd ponykampen, behaalde brevetten waarvan de betekenis mij niet altijd even duidelijk was, trok elke woensdagnamiddag met de bus naar de manège, op zon- en feestdagen was mama-taxi gelukkig beschikbaar. En later, na de studies ( enigszins op lichte aandrang van mij, moeders sturen toch liefst aan op wat papieren zekerheid), ging ze voor het serieuzere werk. Ze vloog richting Vancouver en trainde daar, ergens op een verlaten berg met bruine beren, maandenlang paarden, aan de lopende band. En ze maakte steigerende IJslanders zadel mak, alsof ze geboren en getogen was op een Canadese ranch en niet vlakbij bij mijn bang moederhart, op amper 100 meter stappen van een Basiliek.

Maar we kunnen intussen met zekerheid stellen: ze zit véél op een paard! Meer nog: het werd haar broodwinning. Een job waarvan ik niet eens wist dat ze bestond, ondanks mijn vele jaren van Spielerei in de wereld van Human Resources. Alsof ze die bezigheid in haar wildste dromen zomaar zelf heeft verzonnen.

“ Het is niet zo simpel om aan buitenstaanders uit te leggen wat ik precies doe, “ zei ze laatst nog.

Maar wat ze ook doet, ze doet het met verve.

En mijn inbreng bij dit parcours was niet eens zo groot. Hooghartigheid over mijn pedagogische kwaliteiten zou hier misplaatst zijn. Al wat ik deed was lichtjes bijschaven en heel dikwijls roepen: “ Zou je dat nu wel doen!?”

Al die jaren stond ik erbij en keek ernaar. Dikwijls verbaasd. Maar toch altijd met enige trots.

PS: de placemats lagen inderdaad ondersteboven.


Rode oortjes - 15/6/2019

De meeste informatie komt binnen via mijn oren. Ik hoor en sla op. Ik heb wat ze noemen een ‘auditief geheugen’, vooral dan voor futiliteiten. Voor belangrijke, historische informatie moet je niet echt bij mij zijn, maar de koetjes en de kalfjes zitten dan weer wel heel scherp in mijn geheugen gegrift. Dingen die mij jaren geleden werden verteld kan ik soms nog woord voor woord herhalen en ik weet ook nog op welke toon ze werden gebracht. Boze woorden, lieve woordjes, flemende zinnetjes, het lijkt soms alsof ze één voor één werden geregistreerd op een verzameling cassettebandjes in mijn hoofd.

Af en toe moet ik aan zo’n vastgelopen bandje wel eens prutsen om de tape weer glad en recht te krijgen, maar meestal haal ik het betreffende fragment zonder storende ruis terug. Nog geen feilloze digitalisatie dus, maar ik denk sowieso dat mijn verwarde hoofd zich daar niet toe leent.

Zo’n archiefje hebben is wel leuk, op reünies moet ik bij het weerzien van gezichten soms heel diep graven, maar ik kan nog wel iemands opmerking van ergens in 1976 citeren, letterlijk zelfs. Maar af en toe is het ook bijzonder irritant, niet zozeer voor mezelf, maar vooral voor de tegenpartij. Bij een welgemeende ruzie, bijvoorbeeld. Dan ben ik dat bitse kreng dat roept: ja, maar toen heb jij toch gezegd dat…En dan durf ik echt ver terug te gaan in de tijd, ik haal nog dieren uit de gracht die eigenlijk al lang moesten verzopen zijn. Maar jij hebt het toch zelf gezegd zeker, ha!

Ik heb ook mijn favoriete geluiden. Zo hebben schorre stemmen absoluut een streepje voor. Ik kan zes keer op rij, en dan nog steeds in dezelfde staat van vervoering, luisteren naar hetzelfde liedje, als het maar krakend gebracht wordt. En ik heb ook een mateloze bewondering voor vlotte praters. De keren dat ik me onder tafel liet zeveren door taalvaardige onbenullen, je wil het niet weten.

Mijn radio wordt ook meestal afgestemd op zenders waar veel, snel en gevat wordt gepalaverd, het gaat me soms niet eens om de muziek. Zo heb ik net Peter Van de Veire ontdekt, al heb ik nog de voorzichtige neiging om daar voorlopig niet te fel mee uit te pakken. Ik was namelijk lang een trouwe fan van Studio Brussel en dan behoor je toch min of meer tot de alternatieve lichting. Al was ook dat niet zo direct een weloverwogen keuze: voor Radio 1 en Klara ben mis ik de nodige ernst en voor commerciële nostalgie heb ik vooralsnog te weinig geduld. Stubru was dus veeleer een logische stap, met al heel snel vertrouwde stemmen, ’s ochtends in de auto was het altijd een beetje Thuyskomen. Maar opeens waren ze allemaal weg: Siska (die articulatie!) ging naar de Madammen, Linde ( de zon woont gewoon in haar stem!) wou per sé iets doen met vloggen en dan was er nog het hartverscheurende afscheid van Christophe Lambrecht, hij sloeg zijn luisteraars nog een laatste keer collectief lam, ik lag dagenlang mee in de prak. Troosteloos.

Ik moest dus op zoek naar nieuw gezelschap om mee op te staan. Het werd, onder enig voorbehoud en ik durf me ook nog niet uitspreken over het definitieve karakter van deze keuze, de presentator van De Grote Peter van De Veire Ochtendshow. Het was even een klik maken – echt schor kan je zijn stem niet noemen- maar die man is van een verbale gevatheid, niet te geloven!

“Ik kan het niet volledig goedkeuren,” zei één van de beste vriendinnen, de enige ook aan wie ik deze nieuwe wending, weliswaar met enige schroom, maar toch al vrij snel durfde op te biechten, “maar uiteindelijke komt die jongen ook nog uit de stal van Stubru.”

Ik kan dus nog rekenen op enig begrip.

Mijn oren beginnen intussen al helemaal te wennen aan de radde tong van Peter. Hij krijgt me zelfs luidop aan het lachen, niet evident op de Antwerpse Ring.

Het is blijkbaar toch altijd weer een kwestie van open staan voor nieuwe dingen. Halsstarrig blijven vasthouden aan wat vertrouwd is, het is comfortabel, maar je mist toch wel wat. Zo blijkt ook weer als ik op een dinsdagavond, na de wekelijkse yogales, naar huis rijd. Nog lichtjes in trance ( onze lesgeefster heeft dan weer zo'n fluwelen stem, die brengt zelfs een Duracell konijn tot Savasana !) kom ik nog eens terecht in een ongekend programma, Sexuolotte.  En daar is ene welbespraakte jongedame, Lotte, aan het woord, met, jawel, kant- en klaar seksadvies. Voornamelijk bedoeld voor jongeren, generatie Z, maar ik luister aandachtig mee. Luisteraars, zo te horen nog lichtjes dwalend in het land der liefde, stellen – uiteraard via de juiste app, gratis te downloaden- de meest penetrante vragen en die Lotte geeft raad op maat, in wel zeer duidelijk woorden. Rechttoe rechtaan, ze neemt geen blad voor de mond! Vergeet de brave lessen van Goedele en de onschuldige vraagrubriekjes in de Joepie. Dit gaat niet over ‘Hij keek naar mij, ben ik nu zwanger?’ Nee, hier worden uiterst delicate kwesties behandeld! En Lotte licht toe in klare taal. Hoe je bijvoorbeeld de dingen omgekeerd kan aanpakken of wat je al dan niet mag slikken als je vegan bent. Kwalitatieve hulpverlening, op maat van wie volop en milieubewust wil liefhebben in deze tijden.

Ik luister en sla op. Met rode oortjes.

Maandag rijd ik weer richting Kempen. Misschien moet ik onderweg ook eens zo’n lokale zender proberen. Wie weet wat er zoal te horen valt op Radio Wiekevorst.

Voor de geïnteresseerden: Sexuolotte, op MNM, elke dinsdagavond tussen 21.30u en 22.00. Blozen mag.


Koffers pakken - 30/6/2019

Het is weer die tijd van het jaar: koffers moeten massaal gepakt worden, en liefst zo efficiënt mogelijk. Elk zichzelf respecterend vrouwenblad wijdt alvast een uitgebreid artikel aan wat je zeker wél of net niet moet meenemen naar een (meestal) zonnig oord. En hoe je al die dingen ook best in zo’n koffer steekt, zus of zo geplooid of zelfs opgerold, en wat onderaan moet of in een vakje opzij of juist helemaal bovenaan, je krijgt ook een handige checklist en doe-en regellijstjes, alles met de bedoeling om heel veel levensnoodzakelijke dingen kreukvrij op je geboekte bestemming te krijgen. En vermits ik het zelfs niet kan laten om het etiket op een pot confituur te lezen- weliswaar vluchtig, maar toch – krijgen ook al die verpakkingsinstructies mijn aandacht, elk jaar weer opnieuw. Vermoeiend, want ik ben slecht met handleidingen.

Liefst van al zou ik zomaar lukraak wat spullen in een rugzak gooien en dan zorgeloos naar een ander land trekken, maar toch slaagt één of andere, waarschijnlijk ook van huis uit zeer goed georganiseerde lifestyleredactrice er in om mij aan te praten dat je maar beter grondig voorbereid kan zijn. Onheil ligt overal op de loer, dus ook op vakantie.

Met stip op 1 van alle mogelijke ongemakken staat blijkbaar buikloop. Of net het omgekeerde, zodat je er tien dagen bij loopt als een opgestopte kous. En verder moet je ook voorzien zijn op schaafwonden, tekenbeten, reisziekte, maagzuur, brandwonden. Je moet dan wel niet je volledige huisapotheek meeslepen, maar toch zeker iets meer dan de helft. In mijn geval betekent dat: 1 stripje Dafalgan ( is de vervaldatum belangrijk?) en een supplement met vitamine C, er zitten nog vier dikke pillen in het doosje. Meer heb ik niet in huis. Voor al de rest kan ik, indien nodig,  misschien maar beter beroep doen op de farmacie aldaar, ik blijf tenslotte binnen Europese grenzen. Heel anders wordt het natuurlijk als je ergens in een Afrikaanse brousse de plaatselijke medicijnman moet raadplegen.

Je praktische reisgarderobe samenstellen vergt dan weer iets meer organisatie. Alles begint met paar verstandig gekozen basisstukken. Waarmee  je dan, eenmaal ter plaatste, ook verrassende combinaties moet verzinnen, geschikt voor elke gelegenheid: om een verkoelend drankje te nuttigen op een terrasje, iets voor  een dagje strand, een outfitje om door het historisch centrum van het naburige stadje te slenteren. En er moet ook altijd  iets mee voor een romantisch diner, een gebeuren dat meestal  door gaat op een locatie met zicht op zee annex ondergaande zon, wat decolleté wordt daarbij ook ten zeerste aangeraden. Ik heb nog wel een paar weken voor vertrek, maar dit soort logistiek vraagt blijkbaar toch om een grondige inventarisatie van je kleerkast, dus ik zet me er maar eens aan. Mij gaan ze niet liggen hebben, dit jaar.

Ik begin op een overmoedige zaterdagochtend alvast met mijn strandkledij, ik weet wel zeker dat die grondig moet geïnspecteerd worden, al was het maar om te weten of ik er nog vlot in geraak, je wil niet vacuüm verpakt op een strand gaan liggen. Ik ben er een vol uur mee in de weer, ik poseer met  veel te kleine stukjes textiel voor de grote spiegel in mijn slaapkamer, weliswaar die waar het daglicht niet zo ongenadig recht op valt, maar echt vrolijk word ik er niet van. Badpak aan, badpak uit, bikini aan, bikini uit en daarna ook heel zeker nooit ofte nimmer meer aan. Ik denk er over om straks toch nog ergens iets meer verhullends mee te pikken en misschien ook eens zo’n calorieën tellende app te proberen, alles om er binnenkort toch min of meer beach proof bij te lopen. Significant detail: ik ga naar de Dolomieten. Weinig strand te zien daar.

De rest van mijn kleerkast laat ik voorlopig nog even voor wat het is. Eerst misschien nog wat basisstukken gaan scoren in de solden en maar eens bedenken wat ik zoal ga doen, daar in die Dolomieten. Een romantisch diner lijkt mij bijvoorbeeld al zeer onwaarschijnlijk, dus dat schept weer andere mogelijkheden in de valies, misschien wel ruimte voor wat extra leesvoer. Maar nu besluit ik eerst en vooral mijn koelkast terug aan te vullen en ik vertrek richting Colruyt. En daar loert voor mij pas het echte gevaar! Want de mini’s duiken weer op! Overal, in elke supermarkt, ik durf amper nog een Kruidvat binnen te stappen, en dus ook hier. Al die kleine, schattige busjes en tubetjes  en potjes, lichaamsverzorging in mini formaat, ze kunnen zelfs gewoon mee in je handtas.  Ze staan  in aparte, goed in het oog springende rekken en ze schreeuwen al van ver: neem ons mee, neem ons mee! Wij zijn echt heel klein, dus wij kunnen met heel velen in die grote koffer van jou! Komt nog bij: ik zit al in het 50+ beautyregime en ook daarover zijn de damesbladen het unaniem  eens: alles wat je vroeger op je lijf gooide moet nu nog veel, veel meer, je smeert je de armen lam.  Dus ik neem het zekere voor het onzekere en laad al een vrachtje in: Dove Deeply Nourishing Douchecrème, Argan Oil Shampoo, Invisible Dry Anti-transparant Deo en heel veel zonnecrème, in factoren van 10 tot en met 50. En ik koop van alles minstens twee stuks, voor alle zekerheid. Je zal het weer zien: dat ik door die honderd mini’s het dubbele aan netto gewicht mee tors dan ik zou hebben met de originele verpakkingen.

Het is me al overkomen: met een koffer vol smeersels de grens over, in een wolk van l’ Oréal, maar mijn paspoort en rijbewijs lagen wel nog thuis. Unidentified Flying Object, maar dan toch weer ergens geflitst. Maar los daarvan: een rimpelloze vakantie.

Klimaat - 7/7/2019

Het klimaat. Of ik nu wil of niet, ik ben er toch dagelijks mee bezig. Het woord is hoe dan ook niet meer weg te branden uit de actualiteit en ik denk dat de Dikke Van Dale – bestaat die eigenlijk nog?- met gemak nog een halve centimeter dikker kan worden door al de nieuwe woorden die we gaandeweg verder breien aan dat klimaat, we nemen ze  intussen ook al zonder nadenken vlotjes in de mond: klimaatmars, klimaatbeleid, klimaatbetoging, klimaatopwarming, klimaatakkoord, klimaattop. Ik las laatst ergens – ik weet niet precies meer waar en ik lees soms echt wel rare dingen- dat alle Nederlanders en Vlamingen het woord ‘klimaat’ kennen. Dat bleek uit een onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek. Van dat laatste had ik trouwens ook nog nooit gehoord, misschien maar goed, ik vrees dat die mensen een vette kluif aan mij zouden hebben.

Ik weet mij ook omgeven door echte klimaatexperts. Niet enkel hoog opgeleide specialisten, maar ook behoorlijk wat mensen rondom mij werpen zich op als echte voorvechters van dat klimaat, ze slaan me om de oren met vaktermen waar mijn benen van gaan bibberen. En dat alles ook nog- althans naar eigen zeggen- wetenschappelijk onderbouwd of in elk geval uit betrouwbare bron. Ik luister met gespitste oren, want mijn expertise uit zich op geen enkel uitgesproken vlak, ik ben zo iemand die wel een beetje van alles weet, maar weinig wat er echt toe doet en zeker nooit echt grondig. Maar goed dus dat er mensen zijn die mij regelmatig inlichten over stand van zaken. Mensen ook die met hun kop boven het maaiveld durven en daar luid en duidelijk hun onversneden mening uitspuwen, iemand moet tenslotte het voortouw nemen.

Al raak ik daardoor even goed het noorden kwijt.

Want, zoals dat meestal gaat met specialisten: ze durven mekaar wel eens tegen te spreken. Net als ik dan denk, aha, zo zit dat, komt er weer iemand iets vertellen waardoor ik denk, ja, maar als het dan zo zit? En mensen doen er ook zo verbeten en kattig over, iedereen roept even hard om zijn gelijk. Probeer het maar eens: laat in gezelschap achteloos de naam ‘ Anuna’ vallen en je krijgt de gemoederen meteen verhit. Alvast een voorproefje van de echte klimaatopwarming die ons vermoedelijk te wachten staat.

Of al die foto’s op social media! Je moet al uit tropisch hardhout gesneden zijn om niet droevig te worden van wat drijft op onze oceanen.  “Onzin!” roepen dan de tegenstanders, “Plastic Soup is een mythe!” Mensen die smalend doen over herbruikbare rietjes van maïs of kartonnen wattenstaafjes. Die glashard beweren dat de grootste vervuilers echt wel in een stukje wereld ver van hier wonen en dat wij, overconsumerende Westerlingen, toch meesters zijn in het recycleren. “ Soppen jullie het ginder zelf maar op,” zeggen die.

Maar soms komt het ook heel dicht bij huis. Als ik op een dag, vol goede groene wil, een bio komkommer koop staat er al meteen iemand met een vermanend vingertje te zwaaien: laat je niet misleiden, dat groene ding is niet echt groen, ze maken je maar wat wijs. Altijd is er wel iemand die naar iemand anders wijst en zegt:  jij, jij, jij… jij hebt toch echt niet door hoe de wereld in mekaar zit, ik zal jou eens haarfijn uitleggen hoe het zit! Kijk, hier, zo zien slimme mensen dat!

Het houdt me dus bezig. En onbewust zoek ik toch steeds meer alternatieven. Ik heb nu een herbruikbare boodschappentas en mijn boterhammen gaan sinds kort in een brooddoos. En om die weer schoon te maken  duw ik de vaatwasmachine ( volgeladen!) op het eco programma. Dagelijkse, banale dingetjes, misschien wel zinloze projectjes in het grote geheel. Dus als je mij vraagt of ik goed bezig ben kan ik daar heel duidelijk op antwoorden: nee, dat ben ik niet, dit kan met grote zekerheid nog stukken beter. Ik wik, weeg en probeer. Vele druppels maken een grote zee, denk ik dan maar.

Maar wat ik wel zeker weet: dat ik niet wil mee spelen in een verbitterd verhaal. Ik wil niet mee staan roepen dat de wereld om zeep is en dat het vroeger zoveel beter was.

Vroeger hadden we last van zure regen. Maar van al dat geklaag nu krijgen we misschien wel heel veel zure mensen. En dat lijkt me al even gevaarlijk.

Warm - 25/7/2019

Op de tweede dag van de tweede hittegolf van het jaar vind ik het allemaal nog wel meevallen. Ik ben op weg naar het werk, de airco in mijn wagen blaast dapper op stand IV en ik luister naar het zoveelste weerbericht. Meestal hoor ik amper de helft van wat daarin verteld wordt, dingen zoals neerslag en temperatuur bepalen zelden mijn gemoed. De dag dat ik neerslachtig word van wat nattigheid moet nog komen. Maar de laatste dagen is er geen ontkomen aan! Eerst werden we al een week op voorhand via alle mogelijke kanalen gewaarschuwd voor de nakende hondsdagen en nu het dan eindelijk zo ver is krijgen we nog gemiddeld zes keer per uur een update over stand van zaken. Iedereen die geacht wordt ook maar iets zinnigs te kunnen vertellen over hitte en hoe die te overleven komt opdraven in de media.

Nu is het weer de beurt aan Frank Deboosere, hij belt met Chaima Sai Sai – zeg ‘Sjeema Sajsaj’- een nieuwsstem op MNM en blijkbaar ook één van de meest gegoogelde. Ik moet zeggen: de eerste keer vroeg ik me ook af of ik die naam wel goed gehoord had, maar intussen klinkt het al helemaal vertrouwd, het zijn klanken waar je blij van wordt. Maar Frank is dus aan het woord, vandaag zelfs nog meer dan anders als zijn opmerkelijke vrolijke zelf, want hij mag extreme temperaturen aankondigen. Ik kan me wel voorstellen dat je daar, als dagelijkse weerman van dienst in zo’n kikkerlandje als het onze, vrolijk van wordt.

“Het wordt tropisch heet,” zegt Frank “en vermoedelijk gaan we vandaag ook het warmterecord breken.” Hij geeft ook nog gedetailleerde, regionale verwachtingen mee, want dat kan belangrijk zijn, met een beetje geluk doorkruis je dit land binnen de twee uur, dus je kan maar beter nauwkeurig weten hoe warm het exact onder de voetjes wordt bij grensoverschrijdend gedrag. Het wordt in elk geval overal heet en, naar aloude gewoonte en – als ik me tenminste goed herinner uit de lessen aardrijkskunde- omwille van de zandgronden nog stukken heter in de Kempen. Alleen aan zee blijft het nog draaglijk, want daar waait een lichte zeebries. Een fenomeen dat, aldus nog steeds volgens Frank, meestal voorkomt aan de kust. Dat lijkt mij inderdaad wel logisch.

Ik merk intussen dat ik afrit Wommelgem al nader, dat betekent dus: geen file vandaag, meestal situeert die zich al ergens ter hoogte van Massenhoven. Daar had mijn moeder me dan weer voor gewaarschuwd: dat ik een flesje water moest mee nemen, voor het geval ik bij 40 graden  zou stilvallen onderweg. En daar kon ik me dan ook weer iets bij voorstellen. Dat je dat dan, jaren later, nog kan navertellen: ja, ja, die tweede hittegolf van 2019, daar was ik bij. Monsterfile op de E313. Ik heb toen nog een flesje lauw water gedeeld met gestrande lotgenoten, anders hadden we de Carrestel op het parkeerterrein van Ranst niet meer gehaald.

De rest van dag 2 verloopt min of meer als de vorige: ik parkeer mijn auto in een koele, overdekte garage, dus ’s avonds wacht mij ook geen stoomoven om terug in te stappen. En daarna wandel ik welgeteld 500 meter, richting nog koeler kantoor. Daar zoemt een bijna industriële koelinstallatie, je zou er een site als BASF lam kunnen mee leggen. Onderweg passeer ik nog de getrouwe dakloze op de stoep bij de Delhaize, hij draagt nog steeds en even onverbiddelijk zijn dikke, gebreide muts. Die heeft wel andere dingen aan zijn hoofd dan wisseling van seizoenen.

Tegen de middag aan moet ik – tot mijn grote schaamte- opbiechten dat ik koude voeten heb. Een collega geeft ook met enige schroom toe dat het toch wel frisjes is op ons kantoor. Onze schaamte en schroom zijn terecht, want we beseffen maar al te goed het decadente aan deze situatie. Een paar kilometer verder op smelten collega’s weg achter glas, niet overal draait de airco op volle kracht. En, het hoort nu eenmaal bij onze job: we kennen ook maar al te goed de werkomstandigheden van onze uitzendkrachten. Dus we weten dat daar wel eens fysieke inspanningen bij horen die je niet zomaar weg tovert met een gratis ijsje of veel water drinken. We zijn stiekem blij dat het bouwverlof is. Niet goed voor onze cijfers, maar stuur maar eens iemand een dak op, met dit weer!

Intussen spuwt de stroom aan informatie over het dat warme weer ongenadig voort. Met onrustwekkende weerberichten, al lijkt het soms ook wel alsof er ergens op een redactie toch nog  wordt gehoopt op nog hogere warmterecords. Nieuwlezers gooien enthousiast met cijfers als ‘ misschien wel 40 of 41’, en de cijfers achter de komma worden ook heel precies vermeld, zolang het maar in de hoogte gaat. Eindelijk nog eens iets te melden dat mensen bij de pinken houdt, dus het item wordt grondig uitgemolken.

”Morgen een loden, verzengende hitte, nog erger dan vandaag,” dreigt David Dehenauw ook nog snel van op een zandstrand, zijn bros staat intussen al lang niet meer zo monter omhoog.

“Ik heb het nu wel gehad,” zegt mijn collega lichtjes geërgerd, “ ik weet nu wel dat het heet is en hoelang dat nog gaat duren. Ze weten ons verdorie wel op te hitsen!”

Mijn dochter stuurt dan weer een blij bericht: een foto van een gigantische tuinparasol met tekst en uitleg ‘ Wir haben ein Paraplu!’. Die is dus ook op zoek naar schaduw en blijkbaar in gebrekkig Duits, dat zal ook wel door de warmte zijn. “Gut gemacht,” text ik terug.

Dag 3 van de hittegolf is dan weer een heel ander verhaal. Ik heb, bijna tot mijn grote spijt, een dagje vrij. Want ik heb hier bij mij thuis geen airco en ik ben al loom nog voor mijn dag begint. En, ondanks al de goede raad die al passeerde afgelopen dagen, tegen de middag ben ik definitief niet meer in gang te branden. Ondanks al mijn prettige plannen. Ondanks de liters water die ik al consumeerde. Het is bij deze officieel: ik ben niet hittebestendig. Dit valt helemaal niet mee.

Dus nu zit ik zo onbeweeglijk mogelijk op een stoel en tik een blogje, een mens moet toch iets. Misschien geeft die hitte wel wat inspiratie.

En dat is dan weer een verfrissende gedachte


Thuis - 4/8/2019

Nog twee weekjes, ik tel dit keer af met iets meer ongeduld. Naar de Dolomieten gaan stond hoe dan ook al langer op mijn verlanglijstje. Ze zijn er nu eenmaal en het is niet zo dat ik daar dan ook meteen ga opklimmen, maar ik wil ze dan op z’n minst wel eens in het echt gezien hebben. En dat mag dus gerust vanaf de begane grond zijn. Mijn verblijf werd snel en zonder aarzelen geboekt, het is maar één lange dag rijden.

Maar wat mij nog een extra zetje gaf om nu toch nog eens die Brenner Pas over te steken was het vooruitzicht dat me aan Italiaanse kant een boeiend verhaal zal wachten:  het relaas van ex collega Charlotte en vriend. Een dik jaar geleden verkochten zij het grootste deel van hun hebben, en het weinige houden dat nog restte werd gewoon mee verkast naar Rocca Bruna, hun nieuwe stek daar in die Dolomieten. Twee jonge mensen die resoluut kozen voor een nieuw leven in een ander land.

Het soort verhalen waar ik dus heel nieuwsgierig van word. En ook een beetje jaloers, want dat moet toch een heerlijk gevoel zijn, zo precies weten waar je thuis hoort. Verliefd worden op een lapje buitenland en dan met grote zekerheid kunnen zeggen: hier wil ik voor altijd blijven. Of net het omgekeerde, je geboortedorp hooguit eens achter laten voor wat city trips en welverdiende vakanties, maar telkens weer een krop in de keel krijgen als je daarna je vertrouwde kerkentoren terug ziet.

Een gevoel dat ik niet echt ken, in elk geval niet zo overweldigend. En waar ik ook nooit veel moeite mee had, zoveel aanleg voor drama heb ik nu ook weer niet. Ik realiseerde het me pas een tijdje geleden toen ik, samen met de dochter, stond uit te kijken over haar Schaffense weilanden.  “Ik woon hier zo graag,” zei ze, “ ik ben zo gelukkig op dit erf.” De schoonzoon deed daar vorige week nog een schepje bovenop, ik ving toevallig zijn woorden op: “Ik ben elke avond weer blij als ik hier thuis kom.” Het klonk me als muziek in de oren. De jongen die er, in het begin van de love story, terecht, toch niet helemaal gerust in was: hij, behoorlijk honkvast en dan zij, best wel  één en ander gewend wat verhuizen betreft, na al die jaren in mijn rusteloze kielzog.

Ik moet intussen al een tiental adressen geclaimd hebben, om dan uiteindelijk terug bij één van mijn beginpunten te belanden. Maar wel nog steeds in diezelfde wetenschap: dit is niet het eindstation. Ooit kom ik nog ergens anders terecht. Waar, geen idee. Ik twijfel tussen een loft op de Markt in Lier, een mobilhome waarmee ik op pensioengerechtigde leeftijd nog een stukje Europa kan afschuimen of, jawel, terug oep de Mèt, nog eens met veel zwier terug naar het Isabellaplein. Letterlijk weer gaan wonen de schaduw van de Basiliek. Maar ik sta alsnog open voor betere suggesties.

Het rare is, ik heb me wel altijd en overal thuis gevoeld, al heb ik daar natuurlijk mijn naam wel mee. Er waren bijvoorbeeld grote en ook piepkleine ( maar dan echt piepklein!) appartementen, een krakend, tochtig huurhuis, een riante villa met veel lichtinval en bijhorende tuin die veel te groot was om er echt van te genieten, het leek veeleer een nooit te winnen race tegen wassend onkruid. Een klein jaar lang vertoefde ik ook in een soort van wooncontainer ergens aan de rand van een woestijn, ik geef toe, dat was veruit één van mijn meest impulsieve beslissingen. Maar dan wel weer één van de meest memorabele, bepalend ook voor wat nog zou komen.

Soms zocht  ik  het dus  wat verder uit de buurt, maar dikwijls bleef ik ook binnen een straal van twee kilometer rond onze Basiliek. Maar overal voelde ik me even thuis.  Mijn gevoel van geborgenheid heeft blijkbaar weinig te maken met hoe of waar de bakstenen gestapeld zijn, wel integendeel. Mijn mooiste herinneringen plakken vast aan gezellige buren of het tikken van de regen op een dakraam boven mijn bed. Er waren keukens waar ik samen met de dochter gelachen heb tot we het bijna in onze broek deden. En hier en daar kleeft er ook een goedbedoelde, maar helaas verloren liefde aan zo’n straatnaam. Maar zelfs dat geeft, na verloop van tijd, een soort van zoete berusting. Dan ben je achteraf toch weer blij dat het je pad passeerde.

“Het geeft wel verhaal,” zegt m’n dochter, als we het nog eens hebben over ons  gezamenlijke nomadenbestaan, de light versie weliswaar.

“ Ja, best wel,” zeg ik, “zo heb ik je vader voor het eerst gekust in Wilaja de Bordj Bou Arreridj. Een zwoele avond  in Algerije.”

Maar dat is dan weer een ander verhaal.

Pic: ‘ Mama-met-haarlak-in-huis’ – Realistic Artwork by Arthur Bonnyns

Kermis - 10/8/2019

De jaarlijkse kermis wordt hier bij ons toch met enige bombarie aangekondigd. Nog voor de foorwagens arriveren valt bij alle inwoners van Scherpenheuvel-centrum een schrijven in de bus, van het gemeentebestuur, over waar en wanneer en voor hoelang de attracties worden opgesteld. Met daarbij ook een duidelijk overzicht van de nieuwe, tijdelijke verkeersregeling. Langs welke straten je wel of juist niet meer mag rijden en waar parkeerverbod geldt. Of waar de bussen van de Lijn voorlopig stoppen en wanneer de handelaars best geen leveringen inplannen. Al bij al toch een ingewikkeld logistiek kluwen, zo’n kermis, en volgens mij moet je al behoorlijk scoren op een test planningsvaardigheden vooraleer je zo’n schema uitgedokterd krijgt. Ik ben dus blij dat een paar slimme mensen dat allemaal in mijn plaats doen, hang de richtlijnen ergens goed zichtbaar in mijn keuken en blijf alzo gevrijwaard van onverwacht ongemak. Laat maar komen, die kermis. Ik ben er klaar voor.

Op social media komen de nakende festiviteiten ook steeds meer in the picture. Elk jaar opnieuw stelt toch weer iemand op Facebook de vraag wanneer die kermis nu weer exact begint en dan hoor je hier en daar al iemand spreekwoordelijk zuchten. Want Ge zaa van Scherpenheuvel of niet, en we hebben het hier over een traditioneel en strak gehanteerd stramien, het zit bij wijze van spreken in ons collectieve geheugen gebeiteld! Maar ik beken, ik twijfel ook altijd weer, maar ik was altijd al slecht met data. Ik ben ooit 40 geworden, op een bezige zondag, en ik had het pas door toen m’n nichtje met een bos bloemen voor de deur stond. Misschien een goede tip voor mensen die het pijnlijk vinden om een jaartje ouder te worden: ga op die cruciale dag in een afgedragen vod een zolderkamer schilderen en je voelt er helemaal niks van.

Maar terug naar de kermis. Een week waarin we ook mogen rekenen op een goedgevulde affiche, met activiteiten voor jong en oud: optredens van ware BV’ s, een concert van onze plaatselijke harmonie, beertjeswerpen, vuurwerk. En of je nu graag feest of niet: je wordt gaandeweg toch meegezogen in die broeierige sfeer van beloftes, want KERMIS! Er staat iets te gebeuren!

“Ik ga zelden terrassen,” vertelt een buurvrouw een paar dagen voor aanvang, we staan tijdens hittegolf 2 wat te treuzelen in de koelte van de Colruyt, “maar de dag dat de kermis opgesteld wordt zet ik me  graag ergens strategisch achter een glaasje wijn. En dan volg ik alles vanop de eerste rij, ik heb al pret op voorhand.” Zo zie je maar weer, een beetje voorspel kan ook leuk zijn.

De kermis lééft dus echt wel in onze stad en iedereen heeft wel ergens iets met die foor. Bij mij uit zich dat meestal in het heerlijke vooruitzicht van nieuwe schoenen aan m’n voeten! Ook dit jaar staat er nog een paar nagelnieuw te blinken op mijn kastje in de hal. Hoge hakken die ik al ergens kocht in april, maar nog even spaarde ‘voor de kermis’. Nog een lichte afwijking die ik meesleep uit mijn kindertijd, toen kregen we namelijk voor speciale gelegenheden een nieuw kleed, ons ‘zondagskleed’, en het duurde daarna nog heel lang voor je dat ook gewoon tijdens de week mocht dragen. Die van mij werden allemaal op maat gemaakt door Frieda de naaister, in een stofje van Diolen of Terlenka. Met zo’n kraakwit, gesteven kraagje. En we kregen ‘pree’, centen die mijn nichtje en ik voornamelijk op smodderden bij foorkramer Pierre, hij stond met zijn draaimolen op de Zuidervesten en die molen heuvelde zo lichtjes op en af, die had niet zo’n saai, vlak plateau. Als je in het juiste karretje kroop duizelde je van links naar rechts en ook nog eens van boven naar onder. Draaivermaak op Disney niveau, toen al. Wie de flosj pakte kreeg nog een rondje gratis. Uren en uren hebben we bij Pierre gesleten, en geen greintje misselijk.

“ Flauwkes,” zegt mijn dochter, als ik haar een stukje laat lezen over mijn vroegste belevenissen op de kermis. Maar ik zwijg wijselijk over de kermisnachten die later volgden, toen er dan weer tot in de vroege uurtjes gefeest werd in ’t Straike en Oep de Gemainte. Ik herinner me donderdagse hoogdagen waar ik ook hier maar best niet meer ga over uitweiden. En, om eerlijk te zijn, er zitten ook wel een paar donderdagen bij waar ik me hoe dan ook nog bitter weinig van herinner. Alleen dat ik ’s anderendaags wakker werd en heel Scherpenheuvel draaide, die molen van meneer Pierre was er niks tegen.

Helaas kan ik dit jaar niet voluit mee zwalpen op het feestgedruis, ik moet werken en dan rinkelt mijn wekker altijd zo genadeloos vroeg. Maar ik besluit toch mijn belangrijkste tradities in ere te houden: een kermis friet op dinsdag en een grote zak smoutebollen op donderdag. En in elk geval een avond op de hort met een paar schromelijk verwaarloosde vriendinnen. Want hoe plezant onze kermis ook is, hij trekt me ook iedere keer nog eens venijnig aan de oren: dat ik ronduit een slechte vriendin ben, zo’n gejaagd, druk mens met altijd te weinig tijd voor mensen die zonder twijfel meer aandacht waard zijn. Wel altijd  in de weer met goede voornemens en beloftes, dat we vanaf nu vroeger en veel meer gaan afspreken, maar plots zijn we dan toch weer een jaar verder.

Intussen zijn de molentjes alweer weg, maar dit is alvast een voorlopige balans:

•Dat de frieten knapperig en kermiswaardig gezouten waren.

•Dat ik lichtjes overdreven heb met die smoutebollen.

•Dat ik-nochtans vanop mijn eigenste terras en dus vanuit ideaal perspectief-heel onnozele foto’s gemaakt heb van het vuurwerk. Altijd net iets te vroeg of te laat afgedrukt, dus je ziet enkel wat witte stipjes tegen een donkere achtergrond. Er is een reden waarom je mij weinig tegen komt op Instagram.

•Dat het heerlijk bijbabbelen was met de vriendinnen en dat ik dit keer, echt, echt, echt plechtig beloof dat wat vaker te doen.

•Dat mijn nieuwe schoenen precies toch wat knellen.

“Dat is normaal,” zegt mijn moeder, “een nieuwe schoen moet je altijd eerst een beetje inlopen.”

Heel anders dan met een zondagskleed.

Afkicken - 16/8/2019 

16/08 - dag 2

Vandaag zijn we dus mijn extra vrije dag. De eerste ‘brugdag’ die ik maak dit jaar, maar toch wel goed geregeld, vind ik. Het geeft me alle tijd om mijn koffers te pakken. Alleen: ik vertrek pas overmorgen en het lijkt me nogal onnozel om nu al de helft van mijn kleerkast in zo’n benepen trolley te duwen. Bovendien ga ik maar een weekje weg, dus van een echte volksverhuizing kan je hier ook niet spreken.

Misschien moet ik maar gewoon eens niks doen, vandaag. Het leven even uit zetten. En daar wringt het schoentje al …ik ben daar namelijk niet zo goed in. Ik kan bij momenten wel degoutant lui zijn, maar niet zomaar, zonder geldige reden. Ik ben een vrouw van lijstjes, ze zitten misschien niet altijd even logisch gestructureerd  in mijn hoofd, maar aan het eind van de dag zijn al de opgesomde taakjes meestal wel netjes afgevinkt. Ik brabbel hier wel eens met geveinsde nonchalance over ‘la vie comme elle vient’, maar als het er op aan komt zet ik de dingen toch liefst naar mijn hand.

Komt nog bij, en ik lees dat dan ook weer toevallig op zo’n dag als vandaag: als je wat langer op hoog inspanningsniveau hebt gewerkt kan je maar beter geleidelijk afbouwen.  Zomaar cold turkey afkicken is slecht voor de gezondheid, zwaarbelaste managers riskeren zelfs de kans op een hartinfarct. En ik draag al lang niet meer zo’n verpletterend statuut, maar kijk, een verwittigd mens is er twee waard.

Dus ik verzin wat minder dringende, doch nuttige zaken waar ik me vandaag misschien nog lichtjes kan in opjagen. Helemaal bovenaan mijn lijstje prijkt de carwash, want mijn auto ziet er echt niet uit. Een grondige poetsbeurt dringt zich op, aan binnen-en buitenkant, jawohl. Want straks doorkruis ik ook Duitsland, toch een natie van Gründlichkeit. En dan zeggen ze daar misschien achteraf, als ik het land weer verlaat, nog iets goedkeurends in de zin van: ze was wel niet van de grootsten, maar ’t was wel een proper. Je laat toch altijd liever een nette indruk na.

Een paar uurtjes rondstruinen in Aarschot lukt ook nog,  dan kan ik om wat reislectuur langs de Standaard en ik moet hoe dan ook nog een cadeautje kopen voor de jongste aanwinst in onze Thuys familie, een volgende babyborrel komt er aan. Ik kijk wat rond in quasi elke winkel die ik tegen kom,  pas links en rechts ook nog dingen die ik met grote zekerheid niet ga nodig hebben in de bergen en slaag er in om ergens onderweg mijn autosleutels achter te laten. Niks nieuws, ik blijf daar ook vrij kalm bij, maar ik moet natuurlijk mijn tocht hervatten, in omgekeerde volgorde.

​Om maar te zeggen: we komen wel stilaan in slow motion, maar op verantwoorde wijze.



VAKANTIE - 16/8/2019

“Ik vind, als je zo in je eentje naar een ander land trekt, dat je ons op z’n minst op de hoogte mag houden van je reilen en zeilen. Elke dag met een kort blogje, bijvoorbeeld.”

Aan het woord was mijn dochter, vanmiddag. Volgens mij is ze er niet helemaal gerust in. Maar korte blogjes, dat moet wel lukken, al zullen ze af en toe wel met terugwerkende kracht geschreven worden. Want laat ons wel wezen: een mens moet af en toe ook eens niks doen, op vakantie. En zoveel avontuur beleef ik nu ook weer niet.

“En je mag wel eens een dagje overslaan,” doet mijn kind nog toegeeflijk.

Maar laat ik dus keurig beginnen bij het begin: mijn laatste werkdag, die met de goede

14/08 Out of Office

En oef! Het is zover, vanaf morgen heb ik officieel vakantie, twee dikke weken zelfs, want ik pik ook nog, slim uitgekiend, een verlengd weekend mee. Bovendien speel ik vandaag bij wijze van spreken ook nog een thuismatch, in Heist-op-den-Berg om precies te zijn, dat betekent dus nog een extra uur gewonnen. Als ik dan toch m’n zegeningen tel doe ik dat liefst nauwkeurig.

Echt wel tegen mijn gewoonte in begin ik al een kwartiertje te vroeg mijn spullen op te rommelen. Het kan me opeens niet snel genoeg meer gaan.

“Kan ik nog iets voor je betekenen,” vraag ik nog schijnheilig aan m’n collega, maar die weet ook wel hoe laat het is.

“Maak dat je weg komt,” zegt ze, “ga ergens lui liggen!”

Dus ik beantwoord nog snel een laatste mail en stel dan mijn ‘ Out of Office ‘ in. Ik twijfel tussen een professionele boodschap of ook zo’n grappige zoals ik deze zomer nog las:

‘Beste, ik geniet momenteel van een welverdiende vakantie. Bij problemen: contacteer mijn teerbeminde collega’s. Of laat het gewoon los, dat ga ik nu ook doen.’

Toen ik die bewuste schrijver twee dagen voor zijn welverdiende vakantie nog aan de telefoon had formuleerde hij het wel enigszins anders:

“Ja, Mie, ik heb bijna verlof, dus ge weet het eh, ze kunnen dan allemaal mijn gat kussen en zo.”

Stoere taal waar ik, eerlijk gezegd,  geen woord van geloofde.

“Want hier werken best wel rare mensen,” zeg ik nog tegen m’n Heistse collega, “hoe zot wij soms bezig zijn met ons werk. Die betrokkenheid.”

“Actief ben je, dat word je niet” wijst ze naar de tekst die sinds kort- en blijkbaar terecht- de muren van onze kantoren siert. Want het is waar en de uitzonderingen zullen natuurlijk wel weer de regel bevestigen, maar we hebben er meestal wel plezier in, zo met z’n allen.

En dan vertrek ik. Meteen radicaal  omschakelen naar helemaal niks kan nog even niet, want ik moet nog snel ergens iets scoren voor het avondeten, dat is dikwijls de laatste race tegen de tijd en ook nog geografisch bepaald: waar op weg naar huis passeer ik een winkel die nog open is? Ik moet intussen de openingsuren van zowat alle supermarkten in provincie Antwerpen uit het hoofd kennen. En bij hoogdringendheid ook de sluitingsdagen van de betere frituristen. Maar vandaag haal ik nog met gemak elke winkel naar keuze, een uurtje later sta ik al traag in potten te roeren in mijn keuken. Geen kant en klaar gerechtje vanavond, er pruttelen verse, home made dingen op mijn vuren. Slow cooking, deze vrouw heeft namelijk vakantie! En eerlijk gezegd, intussen ook al heel veel honger.

’t Is toch wennen, zo opeens een zee van tijd hebben.

Inpakken - 17/8/2019

Ik pak eindelijk de koffers en oefen praktisch taalgebruik voor onderweg. In chronologische volgorde, volgens www.routenet.be:

Dag 1: Wo ist die nächste raststätte bitte?

Dag 2 : Qual è la strada per le dolomiti?

Dag 3 : Un vino rosso per favore!

En daarna zien we wel. Of niet meer, maar dan heb ik toch al van een Italiaanse druif geproefd. Schijnt de moeite te zijn.

16/08 - dag 2

Vandaag zijn we dus mijn extra vrije dag. De eerste ‘brugdag’ die ik maak dit jaar, maar toch wel goed geregeld, vind ik. Het geeft me alle tijd om mijn koffers te pakken. Alleen: ik vertrek pas overmorgen en het lijkt me nogal onnozel om nu al de helft van mijn kleerkast in zo’n benepen trolley te duwen. Bovendien ga ik maar een weekje weg, dus van een echte volksverhuizing kan je hier ook niet spreken.

Misschien moet ik maar gewoon eens niks doen, vandaag. Het leven even uit zetten. En daar wringt het schoentje al …ik ben daar namelijk niet zo goed in. Ik kan bij momenten wel degoutant lui zijn, maar niet zomaar, zonder geldige reden. Ik ben een vrouw van lijstjes, ze zitten misschien niet altijd even logisch gestructureerd  in mijn hoofd, maar aan het eind van de dag zijn al de opgesomde taakjes meestal wel netjes afgevinkt. Ik brabbel hier wel eens met geveinsde nonchalance over ‘la vie comme elle vient’, maar als het er op aan komt zet ik de dingen toch liefst naar mijn hand.

Komt nog bij, en ik lees dat dan ook weer toevallig op zo’n dag als vandaag: als je wat langer op hoog inspanningsniveau hebt gewerkt kan je maar beter geleidelijk afbouwen.  Zomaar cold turkey afkicken is slecht voor de gezondheid, zwaarbelaste managers riskeren zelfs de kans op een hartinfarct. En ik draag al lang niet meer zo’n verpletterend statuut, maar kijk, een verwittigd mens is er twee waard.

Dus ik verzin wat minder dringende, doch nuttige zaken waar ik me vandaag misschien nog lichtjes kan in opjagen. Helemaal bovenaan mijn lijstje prijkt de carwash, want mijn auto ziet er echt niet uit. Een grondige poetsbeurt dringt zich op, aan binnen-en buitenkant, jawohl. Want straks doorkruis ik ook Duitsland, toch een natie van Gründlichkeit. En dan zeggen ze daar misschien achteraf, als ik het land weer verlaat, nog iets goedkeurends in de zin van: ze was wel niet van de grootsten, maar ’t was wel een proper. Je laat toch altijd liever een nette indruk na.

Een paar uurtjes rondstruinen in Aarschot lukt ook nog,  dan kan ik om wat reislectuur langs de Standaard en ik moet hoe dan ook nog een cadeautje kopen voor de jongste aanwinst in onze Thuys familie, een volgende babyborrel komt er aan. Ik kijk wat rond in quasi elke winkel die ik tegen kom,  pas links en rechts ook nog dingen die ik met grote zekerheid niet ga nodig hebben in de bergen en slaag er in om ergens onderweg mijn autosleutels achter te laten. Niks nieuws, ik blijf daar ook vrij. Om maar te zeggen: we komen wel stilaan in slow motion, maar op verantwoorde wijze.

En wegwezen! - 18/8/2019

Dag 4

Vroeg begonnen is half gewonnen. Dus ik vertrek op een deftig uur en voor ik het weet zit ik al over de Duitse grens. Ik rijd door Nordrhein-Westfalen, om precies te zijn, één van de deelstaten, dat herinner ik me nog uit de lessen aardrijkskunde van weleer. Toen we ook nog leerden over de zware staalindustrie in het Duitse Ruhrgebied.

Ik passeer ook Düren, een stad waar mijn grootvader wel eens naar verwees.

“Düren is een schone stad, maar blijven duren, dat is iets anders,” zei hij dan.

Ik overweeg nog om de afslag te nemen en eens even te gaan kijken, daar in Düren, maar ik betwijfel of ik dan in zijn voetstappen treed, ik denk niet dat hij daar ooit is geweest. En zijn herinneringen aan Duistland waren hoe dan ook aan de grimmige kant.

Ik moet trouwens nog een eindje door, helemaal naar Ulm, mijn eerste stopplaats. Echt exotisch klinkt dat niet, maar Ulm is een stadje an der schöner Donau en daar heb ik toch al veel goeds over gehoord. De kans is dus groot dat ik straks flaneer langs de oevers van een traag stromende rivier.

Alles gaat vlot: ik laat de gietende regen achter mij, luister (per ongeluk, maar schoon, echt!) naar een pianoconcert van Brahms op een Duitse zender en permitteer me een vettige hap in een wegrestaurant. Met ook nog  zo’n waterige warme choco uit de automaat, dan is het voor mij pas echt vakantie. Duitsland doorkruisen is ook niet moeilijk, dat is gewoon immer gerade aus, niks aan. En net als ik denk: dit is kinderspel, kom ik dan toch in een serieuze file terecht…ein Stau, noemen ze dat in hier in die Nachrichten, ja, op die manier gaat mijn Duits er wel op vooruit.

Ik check dus wat later dan voorzien in bij zo’n doorreishotel, maar kan nog een klein stukje Ulm beleven. Ulm is gezellig, heel erg Duits, met van die peperkoeken huisjes, en iemand vertelt me ook heel trots dat ze hier de hoogste kerktoren ter wereld hebben. En ook nog,  absoluut het vermelden waard : alles ademt hier Kaffee und Kuchen.

Aanrader: Pfannkuchen mit Apfel und Minze, vraag er ook nog wat Schlagsahne bij. Top!

Op de berg en in het bos - 20/8/2019

Dag 5 en dag 6

Ja, ik heb een dagje overgeslagen, dag 5 is er bij ingeschoten. Al had ik wel verhaal, want de autorit van Ulm naar de Dolomieten was behoorlijk pittig. Eerst was er De Brenner Pas, maar die oversteken is als eten van zoet koekebrood, daar had ik me zorgen gemaakt om niks. Ik had het traject op voorhand even gegoogeld en dan krijg  je inderdaad plaatjes te zien van metershoge bruggen en kronkelende wegen doorheen indrukwekkende berglandschappen, maar in ’t echt zoef je als een haas over een comfortabele autostrade, je merkt amper dat je bij momenten hoog boven een dal hangt. De indrukwekkende landschappen zijn er dan weer wel, overal waar je kijkt.

Maar de weg die daarop volgde was andere koek! Veel gekronkel, haarspeldbochten, bergop en bergaf en dat alles door de gutsende ( GUTSENDE, ik overdrijf niet!) regen. Insiders die nu meelezen kunnen zich daar wel iets bij voorstellen, want mijn rijkunst is belabberd. Gelukkig is er altijd licht aan het einde van de tunnel- ik ben er heel veel gepasseerd dus ik ben vrij zeker- en toen ik uiteindelijk, een paar uur later dan voorzien, Rocca Pietore bereikte scheen zowaar de zon! Nog wat aarzelend, maar toch.

Het laatste smalle, uiterst steile paadje helemaal omhoog naar Caracoi Cimai bezorgde me nog even serieus de bibber ( stilgevallen, maar gelukkig door een charmante chauffeur gered uit mijn benarde situatie, zéér behulpzame mensen hier), maar eenmaal ter bestemming was het duidelijk dat alles toch weer de moete waard was geweest!

Er wachtte mij namelijk méér dan het ideale plaatje: een warm onthaal, een uiterst gezellige B&B, en alweer, overal waar ik keek: schitterende vergezichten. En stilte! Thuis word ik meestal even wakker als het eerste verkeer door onze straat dendert, maar hier ontwaakte ik vanmorgen enigszins verbaasd door zoveel stilte. Maar voor de rest: geslapen als een blok, ’t was nodig.

En  nu zijn we dus dag 6.

Officieel de eerste volledige dag ‘vakantie’: mijn auto mag blijven staan waar hij staat, ik word nergens verwacht, alles kan en niks moet. Ik zit boven op een berg en ik heb de hele dag voor mij alleen. Ik besluit gewoon wat rond te snuffelen, kijken wie, wat, waar en hoe dat hier in mekaar zit. Alles begint met een  ontbijt dat al lekker voor mij klaar staat en daarna  daal ik  zo outdoor mogelijk toch maar de berg af: zonder lippenstift en met makkelijke wandelschoenen. En, het is tegen mijn stylingprincipes, maar een handig rugzakje maakt het helemaal af. En een windjack, dat al heel snel weer in dat rugzakje verdwijnt want voor ik het weet is het hier 28 graden!

Maar ik vind onderweg koelte in bossig gebied en links en rechts passeer ik zelfs nog een klaterend beekje, ook weer het enige geluid in die oorverdovende stilte. Als dit geen dag van zelfreflectie wordt, dan weet ik het ook niet meer. Ik voel het, ik ga mezelf nog helemaal tegenkomen in de natuur, je hoort dat wel meer. Maar ik kom nét iets sneller aan in Alleghe, een stadje met dan weer alle voorzieningen voor de verwende toerist: een glad, helder meer, roeibootjes, terrasjes, ristoranti. Dus ik proef van alles: de sfeer op de plaatselijke markt, de rust in het schattige kerkje, een stevige espresso en een delicieus lekker lapje rundvlees, gekruid met rozemarijn. Dat laatste op een terrasje met alweer betoverend uitzicht op dat glinsterende meer, of wat hadden jullie gedacht?

Vakantiegevoel? Zeker weten! Weinig nog aan toe te voegen, tenzij morgen meer van dat.


Lanterfanten - 21/8/2019

Ik zit al vroeg in de ochtend op mijn terras- met-fantastisch-uitzicht- op -de-Civetta, mijn lap top in de aanslag, helemaal klaar om nog een hoofdstuk voor boek 3 te schrijven. Maar helaas, en ik zou dat al lang moeten weten, zo werkt het niet, inspiratie komt niet op commando. En, raar maar waar, ook zelden in zo’n zalige omgeving als deze. Misschien kan ik dan maar best gewoon genieten van wat de dag zelf me brengt.

“Caprile is nog wel een leuk dorpje,” zegt gastvrouw Charlotte, “en je kan er naartoe wandelen via Pezzè, helemaal door de bossen.” Ze toont me de route op een grote landkaart, zegt “hier rechts en daarna rechts en dan weer links”, dus ik neem voor alle zekerheid toch maar een foto met m’n smartphone.

“En als je wil,” zegt ze, "pik ik je vanavond op onderaan de berg, ik passeer daar toch." Daar zeg ik dus niet neen tegen, want gisteren heb ik de tocht terug naar boven helemaal te voet gedaan en ik moet zeggen, dat was niet het moment om vrolijke selfies te nemen!

Ik gooi wat levensnoodzakelijke dingen in mijn rugzakje en ga weer op pad, over zeer hobbelige paadjes, maar gelukkig in dalende lijn. En ik zei het gisteren al: de stilte in zo’n bos doet iets met een mens, al was het maar omwille van het feit dat je niet meer geordend kan denken. Het pad is hier niet recht en keurig uitgestippeld, nergens staat een stoplicht dat zegt ‘Halt! Tot hier en niet verder!’ Dus mijn gedachten schieten al even ongecontroleerd alle kanten uit, hier komt de inspiratie dan weer wel…

In Pezzè aangekomen twijfel ik toch nog even over welke richting juist te nemen en ik ben  niet zo'n held  in kaartlezen, maar een oudere dorpsbewoner – ja, echt, zo’n verweerd stripfiguurtje op een bankje voor een huisje- wijst me met veel gebarentaal de weg. Maar ik zie hem wel denken, wat bezielt zo’n vrouw in godsnaam, om hier wat komen rond te stappen, met verhit hoofd en dan ook nog eens met zo’n stijlloos rugzakje! Tja, wij doen dat voor ons plezier, meneer, wij noemen dat ‘vakantie’. Of ‘ herbronnen’, als je meer naar de zweverige kant neigt.

In Caprile trakteer ik mezelf op een copieuze pizza, nu ik dan toch in Italië ben. En een paar uur later lepel ik ook nog een grote coupe ijs weg, una Coppa Dolomiti, want ik ben dus nog steeds in Italië en daar moet je gewoon  van de lekkere gelato geproefd hebben.

Dus, kort samengevat, dag 7: een dagje van eten en lanterfanten in het dal en daarna mét chauffeur terug de berg op. Waar het nu trouwens stevig begint te onweren, ik bereid me voor op een spannende lichtshow.

En o ja, daarstraks toch alvast de definitieve titel voor boek 3 bedacht:

Ella en Roos.

Leve het bos!


Het verhaal - 22/8/2019

Eén van de redenen ook waarom ik precies naar deze bergketen wou komen was nieuwsgierigheid. Ik was nieuwsgierig naar het verhaal van Hans en Charlotte. Ik wou nu wel eens uit eerste hand horen hoe dat voelt, zo verkassen naar een ander land. Zelf heb ik dat ook wel eens halfslachtig gedaan, lang geleden, maar enkel met tijdelijke bedoelingen, nooit met de intentie om ergens te blijven tot het eind mijner dagen. Dan is zo’n contract van onbepaalde duur toch wel van een andere insteek.

"Wij willen nooit meer terug" is in elk geval één van de eerste zinnetjes die ik hoor als ik op Rocca Bruna – zeer hartelijk- word ontvangen. Voor mij staan twee gelukkige mensen, geen twijfel mogelijk. Ik kende Charlotte altijd als een uiterst aangename collega, maar nu straalt ze net een paar graden warmer. Van Hans kan ik verschil tussen voor en na niet inschatten, maar hij bevestigt vol overtuiging: dit is het leven!

We praten natuurlijk bij, die eerste avond al.

“Schuif straks maar mee aan tafel,” zegt Charlotte, “we hadden gisteren barbecue en er is nog meer dan genoeg over. En jij ben toch de vrouw van restjes?”

Het typeert haar meteen als de betere gastvrouw: dat ze bezoek à la carte verwent! Want ze weet dat dus nog, op het werk eet ik dikwijls mijn overschotjes van de avond ervoor, opgewarmd is dubbel zo lekker!

Dat het jonge paar werd aangetrokken door dit landschap kon ik op weg naar hier zelf al wel inschatten, het natuurschoon is hier overweldigend. Maar dan nog, hoe kom je hier zo terecht, helemaal boven op een berg? Toen ik het laatste weggetje in sloeg vroeg ik me zelfs af of het wel echt een weggetje was! En wat doet je dan besluiten om uitgerekend hier je eigen nest te bouwen?

“Dat was niet helemaal louter toeval,” zegt Hans, “we kwamen hier al regelmatig skiën, dus het was geen ongekend terrein. En we werden gewoon zwaar verliefd op deze streek.”

Zo simpel kan het dus zijn, al vertrokken ze niet onbezonnen, er ging wel degelijk een serieus businessplan aan vooraf. En op de verhuiswagen zat ook een grote koffer vol flexibiliteit, ze waren niet blind voor mogelijke obstakels. Af en toe het roer omgooien hoort nu eenmaal bij het leven, ook als je boven op een berg komt te zitten.

Maar het blijft natuurlijk bijzonder dapper, van de ene dag op de andere alles wat vertrouwd is achter laten. Niet meer omkijken. Opeens moet je naar een andere supermarkt, je kapper spreekt enkel Italiaans en je bakker verkoopt geen groot grijs gesneden meer. Méér zelfs, je springt niet zomaar nog snel binnen bij de bakker! Carracoi Cimai ligt dan misschien maar op 3 kilometer van het dal, maar de weg er naartoe is smal en uiterst steil. Ik heb het traject één keer te voet afgelegd en werkelijk, daar zou ik ook nog een apart blogje kunnen aan wijden. In de zomer is het nog behoorlijk te doen met de wagen, tenzij je Mieke Thuys heet, ergens halverwege op weg naar boven stil valt en dan je auto niet meer in de juiste versnelling krijgt…

Maar in de winter is het een ander verhaal, dan komt er amper iemand langs en al zeker geen toeristen. Dan blijven de luikjes van de vakantiewoningen maandenlang dicht.

“Dan wonen we hier nog met 12,” zegt Hans, “ Wij 2 en onze 10 buren.”

Een zeer kleine en blijkbaar ook hechte gemeenschap, want het vertrouwen is groot, niemand doet hier ooit zijn deuren op slot. En je moet als dief natuurlijk al over een stel stevige kuiten beschikken om het op dit soort hellingen op een lopen te willen zetten. Mogelijks passeren nog wel een paar andere bezoekers: elk jaar weer de 3 mannetjesherten, op zoek naar de plaatselijke reeën en links of rechts misschien wel eens een wolf. Klinkt best eng, maar als je rustig blijft kan er naar het schijnt niet veel gebeuren. Al ben ik wel blij dat ik slechts een paar lome, zonnebadende salamanders heb gespot.

Over comfort wordt hier ook niet gezanikt, zelfs niet tijdens de barre wintermaanden.

“We zijn niet meer de Middeleeuwen, we hebben water en elektriciteit, “ zegt Charlotte, “en in de winter verwarmen we voornamelijk met hout.” Iedereen heeft hier ook een houtkachel om op te koken. “Zéér aan te raden”, zegt ze, ”een bolognese die 4 uur heeft staan pruttelen, dat is om duimen en vingers bij af te likken.”

En zeggen dat ik al vind dat ik artisanaal bezig ben als ik zelf mijn patatten schil…

Iedereen schijnt hier ook zeer handig te zijn met sneeuwkettingen, maar af en toe is berusten in de wetten van de natuur het enige wat je kan doen.

“ Als het te fel ijzelt en je kan de berg niet af, dan kan je ook de berg niet af,” zegt Hans.

Niemand die daar moeilijk over doet. Ook niemand die hier zit te knorren over te vroeg of te laat of te veel of te weinig gestrooid.

En verveling?

“Integendeel,” zegt Charlotte, “het is zelfs heel erg wennen als we weer eens in een drukke stad komen.”

Het lijkt me al bij al een vrij eenvoudige rekensom: boven op een berg is het leven misschien wat ruwer, maar in ruil daarvoor komt dan weer tijd in de plaats. En rust. Het is geen leven van dolce far niente- hak maar eens voor zo’n volle winter hout bij mekaar- maar ze lachen hier wel eens hartelijk om onze strakke wereld van tikkaarten en haastig gejakker.

Als je de berg niet af kan, dan kan je de berg niet af.


Plezier in Trier - 24/8/2019

Dag 9

Het plezante aan deze vakantieblogjes is de interactie met het thuisfront. Bijna dagelijks krijg ik wel een gouden tip over wat ik zeker moet gaan doen of zien, of gewoon, goede raad. Zo waarschuwde een vriendin me -al heel vroeg in de ochtend van dag 9- dat ik, op de terugreis, zeker moest opletten voor everzwijnen op de weg. Nu, ik kan haar gerust stellen, ik heb alleen, nog ergens hoog in de Dolomieten, twee geitjes gezien en die kon ik gelukkig net ontwijken.

Verder waren er enkel nog de lange files, en daar was helaas geen ontkomen aan. Duitsland op een vrijdagnamiddag: ellende!  Gelukkig ben ik op dat vlak één en ander gewoon, dus als het verkeer echt volledig stil komt te staan ligt er nog altijd een boekje met Zweedse kruiswoordpuzzels in mijn handschoenvakje. Niveau 2-3, simpele denksport om de tijd te doden, het is niet de bedoeling dat ik er ook nog eens koppijn bij krijg. Om jullie een idee te geven: dit keer heb ik bijna een volledig boekje ingevuld, ergens in de buurt van Karlsruhe, en ik heb ook nog 3 Granny koeken gegeten, die zitten sinds kort ook in mijn overlevingspakket.

Dag 9 was dus een dag van afwisselend stapvoets aanschuiven en stilstaan, maar dan op het eind van de dag toch nog een race tegen de tijd want ik moest ten laatste om 22u inchecken in mijn hotel in Trier. Dat is ook gelukt, met zelfs nog een ruime marge van 12 minuten. Maar daarna ging bij wijze van spreken het licht uit, gelukkig viel ik in een zacht bed.

Dag 10

Een dagje Trier. Een dagje vol verrassingen! Ik moet zeggen: ik heb nooit veel met Duitsland gehad, ik was er altijd op doortocht, op weg naar één van de buurlanden. Als kind ben ik misschien wel eens met mijn ouders in Heidelberg gestopt, maar meer zal het niet zijn. En ja, er was ook nog een weekend Berlijn, een uitstap met het werk, maar die dingen zijn meestal zo strak georganiseerd dat je amper een local van dichtbij te zien krijgt. In mijn hoofd leek Duitsland een soort landkaart met lange, grijze autobahnen en daarop veel dikke Duitsers.

Ik dacht ook,  die Duitsers, die praten heel luid en nadrukkelijk en af en toe klikken ze met de hielen. Niets is minder waar! Als je staat op een vriendelijke bediening of als je 100 keer per dag ‘Noch einen schönen guten Tag’ wil gewenst worden, dan moet je hier naartoe. Zelden zo’n gastvrij volk ontmoet!

Het maakt dat ik de gouden tip voor dag 10 min of meer uit het oog verlies. Want voor vandaag is er een vriendin die zegt: oefen zeker je Latijn! Trier heeft namelijk wel één en ander te bieden dat nog verwijst naar de Romeinen. Dus ik start de dag vol goede bedoelingen. De Porta Nigra kan je natuurlijk moeilijk ontlopen en de Dom wandel ik ook binnen. Al moet ik zeggen, daarvan ben  ik niet meteen omver geblazen, maar op dat vlak zijn wij in Scherpenheuvel natuurlijk meer gewoon.

Maar het is gewoon alles en iedereen wat ik nog tegen kom tussen die twee monumenten dat me verleidt tot allesbehalve historische interesse: dat is hier één groot winkelparadijs, met heerlijke terrasjes ook en gezellige mensen! Ik laat me dus weer eens volledig  gaan, ik lik ijsjes, drink Gerolsteiner Sprudel met schijfjes citroen, kies een schattig souveniertje, koop ook nog overbodige dingen in de solden, al was het maar om de verkoopsters een plezier te doen. Want die zijn hier namelijk ook fantastisch, super vriendelijk en behulpzaam,  zelfs in de grotere ketens. Niemand die ergens verveeld kauwgommend T-shirts staat te plooien, ik heb het al anders gezien.

En om volledig in de clichés te blijven: een schnitzel kan er dan  er ook nog bij, al nuttig ik die  wel in ‘Ein historischer Keller’. Toch nog een beetje cultuur.

Maar ik beloof beterschap voor morgen, dan resten mij nog een paar uurtjes Trier, voor ik echt terugkeer naar huis. Ik pik dan nog snel wat bezienswaardigheden mee. En intussen oefen ik nu braaf mijn Latijn:

Carthago delenda est!

Ik weet het, dat slaat nergens op, maar ’t is zo het eerste wat mij terug te binnen schiet. ’t Is ook allemaal lang geleden.


Koele kelders - 27/8/2019

Nu week 2 van mijn jaarlijkse zomervakantie ook kalmpjes naar de helft hobbelt begin ik onbewust toch alweer rekensommetjes te maken, ik noem dat hoofdrekenen voor rusteloze zielen: hoeveel vakantiedagen resten mij nog en heb ik mijn vrije dagen tot dusver wel goed besteed? Heb ik wel genoeg gereisd, gelummeld, gelezen, genoten, moet ik misschien ook nog noodzakelijke dingen doen waarvoor ik enkel tijd vind tijdens de vakantie?

Vooral in het verzinnen van die noodzakelijke dingen ben ik sterk. Zo overweeg ik om vandaag misschien toch maar eens mijn kelder onder handen te nemen. Want we zijn nu officieel hittegolf nummer 3 van 2019, het gaat hard dit jaar, en dat soort temperaturen leent zich niet echt tot veel activiteit buitenshuis, alleszins niet voor mij, mijn gevoelig velletje gruwt van overvloedig zonnekloppen. En die kelder staat hoe dan ook al een tijdje op mijn to do lijstje. De overbodige rommel heb ik een paar weken geleden al in zorgvuldig gesorteerde vrachten naar het containerpark gebracht, maar de vloer smeekt nog om een deftige schuurbeurt. Dus deze hete dag lijkt me zonder meer het ideale moment om met emmers water te gaan kletsen in een koele kelder. En met zo van die goeie, ouderwetse bruine zeep, de geur zal nog dagenlang door het huis kringelen en iedereen die komt aanbellen gaat goedkeurend knikken van: “Amai, hier is precies hard gekuist!”  Ik zie mij al blinken.

Het is nog  heel vroeg in de ochtend als ik, nog wat verfrommeld, in mijn bed deze dag lig te plannen, maar mijn inwendig klokje begint al snel wat luider te tikken. Sta op, sta op en begin eraan!  Terwijl ik dan even later, bij een derde tas koffie en een bijzonder grondig informerende Dag Allemaal- we zijn tenslotte nog steeds vakantie- toch lichtjes twijfel of dat wel zo’n goed idee is:  in kelders kruipen als de zon zo gewillig schijnt? Want er is een waslijst aan mogelijkheden om je vrije dagen door te brengen, gaande van wildkamperen tot je quasi levend laten grillen op een strand. Of je kan cultuur gaan opsnuiven in steden met een rijke geschiedenis. Thuis blijven komt de laatste tijd ook steeds meer in trek, mensen die zeggen: ik blijf zo dicht mogelijk bij huis, ik heb geen boodschap aan een kleffe trektocht door Vietnam. Staycation noemen ze dat, je voert dan meestal wel geen klap uit, maar je kan er toch nog hip mee uitpakken op Instagram. Maar nergens hoor of lees je eens iets over kelders schuren.

Bij twijfel is Wikipedia dikwijls mijn gouden gids. En daar vind ik de definitie, letterlijk: Vakantie is een meerdaagse periode waarin een persoon zijn gewoonlijke dagelijkse activiteiten staakt. En verder lees ik nog wat over de bedoeling van vakantie, alles wat je dan al dan niet onderneemt zou zonder meer moeten bijdragen tot een algemeen gevoel van welbevinden. Je moet er gelukkig van worden.

Dus ik trek met gerust gemoed  een paar verdiepingen lager: kelders schuren behoort heel zeker niet tot mijn dagelijkse activiteiten. En mijn geluksgevoel stijgt met de minuut en recht evenredig met elke extra geut D’OR, savon liquide naturel, reinigt grondig al uw vloeren.

Probeer het maar eens.

De Beumkes - 1/9/2019

We zijn de laatste dagen van augustus en, hoewel ik al lang niet meer het ritme van schooljaren volg, dit keer zit ook mijn verlof er bijna op. Nog twee dagen collectief uitbollen en dan schiet de wereld weer in een hogere versnelling. Het geeft toch altijd een dubbel gevoel. Enerzijds is er een beetje spijt dat het vanaf maandag weer gedaan is met gezapig niksen, maar anderzijds kijk ik ook uit naar al de nieuwigheid in ’t verschiet. Zo weet ik bijvoorbeeld al dat er me een nieuwe opdracht wacht, ergens vanaf oktober. Ook weer iets van tijdelijke duur, maar zo heb ik het graag. Zet mij op automatische piloot en ik stort gegarandeerd neer.

Omdat ik nogal de neiging heb om het leven zo grondig mogelijk uit te persen ben ik vroeg opgestaan. Genieten van de laatste vakantiedagen doe je maar best in wakkere toestand, al slapende valt er tenslotte niet zo gek veel te beleven. Dus ik zit om een uur of zeven al met een vieze kop gemberthee- omwille van ontgiftend én afslankend effect, vooral dat laatste dus, ’t is nodig- voor mijn lap top. Dat vind ik zalig: ’s morgens alle tijd van de wereld hebben om op internet doorheen alle nieuwtjes te snuffelen, hoe banaal ze soms ook mogen zijn. Uiteraard met Facebook en Instagram op kop, voor Knack en Focus heb ik op zo’n vroeg uur echt wel koffie nodig.

Vandaag valt mijn blik vrijwel meteen op een gedeelde post*over De Beumkes. In grote lijnen: ons stedelijk zwembad ligt daar al een tijdje te verkommeren, maar men gaat het gebouw afbreken en dan zou er een groot park in de plaats komen, met veel faciliteiten voor openluchtrecreatie. Wat en hoe precies, daar wordt nog grondig over nagedacht, het wordt sowieso een meerjarenplan. Maar de mogelijkheden zijn legio en wij, bewoners van Scherpenheuvel, mogen ook nog ons zegje doen. Ik ben zeer benieuwd.

Reacties van andere lezers laten niet lang op zich wachten. Voorstellen volop, gaande van een Finse piste tot een zwemvijver of een speeltuintje, want ‘hier is echt niks voor de kleintjes,’ oppert een jonge mama. Mij maakt het allemaal niet zoveel uit, maar uitkijken op wat meer groen zou ik wel aangenaam vinden. Zo zijn trouwens ook al mijn herinneringen aan de Beumkes gekleurd: groener dan groen. Mijn vroegste kinderjaren speelden zich dan wel af rond de Basiliek, met het omliggend park als speelterrein, maar ergens in het tweede leerjaar verhuisden wij naar lager gelegen gebied, het bergje af naar de August-Nihoulstraat. Zware integratieproblemen heeft dat, voor zover ik weet, niet met zich meegebracht . Quasi onze voltallige familie woonde toen nog in die straat en meestal was ik – niet eens enkel letterlijk-  overal de kleinste van het gezelschap, ik baggerde wat onbestemd in het kielzog van mijn grotere neef en nichtje, zij toonden mij spelenderwijs de weg en waren, in geval van nood, ook onvoorwaardelijke steun en toeverlaat.

Geen zwaar ontworteld gevoel dus, en de Beumkes  werden probleemloos mijn nieuwe speeltuin, ze lagen op tien meter stappen achter onze tuinpoortjes en al de kinderen van de buurt trokken er naartoe.  Vlakbij aan de linkerkant had je de ‘grote Beumkes’, want daar stonden hoge, donkere populieren, en verder door op de Eggersberg waren de ‘ kleine Beumkes’, met veel lagere begroeiing en struikgewas. Niet meer dan wat verwilderd terrein dus, en door ons, snotneuzen, zeer bevattelijk in kaart gebracht. En verder was er, ook toen al, eigenlijk niks. Maar tussen al dat niks hebben wij dan juist weer heel veel lol beleefd!  We bouwden kampen en fantaseerden over spannende avonturen en met regelmaat werd er ook deftig ambras gemaakt. Of soms lagen we ook gewoon lui naar de wolken te kijken. Later heb ik nog vernomen dat er af en toe en tussen het dichtere struikgewas ook wel eens stevig gezoend werd, maar daar heb ik zelf nooit aan mee gedaan. Toen ik daar de gepaste leeftijd voor kreeg speelde ik alweer op ander terrein, ergens beneden in de Basilieklaan.

Ik denk dat onze ouders nooit met grote zekerheid wisten waar we zoal uithingen, het waren andere tijden, we moesten toen nog niet bang zijn voor gemene mensen in witte bestelbussen. We kwamen wel eens thuis met geschaafde knieën en benen vol bobbels ( ik sukkelde dikwijls in de netels), maar daar werd niet moeilijk over gedaan. Iedereen had een flesje ‘rood’ in huis en azijn was een gekend wondermiddel voor jeukende bobbels allerhande.

Het is vermoedelijk ook daar, in de Beumkes, dat mijn immuunsysteem volledig tot ontwikkeling is gekomen. Want we bakten wel eens verdachte knollen in een rare ketel die we ergens in de hoge Beumkes hadden gevonden. Gevaarlijk vuurke spelen en dan die dingen nog opeten ook! Geen idee of de anti gif lijn toen al bestond, maar bon, we hadden thuis toch geen telefoon. Nee, ook nog geen vaste lijn.

Nu, voor jullie mij gaan verdenken van terminale nostalgie: nee, vroeger was niet alles beter en ik ben de laatste om helemaal terug te willen naar de tijd van toen. De gezelligheid van de Leuvense Stoof, allemaal goed en wel, maar geef mij maar het comfort van stromend water en verwarming op aardgas. Ik zei het al, de tijden zijn veranderd en ik heb mijn eigen dochter noodgedwongen ook wat strakker aan de hand gehouden. Dus ik kijk met plezier uit naar wat nog gaat komen.

Ik hoop op iets in de zin van wat ik hier lees in dat artikel, en ik citeer:

‘Site de Beumkes gaat dus terug naar wat het ooit was. Een plaats waar bomen stonden en waar de jeugd van Scherpenheuvel zich amuseerde.’

Op zich al leuk, ik spreek uit ervaring, maar het mag dus ook gerust een ietsje meer zijn. En, nu ik er zo eens over nadenk, een speeltuintje krijgt alvast mijn volledige steun.

Op voorwaarde dat ik af en toe ook nog mee op de wip mag.

Mannen - Deel 1 - 8/9/2019

Wel niet echt van harte, maar een tijdje geleden liet ik me toch weer overtuigen: ik ging nog eens op zoek naar een man. Niet zomaar een willekeurig exemplaar, maar zo eentje om in huis te nemen, op termijn dan toch. In mijn vriendenkring circuleren nu eenmaal een paar mensen die, volgens mij,  het gezegde ‘de aanhouder wint’ ook helemaal zelf hebben uitgevonden. Dus op regelmatige basis word ik omver geblazen door een berg argumenten waarom het leven beter is met twee. En omdat zij radder van tong zijn dan ik en ik ook wel weet dat ze het beste met me voor hebben, beloof ik dan telkens beterschap. Zo ook die laatste keer dus. Ik zou actie ondernemen, en wel gauw.

“Je moet wel gericht zoeken,” zei één van die goedbedoelende vriendinnen, “zo’n leuke man valt niet uit de bomen.”

“En belangrijk, je mag je niet blind staren op zijn curriculum, het moet gewoon klikken. Misschien iemand die ook graag leest en schrijft,” zei nog een andere.

Ja, ze kennen me goed. Ik heb inderdaad de neiging om een mogelijke kandidaat grondig te screenen: aantal ervaringen, standvastigheid, reden van vertrek? Nog net geen referenties gaan opvragen bij de ex, maar ik heb het ooit wel overwogen. Zware beroepsmisvorming.

Maar ik wist wat me te doen stond: vissen in de juiste vijver en dus best een vis vangen die graag leest en schrijft, zo eentje met een intelligent brilletje op. En omdat we toch al flink op dreef waren ( niet in het minst ook met de rosé) fantaseerden we dan maar in één moeite door over een toevallige ontmoeting van mij, uiteraard op m’n best, met Pieter Aspe, ergens bij een schilderachtige rei in Brugge. Hij en ik zouden mekaar onverwacht in de ogen kijken en hop, koekenbak! We zagen ons al met z’n allen gratis naar de Boekenbeurs.  Maar helaas, Pietertje bleek intussen schielijk getrouwd te zijn met iemand anders. Het heeft niet mogen zijn.

Omdat we ook nog lang niet toe waren aan de volgende Boekenbeurs- een vijver, nee, wat zeg ik, een ware zee vol vissen, rekening houdend met de vooropgestelde zoekcriteria- werd er uiteindelijk besloten dat ik me zou aanmelden op een datingsite. Een unanieme beslissing zelfs, ik was de enige die bedenkingen had. Maar dan alweer: argumenten, argumenten, argumenten! Dat we 2019 – tweeduizendnegentien!- zijn en dat meisjes dezer dagen niet meer schuchter in balboekjes schrijven aan welke heer de volgende dans wordt toegezegd. Op voorwaarde dat er nog voldoende heren een walsje willen plaatsen natuurlijk, ik zit al in een leeftijdscategorie waarin dirty dancers eerder schaars worden. Het laatste gesprek dat ik voerde met een mannelijke leeftijdgenoot ging over lage rugklachten, het zegt genoeg.

Maar ik legde dus gedwee, en weliswaar met de nodige twijfel- the morning after, in daglicht en zonder rosé ben ik meestal niet meer zo dapper- mijn toekomstig geluk in handen van een website. Wel een wetenschappelijk onderbouwde, én voor hoger opgeleiden, ja, ook maar op aanraden hoor. Ik kreeg het al lichtjes benauwd bij het vooruitzicht dat ik misschien aan een wiebelend ( altijd bij een eerste date!) tafeltje zou eindigen met zo’n hele slimme kernfysicus. Terwijl ik zelfs niet meer weet waar de tabel van Mendeljev voor staat.

Maar goed, ik vulde een nogal vage persoonlijkheidstest in, kruiste bolletjes aan over voorkeuren, nog mogelijke kinderwensen en graad van behoefte aan intimiteit. Dat laatste vond ik een moeilijke, want er bestaat toch wat onenigheid over de inhoudelijke betekenis van dat begrip. Vrouwen willen wel graag een sfeer van diepe verbondenheid opbouwen, maar toch liefst met wat heen en weer gepraat, terwijl mannen dan weer snel en heel praktisch met gereedschap gaan zwaaien. Moeilijk dus, en alles in van die  multiple choice toestanden, nergens de mogelijkheid om een antwoord toe te lichten of op z’n minst één en ander te nuanceren.

Op goed geluk dan toch maar iets aangekruist. En last but not least: nog een vol uur getwijfeld over de juiste profielfoto. Lachend, ernstig kijkend, het volledig plaatje of daarmee nog even wachten tot de Body Styling zijn nut heeft bewezen? Ook nu weer: iets neutraals gekozen, alweer op goed geluk. Klaar.

En toen werd het, zoals wij dat in de wereld van recruitment zo treffend zeggen, ‘wachten op instroom’. Nog even geduld dus. Of, zoals een collega me vrijdagavond zei: tot blogs!

Mannen - The End - 13/9/2019

Ik dacht, laat ons maar eens wat bloggen over mannen. Toch een onderwerp waarover wij vrouwen zelden uitgepraat raken, er over schrijven mocht dus ook geen probleem zijn. Ik zag al uren vol tomeloze inspiratie op me afkomen. Dat was een paar weekjes geleden , en ik stuurde al vrij snel, vol overmoed,  Mannen- Deel 1 de wereld in.

Want ik zat intussen op zo’n datingsite. Weliswaar op aanraden van en met de nodige bedenkingen, maar even goed, er zou wel wat nieuws op me af komen, liefst mannen in alle maten en gewichten, ik zat me stiekem al te verkneukelen over een passerend rariteitenkabinet. Dat zou nog eens schrijfvoer opleveren! Ik bedacht zelfs grappige zinsconstructies voor Mannen-deel 34 en 35, nog voor zich ook maar één jongen had aangemeld.

Het begon ook allemaal redelijk amusant, zij het met mondjesmaat. Want, ik geef toe, ik ben niet bepaald een hit op internet. Bij nader inzien eigenlijk nergens in dat complete datingcircuit. Zet mij in een zaal vol gretige vrijgezellen en niemand heeft mij gezien. Ik was al niet zo’n kind om echt mee uit te pakken en in de loop der jaren heb ik de kunst om volledig in het behang te verdwijnen blijkbaar tot in de puntjes verfijnd.

Maar toch, er kwam reactie. Voornamelijk vanuit de Westhoek. Nu, ik had de actieradius op mijn profiel wel tamelijk breed gehouden, want ik stap met plezier in mijn auto, maar ik stelde me toch vragen bij zoveel West Vlaamse belangstelling.

”Daar Bachten de Kupe zitten veel noeste wroeters,” zegt een supporterende vriendin, “en jij hebt toch ook aangegeven dat je met veel plezier gaat werken.”

Voorlopig besloot ik toch maar niet in te gaan op de kandidaten uit de Vlaanders , want graag onderweg zijn is één, maar om dan zo eens random af te spreken, ergens in een bistrootje in Brugge, daar moet ik toch al snel een halve dag verlof voor aanvragen. En dan heb ik precies weer betere dingen te doen.

Wat me gaandeweg inderdaad ook opviel: hoe dichter bij huis, hoe gezapiger de wensen. Mannelijke leeftijdgenoten uit regio Vlaams-Brabant willen liefst ‘genieten en gezellig samen oud worden’. Terwijl ik nog zo lang mogelijk wil veinzen dat ik jong ben. Geen goede match dus.

Er was ook een meneer die spontaan foto’s voor me vrij gaf, een volledige reeks in telkens dezelfde pose: hij, ergens glunderend op een Alpenterras, met een grote, blitse skibril op z’n neus en zijn lippen dan zo wit ingevet tegen de felle hoogtezon. Eigenlijk kon ik niet zo goed zien wie er nu precies achter die bril woonde. En hij stond wel nergens effectief op de latten, maar ik vermoed toch wel een sportieve man.  Dus ook hier moest ik passen. Ik zag mezelf nog niet zo meteen de zwarte piste afdalen. Ik zou vermoedelijk wel beneden geraken, maar de vraag was in welke staat.

Op de getrouwde man die beweerde dat hij deze vorm van daten veeleer beschouwde als ‘ een experiment’, maar dat hij wel aangenaam verrast was door zoveel gensters, heb ik in mijn hoofd nog een tijdje zitten foeteren. Het lef! Eerst ergens één of andere hopende Anja het hoofd zot maken en dan uiteindelijk toch maar terug naar moeder de vrouw. Of: hoe maak je in één klap minstens twee vrouwen ongelukkig.

Deze mag ik ook niet vergeten: de knapperd! Echt, zo’n Peter Vandermeersch type, ik liet het hem ook eerlijk weten: weet je op wie jij sprekend lijkt? En toen wou hij natuurlijk ook wel wat beeldmateriaal van mij. Waarna Peter vrijwel meteen volledig in lucht oploste, niet meer te traceren die jongen! Ik heb me ’s anderendaags toch maar een duurdere pot dagcrème aangeschaft, voor alle zekerheid.

En toen kwam plots toch iemand dichterbij. Hij stuurde een mailtje dat me deed glimlachen en ik mailde terug. En nog eens en nog eens, heen en weer, we bleven bezig. Mijn achterban hield de adem al in, want stel je voor, straks geraakte ik nog eens écht van straat!  Ik moest de fanclub echter vrij snel teleurstellen, het bleef bij wat correspondentie, want ook hier weer: ik had er nog steeds niet zo veel zin in. Hij vatte het zelf heel poëtisch voor me samen: de Rubicon bleek dan toch nog veel te diep. Iemand die nog weet waar die stroomde, je zou van minder even gaan zwijmelen.

Maar zijn verhaal bleef hangen, een verhaal, grijs van eenzaamheid. De droevige versie van het sprookje: je dierbaarste aan het eind alsnog verliezen en dan, na bijna kapot gaan van verdriet, van lieverlede via internet opnieuw gaan zoeken naar wat warmte. Het verhaal van wel meer bezoekers op zo’n datingsite , vermoed ik. Misschien moet zo’n grote skibril ook wel een brok droefenis verhullen. Of blijft zo’n kromgewerkte West Vlaming toch vurig hopen dat er vroeg of laat toch eens een ijverig meisje de moeite doet om in haar auto te springen.

En dan zo’n trut als mij tegen komen, iemand die niet eens overtuigd deelneemt aan het spel en, in het beste geval, slechts wat verhaaltjes wil sprokkelen. Boerenbedrog. En geen haar beter dan de experimenterende, maar op papier nog gelukkig getrouwde man. En wie weet, misschien keert zelfs die jongen elke avond met een krop in de keel terug naar huis.

Ik heb mijn profiel afgesloten. Doen alsof, het deugt niet.

Dus ook geen vervolg meer hier, dit wordt geen serie.

De meeste mannen verdienen trouwens beter.


Paard in de gang - 19/9/2019

Er staan nog wat verlofdagen op de teller. Naar goede, jaarlijkse gewoonte eigenlijk. Ergens eind augustus kom ik meestal tot de conclusie dat het jaar al veel meer dan half is  en dat  ik dringend nog wat vakantie moet inboeken, anders ben ik die vrije tijd voorgoed kwijt. En zo heb ik nu opeens een dikke week vrij, de rest van deze wereld is ijverig aan het werk, maar ik zit thuis, een beetje doelloos, in een schitterende nazomer.

Zoveel zon op mijn bol vraagt gewoon om actie, dus ik ga schilderen bij de dochter. Ramen en deuren kunnen daar nog een likje verf verdragen en, al zeg ik het zelf, ik ben best wel handig op dat vlak. Alles begon lang geleden, in een huur appartement op een hoge verdieping en zonder lift, waar ik voor het eerst helemaal alleen mocht beslissen over de kleur op de muren. Het werd een fel Toscaans Geel, ja, ik wéét het, maar we spreken van eind jaren ’90. Mijn bankrekening kleurde dan weer lichtroze, dus een schilder inhuren was niet aan de orde, ik moest zelf met de verfrol aan de slag. Maar zelden heb ik mij zo gevoeld als toen, die eerste avond tussen mijn Italiaanse muren: moe, maar voldaan.

Color the world! Het werd min of meer mijn motto, geen enkel adres waar ik later nog neerstreek bleef gevrijwaard. Ik leerde schuren, plamuren en gladde oppervlakken streepvrij lakken. Krakende houten trappen en vieze bruine, plastieken planchetten in gedateerde badkamers,  ik weet intussen de juiste primer op elke ondergrond te zetten. En daarna tover ik gezwind mijn wereld in de heersende modetinten. Simsalabim.

Zo ook nu dus, bij de dochter. We hebben wel correcte afspraken gemaakt: ik blijf een paar dagen in de weer aan de voorgevel, en zij traint paarden achteraan op haar landgoed. We hebben in de loop der jaren een zeer leefbare moeder-dochter relatie opgebouwd , maar samen werken op dezelfde vierkante meters is niet echt aan ons besteed. Maar ik loop wel eens naar de verre weides achteraan en zij komt af en toe polshoogte nemen op mijn werkterrein, meestal in gezelschap van een dier, een Basset of een paard dat zich toevallig onderweg aansluit.

Vandaag hoor ik hoefslag. Ik sta op een ladder bij de open voordeur en ik krijg een kort bezoek , daar komt de dochter, met haar nieuwste aanwinst aan de teugel: Shetlander Bob. Een op z’n minst opmerkelijke verschijning tussen al die IJslanders, maar blijkbaar was er nog nood aan een klein knuffelpaard. Voor wie precies, dat laat ik in het midden, officieel heet het voor de kindjes die op ponykamp komen.

“Bob heeft wel geen goede manieren,” zegt mijn dochter, “ik moet hem werkelijk alles nog leren. En hij schrikt van alles. Eens kijken of hij in de gang durft.”

En voor ik het goed en wel besef staat er inderdaad een paard in de gang. Bob schrikt minder dan ik, hij kijkt een beetje dom, die stelt zich blijkbaar al niet te veel vragen meer bij de rare gewoontes in dit huis.

“Misschien moet ik hem ook nog mooi rechtop in de zetel leren zitten” grapt mijn dochter nog.

Daarna doen we weer verder, elk met ons eigen ding. En ik vermoed ook allebei met hetzelfde liedje in ons hoofd, in dat van mij wordt het alleszins zeer hardnekkig carnaval.

Als ik tegen de middag mijn telefoon even check zie ik een gemiste oproep van een Antwerpse collega, hij heeft een boodschap ingesproken:

‘Ik meld het maar even: Tom Barman fietste hier net voorbij. Hij droeg een oranje pull en een catchy zonnebril.’

Kijk, dat noem ik dus collegialiteit. Mij ten allen tijde, ook tijdens een vakantie, op de hoogte houden van de gebeurtenissen die er echt toe doen! En dan ook nog eens met de juiste details! Sinds ik Barman zag optreden in een rokje ben ik namelijk iets meer geïnteresseerd in zijn vestimentaire keuzes. Ik wil maar zeggen: niks mis met zijn benen.

Ik bel natuurlijk meteen terug, want dit vraagt nog om iets meer reflectie.

“En fietste hij snel?” wil ik nog weten.

“Best wel, zeker voor iemand die al jaren leeft op een streng dieet van 1 pakje Gauloises per dag.”

Daar worden we dan allebei weer even stil van. ’t Is toch gene gewone, besluiten we eensgezind.

Maar al bij al heb ik nu toch iets minder zin om de confetti boven te halen.

“Het is verdomme toch godgeklaagd,” zeur ik tegen de dochter, ik sta intussen terug op mijn ladder te wiebelen, “zit ik eens een dagje niet in Antwerpen en dan fietst die jongen daar gewoon door de straten!”

“Zie maar dat je niet van je ladder dondert,” antwoordt ze droogjes, zij is niet zo’n fan.


Confituur - 28/9/2019

Het is niet eens seizoensgebonden, want dan zou de lente toch het uitgelezen signaal zijn om er aan te beginnen. Nee, af en toe heb ik er opeens genoeg van en ga ik resoluut over tot drastische maatregelen. Dan duikt er bijvoorbeeld nog een foto op van lang, lang geleden en stel ik vast dat ik toen wel héél erg tengere schoudertjes had. En zie ik plots weer mijn jongere versie een rokje passen in maatje 36. En het mag al lang een ietsje meer zijn, maar bij nadere controle op de weegschaal blijkt dat ik nu toch echt wel meer bij heb dan oorspronkelijk bedoeld, zoveel had ik nu ook weer niet besteld. En dan ga ik dus weer eens op dieet! Al kijk ik wel uit om het nog voluit zo te noemen, ik ben al behoorlijk mee met de populairste gezondheidsgoeroes, hun bestsellers staan netjes gerangschikt en gelezen in mijn kast, verder heb ik er helaas bitter weinig mee gedaan. Maar ik brabbel in elk geval toch al met een air van beter weten mee over ‘pure keukens’ of ‘nooit meer diëten’. Dus, geen flauw gezever, vanaf nu, uitsluitend nog gezonde dingen op mijn bord! Ingrijpen voor het misschien wel helemaal om zeep is!

“Vreemd,” zegt een mannelijke collega als ik tijdens de middagpauze mijn immense berg sla toelicht, “ik heb jou nooit geassocieerd met te dik.”

Voorwaar, ik zeg het u, er zijn jongens die weten te scoren! Maar ik zet toch flink door.

Niet dat het zoveel verschil maakt. “Echt veel zie ik niet gebeuren,” zeg ik een beetje ontgoocheld tegen een ingewijde vriendin, we zijn intussen alweer een paar weken verder. Zij schraapt vol overgave een potje magere yoghurt leeg, terwijl ik mijn derde handje nootjes naar binnen haspel, want ik doe dus gewoon gezond.

“Het blijft toch altijd calorieën tellen,” zegt ze, “elk pondje gaat door het mondje. Ook die gezonde nootjes, die parkeren zelfs rechtstreeks op je billen.”

Ik doe het dus fout. Professionele begeleiding dringt zich op. Ook niet de eerste keer, ik heb al wel één en ander geprobeerd, ik ben een gewillig slachtoffer voor alles wat naar commercieel bedrog neigt. Ik spendeerde al een aanzienlijk kapitaaltje aan zogenaamde wondercrèmes en ik ken alle afslankinstituten binnen een straal van 20 kilometer. Ik heb het zelfs ooit gepresteerd een dure behandeling tegen cellulitis te boeken in een befaamde wellness. Niks mis mee natuurlijk, behalve het feit dat ik toen nog geen cellulitis had. Dat werd dus voornamelijk een pijnlijk gebeuren, want dan knijpen ze toch nog venijnig in van alles dat er in feite mag blijven zitten.

Maar dat was dus vroeger. Nu maak ik nog maar eens een afspraak in zo’n styling centrum, eentje waar ik nog niet geweest ben. Ander adresje, misschien ook andere methodes, wie weet. Ik word gewogen en gemeten en krijg meteen de keiharde analyse op mijn brood: ik balanceer op het randje van ongezond. In absoluut nettogewicht valt het allemaal nog wel mee, maar mijn vetpercentage zit schrikbarend hoog!

“ Niet moeilijk,” benadrukt mijn ingewijde vriendin nogmaals, “met al die noten. Eat that, Naessens!”

Dus neem ik nog maar eens een abonnement op een reeds beproefde succesformule: een combinatie van oefeningen, tweemaal per week, en een aangepast eetpatroon. Ja, ook hier wordt met geen woord gerept over dieet. Ik moet gewoon ‘anders leren eten’. De oefeningen gebeuren nog als vanouds in tropisch verwarmde cabines, en soms moet je handen en voeten door lederen lusjes steken, die hangen dan aan gewichtjes om meer weerstand te bieden als je iets rekt of strekt, enfin, alles om je nog wat meer af te peigeren, en je moet er niet eens voor in een donkere kelder. Voor wie graag eens een rij vrouwen met licht tot matig overgewicht vrijwel synchroon wil horen zuchten in een soort van couveuses voor volwassenen: loop eens langs zo’n afslankcentrum!

Maar wat – voor mij althans- volledig nieuw is: de manier waarop mijn nieuwe eetpatroon wordt opgevolgd. Vroeger kreeg je een schriftje mee, waarin je elke maaltijd noteerde, maar nu mag ik een app downloaden. Simpel en gebruiksvriendelijk, wordt mij verzekerd. En dat wil ik best geloven, we lopen sowieso al hele dagen op onze schermpjes te turen, dus zo’n extra appje kan er nog wel bij. Ik ga dezelfde dag nog met het speeltje aan de slag, breng mijn lengte, huidig en streefgewicht in, vink ‘zittend beroep’ aan en dan berekent het ding bliksemsnel hoeveel calorieën ik dagelijks mag consumeren. 1126, om precies te zijn. Ja, u leest dit goed: duizendhonderdzesentwintig. Om de ernst van de situatie wat duidelijker te schetsen: een volwassen man mag er gemiddeld zo’n 2500 verorberen. Ik val blijkbaar onder het regime van de tuinkabouters.

Ik doe mijn beklag bij de begeleidende diëtiste. Ze had het toch over ‘anders eten’. En dit lijkt meer op ‘bijna niks meer eten’. Eén flinke portie noten en ik zit al aan mijn limiet! Maar klagen mag hier niet baten, dus ik krijg tips en trics om mijn pervers eetgedrag enigszins binnen de perken te houden en ik tik vanaf nu elke hap en/of slok braafjes in. Heel nauwkeurig ook, tot het laatste kruimeltje. Elk druppeltje olijfolie in de pan wordt geregistreerd. En mijn vriend de app rekent en berekent: zoveel calorieën verbruikt vandaag en nog zoveel te gaan, met als toemaatje ook nog een overzicht van hoeveel koolhydraten en grammen vet ik al heb opgeslagen en of ik al dan niet te veel eiwitten eet. Exacte wetenschap, dat ik me daar nog eens zou mee bezig houden!

“Je moet gewoon veel confituur eten,” zegt mijn ingewijde vriendin, “van die zelfgemaakte. Dan heb je dat suikergehalte toch al min of meer in de hand. En je eet ineens ook veel fruit.” Ik krijg meteen een paar van haar zelfgemaakte potjes cadeau: verrukkelijke smaakjes van aardbeien, pompelmoes en druif.  Ik op mijn beurt geef haar mijn geheim recept van broccolipuree, maar dan zonder puree. Koken met 1 ingrediënt, ik overweeg intussen ook een eigen reeks kookboeken.

Alle beetjes helpen natuurlijk en het resultaat blijft niet uit.

“Je doet het prima,” zegt de diëtiste, als ik weer eens op de weegschaal moet, “je hebt je duidelijk een gezond eetgedrag eigen gemaakt. Volhouden nu.”

Ik zeg maar niet dat ik af en toe mijn appje wel eens bedrieg. Met piepkleine stukjes chocolade. Of met 6 olijfjes in plaats van 3. En dat ik ’s nachts wel eens durf te dromen van zelfgemaakte confituur. Niet zomaar van 1 schattig potje op de plank, maar van mijn eigen, volautomatische productielijn.


In de sterren geschreven - 11/10/2019

Mijn sterrenbeeld is Vissen. Niet dat ik zomaar blindelings geloof wat mij in wekelijkse horoscopen wordt voorspeld, maar ik herken me toch in een aantal  karaktertrekjes die de Visjes worden toegekend. Als het gaat over de algemene aard van het beestje kan ik alleen maar beamen. Vissen zijn verwarde, romantische dagdromers en ze beleven de dingen zeer intens.

Dat dagdromen klopt als een bus. Ik heb ooit straf moeten schrijven omdat ik mezelf tijdens een les aardrijkskunde weer eens in gedachten verloor. Je moest gewoon weten hoe hoog de Everest is, maar dan zag ik mezelf al koukleumen in een wapperend tentje in het basiskamp. En het gebeurt wel eens dat ik de juiste afrit op een autostrade mis omdat ik verhaaltjes zit te verzinnen achter het stuur. Het is sterker dan mezelf.

Over die romantische inslag kan ik me niet met volle zekerheid uitspreken. De  momenten van romantiek die me tot nu toe te beurt vielen waren eerder schaars en dan was het toch ook meer zo van: wat krijgen we nu? En wat zie ik daar nu op de achtergrond, ondergaande zon of wassende maan? Alhoewel, ik moet er toch ietwat gevoelig voor zijn. Zo had ik ooit een lief die het geweldig vond om, samen met mij, naar romantische films te kijken. Niet zozeer om wat zich op het scherm afspeelde, maar om mij te observeren als de hoofdrolspelers eindelijk de eerste kus uitwisselden om daarna nog lang en gelukkig te leven. Ik zat dan met tranen van ontroering te zuchten bij het einde van Sleepless in Seattle en hij lachte zich een ongeluk.

Dat ik de dingen wel eens intens durf te beleven besef ik weer als ik me nog eens op nieuw terrein begeef. Je hebt mensen die amper onder de indruk zijn van een helikoptervlucht door de Grand Canyon, maar ik ben al van mijn melk als ik buiten de comfortzone van een gewoon, dagdagelijks kantoor terecht kom. In dit geval: voor een tijdelijke opdracht in een al even tijdelijke werkruimte, best spannend, mijn zintuigen staan om zes uur ’s ochtends al op scherp!

We hebben dus zo’n tijdelijke office ruimte gehuurd, full-service, volledig uitgerust en voorzien van alle faciliteiten. Op het gelijkvloers van een groot gebouw, vlak bij de snelweg, dus vlot bereikbaar voor ons, immer voortjakkerende drukdoeners. Alhoewel, het woord ‘gebouw’ is een understatement, ik ben amper vijf minuutjes binnen en ik word al welkom geheten in ‘ The Community’. Want ik kom hier dus terecht in een concept dat staat voor alles wat hip en trendy werken is: met flex kantoren volgens het plug&work-principe, je kan zo’n plekje zelfs huren per uur, en er zijn meeting rooms, social clubs, een bar en een lounge. Ons kantoortje kijkt uit op een gigantische, industrieel aandoende hal die ook volledig aangekleed is als een garage uit de fifties. The Hangar. En als je dus ‘ hangry’ bent kan je daar ook terecht voor super food. Gezonde wraps en vitaminedrankjes, dat soort dingen. Of Chaudfontaine in elegante, glazen flessen. De mensen die hier rondlopen zien er trouwens ook allemaal heel erg kek en gedreven uit, niet het soort volk waarvan je denkt: die gaan vanavond nog sappige koteletten bakken.

Ik kijk m’n ogen uit. Alice in Wonderland. Ik warm ‘s middags mijn soepje op in een microwave die feller glanst dan een opgeboende atomium bol en ik probeer wel zes verschillende smaakjes uit een al even blinkend espresso apparaat, een toestel van zo’n  indrukwekkend design,  je verwacht elk moment dat George om de hoek gaat verschijnen.

Het allerleukste vind ik de schommelstoelen. Want echt waar, vlak bij ons kantoortje hangen ook zeteltjes aan een lang touw vanuit het hoge, stalen gebinte, daar kan je dus af en toe in gaan bungelen. Een bore-out lijkt me vrijwel uitgesloten met dit soort voorzieningen, ik weet alleszins wat te doen tijdens pauzemomenten.

Ik ben me er natuurlijk wel van bewust dat ik hier niet té veel zwier mag vertonen, dit is het soort entourage waarin je je maar best beweegt met een air van ‘ Hé, wij zijn wel wat meer gewoon.’ Dus ik wandel ’s morgens zo bedaard mogelijk met m’n trolley langs de receptie en ik plug m’n laptop in met de cool van een young potential.

Maar af en toe val ik dan toch nog uit mijn rol. Als ik een beetje te enthousiast word van alles wat zoal kan marcheren op Wifi. Bellen zonder ook maar één telefoon in de buurt bijvoorbeeld. Of als ik een meeting volg via skype, dan roep ik nog wel eens  onverhoeds ‘zie je mij?’ tegen de mensen aan de andere kant. Of als er knappe mannen in strak maatpak voorbij mijn desk wandelen, ook allemaal zo belangrijk op weg naar hun flex office. Ja, dan durf ik nog wel eens te dagdromen, verward en intens.

Maar goed, dat stond nu eenmaal zo in de sterren geschreven.

Politici - 17/10/2019

Sinds ik weer wat drukker in de weer ben met mijn figuur koop ik nog vrijwel uitsluitend volkorenbrood. Het is vast niet nodig om hier alle voordelen op te sommen, iedereen die al eens aan de lijn deed kent de regeltjes. Veel vezeltjes en graantjes eten, het is heilzaam voor je darmen en je krijgt er snel een vol gevoel van en als je me niet gelooft moet je maar eens naar de kanariepietjes kijken, die hebben zelden overgewicht.

Eigenlijk vind ik al dat grof en gezond gedoe niet zo lekker, dus ik probeer elke bakkerij die ik op mijn dagelijkse routes passeer. Vandaag stap ik binnen bij een warme bakker in Aarschot en ik kruis toevallig een bekende politica, zij komt net buiten. Mijn oog valt meteen op haar suède laarzen, want, geloof het of niet, bij mij thuis staat net eenzelfde paar in de kast.

“Een vriendelijke dame, ze komt hier vaak,” zegt de bakkers vrouw, commercieel correct.

“En ze draagt mooie laarzen,” zeg ik, “ik heb net dezelfde.”

“Niet moeilijk,” zegt nog een andere klant, “die haai zal dat wel betalen met onze zuurverdiende centen.”

Als ik wat later door de winkelstraten van Aarschot slenter- nog wat schoenen kijken in de etalages - moet ik toch nog even denken aan die laatste snauw. Want als ik ergens met mijn laarzen sta te pronken krijg ik niets dan complimentjes. Goed gekozen, ze staan je goed, waar heb je die gevonden? En, toegegeven, ik ben een solden slet, dus ik heb ze vast wel ergens met een behoorlijke korting gescoord, maar niemand die zich afvraagt met wiens geld ik de rekening heb betaald. Ik ga ervan uit dat iedereen toch weet dat ik mijn centen eerlijk heb verdiend en dan geldt het principe: work hard, play hard. Terwijl zo’n vrouw in de politiek volgens mij toch ook behoorlijk lange dagen durft te maken? Of zijn nachtelijke regeringsonderhandelingen gewoon theater? Of pure strategie?

Ik heb geen idee, ik was er nooit bij, maar ik weet wel: ’s nachts lig ik liever in mijn zachte bed. En ik ken heel veel mensen die wel eens een uurtje willen overwerken, maar daar moet meestal wel iets tegenover staan. Dus ik kan alleen maar hopen dat ook de ploegenpremie voor die wakkere vergadernachten correct is. En dat ze daar sterke koffie schenken, tijdens die late uren, ik weet hoe moeilijk ik het soms heb tijdens langdradige meetings. Of gewoon al bij het kijken naar Villa Politica.

Het lijkt me eigenlijk niet zo fantastisch om een bekende kop te hebben. En al helemaal niet om een politiek kopstuk te zijn. Hoge bomen vangen natuurlijk veel wind en mensen die zich vrijwillig in het oog van de storm begeven zullen wel tegen een stevig rukje kunnen, maar toch, we oordelen soms wel snel. Zoals net, met die laarzen. Wat in ons opborrelt wordt eruit gespuwd, ongefilterd. Meestal wel niet recht in het gezicht, maar het graantje voor een oogst van algemeen ongenoegen werd toch maar mooi gezaaid.

Of we scheren losweg iedereen over dezelfde kam. Eén man die verveeld zit te geeuwen in de banken van het parlement en we roepen luid dat ze daar allemaal liggen te slapen. Alles in dit apenland is slecht en die lamstralen in Brussel helpen alles nog meer naar de kloten. Zo’n dingen zeggen we dan. En toch blijven we zelf, elke dag opnieuw, een burn-out riskeren op een jachtige werkvloer, terwijl de hangmatten lonken in de federale regering. Je zou dan toch denken: allen daarheen?

Of al de details die we er soms bij sleuren, over dingen die er niet toe doen! Wat heeft de omvang van Maggie De Block te maken met haar politieke beslissingen? En waarom zou een gediplomeerde seksuologe geen tweede carrière in de politiek mogen overwegen? Functioneert je bovenkamer minder goed als je beroepshalve eerst wat meer met de onderkant bezig was? En is Calvo onbekwaam omdat hij veel jonger oogt dan zijn paspoort vermeldt? Is Herman Van Rompuy echt zo’n grijze muis? Moet hij naar dezelfde kapper als Trump?

Ik zou het allemaal niet weten. Politiek is trouwens niet mijn ding. Ten tijde van verkiezingen volg ik wel met gezonde interesse de belangrijkste debatten, maar meestal vind ik dat iedereen wel ergens zijn stukje gelijk verdient. Ik begrijp ook lang niet alles van dat ingewikkelde vakjargon, laat staan dat ik rake oplossingen zou kunnen bedenken voor het mobiliteitsprobleem, om maar iets te noemen. Het lijkt me zeker niet de simpelste job. En je kan hoe dan ook nooit goed doen voor iedereen. Het volstaat om bij de foute kant te zitten om uitgescholden te worden voor dik, onbekwaam varken, en ik citeer hier, dit komt niet van mij. Er zijn mensen die er een sport van maken om quasi dagelijks, en zonder enig alternatief te bieden, één of andere partij af te breken op facebook. Terwijl we overtuigd acties als Rode Neuzen steunen en onze kinderen op het hart drukken dat pesten echt niet mag. Maar politici mag je dan blijkbaar weer ongestoord afkatten.

Helemaal erg wordt het als ergens te lande iets fout loopt. Dan moeten er politieke koppen rollen. En niet zomaar snel en pijnloos, met desnoods kordaat het hakmes erin, nee, bij het lezen van sommige commentaren op social media denk ik wel eens: nog even en we gaan opnieuw publiekelijk vierendelen. Afzien zullen ze, die valse hufters, ze worden dik genoeg betaald en ze krijgen hun laarzen zomaar gratis.

Al bij al: blij dat ik niet aan politiek doe. Het werd me ooit wel eens voorzichtig gevraagd- inderdaad,  god mag weten waarom!- maar ik heb gelukkig vriendelijk bedankt. Zelfs al zou ik plots een schitterende ingeving krijgen om het gat in de nationale begroting eindelijk weer waterdicht te maken: ik ben niet dapper genoeg. Ik word al ongelukkig als ik op een dt-fout word gewezen, dus laat mij maar ergens laf onder de radar blijven. En laat me rustig laarzen kopen, zoveel en zo duur ik wil.

Niemand die zich afvraagt wie de rekening betaalt.


Noten op mijn zang - 26/10/2019

De dochter heeft ergens een nieuwe meubelzaak gedetecteerd en daar moeten we nu samen naartoe.

“Ik heb maar wat kleine spullen nodig,” zegt ze, “maar je advies is welkom.”

Ze pikt me op rond de middag, dan rest ons nadien misschien nog wat tijd voor weer andere quality time, meer bepaald: nieuwe sportschoenen kopen voor mij.

Maar eerst dus die meubeltjes. We stappen effectief binnen in een spiksplinternieuwe zaak: alles blinkt ons in blankhouten Scandinavisch design tegemoet en het personeel loopt wat overbodig te glimlachen, zoveel klanten zijn er nog niet. Er wordt ons tot vier keer toe gevraagd of we misschien hulp nodig hebben.

“Heel vriendelijk,” antwoordt de dochter bij een vijfde keer, “maar dit redden we wel alleen. En als het jullie gerust kan stellen: we gaan straks vast en zeker iets kopen.”

Had ik hier trouwens al eerder vermeld dat ik een vrij mondig kind heb?

Ze heeft natuurlijk wel gelijk, dit hebben we al meer gedaan en wij zijn zeer sterk in de aanschaf van budgetvriendelijke Zweedse decoratie. We kijken en keuren en proberen een bankje uit. We slepen er ook nog een tafeltje bij om te testen of deze opstelling zich leent tot bijvoorbeeld een gezellig ontbijtje in de veranda van de dochter. Zo zitten we een paar minuten gezellig zij aan zij, we doen alsof we in een kopje koffie roeren, ‘kokeneten’ spelen voor gevorderden. Het moet een raar gezicht zijn, maar het personeel blijft alsnog goedkeurend knikken.

We verlaten de zaak gelukkig ook echt met het bankje en dat tafeltje dan ook maar en nog twee leuke stoelen. We worden nog nét niet zingend uitgezwaaid door het voltallige verkoop team.

“Die werken hier duidelijk op bonus,” zegt de dochter.

Nu die sportschoenen nog. Ik moet er een beetje van zuchten, niet van mijn gewoonte als ik op weg ben naar een schoenenwinkel. Het is precies mijn dagje niet.

“Waarvoor moeten ze dienen,” vraagt de dochter, “jij loopt toch niet meer zo veel?”

Nee, er was een tijd dat ik wekelijks mijn kilometers afklopte, maar tegenwoordig train ik meer binnenskamers, ik doe ingewikkelde dingen op kousenvoeten. Mijn nieuwe sportschoenen zijn bedoeld voor de wekelijkse yogales, ’t is te zeggen, om daar naartoe te gaan, want yoga doe je dan weer liefst blootvoets. Of met een kort sokje op koude dagen.

“Ik wil iets zonder veters, makkelijk aan en uit te doen, voor en na de les. Het moet passen bij mijn yoga outfit en natuurlijk ook sportief ogen zodat men wel ziet dat ik ga sporten, maar niet met die schoenen.”

Ik vind het al lullig klinken nog terwijl ik het zeg, maar er zijn vast wel meer vrouwen die dit begrijpen. De dochter snapt in elk geval meteen wat ik bedoel en loodst me snel mee naar de dichtstbijzijnde schoenenzaak. En naar een tweede. En een derde. Bij nummer vier staan we nog even ver en dus heel zeker niet op sportieve schoenen zonder veters. Wat ik zie is te duur of oogt nét iets te goedkoop of de kleur past niet bij mijn yoga legging of , of, of…

We stappen van lieverlede een bloemenzaak binnen, nog wat planten kiezen voor op de vensterbank van de veranda.

“Moeten ze ook passen bij het bankje?” drein ik door.

“Gewoon groen is goed genoeg,” zegt de dochter, “en niets te fragiel.”

“Als je met zekerheid wil weten wat snel verdort moet je bij mij zijn,” blijf ik zuchten.

Onze laatste halte is de afdeling parfumerie van een warenhuis. Ik koop een lippenstift en zoek me nog een ongeluk naar een tintje nagellak in dezelfde kleur. Dat moet matchen.

“ God, god,” zegt de dochter, “wat een chagrijn vandaag. En zoveel noten op uwe zang!”

Gelukkig zijn we moeder en kind, dus we kunnen er wel om lachen. En ik had misschien wel iets meer fijnbesnaardheid in mijn opvoedingspakket moeten steken, maar haar rake uitspraken behoeden me dikwijls voor erger, de kans dat ik anders wel eens zou kunnen eindigen als een oude zeur lijkt me zeker niet onbestaande.

’ s Avonds stuurt ze me nog een foto door van het bankje in haar veranda, met veel  potjes groen op de achtergrond. Dat hebben we toch maar mooi en sfeervol bij mekaar gekozen, vind ik.

Maar als ik één dezer misschien eens gesignaleerd word op foute schoenen of in vreemde kleurencombinaties:

reken me niet meteen af op slechte smaak!

Ik werk dan gewoon heel hard aan de foute noten op mijn zang.

Kwijt - 1/11/2019

Mensen die gaan skydiven voor de kick, ze bestaan. Die springen uit een vliegtuig en vertrouwen op een rugzak met daarin een lap stof. Of je hebt de bungeejumpers, die duikelen van een brug naar beneden en dan maar hopen dat de rekker het houdt. Of dat die elastiek op z’n minst niet te lang is. En dan zijn er ook de angsthazen die liefst met beide voeten op de grond blijven. Ik behoor tot die laatste groep. Ik ben zo iemand die al begint te beven als mijn soepbord te diep is.

Zo staan er wel meer dingen niet op mijn bucket list. Olifanten aaien, een gletsjer beklimmen of gaan duiken met haaien, het hoeft niet echt voor mij. De wereld mag dan wel mijn speeltuin zijn, maar juist daarom wil ik er ook liefst zo lang mogelijk op vertoeven.

Maar toch, zo af en toe durf ik wel eens te springen, figuurlijk dan.  Even diep ademhalen en dan gewoon doen! Foert roepen tegen alle twijfels. Niet simpel voor een bang besje, maar ik leerde het dan ook van de beste. Van die ene vriendin die werkelijk alles durfde!  Zij deed consequent en roekeloos haar eigen zotte zin en keek zelden om. We hebben ooit, op een blauwe maandag, samen haar dure keukenkastjes knaloranje geverfd. Gewoon, omdat het kon en omdat die kleur zo lekker vloekte met de rest van haar huis.  Of ze organiseerde, compleet tegendraads, een spetterend scheidingsfeest, met veel champagne en schalen vol oesters. De ex was trouwens ook uitgenodigd, al was dat eerder pro forma, vermoed ik. En wat andere mensen er ook mochten van denken, zij trok zich daar geen lap van aan!

Zo leerde ze ook mij wat stouter te zijn, stapje voor stapje, maar het werkte. Helaas ben ik nooit op haar benijdenswaardige niveau geraakt, daarvoor was ons gezamenlijk parcours te kort. Want hoe gretig ze ook in het leven stond, het lot besliste daar anders over.

Vandaag zou ze weer jarig zijn. Een dag waarop ik toch altijd even knipoog naar ginder boven. Want hoewel we geen van beiden geloofden in een volgend hoofdstuk boven de wolken, echt ver weg is ze niet. Als ik sporadisch nog eens in vrije val ga blijft zij nog steeds mijn reserveparachute. Zij geeft ook nog altijd dat laatste, dwingende duwtje voor ik spring.

En hoe bang ik ooit ook was om haar kwijt te raken, ik weet intussen beter. Onverwacht kom ik haar altijd weer ergens tegen.

Ik hoorde het ook eens, en dus naar grote waarheid, uit een onschuldig kindermondje:

“ Kwijt bestaat niet. Je moet gewoon beter zoeken.”

Tattoos en zo - 8/11/2019

Ik schuif nog eens mee aan tafel tussen veel jong geweld en het gesprek gaat al gauw over tattoos. Er wordt zelfs met gemeende nieuwsgierigheid in mijn richting gekeken: heb jij ergens een tekening op je lijf? Nee, ik dus niet. Ik heb ooit, heel lang geleden,  wel eens zo’n kleine neptattoo op mijn achterkant geplakt. Met de beste bedoelingen overigens, een mens doet wel gekkere dingen om de sfeer tussen de lakens weer wat op te krikken. Maar het bleek niet mijn beste idee en ik ga er ook wijselijk niet verder over uitweiden. Laat ons gewoon besluiten dat ik die dag heel erg blij was dat er schuursponsjes bestaan.

Sindsdien ben ik als de dood voor dingen die voor altijd en eeuwig blijven kleven. Er is al spijt genoeg op deze wereld over onomkeerbare zaken waar we niet eens de hand in hadden. Dus geef mij maar de tijdelijke trucjes: een palletje oogschaduw met vier kleurtjes waaruit je elke dag opnieuw kan kiezen en mascara die je ’s avonds in één trek weer wegveegt. Geen levenslange symbooltjes op mijn enkels en ook geen diepzinnige teksten langs mijn ruggengraat. Dat laatste zou in mijn geval hoe dan ook moeten gereduceerd worden tot een zeer kort versje, zeker als het in de lengte moet.

Het kan trouwens ook geen kwaad, denk ik, om af en toe nog eens volledig blanco in de spiegel te kijken. En dan weer beseffen: zo was het oorspronkelijk bedoeld! Het zet wellicht aan tot bescheidenheid. En tot even slikken misschien, maar dan weer verder gaan met wat je kreeg, nobody’s perfect. Of, zoals mijn grootmoeder zaliger ergernisjes over uiterlijk vertoon placht te relativeren:

“Ge had ook nog een bult kunnen hebben.”

“ Het gaat me niet eens om mooi of lelijk,” zeg ik, “ik ben gewoon bang voor alles wat naar definitief neigt. Dus tattoos laat ik over aan de dapperen.”

En permanente ontharing dan, wordt nog in de groep gegooid, dat is toch een geweldige uitvinding! Een leven lang zonder scheermesjes!

Maar nee, ook dat lijkt me niet zonder enig risico. Want stel maar eens, stel! Dat vroeg of laat zo’n gladde meneer op de dienst marketing zegt: die verkoop van onze Venus Gilette Satin Care keldert zienderogen, er staat verdomme geen pijl haar meer op die vrouwen, wij moeten daar iets aan doen! Een nieuwe marketingstrategie bedenken voor meer vintage onder de armen, het lijkt me niet eens zo denkbeeldig in deze tijden. En mensen die veel scheerschuim willen verkopen gaan soms ver!

Dus voorlopig blijf ik maar wat knoeien met wax.

Enkele dagen later vertelt een knappe jonge dame uit mijn entourage me – niet zonder enige trots- dat ze sinds kort piercings in de tepels heeft.

“ Ze waren zo vlak,” zegt ze, “en met zo’n ringetje er door krijg je toch wat meer reliëf.”

Ik word al een beetje bleekjes als ik er nog maar aan denk! Al dat pijnlijke geprik en dan nog jaren verder moeten met zo’n hoop ijzer in je lijf.

“ Maar nee,” zegt ze, “dit is ook maar tijdelijk. Als ik die dingen beu ben kunnen ze er zo weer uit. En wie mooi wil zijn moet lijden.”

Diezelfde avond lees ik toevallig iets in de beautyrubriek van wat ik toch een kwaliteitskrant durf te noemen:

‘ De ideale kleur van je lippenstift is identiek aan de kleur van je tepels’

Nog méér gedoe, wie bedenkt dit allemaal?  En hoe maak je dan weer de juiste keuze? Met de borsten bloot naar de parfumerie?

En welke kleur bedoelen ze dan precies, die van voor of vlak na de piercing?

Het wordt nergens vermeld.

Het lijkt me hoe dan ook maar saai, altijd maar datzelfde ideaal op je lippen. Zoveel kleur in de wereld en niks mogen proberen. Ook hier doe ik niet mee.

Schuurspons erover.

Carmiggelen - 16/11/2019

“Die laatste blog, ik vond hem maar niks,” zegt mijn dochter zomaar langs haar neus weg, terwijl ze zuinig aan een wafeltje met chocolade knabbelt. We zitten samen aan de zoetigheden, dus ik verwacht toch iets meer gezelligheid. Anderzijds: echt schrikken doe ik ook niet meer van haar uitspraken. Als je maar vaak genoeg tegen je ukje herhaalt dat het alles altijd eerlijk en open tegen de mama mag zeggen krijg je dertig jaar later dit soort conversaties, ook boven een dampende tas koffie. Maar ik vraag natuurlijk om tekst en uitleg.

 “Gewoon,” zegt ze, “je schrijft te stroef. Het komt niet uit jezelf. En dan overal nog eens gratis je mening bovenop, dat is voor niks nodig. Niemand zit te wachten op hoe jij denkt over tattoos. Of over politiek.”

“ Mmm, zoveel mening strooi ik nu ook weer niet in het rond,” zeg ik, “lees eens zo’n column van Heleen De Bruyne, in Humo, dat is pas stevige koek!”

“Juist daarom,” zegt mijn dochter, “apen apen de apen na. Doe dat nu liever niet. Schrijf over de dingetjes van alledag, dat is veel leuker. We willen af en toe eens mee naar binnen gluren. Blijf dicht bij huis. Jij bent jij.”

Daar moet ik natuurlijk even over nadenken.  Want zoveel gebeurt er nu ook weer niet in of rond mijn huis. Maar – en mijn kind zal het graag horen- ze zou wel eens gelijk kunnen hebben: kleine dingetjes leveren soms veel verhaal. En schrijven over niks is ook een kunst. Net daarom was ik als jong meisje zo verslingerd aan de cursiefjes van Simon Carmiggelt. Eén en ander had natuurlijk ook wel te maken met het feit dat mijn vader liever niet wou dat ik met mijn zondagse zakgeld de Joepie kocht, dus dan schakel je vanzelf wel over op de wél aanwezige lectuur in huis, maar toch, Carmiggelt wist me al zeer snel te overtuigen van zijn kunst om veel te vertellen over verbazend weinig. Meer dan tienduizend verhaaltjes schreef hij zo bij mekaar. Zijn Kronkels. Over zijn dagelijkse wandelingetjes in een Amsterdams park, waar hij dan zat te luistervinken naar het geneuzel van twee dametjes op een bankje. Of ik herinner me zijn cursiefje over een middag alleen thuis, en de zotte dingen die hij dan deed, met een paraplu dansen door de woonkamer, en hoe opgelucht hij nadien was dat niemand hem had gezien.

Ik besluit dus ook wat meer te ‘carmiggelen’. En niet dat ik ooit zelfs maar tot aan de enkels van de man zou kunnen reiken, ik ga toch wat scherper kijken naar mijn simpele, dagelijkse bestaan. Te beginnen binnenshuis. 

Dag 1 van de goede voornemens is een zaterdag, met een luie avond thuis, dus dat komt mooi uit. En echt super spannend is het wel niet, maar in de namiddag werd een pakje van Bol.com geleverd, met daarin mijn nieuwe wapen tegen de zwaartekracht. Alle beauty influencers zitten plots aan de jade rollers, dus ik ben er weer vlotjes mee ingetuimeld. Vanaf nu gaan we rimpels wegrollen met een soort mini deegrolletje, al vraag ik me stilletjes wel af wat ze ons nog gaan wijsmaken. Maar het is een oud Chinees gebruik, al van ergens in de 7de eeuw, waar geisha's en keizerinnen er verbeten op los rolden. En in mijn verbeelding zien geisha’s er toch altijd bijzonder glad uit. Dus: baat het niet, dan schaadt het ook niet, ik probeer het uit.  

Ik installeer me aan de eettafel, haal voorzichtig mijn zachtgroene wonder tool uit de kartonnen verpakking en lees vluchtig de bijgeleverde gebruiksaanwijzing. Saaie lectuur, dus ik kijk liever een paar filmpjes op Youtube, over hoe het ding correct te gebruiken. Dat vergt blijkbaar toch enige routine, dus ik zet nog een make up spiegel voor me en ga aan de slag. Ik rol en rol en volg nauwgezet de instructies die mij worden gegeven door een zeer strak Chineesje, ze spreekt me in vloeiend Engels toe vanop m’n lap top naast de spiegel. Een kwartiertje oefenen en ik rol in alle juiste richtingen en zonder het acute risico me een oog uit te steken. Dit komt goed.

 ‘s Anderendaags stuur ik een berichtje naar de dochter: je hebt misschien wel gelijk, ik ga het dichter bij huis houden, heb er al een blogje over geschreven.

Ik zeg maar niet over wat dan precies. Ik zwijg nog maar even over het feit ik dus- op wat in wezen een avond is waarop we toch massaal uit de bol moeten gaan- na een oefensessie aan tafel, ook nog een uur horizontaal in de zetel lag, niet eens comfortabel met mijn hoofd op een kussen, om dan met een steen over mijn hoofd te rollen. En dat ik intussen ook nog een keer of zes naar de spiegel in de badkamer ben gelopen om te kijken of er ter hoogte van mijn denkrimpel al beterschap was. Nee, dat spannende avontuur geef ik voorlopig nog niet prijs.

Ze zal het één dezer wel lezen.

Phone home - 21/11/2019

Alles begint met een glazen deur. Die ik niet zie. Ik voer een tijdelijke opdracht uit in een al even tijdelijke werkomgeving, we huren een kantoorruimte in een groot, industrieel gebouw met veel staal en glas en beton, ik ben zeer onder de indruk van het strakke design en ik kijk m’n ogen uit, maar die deur zie ik dus niet. En vermits ik in werkmodus mijn versnellingen meestal wat hoger schakel loop ik er ook nog eens in een rotvaart tegenop.

Mijn collega ziet het gebeuren en komt het eerste kwartier niet meer bij. Qua slapstickgehalte scoort dit voorval even hoog als de klassieke glijpartij over de bananenschil, dus ik lach gemoedelijk mee. Ik ben trouwens al lang blij dat die deur het heeft overleefd, dat ik al niet vanaf dag één hier moet gaan

’s Avonds zie ik dat mijn rechterknie helemaal blauw kleurt, die heeft toch wel iets heviger gebotst dan gedacht. Maar ook nu, no worries, ik ga sowieso in mijn eentje uit de kleren, dus niemand die iets van de ravage merkt.

Er overkomen me nog meer rare dingen in dat gebouw.  Ik ben verstrooid bij de koffiemachine en vergeet een bekertje te plaatsen, dus alles spettert lustig in het rond. En als ik een soepje wil opwarmen in de hoogtechnologische microwave sta ik hopeloos lang op de ‘ping’ te wachten, want ik heb de heteluchtoven aangezet.  Minder goed nieuws dus voor mijn Tupperware potje. Maar goed, in een keuken ben ik zelden op mijn best, dus ook nu weer: niks aan de hand.

Net als mijn knie terug een normale kleur begint te krijgen glijd ik uit tijdens een nachtelijke dwaling. Ik word ergens midden in de nacht wakker, loop nog slaapdronken naar de badkamer om een slokje water te nemen en kom pas écht goed  bij positieven languit tegen de vlakte. Ik vloek eens luid en van harte, krabbel recht en ga weer slapen. Blijkbaar toch niks gebroken, denk ik nog.

De ochtend nadien stel ik de schade vast: een dikke – maar werkelijk dikke!- buil op mijn voorhoofd, links en rechts wat rare schrammen en alweer vreemde kleurschakeringen. Ik moet er een beetje om lachen, dat je zo knal op je hoofd kan totteren zonder dat je dat bewust merkt. Het wordt hoe dan ook een grappige boodschap de eerstvolgende dagen. Want die buil krijgt natuurlijk ook alle tinten van de regenboog en roept veel vragende blikken op. Dus ik licht telkens toe: ja, ik ben op mijn hoofd gevallen. Een paar insiders durven zelfs te beweren dat ze dat al langer wisten, van je dierbaarste naasten moet je ’t soms hebben.

Echt ongerust word ik pas als ik een paar dagen later nog eens bij mijn collega’s in Mortsel neerstrijk. Ik zit front desk zoals we dat dan in ons vakjargon noemen, en er stapt een jonge man het kantoor binnen. Ik zeg: “Goeiemiddag meneer, kan ik u ergens mee helpen?”

Waarop de jongeman: “ Euh, ja, misschien wel? Ik werk hier namelijk.”

Hilariteit alom! Want dit is één van onze stagiairs en we werden al officieel aan mekaar voorgesteld. Méér nog, we hebben ergens vorige week al den dagje zij aan zij gezeten, hij en ik. Maar ik troost me toch nog even met de gedachte dat ik best veel nieuwe gezichten en namen tegen kom in mijn job, je hoofd zou van minder overlopen.

Als ik diezelfde avond, het is al pikdonker om zes uur, de hele weg naar huis afleg zonder de lichten van m’n wagen aan te steken en dat pas merk als ik voor mijn deur parkeer, begin ik me wel degelijk zorgen te maken. Zeker als ik een uurtje later in de yogales ook niet zo echt soepel rechtop in de houding van de kaars geraak. Ik moet toch een paar keer een stiekem duwtje bijgeven. Kom ik nu stilaan op mijn retour? Mens sana in corpore sano, maar vanaf heden op ware leeftijd? Dat ik niet langer verwaand kan staan bazelen dat 50 het nieuwe 40 is?

Omdat ik toch bij de huisdokter moet zijn voor een voorschriftje besluit ik meteen een afspraak te maken, op een vroege zaterdagochtend, dan kan hij misschien ook een buisje bloed afnemen. Af en toe eens een grondige check up kan geen kwaad.

“Dat we jou hier nog eens zien,” zegt de dokter, ik neem het maar als compliment, want het is waar, rijk is de man van mij nog niet geworden. Dus ik leg het even uit, dat ik wel eens wil weten of mijn lijf en leden nog naar behoren functioneren. De vragen over mijn hoofd vind ik wat moeilijker.

“Wanneer merk je zo dat een mens mentaal wat minder sterk wordt?” pols ik voorzichtig.

“ Toch niks met je ouders?” reageert hij bezorgd.

Mijn ouders, allebei wel een eind in de tachtig, maar nee, die zijn nog aardig bij de pinken. Mijn vader becommentarieert nog elke zondag vol vuur de Zevende Dag en mijn moeder is een wandelende databank. Die kent zelfs de jaarlijkse afvalkalender uit het hoofd. Nee, dit gaat over mij, hoe verstrooid ik ben. En dat ik dingen vergeet. En op mijn hoofd val.

“Je moet je pas zorgen maken als je niet meer weet waarvoor de dingen dienen,” stelt de dokter mij gerust. “Als je bijvoorbeeld je telefoon in de hand hebt en je weet niet meer hoe je moet bellen.”

Dat is pas goed nieuws! Want voorlopig bel ik me nog dagelijks te pletter. En wel met alles wat me ter beschikking wordt gesteld: vaste toestellen, smartphone, headsets. Geef me zijn nummer en ik bel routinematig en zonder ook maar enige mentale voorbereiding zelfs naar de koning.

Ik huppel bij wijze van spreken weer naar buiten, opgelucht.

Want voorlopig weet ik, wat er ook gebeurt, zelfs met bluts of buil:

Thuys can phone home. En daar is vast wel iemand die opneemt.

Vrouwen op een matje - 28/11/2019

Het valt me op dat ik steeds vaker op een matje kom te liggen. Er waren jaren dat ik wekelijks rondjes liep op de Finse piste, gewoon rechtop. Of dat ik houterig stond mee te schudden in stomende Zumba lessen. Er was zelfs een tijd dat ik nog een zwoele buikdans onder de knie dacht te krijgen. Helaas. De enige basic die ik ooit – en dan ook nog na twee seizoenen intensief oefenen-  enigszins stijlvol bracht was de  'boerenpas’, de naam op zich zegt al veel. Er waren meisjes die al na de eerste lessenreeks een sierlijke choreografie brachten, verleidelijk heupwiegend en met een snoer van rinkelende belletjes rond de taille, maar ik bereikte nooit meer elegantie dan de gemiddelde kameel.

Veel geprobeerd dus, en met wisselende resultaten, maar hoofdzaak blijft uiteindelijk toch dat je regelmatig beweegt. En de laatste tijd doe ik dat dus steeds meer horizontaal. Niet zozeer in de pikante variant, maar gewoon: ik doe oefeningen op een matje, meestal samen met een hoop andere vrouwen. Bij Yoga gaan we collectief en in verbluffend veel stilte op zoek naar ons innerlijke zelf en bij Body Styling steken we dan weer  puffend armen en benen in de lucht, in de hoop alzo de cellulitis voorgoed uit ons leven te bannen. Verbeten werken we een reeks sit ups af,  met iets opzwepends als ‘Beat it’ van Michael Jackson op de achtergrond.

Als ik op een vrije dag ook eens een les Styling boek op een doordeweeks moment knalt er geen muziek door de luidsprekers.  Misschien is die wel enkel bedoeld om werkende clubleden zoals ik nog wakker te houden, als we ’s avonds in zeven haasten binnen stormen na de zoveelste monsterfile. Maar nu liggen we met drie vrouwen rustig naast elkaar. En drie vrouwen op rij en op een matje, in een stille ruimte, dat blijft niet lang duren, dan borrelt er al snel verhaal naar boven.

 “Ik krijg het maar niet warm,” zegt de dame rechts naast mij, “dat is toch dikke ellende, als je eerst zo weken in de zon hebt gezeten.”

We willen natuurlijk weten onder welke zon ze dan precies zat.

“De Spaanse,” zegt ze, “we worden al een dagje ouder, dus we houden het wat dichter bij huis. Maar altijd maar overwinteren in Malaga, het gaat vervelen.”

Daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Als het leven één grote vakantie wordt, is het eigenlijk geen vakantie meer. Dan lijkt het me eerder ongemerkt indommelen.

“Precies,” zegt ze, “maar daar heeft mijn man geen oren naar, die wil altijd maar weg. Richting zon en dan ook nog eens veel eten en drinken. Genieten van het leven, noemt hij dat, en intussen word ik moddervet. Zie mij hier nu liggen.”

Dat valt wel mee, vind ik. Niets op haar matje dat niet meer te redden valt met wat hulp van Michael Jackson.

“En zo blijf ik natuurlijk ook nooit op schema met mijn oefeningen,” gaat ze verder, “en ik was net zo goed bezig.”

“Ja, dat is moeilijk,” valt de dame aan mijn linkse kant bij, “om op vakantie op gewicht te blijven. Je zit veel op een terras en je drinkt al eens vaker een wijntje.”

“ Een wijntje!” snoeft dame rechts, “hij wil al vanaf ’s middags aan de wijn! En ik moet af en toe toch meedoen, anders blijft het niet gezellig. Eigenlijk zitten we ons meestal ergens lam te zuipen, daar in de zon.”

Ze komt stilaan goed op dreef, het zit haar hoog.

 “En weet je wat nog het ergste is ? Hij komt van al dat schransen geen gram aan! Meneer moet niet sporten, nee, ik ben de enige die alsmaar dikker en dikker word. Maar daar mag ik niks over zeggen, dan ben ik weer de zeur.”

Dame links is één en al begrip. En geeft een gelijkaardige opsomming van feiten, maar dan op locaties dichter bij huis.  Over ‘dieje van ons’.

“Mannen!” besluit ze, “Je kan ze niet missen, maar soms zou je ze de nek willen omdraaien!”

“Niet dat ik geen goede man heb,” zwakt dame rechts toch nog even af, “maar al die zonnige vakanties en dat rustig genieten komen me soms de strot uit.”

Daar vallen we dan weer even stil van. En dan wordt er naar mij gekeken:

“Hoe zit dat met jou,” zegt dame rechts, “jij blijft er zo kalm bij? Of draag jij thuis de broek?”

Dus ik vink ook maar even mijn lijstje af. Dat ik meestal wel behoorlijk bezig ben en dat ik in mijn huis inderdaad volledige inspraak heb, met of zonder broek. Dat af en toe een korte vakantie me wel kan bekoren. En dat ik het me wel gezellig lijkt om hand in hand met een leuke jongen langs de branding te struinen, maar het aantal vrijwilligers is zeer beperkt. Over wijn kan ik bondig zijn: na meer dan één glas wordt het al redelijk genant, dus ik begin er niet meer aan. En de zon: mijn volgende reis gaat noordwaarts, maar dat is dan weer toeval, ik doe niet moeilijk over windrichtingen. Om tot de slotsom te komen:  ik amuseer me wel. Niet eens weinig, om eerlijk te zijn.

 “En helemaal geen man in je leven?” zegt dame links, “Gelukzak!”

“Mag ik niet bij jou komen wonen?” zucht dame rechts ook nog.

Als ik na de les, fris gedoucht en weer klaar om de wereld op twee benen te trotseren, dame rechts nog kruis bij het naar buiten gaan, tikt ze me even tegen de ellenboog.

 “ Trek het je maar niet aan, meisje, ” zegt ze, “jij komt vast nog wel een gezellige man tegen. En dan kan jij ook heerlijk gaan genieten, net zoals wij. En af en toe een wijntje drinken.”

Grappa - 05/12/2019

Ik krijg een berichtje van iemand van lang geleden:

‘Hey Mieke, met K. Ken je me nog? Ik kreeg je nummer van J. Hoe gaat het met jou? Ben je gelukkig?’

Wel een zeer directe vraag, vind ik, ze wordt ook zo onverwacht tussen soep en patatten gesteld. Bijna letterlijk zelfs, ik sta in mijn keuken gekookte aardappelen fijn te prakken tot wat hopelijk een gladde puree zal worden. Dus ik tik niet meteen een antwoord. Over dit soort existentiële levensvragen moet ik eerst eens nadenken.

Als ik wat later, na mijn (overigens waanzinnig lekkere!) puree met worst, nog even rustig ga zitten met een kop koffie, lees ik het berichtje opnieuw.

Want ja, ik ken hem nog. Uit een tijd dat we vermoedelijk geen van beiden zo heel erg gelukkig waren. In zijn huwelijk stormde het stevig en ikzelf zat  dan wel niet aan boord van een officieel geregistreerde boot, maar in mijn schuitje was het ook gevaarlijk zwalpen. Onze vriendenkringen kruisten en zo raakten we ergens in de doorsnede aan de praat. Twee prille dertigers, met de eerste gemene krasjes op onze ziel, de onbezonnen speeltijd was definitief voorbij. We deelden verhalen over leugens, bedrog en hoogoplopende ruzies achter schijnheilige muren, maar altijd gedresseerd met een pittig sausje humor. Want hoe raar het ook mag lijken: we hebben onbedaarlijk hard gelachen, tot snikken toe, het schijnt wel meer voor te komen onder kompanen in oorlogstijd. Het was vooral ook de manier waarop hij de dingen bracht, ik werd er onverwijld goedgezind van. En hij liet me Grappa drinken en gaf me één van de warmste complimenten ooit gekregen: dat hij me best wel een boeiende vrouw vond.

Ik weet niet meer hoeveel Grappa’s hij toen al op had, maar ik ben die woorden nooit vergeten.

En toen kwam het moment dat er beslissingen werden genomen: hij vertrok naar verre oorden en ook ik sleepte hebben en houden naar een nieuw adres. De link via gemeenschappelijke vrienden viel weg en we botsten elkaar niet langer toevallig tegen het lijf. Als ik me goed herinner was er ergens halverwege de jaren nog één telefoontje, werk gerelateerd zelfs. Maar meer niet. Ook nooit nog Grappa gedronken, de smaak sloop stilletjes uit mijn geheugen.

En nu dus plots die vraag. Waarop ik inmiddels weer ja mag antwoorden. Want ik ben dan wel op een zaterdag geboren, maar in wezen was ik duidelijk bedoeld als zondagskind. Het is enkel te wijten aan mijn aangeboren ongeduld dat de zaken destijds wat versneld zijn. Maar ik kwam alsnog goed terecht, in een comfortabel wiegje. In een land waar je in de rekken van de Colruyt kan kiezen tussen toiletpapier met drie of vier of zelfs vijf zijdezachte laagjes. Tussen mensen die meestal wel het beste met me voor hebben. En ik vaar weer een behouden koers, af en toe helt mijn bootje inderdaad wel eens dreigend over, maar ik ben nooit reddeloos overboord gevallen. Een mens leert gaandeweg wel wat navigeren.

Dus ik laat hem weten: ja, ik ken je nog. En ik ben gelukkig. En jij?

Hij ook, blijkbaar.

Dat moeten we dan dringend nog eens bespreken, vindt hij.

En ik vind dat eigenlijk ook.

Dus we spreken af. Even een kwarteeuw overbruggen. Dit keer wel vanuit een heel andere invalshoek. Maar we gaan lachen, dat weet ik nu al.

En zo opeens weet ik ook weer hoe Grappa proeft.

Palen - 12/12/2019

Het zal wel in de genen zitten, want we zijn daar bij ons Thuys allemaal redelijk goed in: zwanzen en zeveren over de onnozelste dingen.

Zo vertelt mijn dochter opeens iets over een lelijke paal, en dan nog op een manier zoals alleen zij dat kan: een kleine ergernis uiten met zoveel humor en mimiek dat we het uiteindelijk toch weer allebei bescheuren.

We leunen samen tegen de reling van mijn terras en kijken uit op het tuintje van de benedenburen, dat van mijn ouders dus. Vroeger was het zo’n typisch Vlaamsch hofken, met preiplantjes die gemillimeterd recht op een rij werden gepoot. Ik mocht af en toe wel eens mee schoffelen of iets groens zaaien en dan ontkiemde er wel eens wat peterselie, wie weet is er wel een gezond blozende boerin aan mij verloren gegaan.

Maar nu, jaren later, kijken we uit op een keurig stadstuintje. Mijn vader zag het jaarlijks omspitten van de winterbedden niet meer zitten en ikzelf bloos enkel nog als mij nog eens het hof wordt gemaakt, zeer sporadisch dus. Als bijna vanzelfsprekend kreeg ik ook zomaar opeens volledige bevoegdheid over agrarische zaken, en wie mij kent weet dat ik vooral praktisch denk. Onbespoten groenten -en eigenlijk ook wel redelijk veel onkruid, mijn vader deed aan bio-tuinieren nog voor het woord werd uitgevonden- ruimden dan ook  al snel plaats voor een onderhoudsvriendelijk ontwerp met winterharde struiken en bodembedekkers.

Twee dingen verwijzen nog naar de charme van weleer: een oersterke rabarberstruik waaronder Basset Winston ook nog flink wat warme zomers heeft liggen weg ronken, en het oude vogelhuis. Voor dat laatste gebruik ik bewust geen verkleinwoordje, want het gaat hier wel degelijk om een imposant bouwwerk. Eigenhandig door mijn vader in mekaar getimmerd, een zeer solide constructie met een grote open ruimte, een soort van langgerekte doorzonwoning voor gevleugelde vrienden. De ‘landingsbaan’ noemen de dochter en ik het wel eens lachend, volgens ons kan er ook een helikopter op terecht,  maar dat mag mijn vader niet horen. Want het vogelhuis was en is nog steeds zijn trots en het mocht onder geen beding verdwijnen. Vervangen door een meer esthetisch verantwoord model was evenmin bespreekbaar, hij blijft verknocht aan het origineel. En ik moet toegeven, zijn ontwerp wordt zeer geapprecieerd door de plaatselijke vogelpopulatie, er wemelt altijd wel iets op het platform. Eén en ander heeft waarschijnlijk ook te maken met het gratis buffet dat gul wordt aangeboden. Mijn vader vult dagelijks, winter en zomer, de strategisch geplaatste voer -en waterbakjes en commandeert mij regelmatig richting Tuincentrum Aveve, om twee zakjes ‘ Mengeling voor sierduiven, n° 778’, graantjes van - althans naar zijn zeggen - superieure kwaliteit. Zelfs de luizigste straatmus dineert bij ons op driesterren niveau.

Maar om uiteindelijk bij het verhaal van de paal te komen: dat vogelhuis rust dus op een dikke, verweerde houten paal. En nu ik er aan denk, langs het tuinpadje loopt ook nog de goeie, ouderwetse wasdraad, gespannen tussen twee andere palen die ooit om één of andere duistere reden fel oranje werden geverfd. Ik vermoed om ons vliegend bezoek veilig te begeleiden tijdens het landingsproces naar het vogelhuis. Maar mij vallen ze zelfs niet meer op, als je maar lang genoeg gedachteloos op iets zit te kijken vervagen zelfs oranje palen.

 “De geschiedenis herhaalt zich,” zucht mijn dochter, “wij hebben nu zelf ook al zo’n lelijke paal op ons terrein.” Een goedbedoelde geste van de schoonzoon, overigens. Want de dochter geeft ook na valavond nog paardrijlessen in haar buitenpiste en dan is er natuurlijk nood aan licht in de duisternis. En nu heeft de schoonzoon dus een soort van proefconstructie opgesteld, om te testen waar de lamp precies moet schijnen. Een lelijke paal, vastgeschroefd op iets ingewikkelds van houten planken en dan helemaal bovenaan die lamp.  Het was blijkbaar ook  geen simpele onderneming, er moest nog wat hulp van vrienden en kennissen aan te pas komen om alles op juiste hoogte te monteren.

 “En met de kans op vrijwillige elektrocutie,” vervolgt mijn dochter, “dan riskeert hij ook nog zijn leven om zo’n lelijk ding op te stellen.”

“Maar toch wel lief van hem,” zeg ik, “dat hij al die moeite voor je doet.”

“Het is en blijft een lelijke paal,” zegt ze, maar ze krult wel nogal zelfingenomen haar neusje.

Een weekje later zitten we op zondagmiddag met z’n allen aan tafel voor één van mijn proefprojecten: al even uittesten of mijn kroketten kerstwaardig zijn.  In het vogelhuis wordt ook alweer druk fladderend gedegusteerd. Wat de aandacht weer naar de paal leidt.

 “Hoe zit het nog met de paal?” vraag ik.

 “Einde testcase,” zegt mijn dochter, “de buren zijn komen klagen. De lamp scheen ’s avonds recht in hun living, die mensen zaten al veertien dagen verblind aan tafel.”

“Niet erg,” zegt mijn schoonzoon, “dit was maar om te proberen. En ik ging hoe dan ook iets anders bedenken, zo’n houten paal gaat mettertijd toch rotten.”

“O, nee hoor,” zegt mijn vader, “Je moet zo’n houten paal met het juiste product  insmeren, dan overleeft die weer en wind.”

 En hij wijst trots naar zijn  vogelhuis. Op die rare houten paal.

“Of neem nu die palen van de wasdraad,” moedigt hij nog aan, “die staan er ook al meer dan een halve eeuw.”

 “Het einde der palen is nog niet in zicht,” zegt mijn dochter.

We hebben dus nog wel wat te brabbelen. Dat staat als een paal boven water.

Vrede op aard - 19/12/2019

 

We zeggen het nu ook dikwijls luidop. Bij de bakker en in de dagelijkse wandelgangen of zoals ikzelf vanmorgen nogal onnozel tegen mijn spiegelbeeld: dat het weer bijna Kerstmis is en dat de tijd toch vliegt, net vierden we nog nieuwjaar en kijk nu!

De wereld draait ook wat koortsiger, want opeens moet er nog van alles versierd of geregeld worden: bomen, vijfgangendiners, misschien wel een knus verblijf in een Ardens chalet, met glühwein bij een knisperend houtvuur. De druk om het jaar gezellig af te ronden is niet gering. Dit zijn de dagen van veel, veler, veelst.  Niet zomaar tomatensoep met ballekes op tafel zetten, maar bisque met een flinke scheut room. Ik word al een beetje kribbig bij het vooruitzicht dat mijn soep dan waarschijnlijk weer gaat schiften. En Kerst mag dan wel een tijd van vrede op aarde te zijn, toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat, samen met mij, veel mensen van goede wil toch wat bokkiger worden.

Het begint al bij de kerstverlichting.

“Waarom hebben die van Diest al feestverlichting, en wij nog niet?” zeurt iemand in onze straat. We zijn eind november, dus in principe zitten we nog ruim op schema.

Als ik een weekje later vrolijk wijs naar de lichtjes in onze Basilieklaan is het wéér niet goed.

 “Waarom enkel daar? Of kennen we maar één invalsweg in deze stad?”

“Toe maar,” grommelt nog een andere buur, “dit is al circus genoeg.”

Op facebook volg ik toevallig ook nog een verhitte discussie over foute kersttruien. Een kledingstuk dat Colin Firth nog aanbiddelijker maakte dan hij al was in de eerste Bridget Jones film, maar verder zegt zo’n rendiertrui me weinig, laat staan dat ik er zelf één zou breien. Toch gaan die dingen dezer dagen massaal over de toonbanken, over smaak en kleur valt duidelijk nog steeds niet te twisten.

‘Schandalig!’ zeggen de tegenstanders. Want die truien vormen een zware belasting voor het milieu. Ze worden voornamelijk gemaakt van acryl, een soort van plastic en daar hebben we al zeeën vol van. En ze worden zelden meer dan één keer gedragen, niemand loop een hele winter rond met een gebreide sneeuwman op de buik.

‘Niks mag nog!’ mokt de tegenpartij, ‘van al dat gekanker gaan we nog sneller doodgaan dan van wat goedkope Fast Fashion! Pak eerst de grootste vervuilers eens deftig aan!’

Eén dame biecht braaf op dat ze wel elk jaar een kersttrui koopt, maar altijd tweedehands en daarna schenkt ze hem aan een goed doel. Ik stel me dan zo voor hoe een paar maanden later zo’n tenger, doorschijnend kindje in Bangladesh loopt te zweten in een rendiertrui van acryl, je zal zo’n ding maar krijgen.

Ik hou me ver van het tumult en besluit gewoon een klassiek zwart jurkje uit de kast te halen voor de feesten, daarmee zit je als vrouw meestal wel goed. En zelfs, mannen die zich gemakshalve ook geroepen voelen: we leven in gender neutrale tijden.

Een paar dagen later luister ik met stijgende verbazing naar een telefoongesprek van een - overigens meestal zeer beminnelijke!- collega met de klantendienst van één of andere webshop. Ze heeft een pakje besteld en nu, drie ( drie!) dagen later is het pakje nog steeds niet geleverd. Het gesprek escaleert en eindigt met veel geroep, van beide kanten, zelfs bij per definitie klantvriendelijke klantendiensten worden ze kattig in december.

“Als jullie dit service noemen,” brult mijn collega,“ hier laat ik het niet bij!” en ze gooit met een smak de hoorn neer.

“ Ik laat me  niet doen,” zegt ze, “ik wil verdomme mijn kerstcadeaus tijdig onder de boom.”

En ze vertelt me trots wat ze besteld heeft: een soort van helende kristallen, kleine edelsteentjes die rust en harmonie brengen. En kalmte. Ieder van haar geliefden krijgt dit jaar een zakje gevuld met positieve vibes.

 “Origineel,” zeg ik, “en precies wat de wereld nu nodig heeft.”


2020

Teddy - 01/01/2020

Het kerstdiner werd al genuttigd. Al worden hier en daar nog extra tafels gedekt. Tenminste, zo lees ik toch in de krant: één op de drie Belgen viert gemiddeld zo'n vijf keer Kerstmis. Naast het traditionele gebeuren in familiekring volgen er nog de feestjes met vrienden, collega's of buren.

Maar daar doe ik niet al te uitbundig aan mee. Als het doek valt over 25 december ben ik al lang blij dat 90 % van wat ik die dag op tafel bracht eetbaar werd bevonden. En verder heb ik het dan wel even gehad met al die jingle bells rond mijn oren. Volledig kerstproof kan je mij niet noemen.

Bovendien moet Nieuwjaar nog komen, deel twee van het feestgedruis. Dus ik blijf in afwachting zo ver mogelijk uit beeld. Het is zo'n week waarin ik wat onbestemd doorheen de dagen pruts. En meer nadenk dan goed voor me is. Niet dat ik het leven in kleermakerszit ga overpeinzen, maar bij de minste aanleiding flitsen lang vergeten anekdotes weer dagvers door mijn geheugen. Mijn gedachten maken rare bokkensprongetjes, en meestal terug in de tijd. Nostalgie is nooit ver weg en maakt de dagen net iets donkerder.

Gelukkig komt de redding in de vorm van een leuke invitatie: een lieve vriendin vraagt me mee voor een weekendje aan zee. Dat lijkt op het eerste gezicht ook niet zonder gevaar- ik ken mezelf op grijze dagen aan een kustlijn- maar met deze vriendin weet ik dat mij montere dingen te wachten staan.

" We gaan shoppen in Nieuwpoort," zegt ze opgewekt, "ik ken daar al de juiste adresjes."

Toeval wil dat zij dringend één en ander nodig heeft en ikzelf zoek me al enkele weken suf naar een warme teddyjas. Ik weet precies wat ik wil en ik fantaseer mezelf moeiteloos in het perfecte, wit-beige oversized model, alleen, ik vind hem nergens.

"In Nieuwpoort dus," zegt mijn vriendin, "daar gaan we scoren."

En ze heeft gelijk. We hebben slechts twee dagen en volgen een strak schema, met snelle kusttrammen en stevig doorstappen over dijken en promenades, maar ze loodst me inderdaad feilloos naar de perfecte teddy. Hij hangt me op te wachten in zo'n blasé concept store, maar nu al met zomaar losweg 40% korting. Na!

Eenmaal de buit in handen stappen we toch nog wat rond op het strand, maar daar is van tristesse hoegenaamd geen sprake meer. Het heeft iets te maken met vrouwen en de perfecte sales in een duur zakje, dan schijnt gewoonlijk de zon.

Op de laatste dag van het jaar word ik toch weer mee gesleurd in de aanloop naar nog eens feest. Ik ben wel met een paar dappere collega's aan het werk, maar 'aanwezig zijn', dekt vandaag iets beter de lading. Al rond de middag stijgt de spanning gevoelig: het aftellen naar een nieuw decennium is begonnen. We verklappen mekaar wat straks overvloedig zal gegeten en gedronken worden en piepen af en toe op facebook, dat bol staat van de beste wensen.

Ik lees daar ook flink wat getuigenissen over het voorbije jaar, dat het een jaar van overweldiging en uitdaging en groot geluk was, en voor 2020 wordt ook gehoopt op minstens even veel. Over de mindere dagen wordt precies niet zo uitgeweid.

Het leidt toch weer tot wat melancholie. Want ik stel vast: mijn 2019 was niet bepaald van een hoog mijlpaalgehalte. Wel een jaar van ( intussen gelukkig weer iets minder) rond en gezond, maar veel spectaculairs heb ik verder niet te melden.  Niet iets bepalends waarvan je later zegt: weet je nog, toen!

Al is dat natuurlijk allemaal relatief. Want wat zijn mijlpalen? Ik wist mijn grootouders nog vertellen over voor en na den oorlog, dat waren dan weer hun scharniermomenten. En ik hoor op het nieuws dat op dit eigenste moment de andere kant van de wereld letterlijk in brand staat. Je kan alleen maar hopen dat die mensen daar volgend jaar überhaupt nog iets kunnen over navertellen.

Nee, dan even graag de gezapige dagen, die van overwegend klein geluk.

Dus, wat kan ik wensen voor 2020? Gewoon nog wat meer van 2019?

Maar hoe dan ook, voor iedereen:  een jaar van warmte, net zo zinnenstrelend als die van mijn zachte teddy jas.


Winston - 09/01/2020

Ik ben hier meestal zuinig met namen noemen. Maar vandaag maak ik een uitzondering. Want dit is een laatste eerbetoon aan een dikke vriend. Deze woorden vertellen over Winston. Niet dat hij zelf bijzonder trots was op zijn naam, hij kwam soms sneller aangelopen als je 'Gerda' riep, het blijft één van onze betere inside jokes. Maar wat belangrijk is in dit leven mag duidelijk benoemd worden, en hij was heel zeker geen bijkomstigheid.

Winston, onze lieve loebas, onze eigenzinnige Basset Hound. Het afscheid kwam niet geheel onverwacht, want in hondenjaren was hij meer dan stokoud, maar toch, het hakt er niet minder fel in.

Lang geleden was hij een verjaardagscadeau voor de dochter. Een klein, snoezig hondje met korte, dikke pootjes en wel héél erg lange oren. Af en toe struikelde hij daar over, grappig. Verder deed hij voornamelijk dutjes of hij speelde met stukjes schors in de tuin. Lekker liggen soezen in het zonnetje bleek ook één van zijn favoriete bezigheden. Of hij sukkelde per ongeluk onder een dichte struik en dan zochten wij ons een ongeluk.

Hij was onwaarschijnlijk schattig. Maar al snel werd hij zijn naam echt waardig. Hij leek steeds meer op die andere, verre naamgenoot, Churchill: aan de zwaarlijvige kant en met diepe plooien in de onderkinnen. En hij bleek al even dwars! Ons snoezige hondje doorworstelde een zeer uitgesproken puberteit en ik heb meer dan eens overwogen om hem definitief onder een struik te parkeren. We verdiepten ons in alle data beschikbaar over Bassetachtigen en hij vertoonde effectief alle hoofdkenmerken, met een niet al te hoge intelligentie maar recht evenredig dan weer even veel koppigheid voorop, maar daar bleek weinig aan te doen. Ik leende, ten einde raad, 'Puppies voor dummies' in onze plaatselijke bibliotheek, maar hij vrat het boek gewoon half op, nog voor ik het uitgelezen had. Dat deed hij trouwens met alles wat in een onbewaakt moment ergens op Bassethoogte bleef rondslingeren: gsm's, een fototoestel, een bril, uiteraard de dure bifocale. En indien echt niets anders voorhanden beet hij de tapijten aan flarden. Of hij roofde, met de snelheid van het licht, de volledige koelkast leeg.

Een strengere aanpak drong zich op. Dus we schreven hem in bij de plaatselijke hondenschool. Twee avonden in de week trokken we daar in optocht naartoe: Winston, de dochter en ik. Al heb ik me dikwijls afgevraagd wie het meest scholing nodig had, de hond of ik, de dochter had gelukkig iets meer feeling met viervoeters. Maar goed, we sleepten ons samen door de puppyklas en stilaan kwamen er lichtpuntjes: Winston die flink korte bevelen uitvoerde, wel uitsluitend in ruil voor een Zwanworstje, ik kocht ze aan in gezinsverpakkingen van de witte producten, anders werd het onbetaalbaar. Apporteren lukte helaas nooit. Als Winston achter een stok aan moest zag je hem pas een uur later terug. "Den Engelsman" werd zijn bijnaam op school, niet eens misplaatst. Hij had inderdaad dat flegmatische van doorwinterde Britten, met zo'n onthechte blik, daarmee had hij moeiteloos een Brexit kunnen afwenden.

Hij kon onbewogen en Oost- Indisch doof blijven, zelfs in crisis situaties. Hij zette ooit de hele straat op stelten, toen hij op een avond vermist werd na een onweer. Alle buren- hij liet werkelijk niemand onberoerd- meldden zich vrijwillig om de buurt volledig uit te kammen en we trokken in groepjes, luid roepend en gewapend met pillampen en fluorescerende regenjasjes, de natte nacht in. Terwijl Winston gewoon al die tijd in een keldergat naast het huis lag te chillen, de kalmte zelve, we vonden hem pas uren later.

We hebben ook een tijdje enkel met ons tweetjes gewoond, hij en ik. Tijdens periodes dat de dochter nieuwe horizonten opzocht. Dat waren de maanden dat we een hecht team werden. Want hoe ik ook opzag tegen de constante waakzaamheid, hij werd, innemend als hij dan ook weer kon zijn, m'n maatje. We gingen samen wandelen in het Zichems veld en hij snoepte al mijn restjes van de tafel. Hij kreeg me zelfs zo ver dat ik af en toe een extra lapje vlees voor hem bakte, liefst een mager stukje, want hij had dus die neiging om nogal snel aan te dikken. Vanaf toen werd ook zijn liefde voor mij onvoorwaardelijk, ik werd voor altijd de vrouw van de lekkere varkenshaasjes.

De herfst van zijn leven bracht hij door bij de dochter. Toen ze definitief verhuisde naar een buitenleven mocht hij mee. Een wijze beslissing, want hij beleefde daar nog de tijd van zijn leven. Hij struinde schmutzig tussen paarden en kinderen die niet enkel de pony's, maar ook onze sloeber liefdevol borstelden en vertroetelden. Hij liet het zich allemaal goedmoedig welgevallen. En als ik op bezoek ging werd ik weer even- ad interim- zijn baasje. Dan sjokte hij trouw achter me aan, hobbeldehobbeldehobbel, je hoorde hem bijna luidop dromen van heel veel varkenshaasjes. Verder dan dat reikte zijn jachtinstinct trouwens niet. Het enige wild dat Winston ooit-  en dan nog per ongeluk, niet alleen wij maar ook hij schrok zich een ongeluk!- bijna gevangen heeft was een ratje dat razendsnel weg ritselde in een sloot op de Keiberg. Maar vijf herten op rij, tijdens een wandeling in de Willebringse bossen: niks gezien…Loslopende kippen op het erf, ook geen probleem. Winston had zijn prooi gewoon liever lekker gebraden en met een lichte kruiding.

Hij kreeg bij de dochter ook nog een adoptiebroer, Oscar, maar we hebben nooit goed kunnen inschatten of hij daar wel zo blij mee was. Hij toonde dezelfde onverschilligheid toen later freule Betsy nog haar intrede deed: Winston bleef er stoïcijns kalm bij. Hij was sowieso al heel goed in negeren en hij bleef in alle omstandigheden de knorpot van het gezelschap. Gezellig samen spelen leek beneden zijn waardigheid, daar deed Winston niet aan mee. Not his cup of tea. We beaamden dat wel eens hoofdschuddend in besloten kring: dat hij soms echt een nors rotzakske kon zijn…

En dan kwam de winter. Zijn laatste maanden, hij haalde nog net het nieuwe jaar. Onze kloeke jongen die ooit onvermoeibaar kilometers ver speurend en snuffelend door velden en bossen baggerde sleepte zich steeds moeizamer van kussen naar kussen. Of hij zocht buiten nog wat beschutting onder zijn hoogstpersoonlijke conifeer. Hij ging nog wel eens dag zeggen tegen de paarden, maar dan moest hij een jasje aan, hij kon niet meer tegen al die kou en nattigheid. Zijn lieve lange lijf was op, en zijn wereld werd steeds meer nog slechts een vage schemering.

En toch! Toch kwam nog veel te snel zijn tijd van gaan. Zo bot en rauw en onherroepelijk, het greep ons bij de keel. Maar hij mocht zachtjes inslapen, dicht bij zijn baasje, haar armen nog een laatste keer beschermend om hem heen, met stellige zekerheid zijn liefste schuilplaats.

Hij liet ons verslagen achter. Hij was ooit bedoeld als een onvergetelijk geschenk en maakte die wens ook helemaal waar. Of om het met de woorden van de dochter te zeggen:  het mooiste, liefste, meest geweldige, stoutste en meest geurige verjaardagscadeau ooit.

Niet zomaar een hond, maar een begrip. Zelfs blind bleef hij nog de weg naar onze harten vinden. We zullen nog dikwijls achterom kijken, en ons afvragen waar hij blijft.

Onze Winston.

Sir Winston.


Boze randjes - 16/01/2020

Het gebeurt zonder enige aanleiding: ik zit voor mijn lap top en zie plots de lettertjes op het scherm wazig worden. Of nee, wazig is niet het juiste woord, het lijkt wel of er een plasje water over mijn linkeroog danst. Het plasje heeft gekartelde randjes die oplichten, het lijkt zo'n beetje op een boos  tekstballonnetje in een stripverhaal. Alsof elk moment ook Guust Flater mijn blikveld kan binnen stappen.

Als ik omhoog of opzij of zelfs schuin naar beneden kijk verhuist het plasje mee en de randjes veranderen van vorm. En ook raar, het gaat niet weg als ik mijn ogen sluit.

Maar het is al laat op de avond. Ik moet wel heel erg moe zijn, denk ik, als ik al sterretjes zie met mijn ogen dicht. Dus ik klap mijn lap top toe, ga dan maar  slapen zonder nog wat te lezen en de volgende ochtend is alles vergeten.

Maar de boze randjes keren af en toe terug. Meestal 's avonds en ik herken stilaan een patroon: het plasje begint heel kleintjes en wordt dan groter en groter, tot het mijn volledige oog bedekt, om dan even plotseling weer te verdwijnen. Het helpt ook als ik een paar minuutjes rustig ga liggen. Dat stelt me enigszins gerust, het zal wel te wijten zijn aan een combinatie zijn van een overvloed aan beeldscherm en te weinig slaap.

Het overvalt me ook nog eens op een donkere, drukke autostrade en dat vind ik minder geruststellend, even rustig gaan liggen is daar geen optie. En als ik enkele dagen later zit te ontbijten en plots mijn boterham golvende bewegingen zie maken word ik toch wel een beetje ongerust.

Uiteraard doe ik nu ook meteen de dingen die je best niet doet bij vreemde kwaaltjes. Dokter Google raadplegen, bijvoorbeeld. Ik tik de gekste zoektermen in, gaande van 'plas in oog' tot 'boze tekstballon in oog'. En zie natuurlijk de verschrikkelijkste aandoeningen passeren, het verbaast me dat ik intussen nog niet palliatief ben. Of op z'n minst stekeblind. En als ik er terloops iets over vertel tegen mijn moeder word ik daar ook niet bepaald kalmer van. Want mijn moeder is niet alleen een wandelende verjaardagkalender, nee, zij beschikt ook over een zeer gedetailleerde databank betreffende medische aandoeningen. Ik weet niet of de grote Larousse Médical Illustré nog in omloop is, maar er bestaat alleszins nog een Nederlandstalige versie: mijn moeder dus.

In dit specifieke geval wijst ze me alvast op een paar ernstige mogelijkheden, die zich dan blijkbaar ook al eerder hebben voorgedaan in onze familie, het zit misschien wel in de genen. Twee nonkels kregen ook al te kampen met rare dingen in de ogen. Gelukkig in beide gevallen wel met positieve afloop, maar enkel dankzij snel en accuraat medisch ingrijpen.

Er is dus geen ontkomen meer aan, ik moet naar de dokter.

Die kijkt zorgelijk als ik de symptomen beschrijf: een plasje golvend water, met lichtgevende, gekartelde randjes.

"Geen vlekjes?" vraagt hij.

Nee, geen vlekjes, wazig water. Een grillig afgelijnd vijvertje. Ik zeg maar niks over Guust Flater.

"Ik kan natuurlijk niet diep in je oog kijken," zegt de dokter, "ik verwijs je nu meteen door naar de oogarts. We kunnen hier best niet te lang mee wachten."

Dat 'best niet lang mee wachten' vind ik dan weer heel erg verontrustend.

"Misschien heeft het wel iets te maken met mijn bloeddruk," probeer ik nog. Want daar had ik, lang geleden, toen ik in blijde verwachting was, wel eens problemen mee en dan mocht ik lekker veel zout eten. En ik zie dat wel zitten, zo nog eens elke dag een handjevol gezouten chips, gezond zijn, ik heb er best wel wat voor over.

Maar nee, ik word kordaat terug gefloten door de wetenschap, grondig onderzoek dringt zich op. Mijn dokter krijgt nog een consult bij de oogarts geregeld, ergens volgende week.

"Maar maak je niet te veel zorgen," zegt hij nog, "meestal vallen zo'n dingen goed te behandelen. Operatief of met laser. Of misschien wel gewoon met injecties."

Bij dat laatste zie ik meteen nog wat extra sterretjes.

Ik leef dus nog een paar dagen in het ongewisse. En bekijk de dingen in afwachting toch enigszins anders. Of beter gezegd: ik kijk opeens écht, met aandacht. Want af en toe een vijvertje in je oog is één, maar de gedachte dat het licht ook volledig uit kan gaan zet een mens aan tot gulzigheid. Je wil toch nog een laatste, overvloedig avondmaal als het vanaf morgen misschien wel definitief gedaan is met schransen. Ik begin dus alvast met gretige ogen rond te kijken. Opeens vind ik alles mooi om zien. Niet enkel een hemelsblauwe lucht, maar ook een groezelige stationsbuurt kan me nu bekoren. Betonnen grauwheid wordt zomaar opeens kunstzinnig.

Als ik op zaterdagmiddag kip wil kopen op de plaatselijke markt en er nog 25 wachtenden voor mij zijn, blijf ik, tot m'n eigen verbazing, geduldig in de rij staan. Meestal loop ik dan, mijn volgnummertje krampachtig in de hand, nog haastig heen en weer naar de dichtsbijzijnde groentekraam, nog snel wat tomaten inslaan of zo, om toch maar geen kostbare tijd te verliezen. Maar nu niet. Ik blijf geboeid staan kijken naar het harmonieuze samenspel van de drie bedrijvige dames achter de hoge toog. Hoe ze vingervlug gebraden kippetjes vierendelen en in een verrassend hoog tempo de drummende klanten bedienen.

' Moet er ook nog een beetje saus bij, madam?'

Het werd al eerder geschreven: de wereld is een schouwtoneel. Maar voorlopig is die van mij dus af en toe nog een beetje wazig. En met gekartelde randjes. Of met tekstballonnetjes zonder tekst.

Vooral dat laatste vind ik maar niks.


Oude ruitjes - 23/01/2020

M'n jongste nichtje langs moeders' kant heeft de benijdenswaardige gewoonte om al haar dierbaren jaarlijks een persoonlijk bezoekje te brengen, meestal ergens rond nieuwjaar, zo blijft het ook mooi overzichtelijk. Mijn ouders behoren tot de vaste waarden op haar adressenlijst en vooral mijn moeder vertelt- tot weken nadien nog- honderduit over de warme, hartelijke koffieklets die telkens met zo'n visite gepaard gaat. Maar dit jaar is ze wel bijzonder opgetogen!

"Kijk wat een mooi cadeau je nichtje voor ons mee had," zegt ze.

Ze toont me een wit glanzend zakje, zo eentje van het duurdere boetiekje, ik bewaar die dingen ook altijd zuinig om er later, quasi nonchalant, nog eens iets banaals mee te transporteren, een tussendoortje voor op het werk of zo. Wie me wel eens bij Aldi ziet buiten komen met de boodschappen in zakjes van Delhaize weet wat ik bedoel, bij mij is het gewoon goedkope stoef. Maar dit zakje dient een hoger doel, er zitten drie schattige potjes in, gevuld met confituur.

 Zelfgemaakte, zegt mijn moeder, en dan ook nog eens naar een aloud familierecept, dit is zonder meer een welgemeende, persoonlijke attentie. De potjes zijn afgedekt met een geruite keukenhanddoek.

"Herken je die nog?" vraagt mijn moeder.

En ik moet even slikken, want ja, ik herken ze nog, die ruitjes, in beige en rood en vaal roze tinten…Het is nog een handdoek van haar moeder en dus mijn grootmoeder zaliger. Een stukje katoen dat me moeiteloos terug smijt in de tijd.

Want, zoals het grootmoeders betaamt, die van mij hebben allebei een diepe indruk nagelaten. Grotere tegenpolen zal je trouwens niet snel meer vinden! Langs vaders' kant had je ons Bonne, de doortastendheid zelve, een echte 'femme de commerce', ze deed straffe uitspraken die nu, jaren later, nog met regelmaat op familiefeesten worden geciteerd. Zij was de vrouw die wel eens het etiket 'kapitein' kreeg op gekleefd.

Maar langs moeders' kant kende ik de zachte variant. Moeke van Rillaar was de oma uit de sprookjesboeken, altijd liefdevol aanwezig, maar eerder als stille, goedmoedige kracht op de achtergrond. Een vrouw van weinig woorden, maar daarom niet minder Diensthoofd Algemene Zaken. Want zij bestierde ooit in haar eentje een huishouding met vier kinderen en hield en passant nog een kleinschalig landbouwbedrijfje draaiende, terwijl mijn grootvader voor de week van huis was om met de kompels af te dalen in de Limburgse mijnen. Ik heb nog verhalen gehoord over hoe zij, daags na de bevalling van haar jongste kloeke boerenzoon, voor dag en dauw alweer gewoon de koe ging melken. Je kan het je nu niet meer voorstellen, al dat harde labeur in een wereld zonder vaatwasmachines. Met strijkijzers die eerst moesten opwarmen op de Leuvense stoof. Lang voor het bestaan van dienstencheques, dus ook geen wekelijkse poetshulp op wie je wel eens kon foeteren om een vergeten hoekje.

Het was een wereld waarvan niet veel beeldmateriaal rest. Ik heb maar een paar foto's van Moeke, zo van die kleine, ouwerwets glanzende in zwart wit, en niet eens van in haar jonge jaren. Maar de beelden in mijn hoofd maken dan weer een film van lange, warme zomers, de vele vakanties die ik als kind op de boerderij doorbracht. Ik zie haar nog heel voorzichtig asperges kuisen en secuur in busseltjes binden voor de veiling, één van haar vele kleine bijverdiensten, ze leefde rustig op het ritme van de seizoenen. Ze verhandelde al wat groeide en bloeide op haar erf: erwtjes, bonen, aardbeien, alles honderd procent bio, maar zonder het dure label. En ze leerde me poppenkleertjes naaien op haar oude Singer, zelfs een 'combinaison', zo'n kanten frulletje, voor mijn enige en bijgevolg altijd zwaar overstijlde Barbie. Later, toen ik tijdelijk transformeerde in een tegendraadse puber, stikte ze ook stiekem de pijpen van mijn jeansbroeken in, nog smaller dan smalst. Iets waar mijn moeder wel eens wanhopig de ogen voor ten hemel sloeg, maar ik had gelukkig mijn bondgenoot in de strijd.

Ze was ook een fiere vrouw. Op weekdagen stak het minder nauw, dan moest er hard en ruw op het veld gewerkt worden, maar op de dag des Heeren trok ze haar zondagse kleren aan. En het weinige goud dat ze bezat blonk dan om haar hals. Er wordt wel eens beweerd dat ik dat een beetje van haar heb, die hang naar vestimentaire perfectie. Stuur mij de straat op met ongepoetste schoenen en ik ben de rest van de dag ongelukkig. Dat had zij ook, ze kraakte van netheid. En ze at als een kieskeurig musje. Zelfs op de uitbundige pensenkermissen van toen, met hun overvloed aan stevige boerenkost, zat zij profijtig in een puntje kriekenvlaai te prikken.

Ik droom nog een flink deel van de avond weg, met die handdoek voor me op tafel. Uren die ik in gedachten nog eens doorbreng met ons Moeke, ze was ook mijn doopmeter. Ik zie weer hoe ze vriendelijke klopjes gaf op de flanken van Netteke , de dikste koe in de stal. En hoe we elke zomer met de bus naar Bokrijk reden, met nog een lieve tante en alle nichtjes samen op de achterbank. En 's middags aten we dan wakke boterhammetjes, al van 's morgens vroeg belegd met fijne schijfjes tomaat en gewikkeld in boterpapier. Nooit zo lekker gegeten, terwijl ik niet eens tomaten lust. 

Het waren trage dagen van simpel kindergeluk, speelgoed was nog niet educatief bedoeld, we hinkelden onbestemd tot de zon weer onderging. Ze maakte een uitzondering in die speeltuin van Bokrijk , maar buiten de grenzen van dat terrein speelde Moeke zelden mee, dat deden de grote mensen toen nog niet, begrippen als  'quality time' en 'family goals' moesten nog uitgevonden worden. Maar ik weet wel zeker dat ze dikwijls stiekem genietend zat toe te kijken.

En dan, helaas, volgden ook weer mindere tijden, het is des levens. Een zware hartziekte kreeg haar veel te jong te pakken. Ze overleefde maar liefst vier infarcten, het vijfde werd haar fataal. Ik werd die dag wat sneller groot dan waarschijnlijk bedoeld en besefte: niets blijft eeuwig duren. Zelfs het allergrootste hart kan niet oneindig blijven breken.

Ik las het laatst nog heel treffend in een column van Marnix Peeters: we zijn  maar pluisjes, hier op deze wereld.

Maar als je het een beetje goed doet zijn er geen honderdduizend foto's nodig om nog lang herinnerd te worden. Dan pinkt, jaren later, je jongste kleindochter  nog een traantje weg als ze jouw zelfbedachte confituur in potjes giet. Of plooit op een dag je oudste kleindochter een lap oude ruitjes weer keurig in vieren.

En dan rust je hele wezen weer even in hun handen.


Zondagse kost - 02/02/2020

Op een dag schipper je steeds duidelijker tussen twee generaties en tuimel je, zonder er erg in te hebben, de wereld van vast gewortelde tradities binnen.

En ik heb lange tijd gehoopt dat ik daar onderuit zou komen, maar intussen rust ook mij de niet mis te verstane taak op de schouders: op zon- en feestdagen ben ik kookmoeder van dienst.

Als een soort van gemoedelijke mater familias, maar dan wel eentje die daar weinig aanleg voor heeft. Dochter en schoonzoon arriveren meestal gezwind en hongerig tegen twaalven, schuiven gezellig mee aan tafel bij mijn ouders, op het gelijkvloers, en ik probeer intussen, een etage hoger, eetbare dingen te bereiden. In kangoeroewoningen heb je dan wel alles dubbel, ook keukens, dus ik zou me veel op en neer gedraaf met potten en pannen kunnen besparen, maar ik kan enkel koken op vertrouwd terrein. En dan nog.

Het is zo'n zondag waarop mijn dochter bijzonder uitgeslapen oogt, dus ik verwacht me wel aan wat pittig sarcasme, mijn kookkunsten lenen zich daar trouwens uitstekend toe. Ik balanceer eerst nog zorgeloos de trappen af met een keteltje zelfgemaakte soep, want daar hanteer ik intussen alle trucen van de foor:  ik doe iets met veel ballekes en een scheutje room. Voor wie wat verfijnder uit de hoek wil komen : meng er nog een eigeel door en noem het 'liaison'. Geloof me, met zo'n dingetjes schrijf je geschiedenis.

'Ons moeder, zoals die soep kon maken!' zeggen ze dan, wie weet wel vele jaren later nog.

Maar het is mijn hoofdgerecht dat vandaag wat verpieterd oogt. De aardappeltjes met rozemarijn. Ik haal de schaal uit de oven en kluitjes droevige, verschrompelde patatjes kijken me aan. Die hebben hun beste tijd gehad. Maar ik serveer, er is geen alternatief. Mijn schoonzoon kijkt verbaasd, mijn dochter al lang niet meer.

"Je blijft toch altijd verrassen," zegt ze, geheel volgens de verwachtingen. "Misschien moet je al je mislukte gerechten eens op lijsten. Geen familierecepten noteren voor het nageslacht, maar de mensheid correct informeren over hoe het vooral niet moet."

Een simpele opdracht, ben ik eerst nog geneigd te denken. Verhaal genoeg. Over vergeten, zwartgeblakerde pizza's in de oven. Of ontplofte eieren in de microwave. Er waren ook heel veel aangebrande dingen. En gerechten met chipolata, waar eigenlijk geen chipolata in moest. Vooral in dat laatste ben ik sterk, ik kan me moeilijk aan recepten houden. En er ontbreekt ook altijd een belangrijk ingrediënt in mijn koelkast. Dan wordt een spaghetti alla carbonara opeens een hele rare pasta met worst, wegens geen spekjes in huis.

Of de gevallen van overmoed! Ha! Halloumi! denk ik nog in de koelafdeling van de Colruyt en ik  fantaseer nog ter plaatse een exotisch gerecht in mekaar. Maar thuis eindigt zoiets dan - meestal vlak voor vervaldatum- met een miezerig blokje gebakken kaas in een pannetje, inspiratieloos.

Er is helaas geen lijn in te trekken, zelfs mislukken doen mijn gerechten niet consequent. Vandaag stamp ik de perfect smeuïge puree, maar volgende week kan je met dezelfde bereiding een stevige muur metsen*. En ik weet niet eens hoe ik dat doe! Verstrooidheid, weinig geduld, geen tijd? Of simpelweg geen talent in de keuken, wie zal het zeggen?

Ik ben hoe dan ook niet de juiste persoon om handleidingen te schrijven, werkinstructies worden verondersteld correct en duidelijk te zijn.

Dus wie wil weten hoe het wél moet: lees de bestsellers van het afgelopen decennium, dat waren vrijwel uitsluitend kookboeken.

En wie wil weten hoe het vooral niet moet: The Swedish Chef is een aanrader. Chocolate Moose, een topgerecht!

*Recente quote van de dochter, over mijn puree: 'Een Bachelor in de Bouw waardig. Maar wel lekker.


Later als ik groot ben - 13/02/2020

Ik had het al nooit echt begrepen op februari. Het is zo'n kwakkelmaand. Januari, met dat veelbelovende van een nieuw begin, hebben we al achter de rug en vanaf nu is het- hier en daar de verrukking om een dapper sneeuwklokje niet te na genomen - nog 28 donkere dagen wachten op maart, de voorbode van hopelijk meer fris en groen. Dit jaar is het zelfs nog een nachtje langer slapen. Het zijn dagen tussen tafellaken en servet.

'Gelukkig is er nog Valentijn!' glundert een verliefde collega.

Maar als ik me niet vergis heb ik daar vorig jaar al een blogje aan gewijd. Dus nog even voor de lezers die dat gemist hebben: ik heb nog nooit Valentijn gevierd. Om simpele, voor de hand liggende redenen: ofwel was er geen lief in m'n leven ofwel zat er, nét die dag, een serieuze kink in de kabel bij lopende zaken. 14 februari was gewoonweg nooit het geschikte moment om me aan verliefde gedichtjes te wagen. Eén blog over dat item moge dus ook volstaan.

"Je moet wel opletten dat je geen oude zeur wordt," zegt mijn dochter, "dat gezaag van ik kan niet dit en ik wil niet dat, vier dan gewoon iets anders, je bent tenslotte toch ook jarig in februari?' Maar ik herken haar aarzelende ondertoon, ze weet zo stilaan ook wel hoe ik denk over nieuwe voordeuren. En die zit er weer aan te komen. Weinig reden om te feesten, vind ik, het gaat me allemaal iets te snel.

Ik zet me trouwens al schrap voor de ongetwijfeld goedbedoelde opmerkingen die me vast te beurt zullen vallen. Dat leeftijd toch meer is dan zomaar een getal. En dat je maar zo oud bent als je je voelt. Vooral met dat laatste heb ik het moeilijk: want ik weet zelden hoe oud ik me voel! We bakenen ons bestaan hier wel af met keurige breuklijnen maar er is nooit de garantie dat lijf en/of hoofd zich daar ook naadloos bij aansluiten. Soms takelt je lijf sneller af dan verwacht en soms wil je hoofd niet helemaal mee. En mijn lijf doet het tot op heden nog behoorlijk, maar mijn hoofd raakte al meer dan eens in de war. Kan je Het Leven wel opdelen met rekenkundige precisie? Is het echt uit met de onbezorgde pret op je dertigste? Begint het leven bij veertig? Hoort doorleefde ernst voornamelijk bij vijftigplussers? Vanaf welke verjaardag mogen we ons aan een rouwsfeertje verwachten?

Ik heb het nooit echt goed geweten. Zelfs als klein meisje kon ik me soms heel erg oud en wijs voelen. Dan zat ik met m'n nieuwgierige neus in grote mensen zaken en maakt ik me zorgen om de wereld. Ik weet nog hoe ik me als elfjarige plechtig voornam om later, als ik groot zou zijn, iets te gaan doen waar de wereld op z'n minst een beetje beter van zou worden. Iets stichtends. De goede werken van de Missiezusters in Congo zouden er naast verbleken. Nobele voornemens, dat wel, maar jong en onbezonnen klinkt toch anders.

Ook als prille veertiger voelde ik me bij wijlen stokoud! Terwijl toen toch dat spreekwoordelijke leven nog helemaal moest beginnen. Natuurlijk, er zaten al wat deukjes in de carrosserie, letterlijk en figuurlijk, maar niets dat niet meer vatbaar was voor herstel. En toch waren er dagen dat ik dacht: wie heeft dit droevige script geschreven? En wanneer worden die Oscars eindelijk uitgereikt?

Terwijl ik me nu, zoveel jaren later, wel eens durf te spiegelen aan een vrolijke  bende dertigers. Ik kijk met grote afgunst naar de gelijknamige TV serie, méér nog, ik zou daar nog met veel plezier gaan wonen.

Het is op z'n minst verwarrend. Lange tijd heb je geroepen 'Wacht maar, later als ik groot ben!' En voor je het weet zit je te denken 'Kan dit nog wel, nu er al zoveel jaren op mijn  teller staan? Mag ik nog een pittige wending in m'n carrière overwegen? Ben ik de enige op deze klasreünie die nog wel eens verliefd wordt in de overtreffende trap? Kan ik nog op sneakers naar een concert van Balthazar? Of zien ze me komen?'

Ik had het er jaren geleden al eens over met een zielsgenote. We vroegen ons af wanneer dat berustend gevoel zou komen. Dat moment waarop je zegt: meer hoeft het voor mij niet meer te zijn. Laat me hier maar lekker zitten op een terrasje. Met m'n haren in een keurig permanentje en een kopje koffie met een koekje.

Ik heb geen idee of zij daar intussen al aan toe is, we zagen elkaar alweer veel te lange tijd niet meer. Maar ik in elk geval nog niet. Dus voorlopig ploeter ik nog een tijdje door. Plannen maken, prutsen en  proberen en af en toe rare dingen doen. In de wetenschap dat er af en toe rondom mij wel eens vragende wenkbrauwen worden getrokken. Maar daar ga ik niet van wakker liggen.

Want er is intussen toch al één zekerheid:  ik ben eindelijk groot en ik mag alles.


Twee verhalen - 21/02/2020

We zijn de Vlaamse week tegen pesten en daar is - gelukkig maar- veel rond te doen. Iedereen is het er intussen wel over eens dat het thema op z'n minst bespreekbaar moet worden en we maken nog eens zeldzaam eensgezind een denkbeeldige vuist. Sommigen onder ons zelfs met vier symbolische stipjes op de handen.

Op radio en TV horen we getuigenissen van slachtoffers, bekende gezichten of net niet, jong en oud, want pesten is een venijnig gif dat niet enkel door de kleinste kiertjes in klaslokalen durft te sluipen, ook op volwassen werkvloeren wordt vol overgave bloed onder nagels uit gehaald.

In de auto op weg naar het werk luister ik naar een kort interview met ene Apollonia Sterckx, een opgewekt en zeer mondig meisje van dertien. Ze speelt blijkbaar een rolletje als Britney in Thuis, een serie die ik, mijn naam dan weer totaal onwaardig, niet volg. Apollonia vertelt hoe ook Britney in de verhaallijn van de serie slachtoffer wordt van pesten en hoe ze daar mee omgaat. Er over durven praten schijnt al veel te helpen.

En nee, in het echte leven wordt Apollonia gelukkig niet gepest, hoogstens wel eens speels geplaagd en ze weet zich zeker wel te weren. Bovendien heeft ze een mama bij wie ze ten allen tijde terecht kan, een vrouw met schouders waar ze, indien nodig, altijd kan op leunen.

Maar het zijn vooral Apollonia's toekomstdromen die ergens in mijn achterhoofd blijven zweven. Ze vertelt heel kordaat dat ze later ook graag wil blijven acteren, maar dat ze hoe dan ook haar studies zal afmaken. Zonder aarzelen rolt ze haar plannen voor me uit, zomaar op een doordeweekse ochtend en binnen een tijdsbestek van amper drie minuten. Studies afmaken, een job vinden waarin ze zich kan vastbijten, misschien hier of daar nog een uitdagend rolletje op de bühne. Ze kan het, ze wil het en zo zal het vermoedelijk ook gebeuren, denk ik.  Haar weg naar succes lijkt me hoe dan ook al behoorlijk geëffend.

Een ietwat gelijkaardig verhaal hoor ik nog diezelfde dag op mijn werkvloer. Een sollicitant die me vertelt hoe hij dan weer z'n nabije toekomst ziet.

"Ik wil graag veel werken, mevrouw, zegt hij, "alle werk is goed." Misschien iets minder ambitieus dan de dromen van Apollonia, maar de intentie blijft dezelfde: ook hij wil iets maken van zijn leven.

Voor mij zit Mujib, een jonge man van 23, met ogen als blinkend zwarte kralen. Ze kijken me hoopvol aan.

En ik val pardoes uit mijn professionele rol. Want voor een zoektocht naar werk zit Mujib hier natuurlijk wel op de juiste plaats, mensen aan een job helpen is onze business. En we doen dat met de nodige ernst en gebruiken daarbij ook steeds meer moeilijke woorden: we screenen, nemen gewichtig diepte interviews af en organiseren assessments. We peilen grondig naar motivatie en soft skills. En na al die heisa evalueren we en geven alle partijen degelijk onderbouwde feedback. Referenties opvragen is ook helemaal ons ding: hoe waren de prestaties bij de vorige werkgever? Hoe zat het daar met de werkattitude? Niet te veel afwezigheden, al dan niet gewettigd?

Maar het zijn allemaal doordachte tools waar ik nu niet zo gek veel mee kan. Want Mujib heeft dan wel een beklijvend cv, maar zijn verhaal oogt niet zo aantrekkelijk op papier. Opleiding? Tot zijn twaalfde naar school. De laatste tewerkstelling? Vijf jaar soldaat in Afghanistan. Niemand die ik daar eens even kan bellen om te peilen naar zijn attitude. Geen enkele belofte die ik met een eenvoudig testje hard kan maken naar een mogelijke werkgever toe. Ik kan enkel melden dat Mujib honger overleefde en uiteindelijk bar oorlogsgeweld kon ontvluchten.

" Alles was weg daar, mevrouw."

 En geen enkele schouder meer om op te leunen.

Het valt me op dat hij intussen wel zeer behoorlijk Nederlands spreekt. Want eens in België heeft hij dus met veel overtuiging Nederlandse lessen gevolgd. En een 'bouw bad ' bij VDAB, een opleiding als dakdekker. Hij toont me trots zijn veiligheidsattest. Zo'n VCA papiertje waar ik, in alle eerlijkheid, ooit zelf heb zitten op zwoegen, ik vond dat allemaal nog niet zo simpel. Maar dit schept mogelijkheden, hiermee kan  Mujib probleemloos aan de slag in de bouw. Al weten we allebei dat 'probleemloos' wel eens een relatief begrip kan zijn voor een jongen met zijn naam.

" Ik kan veel en hard werken," zegt hij, "en ik heb fiets."

" En geen hoogtevrees?" wil ik nog weten, met het oog op dakwerken.

" Ik heb geen vrees," antwoordt hij.

En van dat laatste ben ik absoluut overtuigd. Weinig dat hem nog kan afschrikken. Ik stel me voor hoe het voor mij zou voelen: dat alles hier weg is en dat ik dat hele eind naar Afghanistan zou trekken, in de hoop daar misschien ooit op een dak terecht te komen. Vooropgesteld dat ik natuurlijk ook nog zou slagen in een Perzisch examen veiligheid.

Dus ik zoek naar mogelijkheden en begin rond te horen. Ik pols bij bouwbedrijven en bel met collega's in de buurt. Ik kan als feedback enkel een stukje buikgevoel meegeven: dat deze jongen een eerlijke kans verdient.

Omdat ik bijna dagelijks op een andere stoel zit kan ik het verdere verloop niet meer opvolgen, ik geef het verhaal van Mujib uit handen en hoop op mensen van goede wil.

Maar! MAAR! Laat daar vooral geen twijfel over bestaan: die zijn er nog!

 Want een paar dagen later krijg ik een mailtje:

' Beste mevrouw Mieke,

Ik werk nu op het dak en dat is heel goed.

Veel bidank. Mujib.'

Hij laat even de zon schijnen op een druilerige werkdag. Toch iemand die weer hoog en droog zit. En veilig, gecertifieerd zelfs.

Want als we met z'n allen een heel klein beetje willen en zullen, kan er blijkbaar toch nog heel veel.


Corona - 28/02/2020

Warhoofd is my middle name. Belangrijke zaken durven mij wel eens ontgaan. Ik zie wel tijdig de oranje pijltjes bij een wegomleiding, volg ook netjes de instructies, maar slaag er toch nog in om de alternatieve route naar eigen hand te zetten. Dan mis ik wat verderop alsnog het volgende verkeersbordje, neem links voor rechts of omgekeerd en eindig twaalf kilometer verderop en zeker niet in de oorspronkelijk bedoelde richting. Deze week nog: toch maar rechtsomkeer gemaakt ergens ter hoogte van Bonheiden, want ik moest eigenlijk in Lier zijn.

Het is niks nieuws, ik heb nooit anders geweten en het heeft meermaals voor frustraties gezorgd, vooral tijdens mijn jaren in verplichte klaslokalen. Al die strenge nonnen die me bitsig hebben aangemaand tot meer aandacht, ze hebben een flinke boterham aan mij gehad.

Maar hoe ik ook m'n best deed en nog steeds doe, het is sterker dan mezelf, af en toe verslapt mijn concentratie en droom ik me weer moeiteloos een andere wereld binnen. Ik kijk wel altijd met oprechte interesse naar de zoveelste nieuwsuitzending, want ik wil hier en nu mee zijn met wat zich afspeelt in het echte leven, maar ergens halverwege de berichtgeving is Danny Verstraeten mij kwijt. Dan denk ik, jaja, het zal wel. Blub, zei de vis.

Al heeft dat mistige bestaan wel af en toe zijn voordelen. Wat niet weet, niet deert, zegt het spreekwoord. Zo lig ik bijvoorbeeld zelden wakker van het weer, er moeten al moordende hittegolven aangekondigd worden voor één van de voorspellende Franken mijn onverdeelde aandacht krijgt. En tegen de tijd dat ik de naam van een volgende storm correct heb geregistreerd is hij alweer met een ruk gepasseerd, een zware zorg minder dus (wel heel af en toe een stuk gevlogen terras stoel). Hetzelfde met al die gemiste wegomleidingen, uiteindelijk komt een mens zo nog eens ergens.

Over het algemeen blijf ik dus redelijk kalm bij de dingen. Zo ook bij de eerste berichtgevingen over dat nieuwe Corona virus. Wat zich daar in het verre China afspeelde kon me niet echt boeien. Ik onthield vooral dat er blijkbaar ook een gelijknamig biertje bestaat en dat was nieuw voor mij, ik ben niet zo'n kenner van geestrijke dranken. Maar verder? Die Chinezen lossen dat wel op, dacht ik, misschien eens wat minder vleermuis op het menu zetten. Bovendien zei Danny Verstraeten toen zelf ook nog dat paniek voor niks nodig was, dat had ik nog net goed gehoord.

Maar intussen is het toch een ander verhaal, zelfs Danny piept al anders! En hij niet alleen, naar welke zender je ook zapt, het is Corona voor en Corona na. Het virus verspreidt zich blijkbaar veel sneller dan verwacht en we worden dan ook zeer gedetailleerd op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen. Over wie, wat en waar en hoezo. Als een nieuw geval van besmetting in Roermond vermeld wordt krijgen we daar gratis een les aardrijkskunde bij, haarfijn wordt ons verteld tegen welke landsgrenzen Roermond dan wel precies aanleunt, alleen de routebeschrijving ontbreekt nog, wat in mijn geval misschien wel handig zou zijn. Nieuwsdiensten draaien op volle toeren, reporters worden ter plaatse gestuurd, naar nieuwe broeihaarden, misschien wel op gevaar van eigen leven, want ze dragen geen mondmaskertje, ze moeten natuurlijk duidelijk kunnen praten in de microfoon. Of er worden deskundigen uitgenodigd aan de nieuwsdesk in de studio, Marc Van Ranst wordt meermaals opgetrommeld, in dit soort crisis situaties altijd even betrouwbaar onze viroloog van dienst. Volgens mij draait die man nu flink wat overuren.

"Moeten we ons zorgen maken, Marc?" vraagt Cathérine Moerkerke- over het algemeen toch het eerder flegmatische nieuwsanker- dit keer toch wel lichtjes monkelend. Je ziet haar ogen twinkelen, alsof ze bijna hoopt op sombere vooruitzichten. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ze daar op die nieuwsredacties ook wel stiekem kicken op slecht nieuws. Een beetje stemmingmakerij. Eindelijk nog eens wat drama mogen brengen, voor ze weer monter moeten overgaan naar de saaie, eeuwig herfstige weerberichten. Al mochten we van Duboccage dezer dagen toch ook eens mee kijken door een roze bril.

Ook in mijn dagelijkse entourage gonst het van de Corona nieuwtjes. De man van een vriendin die naast een hoestende Aziaat op de trein zat, zou dat…?  Of de vrienden in de Dolomieten die via social media laten weten dat hun B&B met zekerheid in veilig gebied ligt, dus kom maar af!  Of een collega die in alle ernst meldt: mij zien ze niet meer bij de afhaalchinees!

We krijgen zelfs gratis flesjes met ontsmettende hand gel uitgedeeld op de werkvloer. En van hogerhand de raadgeving niet te veel te kussen, net nu ik me nog eens halvelings op vrijersvoeten zou durven te begeven.

Ik moet zeggen: zelfs ik zit wat alerter op vinkenslag dezer dagen. Zo'n virusje is dan wel piepklein, maar misschien net daarom des te geniepiger. Dus ik luister met gespitste oren naar de raadgevingen van onze minister van volksgezondheid. Al lijkt Maggie me op dat vlak ook nog voor verbetering vatbaar.

En ik lees drie keer opnieuw wat een grofgebekt staatsleider durft te twitteren over het Caronavirus. En ik hoop van harte dat hij zich daarbij enkel schuldig maakt aan een slordige taalfout.

Afin, ik probeer wat meer bij de wakkeren te blijven.

Want zoals Frieda Van Wijck zich ooit zo zalig versprak: a woman well prepared is er twee weird.

Dus voorlopig ga ik zo min mogelijk kussend door het leven.

Met proper gewassen handjes. Goed nieuws ook voor Danny: ik hang vanaf nu -figuurlijk dan toch- tot de allerlaatste lettergreep aan zijn lippen.

En dromen doe ik dan gewoon ’s nachts.


Reünie - 08/03/2020

Na mijn twijfelachtige promotie tot zondags kookwonder beland ik alweer in een volgende overgangsfase: die van de reünies.

En dan bedoel ik de échte, die met het wrange nasmaakje.

Die waarbij je na afloop denkt: goh, waar zijn al die jaren  toch gebleven?

Want destijds weer eens lollig afspreken met ons kringetje van prille dertigers was gewoon nog heel hard lachen geblazen. Dat bleef bij het consumeren van iets te veel witte wijn en wat ongelovig schokschouderen over hoe onverwacht snel we tot de rangorde der grote mensen waren ingelijfd. Maar diep vanbinnen voelde het nog lang niet zo. Want kijk ons! Eeuwig jong en nog zot bokkesprongen makend! En dat laatste wijntje was er misschien wel te veel aan, maar straks een uurtje langer slapen en we liggen terug in de ernstige plooi.

Tien jaar later deden we dat feest nog eens dunnetjes over, zij het al iets minder uitgelaten. We maakten toch minder grapjes over de cijfertjes van ons geboortejaar. En we vroegen ons geniepig af of de eerste grijze haren misschien al aanwezig waren in de zaal. Maar goed, veertig is een leeftijd waarop je je nog ongestraft lam kan zuipen als dingen stilaan confronterend dreigen te worden. En als ik me goed herinner heb ik dat toen ook gedaan, weliswaar elders en na afloop van dat bij nader inzien nogal stroeve etentje, samen met een select clubje van al even onthutste lotgenoten. Want kijk ons! Wij kunnen nog wél dansen op tafels! Straks is het vermoedelijk twee dagen sterven, maar daarna ogen we weer zo goed als nieuw.

Maar al wat daaropvolgend nog op me af kwam van 'we moeten dringend nog eens afspreken' in het kader van leeftijd en gedeelde verledens heb ik zo hooghartig mogelijk genegeerd. Ik had er gewoon geen zin in. Bovendien zijn spontane ontmoetingen vaak veel leuker. En om toch maar volkomen eerlijk te zijn: ouder worden hoort er nu eenmaal bij, maar voor mij mag het allemaal wat minder snel gaan. En goed georganiseerde reünies hebben meestal toch de neiging om het snel vervlieden der jaren er nog eens met wiskundige nauwkeurigheid in te wrijven. Dus een dagelijkse blik in de spiegel volstaat, ik hoef niet nog eens per sé nog een avond lang op dertig andere gezichten de steeds dieper wordende rimpels te gaan tellen. Ja, dat is flauw en oppervlakkig en totaal onbelangrijk, ik wéét het, er gebeuren veel ergere dingen op deze wereld.  Maar ik ben zeker niet de enige die daar af en toe mistroostig van wordt, mevrouw Lauder had dat lang geleden ook al goed begrepen. En intussen kent iedereen haar toch maar mooi bij naam én toenaam, wereldwijd.

Ik smeer dus zelf ook, tegen beter weten in, liters van haar veelbelovende lapmiddeltjes en doe verder overtuigd aan struisvogelpolitiek. Ook de voorlaatste uitnodiging van mijn vroegere klasgenoten heb ik, amper een paar maanden geleden nog, kordaat en verticaal geklasseerd. Ik dacht: ook deze kelk laat ik aan mij voorbijgaan. Klink maar gewoon op ieders gezondheid, maar dan zonder mij, ik word dezer dagen trouwens al misselijk van een homeopathische hoeveelheid witte wijn. Dus.

Het werd me niet in dank afgenomen. En er werd verder aangedrongen, halsstarrig en meermaals: of we dan niet ergens wat minder formeel konden afspreken?  Met de harde kern van weleer?

Daar had ik dan weer iets meer oren naar. Aan een toog gaan hangen met een harde kern ruikt toch al iets minder naar stoffige nostalgie. En zo bleek ook.

Het werd een rumoerig treffen met nog steeds gelijkgestemde zielen. Met lachende gezichten die misschien een ietsje anders oogden dan veertig jaar geleden, maar de sprankelende blikken spraken nog steeds dezelfde boekdelen. We waren gelijk weer vertrokken.

Want dat is dan weer die andere kant van reünies:  ze bevestigen gelukkig ook  dat tijd uiteindelijk toch niet àlles kan bepalen. Ja, veel van dat uiterlijke vertoon natuurlijk wel. Tijd doet ons een beetje kreuken of wat breder worden in de heupen. Maar diep vanbinnen, in de onderhuidse kern, veranderen mensen niet zo gek veel, ook al raasde er een zwaar blok passé composé overheen. Hoogstens worden de voornaamste karaktertrekken in de loop der jaren nog wat uitvergroot. Of lichtjes bijgeschaafd. Maar wie timide was zal dat altijd een beetje blijven, ondanks soms veelbelovende assertiviteitstrainingen. En wie graag liegt blijft waarschijnlijk routineus bedriegen, zonder scrupules. En een melancholische ziel kweekt mettertijd waarschijnlijk wel een verzachtend laagje teflon, maar dat laatste vleugje weemoed krijgt Vadertje Tijd ook nooit helemaal weg.

 Maar het allerbelangrijkste blijft bewaard.

Mij vergaat het trouwens net hetzelfde. "Ge zijt nog geen haar veranderd," zeggen ze dan. Terwijl  het net mijn haar is dat wijzigde van kleur. Ik hoorde mezelf ooit - per ongeluk, ik stond toevallig achter een deur te luistervinken- eens omschrijven als 'dat kleine brunetje met haar scherpe tong'. En inderdaad, die haarkleur werd intussen iets met oplichtende lokjes, want daar heeft een gediplomeerde kapster nu al jaren zeggenschap over.

 Maar de rest? Nee. Still the same. Nog altijd even veel franke praat. En zelfs geen centimetertje groter geworden.


Thuyswerken - 14/03/2020

Mijn familienaam leent zich natuurlijk uitstekend tot het maken van zogenaamde naamgrappen, en al heel zeker bij nieuwe ontmoetingen.

'Allee, Mieke Thuys is dus altijd thuis!', dat soort opmerkingen krijg ik dan, haha. En dikwijls moet ik de correcte uitspraak ook nog even toelichten: ja, T-H-U-Y-S, maar je spreekt het uit als 'thuis'. In de betekenis van 'à la maison', af en toe sleep ik er een verduidelijkend mondje Frans bij.

Maar ik kan er zelf ook nog wel om lachen en ik ben uiteindelijk ook niet volledig  onschuldig aan dit soort spielerei. Correspondentie met insiders onderteken ik wel eens met 'Always @home', zeker als ze voor de honderdste keer bij wijze van grap vragen of Thuys misschien Thuys is vanavond? En ik sta er nog amper bij stil, maar ook deze wekelijkse schrijfsels worden verspreid via hetklokjevanThuys. Een best wel slinkse verwijzing naar de houder van de pen, weliswaar bedacht door een spitsvondige collega, maar zo'n grappige link kon ik gewoonweg niet laten liggen.

Afin, ik dacht dat ik intussen wel alle mogelijke woordspelingen rond mijn rare naam had zien passeren. Maar nee, nu komt er toch nog een nieuwe aan! Want geloof het of niet, Mieke Thuys mag nu ook gaan Thuyswerken. Zo werd het alleszins met een knipoogje aangekondigd in de toelichtende mail. Weliswaar deeltijds en beperkt in tijd, veel zal van de hardnekkigheid van een virusje afhangen. Maar zolang Corona vrij spel heeft in dit land krijg ik van mijn- overigens zeer betrokken- werkgever het advies me zo min mogelijk te verplaatsen. Dit alles om mogelijke kruisbesmetting te vermijden. Want laat ons wel wezen: dat tempo waarop ik telkens weer verschillende kantoren binnen en buiten hop, zo stilletjes aan begon ik bijna zelf te transformeren in een  bedreigend micro-organisme, al blééf ik dapper handen wassen! Dus even gedaan nu met rond hotsen in de Kempen, voorlopig werk ik afwisselend van thuis uit of van op éénzelfde vestiging in het Antwerpse. De dagelijkse filevreugde op de E313 wordt me dus niet volledig ontnomen, maar het zal toch even wennen worden.

Want ik ga wel in mijn meest vertrouwde omgeving mogen werken, van op mijn eigen knusse nest uitkijkend over de ook dezer dagen nogal desolate parking van CC Den Egger, en toch voelt het helemaal nieuw. Zelfs een beetje onwennig. Professioneel werken aan je keukentafel, hoe pak je dat concreet aan? En wat heb je daar allemaal bij nodig? Dus ik leg in gedachten al één en ander klaar: pen, papier, een hoofdtelefoon, oortjes voor als die headset niet werkt, m'n gsm en lader moeten natuurlijk ook in de aanslag. En ik lees wat artikels op internet, over thuiswerken: de voordelen, de valkuilen. En ik bereken alvast hoe laat ik m'n wekker moet zetten, om tegen stipt half negen 's morgens zo kreukvrij mogelijk in te loggen. Want ik zal af en toe moeten communiceren via skype en face time en no way dat ik in alle vroegte flets en zonder mascara in beeld ga komen! Burgerplicht, allemaal goed en wel, maar er zijn grenzen.

Ik maak me zelfs zorgen dat ik niet genoeg opdrachten zal krijgen en alsnog slonzig en in pyjama op een niet zo ergonomische keukenstoel ga eindigen.

Verveeld geeuwend en zonder de instroom van onbenullige nieuwtjes waar ik samen met de collega's tijdens middagpauzes gezellig kan om gniffelen. Eenzaam, verlaten en godvergeten door iedereen, ik zie het zo voor me. En niemand die dacht: hoe zou het nog met die Mieke zijn? Zit die nu Thuys?

Gelukkig zijn er enkele wakkere teamgenoten die me reeds wisten te vinden en al wat taken door mailden, dus ik weet dag 1 toch al wat te doen, een hele geruststelling.

Volgende week is het zo ver, dan is het helemaal voor echt. Misschien schrijf ik er wel iets over. Of misschien ook helemaal niet, wegens gebrek aan inspiratie, hier Thuys wacht me waarschijnlijk wel wat minder avontuur.

En zomaar van alles uit m'n duim zuigen, nee, voorlopig liever even niet, dat smaakt te veel naar zeep.

Want ik blijf natuurlijk solidair en overvloedig mee handen wassen. En hopelijk nog steeds in onschuld.


Oorlog - 20/03/2020

Een zaterdagavond, enkele weken geleden, en we kijken samen naar Dunkirk, de dochter en ik. De schoonzoon moest gaan zaalvoetballen en zo hangen wij, moeder en kind, nog eens samen voor de buis, en wel helemaal op onze beproefde wijze van weleer.

Dat tafereel ziet er ongeveer zo uit: wij allebei languit, misschien wel een beetje vadsig, in een zetel. De dochter legt standaard beslag op de 'lange' sofa en ik bouw voor mezelf een tijdelijke constructie met club en poef en veel kussens. Fleecedekentjes en dampende chocolademelk mogen hierbij niet ontbreken. Heel af en toe ook een malse vanillewafel om in de chocomelk te soppen, maar dat mag ik eigenlijk niet wereldkundig maken, dat gesmos houden we liever binnen besloten kring.

In elk geval, het is een uiterst gezellige manier om een filmpje mee te pikken en we hebben het concept ook volledig zelf ontwikkeld, ergens begin jaren '90. Toen we nog samen de zetel indoken om een 'fimmelke' te kijken. Onze absolute favoriet was 'The land before time', het verhaal van de kleine dinosaurus Platvoet, die moet vluchten uit een dor en droog land en samen met zijn vriendjes op zoek gaat naar de Groene Vallei. Het fragment waarin de kleine Platvoet hartverscheurend roept om zijn overleden moeder blijf ik tot op heden één van de meest beklijvende scènes uit de filmgeschiedenis vinden.

 "Moederrr, moederrrr!" roept hij dan, maar het is enkel een holle echo die van tussen de hoge, dreigende rotsen weerklinkt. Want moeder antwoordt niet. Moeder is niet meer. Gruwelijk triest. Een beetje vergelijkbaar met de verweesde avonturen van Bambi, maar dan veel, veel erger nog.

Maar o, toch zo'n mooi en pakkend en schattig verhaal! En leerrijk! Na drie keer kijken had ik een kleuter in huis die alles wist over carnivoren, herbivoren en omnivoren, dus al dat snotterende zetelhangen was ook nog eens opvoedkundig verantwoord.

Maar nu installeren we ons voor een nieuw meesterwerk.

"Veel gezelliger dan dat zaalvoetbal," zegt de dochter, bijna spinnend in haar zetel.

Al heeft ze wel haar bedenkingen bij de gekozen film.

" Een oorlogsfilm? Wij?" twijfelt ze.

Maar ik heb ergens een steengoede recensie gelezen, dat het een briljant stukje filmische flair is en dat je dit drama echt moet gezien hebben.

"Bovendien speelt -godbetert!- zelfs Harry Styles mee," zeg ik, dat moet op z'n minst toch al een paar mooie plaatjes opleveren.

Wegens onze uitgebreide logistieke voorbereiding missen we natuurlijk meteen al het begin van de film. We zoemen te laat in, bij een troep opeengepakte soldaten ergens op een strand, ze rillen allemaal van de kou, dus wij grijpen al direct naar ons dekentje. Het is ons niet zo duidelijk wie daar staan te rillen op dat strand, maar we vermoeden dat het wel de geallieerden zullen zijn die, waarschijnlijk in het nauw gedreven door de Duitsers, ergens wachten op hulp. Wat verderop vliegen er ook nog twee piloten door het luchtruim, waarvan eentje blijkbaar met nog amper 70 liter brandstof in de tank, we hebben geen benul hoe lang je daarmee kan vliegen, maar we vrezen het ergste. En op zee- dat zal dan wel het Engelse kanaal zijn, Duinkerken ligt daar toch in de buurt, niet?- dobbert ook nog een klein plezierbootje, met drie mannen aan boord die mensen willen gaan redden, maar wij weten nog niet wie dan precies. Ze vissen in elk geval iets later een drenkeling op, we vermoeden één van die piloten, dus een belangrijk deel van de missie lijkt ons toch al geslaagd.

Wat ook een beetje moeilijk is aan deze film: er wordt heel weinig in gepraat. En daar komen wij dan weer snel op de proppen, want wij hebben altijd veel praat. Ook nu hebben we nog één en ander te vertellen, over wat er afgelopen dagen zoal gebeurd is en wie, wat en waar, dus er ontgaat ons opnieuw een volgend stuk van het verhaal.

We haken terug in als er alweer een troep soldaten  - we veronderstellen nog steeds geallieerden- dit keer zit te rillen in het ruim van een boot. En opeens knallen er enkele kogels door de wand van die boot, wat heel raar is, want dit is dan wel een oorlogsfilm, maar er werd nog geen seconde serieus in gevochten. Wij weten ook nog steeds niet wie nu wie precies is, ze lijken ook allemaal zo fel op mekaar in dat uniform. En nergens een hakenkruis te zien, ter verduidelijking. Het lekke ruim van de boot loopt in elk geval verbazend snel vol water - Ha! Nu komt er schot in de zaak, zegt de dochter- en één van de rillende soldaten moet onder lichte dwang van de anderen bovendeks gaan kijken wie er nu eigenlijk geschoten heeft. Hij moet dat blijkbaar doen omdat hij de hele film lang nog geen woord gezegd heeft en dus duidelijk een slechte Fransman is.

Wat bij ons voor nog meer verwarring zorgt. Want tot nu toe heeft amper iemand een woord gesproken, laat staan in het Frans ? En de Fransen, die stonden toch aan de goeie kant? Wie zitten daar nu in feite allemaal op een hoop?

" Volgens mij zijn het toch voornamelijk Engelsen," denk ik luidop, "want ze hebben daarstraks ergens veel thee gedronken. Of waren dat niet dezelfde?"

We geven tenslotte toch maar ootmoedig toe dat we niet mee zijn in dit script. En nadat we eindelijk - Ja, dat is em! Kijk maar, dat is em!- Harry Styles herkend hebben tussen al die identiek ogende soldaatjes, geven we het op.

Dit is duidelijk 'te land, ter zee en in de lucht' voor gevorderden.

" Misschien toch meer iets voor mannen," zucht ik, en ik bedoel het niet eens discriminerend. Want slimme kerels die deze vertoning historisch correct kunnen kaderen!

 "Ik ga maar eens door," geeuwt de dochter, "kijken of er misschien blessures opgelopen zijn bij het zaalvoetbal."

"Ik hoor je nog wel," zeg ik, "spreken we nog af? Nog eens samen ergens naartoe?", want dit speelt zich nog allemaal af voor het ernstige deel van Corona.

"We zien wel," zegt ze. "Maar misschien best niet samen naar de oorlog."


Noveenkaarsen - 28/03/2020

Ik ben intussen de tel kwijt, maar er staan nu toch al een behoorlijk aantal dagen op de teller van de lockdown die we dan strikt genomen weer geen echte lockdown mogen noemen, het land ligt tenslotte nog niet volledig lam. Maar hoe dan ook, Corona beheerst nog niet alles, maar wel heel veel.

Ik zwabber nog steeds zo'n beetje tussen twee werelden. Af en toe mag ik telewerken aan mijn keukentafel, en dat went al gauw, al kijk ik iets vaker op de klok dan gewoonlijk, om mezelf er toch maar van te overtuigen dat ik me écht correct aan de kantooruren hou. Tussen 8.30u en 17.30u zit ik dus met rechte rug, daarna mag ik wat sponziger gaan hangen achter mijn lap top. Dan maakt mijn hoofd de denkbeeldige klik naar 'thuis', waar alles nog geruststellend bij het oude is. Nog geen gebrek aan het comfort van, juist, ja, zacht toiletpapier. Mijn kasten zitten nog overladen vol, en lang niet met uitsluitend nuttige dingen. En ik woon al jaren in m'n eentje, dus ook dat is nu gelukkig niet anders. Het zou pas schrikken zijn moest er plots wél gezelschap naast mij in de zetel zitten. Ik krijg mijn avonden nog steeds vlot vol geprutst.

De dagen dat ik dan toch nog buitenshuis werk voelen wat vreemder aan. Ik rij in een zucht naar waar ik moet zijn, geen metertje file onderweg. En eenmaal ter bestemming werk ik, samen met slechts één en altijd dezelfde collega, achter gesloten deuren. Alle mogelijke veiligheidsregels worden strikt in acht genomen. We zitten wel vier meter uit elkaar en ik mis het gebruikelijke geroezemoes. Ik snuf af en toe verbaasd naar een zweem van alcohol in de lucht, voor ik besef dat we constant lopen te stinken naar de ontsmettende hand gel.

Het valt me op dat de dagen voornamelijk bestaan uit updates. Vrijwel doorlopend zijn er nieuwsberichten over stand van zaken. Over het aantal nieuw besmettingen, de beschikbare bedden die ons nog resten op intensieve afdelingen, en hoeveel mensen het afgelopen etmaal zijn heen gegaan. Alles uitgedrukt in grafiekjes en percentages komt het misschien nog niet zo onheilspellend over, tot je denkbeeldig het aantal overledenen in doodskisten op een rij gaat zetten, dan wordt het méér dan schrijnend. En we weten wel dat de absolute piek van slecht nieuws nog moet komen, maar snakken om het uur toch weer naar een lichtpuntje. Dat Marc Van Ranst nu eindelijk eens gaat zeggen: we stellen een lichte, positieve kentering vast.

Ook werk gerelateerd volgt de ene wijziging na de andere: nieuwe maatregelen voor interne en externe werknemers, wat te doen bij overmacht, gelukkig ook een aantal regels die versoepelen, heel erg welkom in dit administratieve doolhof. Ik hoor toevallig iemand van onze juridische dienst en verbaas me over nog zoveel monterheid, vooral onder zo'n lading van steeds weer wisselende reglementen.

Want, zoals altijd en gelukkig maar, is er ook nog humor. De Corona mopjes circuleren vrijpostig op internet en ik denk dat we zelden zo hartelijk gelachen hebben om banale producten, zeker als het gaat over dingen waar je iets mee weg kan vegen.

Ik krijg ook beduidend veel mailtjes van mensen die ik al lang niet meer gehoord of gezien heb: 'Hé, alles ok daar?'. En één van mijn nonkels heeft - op zijn eerbiedwaardige negenentachtigste!- de video chat ontdekt. Hij belt me om te zeggen dat alles ok is, ook met m'n tante. En dat ze ook mij en m'n ouders- we wonen op amper vijf huizen verderop- een goede gezondheid wensen. Ze kijken me allebei glunderend aan van op het schermpje van mijn smartphone. Tante wuift bij het afscheid.

Ook een mij onbekend iemand stuurt een berichtje via Messenger: 'Ik heb net je boeken besteld bij Bol.com. Ik ga wel eerst de omslag ontsmetten met Dettol,  je weet maar nooit.' Gevolgd door een smiley met een knipoog.

Ik verzeker de lezer in kwestie dat de inhoud alvast 100% ongevaarlijk is.

De absolute constante in deze bizarre tijden blijft voorlopig het wekelijkse boodschappenlijstje van mijn moeder. Als ik het op zaterdag, voor ik me richting Colruyt begeef, nog even vluchtig overloop, zie ik nog steeds een opsomming van de gebruikelijke items. Alle noodwendigheden heel gedetailleerd en in haar sierlijke handschrift keurig neer geschreven op ruitjespapier.

 'Twee grote pakken Luikse wafels van Suzy', dat soort dingen.

Met als afsluiter, elke week weer opnieuw: ' Dank je wel, lieve dochter.'

Maar nu verrast ze me alsnog.

"Hebben ze daar in die Colruyt ook noveenkaarsen?" vraagt ze. " De onze zijn op, en al die zieke mensen nu, ze kunnen het wel gebruiken."

Dat lijkt me sterk, Noveenkaarsen in de Colruyt. Theelichtjes wel, dat weet ik zeker.

"Doe die dan maar," zegt ze, "nood breekt wet. Dat zullen ze hierboven nu ook wel begrijpen."

" Vast wel, mama," zeg ik, dit keer toch wel een beetje bij gebrek aan woorden.


De liefste zijn - 03/04/2020

Ik mail met de slimme man die zich buigt over de technische kant van mijn wekelijkse blog, want daar heb ik zelf weinig kaas van gegeten. En, naar best wel aangename gewoonte, breien we daar ook nog wat persoonlijke nieuwtjes aan vast. Gewoon, over de dagelijkse dingen. We hebben mekaar nog nooit in levende lijve ontmoet, maar ik kijk toch altijd uit naar die digitale kattenbelletjes. De laatste weken gaat de correspondentie uiteraard dikwijls over Corona, en wat we zoal denken over stand van zaken. Hoe het voelt om in ons kot te blijven en de opluchting dat voorlopig iedereen in onze omgeving nog gezond en wel is. En over hoe de dagen er intussen toch behoorlijk anders uitzien dan amper een paar weken geleden. Maar we blijven optimistisch: tot op heden werd slechts hier en daar en niet eens in onze onmiddellijke actieradius een besmetting vastgesteld, en dan goddank ook nog telkens met slechts lichte symptomen. En verder vervelen we ons nog lang niet dood, zo in quarantaine: ik schrijf en lees en hij fietst blijkbaar veel, de dingen die we graag doen kunnen gelukkig nog. We slaan ons hier wel doorheen, hopelijk ongeschonden.

En dan meldt hij opeens nog, op het einde van zijn mail:

'Binnen enkele dagen wordt mijn lieve echtgenote 70.'

Het lijkt zo'n terloopse mededeling, maar ik lees de zin toch iets langzamer. En dan nog een keer. En krijg er zelfs even een krasje van in de keel. Ik ken zijn vrouw niet, maar dit lijkt me zo mooi! Dat je op een dag een vrouw van 70 wordt en dat je dan nog steeds iemands lieve echtgenote mag zijn.

Ik bedenk opeens dat ik een dergelijke status waarschijnlijk nooit zal bereiken. Aan dat echtgenote worden valt misschien nog te morrelen, het werd me wel nooit gevraagd maar je weet maar nooit en voor een schoon nieuw kleed ben ik tot veel bereid. Een bepaalde leeftijd halen heb je dan weer totaal niet in de hand, dat lijkt me eerder voorbestemd. Blijft dan ook nog dat 'lief' zijn. Ik speur wat in mijn geheugen, of er misschien ooit een jongen in mijn leven was die dat adjectief gebruikte, als het toevallig eens over mij ging. Maar ik kom niet verder dan wat onwennig gebazel over mooie ogen, de dronken praat over stevige billen laat ik nu maar even buiten beschouwing. Maar zelfs dàt is al een eeuwigheid geleden.

Dus nee, bij mijn weten nergens een lief die me lief vond. Of alleszins niet het vermelden waard. Het zegt natuurlijk even veel over mij als over de ridders op mijn pad.

Ja, één van de exen heeft -jaren later en in een vlaag van toegeeflijkheid- wel eens geconcludeerd: je was nog de slechtste niet. Al bij al wel een behoorlijk compliment, vooral als je de man in kwestie wat beter kent. Want ik weet wel zeker dat er meer dan voldoende studiemateriaal aan deze vergelijking vooraf ging. En bovendien was hij sowieso al iemand van bitter weinig lovende woorden.

Maar het was wel nog iets meer lof dan het complimentje dat ik laatst nog van mannelijke kant kreeg toegedicht. Weliswaar vergezeld van een knipoog en gelanceerd in deze barre tijden, maar toch, voorafgegaan door de onvermijdelijke hashtag, dit is wat hij over mij schreef:

#erger dan het Coronavirus

Om maar te zeggen.


Een zee van tijd - 10/04/2020

Tijd heeft de rare gewoonte zelden in harmonie te zijn met wat wij ervan verwachten. Meestal klagen we dat we er te weinig van hebben, maar we kennen ook dagen die oneindig lang lijken te duren. Dus gieten we onze bezigheden in roostertjes, dat geeft tenminste wat structuur. Daarom bestaan er dingen zoals openingsuren en tikklokken. Zelfs vrije tijd eindigt in een strak stramien. Niet zomaar lamlendig onder een boom gaan liggen op een zonnige dag, nee, we gaan een uurtje sporten. 60 minuten. Of we tellen op z'n minst onze voetstappen.

" Wij hebben onze 10.000 al in de kuiten," zei gisteren nog iemand in de winkel. Ik kon het nog luid en duidelijk horen, zo op anderhalve meter afstand.

We willen ook liefst zoveel mogelijk beleven op een zo kort mogelijke tijd. Ook nu meteen, als het even kan. En daarvoor hebben we dan weer lijstjes, we gooien ons leven gezwind in Excel.

 Ik hoorde laatst een groepje twintigers heel ernstig converseren over de belangrijkste punten op hun bucket list.  Je zou denken dat je zoiets nog snel in elkaar flanst als je het einde voelt naderen, maar nee, YOLO, dus zij begonnen alvast af te vinken. Kijken naar een zonsondergang op de Tafelberg: check. Doorzonwoning met 3 slaapkamers in een groene randgemeente: check.

"We leven in een wereld van veel mogelijkheden, dan hebben mensen nood aan lijstjes," zegt één van mijn nuchtere vriendinnen. "En we wensen dan wel het eeuwige leven, maar zet ons een regenachtige zondagmiddag thuis en we weten die uren al niet meer zinnig in te vullen. Dan hebben we plots weer tijd te veel."

Ik moet er even over nadenken als ik, midden in week vier van Corona, plots ook nog verlof heb. Er staan blijkbaar nog vier vakantiedagen van vorig jaar op de teller, inderdaad, wegens toen ook weer te weinig tijd om ze in te plannen.

Plots heb ook ik, onverwacht, een zee van tijd. Maar ondanks mijn goede voornemens- ik heb wel één en ander te regelen als ik ook eens iets memorabels wil gaan afvinken- veel spectaculaire activiteiten vallen er nu niet te plannen. En gevaarlijke dingen wil ik liever niet op zo'n lijst zetten, ik ambieer voorlopig nog een natuurlijke dood, liefst in een zacht bed. In m'n eentje gaan hiken door onbekend gebied laat ik dus over aan de dapperen.

Dus ik besluit, zeer tegen mijn gewoonte, de tijd maar even niet naar mijn hand te zetten, ik zie wel wat er op mij af komt. En ik moet zeggen, dat valt best mee.

Dag 1 kom ik bij het opruimen van mijn hoogste en lichtjes verwaarloosde etage nog een dik boek tegen van lang geleden, en dat komt goed uit: ik wil meteen weten hoe dat verhaal ook alweer afliep, dus die zolderkamer uitstoffen kan wel even wachten. En zo'n dagje ongestoord en op eenzame hoogte zitten lezen op een dubbel geplooid yogamatje, je wordt er wel wat stram van, maar verder kan ik het ten zeerste aanbevelen. Ik droom die nacht het spannende verhaal zelfs nog eens dapper over, met mezelf in de romantische hoofdrol.

Dag 2 ben ik een paar uur zoet in de keuken, jawel, want plots kan ik met volle aandacht en tot zelfs tweemaal per dag de avonturen van zowel Loïc als Jeroen volgen, en zoals die jongens met keukengerei jongleren, het inspireert. Ik bak nog eens heel traag en volgens de regels van de kunst een home made pavlova.  En ik dresseer een slaatje met - voor het eerst in mijn leven!- perfect gekookte eitjes, helemaal volgens de richtlijnen van Loïc: eitjes op kamertemperatuur in zacht kokend water laten garen, gedurende exact 6,5 minuten. Dan is de dooier wel hard gekookt, maar nog nét een beetje smeuïg. Ik time het gebeuren heel secuur met de seconden teller van mijn gsm. Dat ik nog eens dit soort van perfectie zou benaderen aan het fornuis, nooit gedacht! Ik moet me inhouden om er geen foto van te posten, maar ze zien me komen: kijk, die Mie kan eindelijk een ei koken!

Ik lees en pruts en rommel en lummel me door de dagen.

"Als het niet al te lang duurt zou ik zomaar een gelukkig en volledig nutteloos bestaan kunnen leiden," zeg ik tegen m'n moeder. We wandelen arm in arm samen het hofpadje op en af, want ze volgt nauwgezet alle richtlijnen van de overheid, dus ook dagelijks bewegen in de buitenlucht hoort daar bij. En meer dan dit zit er voor haar helaas niet meer in.

" Dat kon je vroeger al goed," zegt ze," zo in je eentje bezig zijn. Je kon uren in de weer zijn met je wasco krijtjes. Je tekende vooral prinsessen."

Die krijtjes kan ik me nog zo voor de geest halen, ik bewaarde ze in een houten sigarenkistje. Ze hebben me uren en uren tekenplezier bezorgd. Ik was een kind alleen, én dan ook nog een tenger ding, wat bleekjes en met knokige knietjes. Niet zo'n blozende bolleboos om met de Chiro op zomerkampen te sturen. Als  hierboven daadwerkelijk iemand zit die alles eigenhandig schept en bestuurt moet hij bij zijn laatste touch aan mijn creatie toch iets gedacht hebben in de zin van: deze hier lijkt wel geschikt voor quarantaine. Als het ooit tot een mogelijke lockdown zou komen gaat dit  exemplaar me weinig kopzorgen baren.

En zo blijkt nu ook, ik doe niks speciaals, praat voornamelijk tegen de muren, en toch vliegen deze onbestemde dagen voorbij. Tempus fugit. En zeker als je pret hebt.

Als ik op dag 3 dan toch maar besluit om die zolderkamer eens onder handen te nemen vind ik helemaal achteraan in mijn oud bureau nog een houten kistje. Alto Special Cafe, staat er op. Ik weet meteen weer wat er in zit: mijn wasco krijtjes! Afgesleten en bepoteld door ijverige kinderhandjes en hier en daar eentje van pure slijtage doormidden gekraakt, maar nog in alle kleuren van de regenboog.

Dus toen heb ik nog eens een prinses getekend.

Een hele mooie, trouwens. Ik ben het nog niet verleerd.


Winnetou - 17/04/2020

"Ik kan zo stilaan het woord 'Corona' niet meer horen," grommelt mijn dochter via chat en dus op veilige afstand, "laat ons nu gewoon doen of laten wat moet, kous af."

Zo herken ik mijn kind weer. Waar ik meestal een overvloed aan woorden gebruik om iets toe te lichten, is zij eerder van de korte keten: zeg waar het op staat en stop met zaniken. Was je handen en blijf in je kot.

Het leven zou er vast veel simpeler uitzien, moesten we deze vorm van communicatie wat vaker hanteren. Helaas is dat niet het geval. Wij mensen brabbelen overvloedig en dikwijls naast de kwestie of zeggen dingen waarvan we achteraf dan weer beweren dat we het eigenlijk niet zo bedoelden. We laten ons opdraaien om het minste en geringste en lopen dan ratelend af, even irritant als het geluid van zo'n mechanisch opwind wekkertje. Of we begrijpen simpelweg de boodschap niet, ook al wordt ze tot in den treure herhaald. Zelfs in deze tijden, als in elk- maar dan werkelijk élk!- nieuwsbericht nogmaals klaar en duidelijk wordt uitgelegd waarom social distance zo belangrijk is, zijn er nog mensen die verbaasd zeggen 'Hoe komen ze er bij?'

Al vind ik wel dat we, nu we zo op een afstandje van mekaar moeten leven,  creatiever worden op vlak van communicatie. We brengen de dingen wat luider en met meer animo, ik betrap mezelf er ook op. Als ik tijdens één van mijn nu

 hernieuwde pogingen van Start to Run toevallig een fietsende vriendin kruis blijven we wel keurig op gepaste afstand, maar niets weerhoudt ons van een gemoedelijke babbel. We roepen gewoon wat harder ( allebei lichtjes hijgend en rood aangelopen, maar kom) en we kijken niet eens gegeneerd rond. Blij dat we mekaar nog eens zien en horen en iedereen mag het weten. Duidelijke taal dus.

Er wordt ook uitbundiger gezwaaid naar elkaar. " Ons buurmeisje, dat is toch zo'n schatteke, " zegt m'n moeder, "die wuift van ver." Dat het voorlopig niet anders mag, laat ik  maar even in het midden, het is tenslotte het gebaar dat telt. En in dit geval is dat even duidelijk als een bemoedigend tikje op haar schouder.

Op onze werkvloer komt zelfs expressief tekentalent naar boven. Want in normale tijden sturen we onze uitzendkrachten voornamelijk naar een job toe en daarbij hanteren we al jaren ons vertrouwd vakjargon. Maar nu gaat het helaas iets vaker de andere richting uit, die van de technische werkloosheid…

De eerste keer dat ik een Roemeense jongen telefonisch toelicht hoe dat nu juist in zijn werk gaat via de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen is het op dat vlak met mijn Engels aanzienlijk erger gesteld dan met het zijne. 'Oelpkas?' vraagt hij. Uiteindelijk maak ik er letterlijk een tekeningetje bij, ik scan het in en mail het naar hem door. Maar al bij al: message understood.

En we waren al goed in gebarentaal, maar nu wordt die tot een ware kunst verheven! We werken wel achter gesloten deuren, maar dat zal ons niet weerhouden, er zijn tenslotte nog de glazen etalages. Langs beide kanten worden bemoedigende duimen opgestoken en we trekken wel eens gekke bekken naar voorbijgangers. Iemand werpt zelfs een handkusje. " We moeten het wel een beetje deftig houden," grapt één van m'n collega's, "het moet geen paringsdans worden."

Maar ook bij deze taferelen is de boodschap weer duidelijk: hier aan deze zijde is alles nog ok en hou het aan de overkant ook verder gezond!

Als ik op zondagmiddag nog eens bij de benedenburen binnen wip, zit mijn vader al voor de televisie, maar dit keer niet in kritische aanslag voor De Zevende Dag.

"Nog een film van in den tijd," zegt hij, " Old Shatterhand en Winnetou. Kijk even mee."

Het verhaal gaat traag en is redelijk voorspelbaar.

"Toen werd elke scène wel héél erg breed uitgesponnen," zeg ik, mijn geduld wordt enigszins op de proef gesteld.

"Maar dat waren nog ware helden," zegt mijn vader, "en het verhaal is tenminste duidelijk."

Ik moet hem gelijk geven en zit de rit geamuseerd mee uit. We reizen samen nog eens door de Far West, waar je nog feilloos kon inschatten wie de goede en de slechte waren. En waar zelfs zo'n native Indiaan als Winnetou vloeiend en verstaanbaar Duits sprak.

Duidelijke taal dus.

Af en toe loopt het ook fout met de gewijzigde vormen van communicatie. Zo maak ik nog eens deftig ruzie, en wel schriftelijk dit keer, face tot face kan nu even niet. Niet mijn beste idee ooit, want stop mijn pen in gif en ik word méér dan duidelijk. Ik spuw mijn ongefilterde mening in drie korte, hatelijke zinnen. Laat ons zeggen: mijn boodschap is weinig genuanceerd. Het kost me nadien nog een slapeloze nacht om alsnog mijn excuses even overtuigend te formuleren.

Klare taal, je moet er soms ook een beetje mee opletten. Ik kom tot de voorzichtige conclusie dat misschien niet alles even luid en duidelijk moet gebracht worden.

Zelfs Winnetou sloop wel eens geruisloos door het hoge gras. Ugh.


Eenzaam - 30/04/2020

Ik mag nog eens mijn kot uit om te werken, dus ik ontbijt naar goede, geroutineerde pré-corona gewoonte: al heel vroeg in de ochtend en met een lijnvriendelijk volkorenboterhammetje. En- ik kan het niet laten- nog voor mijn eerste slok koffie heb ik ook facebook al open geklikt. Dat is absoluut not done aan tafel, helemaal waar, maar ook weer één van de voordelen van het alleen wonen: je surft ongestraft door alle maaltijden heen.

En niemand die daar over zeurt.

Mijn oog valt meteen op het icoontje van de vriendschapsverzoeken in het blauwe balkje bovenaan: het zijn er drie. Toch al een behoorlijk aantal, zo om zes uur 's morgens, vind ik. Ofwel van erg vroege vogels, ofwel van overtuigde nachtraven. Tenslotte heb ik zelf de boeken pas dicht gedaan rond middernacht, dus alles is daartussen gebeurd.

De eerste twee aanvragen accepteer ik meteen, de namen doen al snel een belletje rinkelen én we hebben ook wat gemeenschappelijke connecties. Meestal zit je dan toch min of meer safe. Het lijkt mij alleszins onwaarschijnlijk dat iemand van plan is me de duvel aan te doen in het aanschijn van 25 gemeenschappelijke vrienden. Want - zoals helaas met vrijwel de meeste dingen op internet tegenwoordig- moet je toch altijd op je hoede zijn voor fraude en bedrog. Zelfs bij mensen die vragen of je hun vriendje wil worden. Naar het schijnt zijn het wel eens slechte, verderfelijke karakters die nep-accounts aanmaken om je dan later, als je bij wijze van spreken al door het vuur zou gaan voor die valse vriendschap, op één of andere manier schaamteloos geld af te troggelen.

Mijn nummertje drie is dus weer zo'n jongen die te mooi is om waar te zijn. Sinds Corona zie ik ze bijna in bosjes op me af komen: compleet onbekenden, ze wonen ook altijd ver weg van hier.

Deze keer is het ene Martin Jason. Of Jason Martin, omgekeerd kan natuurlijk ook, de naam alleen al lijkt bijna te banaal om zomaar te verzinnen. Martin (of Jason) woont in San Jose, in het verre Californië. Verder geen info, enkel een paar foto's waar volgens mij toch wel over nagedacht is: Martin in maatpak, Martin in casual outfit relaxerend op een boot ( jacht?), Martin sportief naast zijn trouwe viervoeter de hond. En als kers op de taart: nog een foto van een schattig klein meisje met strikjes in de krullende lokken. Martin passeert alzo de revue in al zijn facetten, met als kernboodschap: ik ben een welstellende vijftiger, een vertederende maar toch nog kwiek ogende opa én een grote dierenvriend. Mijn hart is meer dan groot, mevrouw, maar ik ben een beetje eenzaam. En o, nog vergeten: Martin heeft een tandpastaglimlach, een standaard gegeven bij dit soort verzoeken.

En dit godsgeschenk uit het zonnige Californië wil dus vriendjes worden met mij. Ik kan me wel voorstellen hoe zo'n jongen bij mij terecht komt:  Facebook sluist ons via slimme algoritmes naar de dingen die we graag horen of zien. En mijn profiel zegt: niet meer piepjong, al een beetje op haar retour, relatie 'single'. Het ideale slachtoffer voor sluwe Jasons in Corona tijden, dat schaap zal nu wel gruwelijk eenzaam zijn, hoor je hem denken, let's connect.

Als ik ook nog vluchtig Instagram check zie ik nog eens hetzelfde gebeuren:   nieuwe volgers, maar ook hier weer de raarste snuiters. Onder de twee laatste ene Marco Raphael MD. 'Doctor', staat er ook nog bij voor alle duidelijkheid. Als ik zijn profiel open klik zie ik bijna een tweelingbroer van Jason Martin ( of Martin Jason dus) verschijnen: opnieuw een propere, goedbedoelende vijftiger, zo op het eerste gezicht ook al volledig over de midlife crisis heen, strak in het driedelig pak, twee rijen blinkend witte tanden, wie weet wel geleend van Jason. En bij nader onderzoek ( ja, ik blijf toch altijd zo'n beetje te nieuwsgierig) is Marco Raphael MD niet zomaar een doodgewone dokter, maar een Orthopedic Surgeon. Opereert in Zwitserland. Helemaal top dus, ik hou van bergen. Alleen jammer dat hij geen Plastic Surgeon is, dat had me nog net iets beter uitgekomen.

Maar je vraagt je toch af hoe zo iemand in godsnaam uitgerekend bij mij terecht komt? Want ik ben wel vrij actief op Facebook, maar Instagram is niet echt mijn ding, spelen met woorden gaat me net iets beter af dan prentjes filteren. Misschien omdat op één van mijn zeldzame pics ook een berg staat? Of omdat mijn schaars geposte foto's ook heel snel de korte inhoud weergeven: het wicht staat overal alleen op een mislukte selfie? Dus die zit nu, met die lockdown, vast ook eenzaam thuis? En ze is wel niet meer van de jongsten, maar kom, ook zij heeft al haar tanden nog? Toch maar eens voorzichtig opvolgen?

Wie zal het zeggen. Misschien moet ik mijn relatiestatus maar eens wijzigen in  'its complicated.' Niet eens zo'n fake news, gezien de nieuwe veiligheidsregels die op ons afkomen. Want begin er maar weer eens aan, straks na de lockdown:  op veilige afstand. Wie weet ook nog met een mondmaskertje van Durex.

Het zijn rare tijden.


Hetzelfde, maar dan anders - 07/05/2020

Zo stilaan kijk ook ik al eens mijmerend om naar de gewezen gang van zaken. En niet eens specifiek naar de dingen die ik deed voor Corona, maar vooral naar de manier waarop. Want ik doe dezer dagen niet zo gek veel meer of minder, maar wel anders.

Ik stel het vast terwijl ik naast mijn salontafeltje lig, op een yogamatje, mijn laptop naast mij op de vloer. Wat ik tot voor kort nog in gezellig groepsverband  deed, probeer ik nu in m'n eentje. Kwestie van toch wat in balans te blijven, want ik ben nogal van de rusteloze soort. Ik volg zo'n yogalesje online. Een lenige dame met Nederlandse tongval loodst me naar een paar houdingen die ik-weliswaar niet bijzonder elegant- toch al min of meer onder de knie heb. Maar ik mis de gemoedelijke sfeer die daarbij hoort:  mijn vertrouwde hoekje in de wekelijkse les, omringd door vertrouwde gezichten. Het lachen als we collectief dreigen om te vallen bij de houding van De Boom. Dat is bij deze Nederlandse dame totaal niet aan de orde, die blijft een uur lang bloedserieus. Echt vrolijk word ik er niet van.

Hetzelfde met mijn andere pogingen tot body onderhoud. Mijn abonnement op de afslankstudio werd voorlopig opgeschort. Ik vind wel de nodige oefeningetjes- leve internet!- en al dat rekken en strekken kan ook gewoon weer doorgaan op mijn yogamatje, ik spreid het voor de gelegenheid wel eens uit in mijn slaapkamer, een essentiële verplaatsing. Maar ook hier weer: ik mis de babbels met de lotgenoten, voor en na. Ik zwaai wat onbestemd mijn benen in de lucht, er is ook niemand om mij aan te moedigen.

Werken, idem! De inhoud bleef grotendeels ongewijzigd, maar de uitvoering verloopt anders: achter hoge plastic schermen en met liters ontsmettende hand gel in de aanslag, zelfs een bad nemen tot de opties zou kunnen behoren. Ook gepersonaliseerde mondmaskers zullen weldra voor alle collega's verdeeld worden. Gepersonaliseerd, echt, het logo van onze onderneming staat erop, ik vermoed om verwarring uit te sluiten. Zodat we ons binnenkort niet hoeven af te vragen: wie is hier nu eigenlijk van ons en wie niet?

Zorro werkte ook wel anoniem achter zijn masker, maar die had tenminste nog duidelijke werkkledij.

Wat dan wel weer grappig was, deze week nog: mijn kennismaking  met Zoom. Ik mocht zomaar een hele dag virtuele opleiding volgen. Een 'webinar' noemen ze dat, en dat vind ik wel kek klinken. Dat je dan zo redelijk belangrijk kan zeggen: "Jongens, morgen ben ik niet bereikbaar, heb een webinar." Ik heb dat ook effectief een paar keer- totaal overbodig, want ik hanteer een gedeelde agenda- in mijn onmiddellijke omgeving herhaald, een beetje stoef is mij niet vreemd.

We waren met elf deelnemers en interactie werd aangemoedigd, kwestie van iedereen bij de les te houden. Dus dat betekende toch eerst weer even knoeien met de icoontjes. Ik startte de dag dan ook met de vermoedelijk meest genante beginners vraag: hallo, zien jullie mij? Je hoorde de jonge garde aan de andere kant luidop denken: god, daar heb je er wéér zo één…

Maar na een kwartiertje was ik toch maar mooi mee, en klikte ik flink op de juiste dingen: mute, chat, minimize screen, react.  Die laatste is trouwens leuk: je kan als reactie het gekende duimpje verzenden, maar ook twee klappende handjes. Een soort van virtueel applausje. Enthousiast  in de handen klappen, ik zie het ons in een gewone meeting nog niet zo snel doen, in real life kijken we wel uit met al te uitbundige complimentjes.

Al bij al: ik doe nog steeds dezelfde dingen. Ik eet, drink, lees, werk, sport en praat met mensen, al zit ik wel in een afgesloten bubbel. Maar heel veel loopt gewoon door dankzij onze moderne technieken. Zelfs Facebook wordt nu door experts de hemel in geprezen, omdat het medium zeker nu belangrijk kan zijn voor de zo noodzakelijke verbinding.

Terwijl ik vast stel dat net daar mijn kringetje kleiner wordt. Ik krijg wel ongelooflijk veel berichtjes en de blauwe kadertjes rechts onderaan draaien soms overuren.

Maar wie ik nu hoor of zie zit meestal ontsmet en opgewekt achter een schermpje, helemaal opgetut voor de webcam, en zelf ben ik geen haar beter.

Het lijkt wel of die virtuele wereld enkel nog  bestaat uit optimistische zielen.

Ja, hier en daar passeren nog wel de gebruikelijke onbeschofte berichten, maar die brutaliteit is intussen vrijwel algemeen aanvaard. Mekaar en vooral politici afkatten op social media is gemeengoed geworden.

Maar zelden zie ik iemand melden: ik trek het niet meer.

Zij die echt eenzaam zijn houden zich waarschijnlijk gedeisd, misschien nog meer dan anders. Je moet trouwens al ongelooflijk veel moed hebben om openlijk om wat warmte te gaan schooien, lijkt mij. Dus hun scherm blijf koud. Of erger nog: ze worden weg geklikt. Want ook dàt kan zomaar, één tikje op het juiste icoontje volstaat.

React, maar zonder het applausje.


Cruise - 09/05/2020

Zo had ik eind vorig jaar al een vakantie geregeld voor dit jaar, mét vroegboekkorting! Pittig detail: niet zomaar een vakantie, maar een cruise!

Toch eerder een gestructureerde manier van reizen, want je kan de vastgelegde route niet zomaar lukraak omgooien, omwille van slecht weer bijvoorbeeld. Waar de boot naartoe vaart moet je mee, tenzij je heel erg goed kan zwemmen natuurlijk. 

Trouwe lezers weten dat deze manier van vakantie vieren niet van mijn gewoonte is. Meestal doe ik maar wat, er komt weinig planning aan te pas. Liefst van al stap ik in mijn auto om wat rond te rijden in één van de buurlanden. Of ik beslis nog iets last minute. De bestemming moet ook niet extreem ver of exotisch te zijn, ik krijg al een vakantiegevoel zodra ik in zuidelijke richting Tienen gepasseerd ben. Dan waan ik me al in de Ardennen.

Van te veel toeristen op dezelfde plaats ben ik ook een beetje bang. Op overbevolkte stranden of ergens in zo'n hermetisch afgesloten resort terecht komen, nee liever niet. Al moet ik zeggen: ik liet me al een paar keer verleiden tot een weekje Spaanse kust en dat waren best wel memorabele dagen. Veel hangt natuurlijk af van het gezelschap, maar echt, zelden zo hard gelachen als in Benidorm!

Maar nu dus die cruise. Niet dat daar zo grondig werd over nagedacht, die vroeg boeking was ook maar een inval van het moment. Een vriendin die eens polste of ik niet mee naar de Noorse Fjorden wou, zij ging liever niet alleen. Ja, op zo'n moment ben ik natuurlijk één en al barmhartigheid, als ik iemand een plezier kan doen met wat gezelschap in Scandinavische wateren!

Naar goede gewoonte waren de meningen over mijn plannen weer verdeeld.

Mijn dochter vond het bijzonder grappig, die zag me al met een strooien zonnehoedje tussen de bejaarden op het dek.

Een verre vriend van 't zelfde, en veel avontuur ging ik volgens hem niet beleven.

Een mannelijke - en bijzonder praktische- collega vond zo'n cruise dan weer de beste manier om de Fjorden te verkennen. "Je ziet ze tenminste altijd vanaf de beste kant," zei hij, ook nu weer even pragmatisch.

Nog een andere collega meende te weten dat zo'n cruise al lang niet meer voorbehouden is voor welstellende gepensioneerden. "Iedereen doet het tegenwoordig," zuchtte ze, "alleen ik niet, ik moet nog een beetje sparen."

En de altijd meest nuchtere van mijn vriendinnen vond zo'n cruise dan weer dé ideale gelegenheid om er wat tamtam rond te maken. "Als je dan toch iets kleinburgerlijks onderneemt kan je er maar beter een statement van maken, " zei ze, "schreeuw het van de daken!"

Intussen weet ik natuurlijk niet of er nog veel van de daken valt te schreeuwen. Covid-19 gooide wat roet in het eten, dus we weten niet of het feest kan doorgaan. Het is wachten op gunstig reisadvies.

Intussen mailen mijn reisvriendin en ik af en toe over stand van zaken.  En over wat niet of juist wél zou kunnen. Wat we zoal gaan doen aan boord van ons luxeschip. En ik moet zeggen: we fantaseren er niet naast. Zo hebben we zelfs al - uiteraard in wervelende avondkledij- feestelijk gedineerd aan de grote ronde tafel van de captain and his officers. En de bejaarde vrijgezellen op het dek werden zomaar opeens twintig jaar jonger. En eenmaal aan wal huppelden die als jonge veulens over de Fjorden, verlekkerd achter ons aan.  Ja, wij gaan lol hebben op de Love Boat!

En als het niet dit jaar is, dan in elk geval ergens in de niet al te verre toekomst, we moeten natuurlijk zelf ook nog huppelvaardig zijn. Nog even geduld. Die Fjorden gaan tenslotte niet lopen, laat die maar rustig bejaard zijn.


Zweinstein - 19/05/2020

Zij die het al zijn bezweren me dat ik niet weet wat ik mis, maar toch, het grootmoederschap, ik ben er nog niet helemaal klaar voor. Ik doe daar heel flauw over, daar ben ik me echt wel van bewust, maar het lijkt me zo'n definitieve, en misschien nog wel de allerbelangrijkste rol op dit wereldse schouwtoneel. Dat je dan zo opeens, floep! een generatie doorschuift en vanaf dan toch min of meer de geschiedenis dient in te gaan als een onuitputtelijke bron van wijsheid. Want daar staan oma's toch voor, die van mij waren daar alleszins uitmuntend in. En vooral die link naar alwetendheid baart me zorgen, want mijn twijfels zijn nog groot, op alle vlakken. Dat wordt dus vast geen glansrol, in mijn geval.

 Maar goed, onverwacht nageslacht zal ik uiteraard altijd van harte welkom heten, intussen blijf ik nog even in de waan dat ik te jong en te onervaren ben voor de status van Mater Familias, dat serveren van gebraad met kroketten op zondag is al meer dan voldoende. Zo af en toe pols ik wel eens naar mogelijke plannen bij de dochter, maar die kijkt dan weer zeer verschrikt bij het vooruitzicht van onderbroken nachten. Voorlopig kunnen we dus allebei nog op twee oren slapen.

En weet ik:  als zij -voor de zoveelste keer- gezinsuitbreiding aankondigt, dat er weer iets aan komt op vier poten. Een nieuw paard of een geadopteerde hond of zo. In elk geval iets dat waarschijnlijk nog niet zindelijk is, maar toch ook niet meteen in de luiers moet.

Zo stuurt ze op een avond, vrij laat, nog een kort berichtje: jij moet morgen zeker weer gewoon werken? Dan voel ik het al, er is iets op til. Er wordt gehoopt op fysieke bijstand of op z'n minst minzame goedkeuring, maar ja, ik moet dus inderdaad weer gewoon gaan werken. Maar niks aan de hand en niks bijzonders, 't was maar een vraag. Maar helemaal gerust ben ik er niet op.

Mijn vermoeden wordt 's anderendaags bevestigd, als ik een foto van twee varkentjes in mijn mailbox krijg. Met de enigszins dwingende opvordering om het duo zeker heel snel te komen bewonderen, want ze zijn zooo lief! De nieuwste aanwinsten van de familie dus, twee zwijnen, goed voor acht poten dit keer. De kraamvisite kan gelukkig vrij snel doorgaan, dochter en schoonzoon  delen sinds kort mijn toch al lichtjes uitbreidende Corona bubbel.

De beestjes ogen inderdaad vertederend schattig: een lichtkleurige borg ( = een gecastreerde beer, ik wist het ook niet) en een donkerharig zeugje, die laatste werd zelfs naar mij vernoemd, al had ik wel eens gehoopt op een blonde naamversie van mezelf. Maar  voorlopig verwijs ik dus naar tachtig kilo donkere furie, want het is blijkbaar ook geen gemakkelijke. De dochter toont me als bewijs een foto van haar dij, bont en blauw gekneusd en meteen ook bevestigd door de huisdokter: de eerste varkensbeet die ze ooit zag in haar praktijk.

"Maar dat komt helemaal goed" zegt mijn dochter opgewekt, "ze beginnen al aardig te luisteren, ik word nog een echte varkensfluisteraar."

Ik krijg nog een rondleiding in het buitenverblijf van de nieuwe familieleden: een ruim hok met lekker veel stro, met aanpalend een lapje grond, drie keer zo groot als de gemiddelde stadstuin, overschaduwd door bomen. En wat verderop werd een zonnig stukje wei omheind, want het is blijkbaar een grasetend ras. En zo komen ze natuurlijk nog eens ergens. Over een mogelijke modderpoel en een plasje om in te zwemmen wordt nog nagedacht hoe en waar precies. Een soort van Zwijnstijn in Schaffen, 5 sterren, de bewoners knorren nu al meer dan tevreden.

Ik sta er als een Dreuzel op te kijken.

" Het vraagt meer inrichting dan een babykamer," zeg ik. " Maar dan zonder geboortelijst."

" Maar tijdens de rui mag je ze wel insmeren met Zwitsal olie," zegt mijn dochter.

En ze zou nog durven ook.


Gezond verstand - 04/06/2020

De maatregelen versoepelen zienderogen en we mogen al terug heel veel, maar experten en allerhande belangrijke mensen uit politieke kringen blijven het ons toch op het hart drukken: gebruik je gezond verstand. Want we hebben opnieuw wat buitenlucht geroken en nu zijn ze natuurlijk bang dat we weer blindelings onze primitieve impulsen gaan volgen. Als een bende losgeslagen knuffelbeertjes.

Nu, ik ben al lang blij dat de overheid mij erop vertrouwt toch over enig gezond verstand te beschikken, dus ik besluit het vanaf nu dan ook ten volle te benutten. Ik heb in mijn leven al behoorlijk wat impulsieve daden gepleegd, al dan niet met bedenkelijke resultaten, dus het lijkt me geen slecht idee om maar eens wat dieper na te denken over de gang van zaken. Op alle vlakken trouwens, het kan vast geen kwaad ook het grotere geheel eens onder de loep te nemen.

"Met social distancy was jij anders al goed bezig," zegt een in zijn eer gekrenkte meneer die ik al een tijdje voor de lockdown duidelijk doch beleefd had afgewezen en die daar nu mailsgewijs nog eens wil op terug komen.

 "Volgens mij wist jij tot voor kort niet eens dat zo'n woord als huidhonger bestaat."

Ik tik een zeer vaag antwoord terug. Al zegt mijn gezond verstand dat ik hier maar beter meteen korte metten mee maak. Maar in dit soort aangelegenheden blijf ik voorlopig toch liever nog even naar mijn hart luisteren. Enig slap mededogen lijkt me hier niet misplaatst.

"Maar bij alles wat zich buiten de gevoelige wereld van de liefde situeert ga ik over tot grondige analyse, "grap ik tegen een vriendin die voorlopig nog in mijn telefonische bubbel zit.

"Dat hoeft niet eens," zegt ze "je gezond verstand gebruiken betekent net dat je niet te veel moet gaan filosoferen. Gewoon een beetje logisch redeneren en afgaan op je gevoel. Of op vroegere ervaringen. En dan kordaat handelen. Klaar."

Het lijkt mij een makkelijk hanteerbare manier van leven.

Ik kan meteen oefenen op de werkvloer. Want we zijn al heel goed bezig met afstand houden en mondmaskers en handhygiëne, maar we mogen nu ook gaan werken met een nieuw computerprogramma. Het nieuwste van het nieuwste, iets met portalen en veel mogelijkheden en verrassende links, vanaf nu gaan we knallen! Het ontwerp vraagt wel om een volledig andere manier van denken, maar dat had ik al begrepen in de opleiding die vooraf ging. Toen had ik al heel sterk het gevoel dat geen enkel pijltje waarop ik klikte nog wees naar de richting die ik voor ogen had.

Maar het is in elk geval toch iets waar ik mijn verstand kan op breken en ik log vol vertrouwen in, op de eerste maandagmorgen van onze nieuwe toekomst. Met de geruststellende gedachte in het achterhoofd: niet te veel nadenken, gewoon praktisch wezen en doen, bevel van de overheid! En dit is tenslotte ook niet de eerste keer dat ik een nieuw programma voorgeschoteld krijg, ik ben in feite een ervaringsdeskundige.

In blijk elk geval een ervaringsdeskundige op vlak van knoeien te zijn. Ik ga hier niet te fel uitweiden over de eerste dagen van die beloftevolle toekomst. Laat ons zeggen dat mijn gezond verstand niet optimaal functioneert in de digitale wereld. Er zijn zelfs momenten dat ik me heel eerlijk afvraag of ik überhaupt wel over verstand beschik! Ik moet me ook inhouden om niet al te gevoelsmatig te handelen:  zo af en toe voel ik namelijk de quasi onweerstaanbare drang om de hele handel door het raam te gooien.

 Maar dat gebeurt gelukkig niet, een heel klein restje gezond verstand zegt mij nog: blijf kalm. En dat werkt.  Intussen zie ik toch de grootste lijnen al duidelijk en is ook mijn persoonlijke herprogrammering al min of meer een feit. Maar dat alles vooral ook dankzij het oneindige geduld van de collega's op de diensten Digital/IT, we hebben bijna een rechtstreekse lijn dezer dagen.

"Jullie zijn onwaarschijnlijk slim," zeg ik tegen één van de jongens, hij en ik bellen nog een heel eind door tijdens de middagpauze, waarbij hij mijn scherm overneemt en heel langzaam voordoet hoe en wat en waar.

"Ieder zijn ding," zegt hij een vol uur later, "en ga nu maar rap een boterhammeke eten."

Meteen ook een mooi voorbeeld van verbondenheid, want daar ging het de laatste weken toch ook dikwijls over.

Maar het zijn toch momenten dat je begint te twijfelen aan jezelf. Ben ik nu de enige met zo weinig gezond verstand? Denk ik te veel of net niet genoeg? Ik blijf er toch een beetje mee bezig.

Tot de dag dat er heel dringend werkschoenen moeten besteld worden. Een volledige ploeg uitzendkrachten die onverwacht moet opstarten en we zitten min of meer door onze voorraad veiligheidsschoenen heen. En plots zijn alle ogen op mij gericht: kan jij dat snel even in orde brengen?

Want schoenen, zelfs in het algemeen, laat dat duidelijk zijn, zijn ontegensprekelijk mijn specialiteit! Ik begin er aan vol vertrouwen. En er loopt natuurlijk nog één en ander mis en ik moet de bestelling via via ter plaatste krijgen, dus ook deze opdracht lukt niet helemaal in m'n eentje. Maar alles komt goed. Dertien paar voeten kunnen een dag later veilig aan de slag.

Als het mevrouw Wilmès enigszins kan gerust stellen: ik ga heel erg mijn best doen om mijn ( helaas beperkt) gezond verstand alsnog optimaal te gebruiken. Maar indien nodig wil ik vast en zeker een beroep doen op het verstand van de mensen rondom mij. Want het zou zo maar eens kunnen dat iemand anders ook eens gelijk heeft of meer weet.

Gezond verstand is soms gewoon een kwestie van af en toe de koppen samen te steken.

Uit eigen ervaring kunnen vaststellen deze week.


Boek - 20/06/2020

Ik bel met een collega uit het Limburgse. We kennen mekaar al sinds mensenheugenis en durven wel eens luidop- zij het steeds voorzichtiger- het exacte aantal jaren te tellen. Eén van de jonge consultants, ze zit net bij ons in de startblokken, hoort ons bezig en kijkt verbaasd bij het resultaat van die optelsom.

"Goh! Zo lang al," zegt ze, "toen jij begon was ik nog niet eens geboren! Hoe ging dat dan, zo lang geleden?"

"Het waren andere tijden," zeg ik een beetje plechtig. En ik gooi er meteen wat voorbeelden tegen aan, nostalgisch als ik soms kan zijn.  Over ons databestand, dat nog alfabetisch gerangschikt zat in houten fichebakjes. En hoe we telefoneerden, van op een vast toestel en de mensen aan de andere kant namen gewoon op! Die waren al lang blij dat er ergens in huis iets rinkelde. Nooit laffe antwoordapparaten aan de lijn, nummerherkenning was nog onbestaand. Niemand die kon zien: daar heb je weer die trut van de interim, ik neem lekker niet op. En we typten nog contracten op zo'n ouderwetse schrijfmachine. In mijn geval ging dat gepaard met veel en diep zuchten, want ik behaalde nooit mijn diploma dactylo, Scheidegger en ik waren niet de beste vrienden.

"Misschien moet je daar  maar eens een boek over schrijven, over alles wat je beleefd hebt," zegt mijn jonge collega.

Iets wat ik wel vaker hoor. Maar wat ik heel zeker nooit ga doen.

Want de vraag is maar: waar moet je beginnen? Wat is het vermelden waard?

Een cijfermatig overzicht?  Een paar decennia in een grafiekje gooien? Ik zou het niet eens meer kunnen. Want heel raar en al sla je me dood, als je me nu vraagt in welk jaar we de beste of net de slechtste resultaten hebben neergezet: ik zou het niet zo precies meer weten. Gaandeweg leer je wel wat soepeler omgaan met dat eeuwige groeimodel en het is nu eenmaal niet anders: af en toe zit er wel eens een vliegje in het oog van een succesverhaal.

Hetzelfde met de grappige anekdotes: welke uitspraken citeer je en wie gaat er hartelijk kunnen om lachen? Het zijn er trouwens zo oneindig veel, dat zou dus wel eens een lijvig, doch heel saai naslagwerk kunnen worden, zeker voor zij die er niet bij waren. Ik prijs me dus gewoon gelukkig dat we veel gelachen hebben, meer dan veel zelfs, zowel in goede als in slechte tijden.

Verder zijn er hier en daar nog wat dingetjes die het daglicht maar beter niet zagen. Misschien ook best dat we dat zo houden. Dus nee, ook die  kunnen niet in een boek.

Wat nog rest is wat echt ingrijpend was. De pakkende verhalen of de beelden die tot het eind mijner dagen op mijn netvlies zullen gebrand blijven. Zoals dat van die jongen die we twee kiwi's gaven. Hij at ze op in drie tellen, met pel en al. Scheel van de honger. Werkloos, moedeloos, sjofel, zelfs geen rosse cent meer op zak. Hij wist niet eens wat kiwi's waren, terwijl wij al lang achteloos de verbeterde variant, zespri, in onze winkelkar smeten, liefst verpakt in een kartonnetje van zes. Het was de eerste keer dat ik echt besefte: die vierde wereld bestààt, en gewoon, hier bij ons om de hoek!

Maar ook die dingen gooi ik maar liever niet in een boek. Weinig mensen die zoiets graag lezen, vrees ik. Meer nog, de meeste mensen willen dat niet eens weten.


Ziekenhuis - 20/06/2020

Mijn moeder vraagt of ik  morgenvroeg even mee naar het ziekenhuis kan. De huisdokter regelde een afspraak op radiologie, om kwart voor tien.

"Het is niks ergs," zegt ze, "ik ben gewoon een beetje moe 's avonds en nu gaan ze wat foto's nemen. Zo'n scan, daar zien ze alles op."

"Misschien moeten we daar even naast mekaar gaan liggen," grap ik nog onnozel, "ik heb dat gevoel vooral 's morgens."

"Zotte mus," zegt ze, "en dan zo jong nog!".

Verder maken we ons voorlopig maar niet te veel zorgen, dat doen we later wel en enkel als het echt nodig blijkt. Een strategie waar we steeds beter in worden.

Dus ik verschuif hier en daar wat in mijn agenda en we gaan 's anderendaags op weg, we vertrekken ook een half uurtje vroeger. Dat ziekenhuis is dan wel op amper vijf minuutjes rijden, maar wie mantelzorgt voor minder mobiele 80- plussers weet dat er zelfs bij kleine verplaatsingen enige organisatie komt kijken. Zo ook dus bij mijn moeder: 87, nog altijd fris en monter en zelfs voor deze gelegenheid gehuld in een wolkje Louis Widmer, maar buitenshuis helaas aangewezen op rollend materiaal. Dan wip je niet zomaar vlug in en uit een auto. En je moet ook nog één en ander bij hebben voor een verder vlot verloop: gehandicaptenkaart voor een parkeerplaats vlak bij de ingang, kleingeld om ter plaatse een rolstoel te lenen, dan moet er thuis al geen zwaar geschut in de koffer worden gehesen. Maar goed, we hebben dit pad al eerder bewandeld, het vraagt gewoon om wat meer structuur.

Niet dat het altijd kommer en kwel is. Integendeel, mijn moeder vindt onze uitstap best spannend.

"Benieuwd hoe dat nu met die Corona in z'n werk gaat," zegt ze, "we zullen onze handen wel moeten ontsmetten voor we binnen mogen."

En daarna zet ze heel secuur haar mondmaskertje op: iets in luchtig polyester, witter dan wit en kraaknet gewassen op 60°. Ze is er parmantig klaar voor.

We kennen de weg en de volgorde van handelen, maar inderdaad, er komt dit keer veel ontsmettingsgel bij te pas. En ook iets meer gebarentaal aan de receptie, want er wordt soms onverstaanbaar gemurmeld achter mondmaskers, langs beide kanten van de balie. We mogen nog even naar wachtkamer 3, waar nog twee andere dames zitten, allebei met een grote fles water naast zich. Die moeten ze blijkbaar helemaal leeg drinken voor ze onder de scan mogen. Eén van hen zucht bijzonder verveeld.

"Dat wil ik liever niet," gaat mijn moeder al meteen in het verweer, "en daar hebben ze mij ook niks over gezegd."

"'t Is voor mijn darmen, " zegt de zuchtende vrouw.

"Chance," zegt mijn moeder, "met mijn darmen is alles in orde."

Stipt om kwart voor tien is mijn moeder aan de beurt. Ik help haar nog even met uitkleden in het aanpalend kleedkamertje en moet daar ook wachten tijdens het onderzoek. Ik hoor opgewekte stemmen achter de gesloten deur.

"Even de armen strekken achter je hoofd," dirigeert een jonge dokter. Een onmogelijke opdracht, weet ik, en mijn moeder licht het ook meteen toe: dat ze amper nog kan reiken tot aan het knopje van de dampkap in de keuken. En op een trapje gaan staan is ook geen optie meer.

"Ja, jongen," grinnikt ze, "zo gaat dat als je een beetje oud en krom wordt."

En daarna wordt er vermoedelijk nog één en ander geprobeerd en hoe dan ook veel gelachen, ik hoor ze bezig.

Als we een kwartiertje later terug naar buiten rollen staat een boze man met Limburgse tongval hoog van de toren te blazen bij de balie. Dat hij hier al een uur zit te wachten en dat hij weigert ook nog maar één enkel factuur te betalen en dat het hier allemaal achterlijke klootzakken zijn. En dat hij terug zal komen met de politie. En dat het hier gedaan gaat zijn met 't schoon leven! Hij herhaalt dat laatste nog een keer luid en dreigend: jullie beste tijd is hier voorbij!

Mijn moeder trekt grote ogen.

" Allee," zegt ze even later in de auto, "na al dat labeur in de zorg. En dan zo staan roepen tegen die mensen! Tss.!"

 Ik ga er maar niet verder op in en verander het geweer van schouder, ik wil het gesprek liever wat luchtig houden. Ik maak ze een beetje te veel mee, de laatste tijd, al die boze, verongelijkte mensen die de vuisten ballen en roepen en tieren en razen, zodat je soms denkt: mens, straks ontplof je nog! Al die kwaadheid in de lucht, veel schoner wordt die daar ook niet van, een onooglijk klein virusje deed al beter.

"Wanneer mag je bellen voor de resultaten van de scan? " vraag ik dan maar.

"Morgen," zegt ze, "maar ja, kind, die boze man net had misschien wel een klein beetje gelijk: veel beter zal het wel niet meer worden."

"Vind je dat niet erg?" piep ik, toch wat benauwd.

"Nee," zegt ze, "want dan ben ik vandaag nog op mijn best. Niet iedereen kan dat zeggen."

De logica van mijn moeder. Het is soms maar hoe je de dingen bekijkt.


Wijf- 27/06/2020

Iemand noemt me 'wijf 'en daar word ik toch even stil van. Maar hij licht nader toe, heel snel, voor ik alsnog uit m'n krammen zou kunnen schieten. Dat 'wijf' hier bedoeld is in de positieve zin.

"Je bent zo iemand die er staat," zegt hij.

Wat ik dan toch weer beschouw als een complimentje, want veel meer dan anderhalf metertje wijf staat er tenslotte niet, mensen van gemiddelde lengte kijken daar los overheen. Maar hij niet dus, hij ziet me staan. Het moet zijn dat ik dan af en toe toch wel eens iets opmerkelijks doe of zeg, hier beneden.

Toeval wil dat ik diezelfde week nog eens 'wijf' wordt genoemd. Ik bel met één of andere overheidsdienst, in verband met een uitbetaling waar ik recht op heb. Geen bedrag dat kan leiden naar een wie weet wel voorzichtige vorm van rentenieren, eerder van de orde dat ik er zelfs geen kruimel minder om zou eten als ik het niet krijg. Maar toch, het gaat me om het principe. Bij mijn weten heb ik nooit veel beroep gedaan op overheidssteun, integendeel, ik ben een zeer loyale sponsor. Alleen al met mijn jaarlijkse bijdrage zou een klein derdewereldland geheel gevrijwaard kunnen blijven van acute hongersnood. Dat laatste heb ik van de man die mijn belastingaangifte wel eens nakijkt en allicht spreekt met kennis van zaken.

Dus, daadkracht borrelt in mij op, en ik kom in actie. Ik stuur eerst een paar vriendelijke mailtjes naar de regionale dienst in kwestie. Vier mailtjes in totaal, denk ik. Dat ik absoluut begrip heb voor de hoge werkdruk, zeker nu in Corona tijden, maar dat het tenslotte toch gaat om een bedrag dat zou gestort worden begin mei en dat we nu - dat vermeld ik voor alle zekerheid in het laatste mailtje, dan moeten ze dat al niet meer gaan uitpluizen- toch al midden juni zijn. Maar een antwoord blijft uit. Een storting trouwens ook.

Dan maar een vijfde mail. Iets minder vriendelijk geformuleerd en dit keer rechtstreeks via het algemene klachtenformulier van de organisatie. Naar een nationaal punt, een overkoepelend orgaan of zo, weet ik veel, maar ik ga er van uit dat mijn opmerking daar misschien wel bij één of andere gezaghebbend figuur terecht komt. Die dan op zijn beurt de plaatselijke troepen aanmoedigt tot actie. Ik vul correct alle verplichte rubriekjes in, rijksregisternummer en telefoonnummer en postnummer en referentienummer, mijn bloedgroep wordt nergens gevraagd. En dan staat er: FORMULEER  KLACHT. Wat ik dus doe, in een apart daarvoor bestemd kadertje. Ik houd het ook nog steeds binnen de grenzen van de elementaire beleefdheid, maar schrijf wat scherper dan gewoonlijk. Dat ik toch graag een duidelijke respons op mijn vraag zou krijgen en dat het toch onmogelijk de bedoeling kan zijn dat je  - als de eerste de beste rare oranje wortel- via Twitter moet gaan om gelezen te worden. Want dan kan het blijkbaar wél en wordt de boodschap ook razendsnel verspreid, wereldwijd zelfs.

 Ik sluit af met

'Intussen al iets minder vriendelijke groeten,

 Mieke Thuys'.

Maar alweer: geen antwoord. Ik vermoed dat ze dan toch één en ander gecheckt hebben en vaststelden: dat mens hééft niet eens een Twitteraccount. Redelijk dom dreigement van mij dus.

Dus ik besluit even te bellen. Dat 'even' omhelst omzeggens een dagtaak. Eerst krijg ik de monotone melding van een apparaat: onze diensten zijn gesloten van maandag tot vrijdag. Terwijl ik toch netjes bel tijdens de openingsuren én op de website staat duidelijk: nu geopend. Ik probeer eens via een naburig kantoor, misschien zitten ze daar met z'n allen in een veilige bubbel de lopende zaken te bestieren, maar ook hier weer: geen gehoor. Daar hebben ze zelfs geen antwoordapparaat, je krijgt gewoon een tuut en dan niks meer. In de loop van de dag redial ik beide nummers nog met gepaste regelmaat, maar ik stop er uiteindelijk mee, voor ik zelf helemaal tuut word.

Maar de volgende dag- ja, ik blijf staan!- heb ik meer succes! Ik krijg bij poging drie effectief een meneer aan de lijn die - ik vermoed geheel volgens overheidsinstructies- ook weer zo monotoon mogelijk zegt: "Ik verbind u door, mevrouw." Maar op één of andere manier lukt dat niet en na telkens een paar minuutjes slaapverwekkende wachtmuziek kom ik steeds weer bij hem terecht. Drie keer, vier keer, vijf keer.

Ik zeg: "Meneer, is daar nu echt niemand aanwezig die mij even kan helpen, misschien kan u zelf ook even moeite doen? Een boodschap noteren of zo? Iemand vragen om mij terug te bellen?"

 Waarop hij, alweer even sec: " Ik probeer een andere dienst, mevrouw". Maar hij vergeet op een knopje te drukken en net voor hij me doorschakelt hoor ik hem nog - waarschijnlijk tegen een collega- zuchten: weer dat wijf!

Duidelijk in de pejoratieve betekenis, dit keer. Ik heb de synoniemen even opgezocht: kol, kenau, feeks. Klantvriendelijk is natuurlijk anders, maar al bij al is het nog redelijk grappig: zij helpen mij al weken niet verder, maar toch ben ik de heks.

Dus dit wijf overweegt nu toch een twitteraccount. En misschien eerst nog een oranje kleurspoeling. Kwestie van enige draagwijdte te krijgen.

Voetnoot:

Want omdat alles toch altijd weer goed komt, full disclosure: ik kreeg vanmorgen, na al die vergeefse pogingen, uiteindelijk een bereidwillige dame aan de lijn!  Zij gaat alles in orde brengen. Een vriendelijk wijf dus. Die bestaan blijkbaar ook.


Tussen hemel en aarde - 04/07/2020

Ik denk graag dat ik stevig in mijn schoenen sta. Wie mijn schoenencollectie kent weet dat dit geen evidentie is, ik laat me nu eenmaal zelden verleiden door makkelijk zittende stappers.

Maar kom, ik bedoel dit natuurlijk in de figuurlijke zin. Dan zie ik mezelf als een rationele vrouw, zo eentje die kritisch nadenkt over de dingen en logische verklaringen zoekt.  Ik heb het niet zo begrepen op al dat zweverige gedoe. Ik kan wel ontroerd worden door natuurlijke fenomenen, zonsondergangen en volle manen en zo, maar ik heb nog nooit een boodschap in de wolken gelezen. En een sterretje aan de hemel blijft gewoon een sterretje. Het is zoals met die krachten van stenen en mineralen: enkel van invloed als er eentje in mijn schoen zit.

"En wat dan met al die dingen tussen hemel en aarde die we niet kunnen verklaren?" zegt een vriendin die in alles wat haar pad kruist wel een teken ziet. Als er per ongeluk een wit donsveertje neerdwarrelt weet zij dat er een engel is gepasseerd.

"Daar komen we vroeg of laat ook het fijne wel van te weten," zeg ik. Het is zoals met donder en bliksem, wij hebben geen dondergod meer nodig, we weten intussen wel waar het geroffel vandaan komt.

"Alleen die oerknal," zeg ik, "daar ben ik nog niet uit. Wie zou daar ooit op het knopje gedrukt hebben?"

Dat blijft toch een moeilijke. Uitvissen hoe het begin van alles is begonnen.

"Maar wie weet, misschien wordt dat ook nog achterhaald," draaf ik verder door, "en schuilt daar een eenvoudige formule achter en zeggen mensen dan op een mooie dag: ha, zo zit dat!"

En toch, en toch…heel af en toe vlieg ik wel eens uit de bocht.  En heb ik meer ontzag voor hogere machten dan ik wil geloven. Het zijn de momenten van godvrezende schietgebedjes, tegen beter weten in. Als ik handenwringend zit te wachten tot ik eindelijk mag bellen voor de uitslag van de scan die mijn moeder liet nemen. Of, deze week nog, als ik stipt om middernacht nog een berichtje krijg van een onwaarschijnlijk moedige vriendin.

 "Proficiat met de verjaardag van onze dochters, " stuurt ze.

 De tranen schieten me los in de ogen, want onze dochters zijn wel samen jarig, alleen, de hare is niet meer…Ik kan me zelfs niet voorstellen hoe gruwelijk leeg dat moet voelen. Het wordt zo'n rusteloze nacht waarin ik mezelf betrap op iets dat op bidden moet lijken. Een verloren ziel die een bijna vergeten weesgegroetje prevelt om mogelijk onheil te bezweren.

Het begin van de zomer brengt me hoe dan ook altijd even uit m'n nuchtere evenwicht. Het zijn die dagen dat de eerste zonnebloemen opduiken en die blijven onlosmakelijk verbonden met het afscheid van een hartsvriendin, het waren haar lievelingsbloemen. Meestal haal ik dan wel een boeketje in huis, bij wijze van troost. Maar dit jaar zie ik haar bloemen nergens. Of  blijken ze net uitverkocht als ik in de Colruyt kom.

"Geef me eens een teken van leven," zeg ik nogal onnozel, terwijl ik naar boven kijk. Maar het blijft muisstil. Of nee, toch niet. Want plots hoor ik nog die dag  tot tweemaal toe Dire Straits op de radio passeren. Mark Knopfler met Brothers in Arms en een paar uur later Romeo en Juliet. Liedjes die zij feilloos mee zong, in haar vlekkeloos Engels.

"Het zijn wel geen bloemen, maar het is een begin," knipoog ik omhoog.

Maar 's anderendaags dient ze mij van antwoord. Als ik- in Rillaar, godbetert, de plaats waar het de allerlaatste keer afspraken- een maisveld passeer zie ik aan de rand daarvan één verloren zonnebloem staan. Net open, het kopje naar de zon gericht. Ik rijd er diezelfde dag nog eens heel langzaam voorbij.

" Zo, daar ben je dan," zeg ik nog eens naar ginder hoog in de lucht.

Allemaal tegen beter weten in. Want weg zijn zoals zij weg is, is vermoedelijk helemaal weg, voor altijd. En de wind voert een bloem wel eens naar het foute veld. Meer moet ik hier niet achter zoeken.

Maar stil verdriet durf ik wel eens te zalven met voorzichtig bijgeloof.

Of om heel eerlijk te zijn: als niks anders helpt, geloof ik eigenlijk alles.


De kroon - 08/08/2020

Soms verkoop ik wijsheden die ik zelf ook maar ergens lukraak bijeen gescharreld heb. Zo doe ik nog eens behoorlijk overtuigend een uitspraak over het mosselseizoen.

"Bereid je ze wel eens zelf?" vraagt mijn vriendin, we zitten samen van een potje mosselen te genieten in een knus restaurantje in De Panne.

"Ja, maar meestal ergens eind augustus, begin september," zeg ik, "dan zijn ze op hun best."

" Dat jij zo'n dingen wéét," zegt ze.

Terwijl ik het ook maar heb van horen zeggen. Ooit ongegeneerd zitten luistervinken op de bus, naar een geanimeerde dialoog tussen twee vrouwen en die ene zei toen, heel erg zeker van zichzelf: "Een paar weken na Scherpenheuvel kermis, dàn heb je de lekkerste mosselen." Zo'n uitspraak die ik dan zorgvuldig opsla in mijn geheugen, want vooral op culinair vlak kan dat wel wat hulp gebruiken. Ik ben zo iemand die - na 99 min of meer geslaagde omeletten- de honderdste keer toch nog eens gaat piepen in een kookboek of je nu moet roeren in die pan of de boel ook ongemoeid mag laten stollen. Maar goed, als ik mosselen serveer in augustus ga ik er tenminste toch al van uit dat de kwaliteit uitmuntend zal zijn. Het zijn zekerheden die zorgen voor wat orde en rust in mijn soms vertwijfelde dagen.

Dancing De Kroon, nog zo'n baken in mijn bestaan. Niet dat ik er ooit veel tijd gespendeerd heb, want de muziekkeuze aldaar was niet echt m'n ding. Ze draaiden er volgens mij hoe dan ook zelden of nooit dEUS en wie mij wel eens zag dansen weet dat ik maar best wat onbestemd kan bewegen op iets met licht verstoord ritme. Het was vooral op verplaatsing dat ik mij dikwijls bewust werd van de vaste waarde van De Kroon. Daar, buiten de vertrouwde stadsgrenzen, werd mij, als rasechte Scherpenheuvelse, regelmatig gevraagd: "Hoe is het nog in De Kroon?". Of de naam werd ook wel eens gebruikt in - laat ons wel wezen- minder geslaagde openingszinnen als  "Ken ik jou niet van in De Kroon?".

Zelf gebruikte ik De Kroon voornamelijk als wegwijzer, vooral dan in prehistorische tijden, nog voor de Tom Tom zijn intrede deed. Toen kon je aan verre bezoekers nog zeggen: en dan heb je rechts De Kroon en een eindje verder de rode lichten en dan zie je ook meteen recht voor je de Basiliek. Een routebeschrijving die ik ook eens meegaf aan een Brusselse collega.

"Les feux rouges," vroeg ze verwonderd, "de welke dan?". Ik heb toen inderdaad nederig moeten toelichten dat wij in ons lieflijke Scherpenheuvel slechts over één kruispunt met verkeerslichten beschikken. Het was meteen ook de eerste keer dat ik een Brusselse het bijna snikkend in haar broek zag doen, zo aandoenlijk kleinschalig vond ze ons.

Maar nu lees ik plots op social media dat dancing De Kroon definitief de deuren sluit. Of beter gezegd: niet meer zal open gaan, na de maandenlange sluiting wegens Corona. Terwijl ik het etablissement al halvelings beschouwde als cultureel erfgoed. Weg wegwijzer.

Een dag later verneem ik dat ook onze kermis niet doorgaat dit jaar, wegens te veel gevaar op besmetting. Begrijpelijk, maar toe maar, ook dat nog!

Ik word er een beetje weemoedig van. Al die vaste waarden waar schaamteloos wordt aan geknabbeld, ik word er niet bepaald happy van. Maar de meeste zekerheden zijn hoe dan ook nep, lees ik nog diezelfde avond voor het slapengaan, in zo'n belerend zelfhulpboek. Ze geven ons enkel een vals gevoel van controle. Want de wereld staat nooit stil. Die draait en draait en draait. Het is altijd ergens dag of nacht, nooit zomaar niks. En niets wat altijd is geweest zal ook voor altijd blijven. Je moet leren loslaten, staat er nog. De dingen nemen zoals ze komen en springen.

 Ik overweeg die raad misschien maar eens ter harte te nemen. En besluit: volgende zondag zet ik een grote pot mosselen op tafel. Naar alle waarschijnlijkheid een dikke maand te vroeg, maar  het zij zo, nu zelfs de kermis ontbreekt als richtlijn. Mosselen dus, en, méér zelfs: ik nodig een paar dapperen uit en tover zomaar los uit de pols een nieuw recept.

Nog niet de grootste sprong, maar toch een begin.

Nè. En nu gij.


1976 - 08/08/2020

Hittegolf, code rood én het coronavirus: wie verkoeling zoekt moet dezer dagen al redelijk inventief uit de hoek komen. En laat het mij nu uitgerekend vandaag aan elke vorm van inspiratie ontbreken. Veel meer dan een boekje lezen of wat suf zitten te schrijven weet ik niet te bedenken. Bezigheden waar ik op andere dagen toch reikhalzend naar uitkijk, want dikwijls ontbreekt me de tijd. Dan moet ik, zelfs op vrije dagen, eerst nog vele levensnoodzakelijke dingen doen, voor ik me lam in de zetel kan leggen. Nog een wasje draaien en strijken en soep koken en kip gaan kopen op de zaterdagmarkt, afin, ik noem maar wat. Allemaal dingen die nu ten zeerste worden afgeraden, de algemene teneur luidt: zoveel mogelijk in je kot en bubbel blijven en zo weinig mogelijk doen. 't Is dus in feite van moetens nu, dat niks doen, en dan is het opeens niet meer zo plezant.

Ik ben ook nooit deftig voorbereid op dit soort noodtoestanden. Want na al die klimaatmarsen zou je toch denken dat elk weldenkend mens op z'n minst voorzien is van een klein plekje schaduw buitenshuis, maar nee, ik kom tot de conclusie dat mijn terras nog steeds volledig - volledig!- zonovergoten is. Dat ik hier intussen dus al tien jaar woon en  te lam was om eens een deftige parasol te kopen. Goed wetende dat het hier op aarde alsmaar warmer gaat worden.

Hetzelfde met beschikbaar leesvoer: alle tijdschriften werden al in recordtempo gelezen en in 'De zonnekoning' zit ik intussen aan het voorlaatste hoofdstuk. Een lijvig boek dat ik te leen kreeg van een collega, ideale lectuur voor lome uren tijdens een hittegolf,  maar ik heb er dan weer, volkomen tegendraads, een paar koelere nachten aan gespendeerd. Dom, dom, dom, ik was er beter wat zuiniger mee omgesprongen. En nu is de bib natuurlijk al dicht.

Ik hoed me ook een beetje voor facebook, op dagen als deze. Waarschijnlijk wordt er in alle toonaarden gezeurd over de ondraaglijke warmte. Of erger nog: duiken er overal foto's op van mensen die een ijsgekoeld drankje nuttigen, ergens op een overschaduwd terras. En hoe het met mijn terras gesteld is weten jullie intussen en ijsblokjes heb ik niet voorhanden. Terwijl ik toch dacht dat ik tijdens een vorige hittegolf eens zo'n paar grappige vormpjes had ingevroren…

Het goede nieuws is dan weer dat ik alles wat te maken heeft met extreme temperaturen zeer snel dreig te vergeten. Het is enkel omdat -zelfs in de media-  heel dikwijls verwezen wordt naar de memorabele hittegolf van 1976 dat ik weet dat ze bestond. Terwijl ik daar toch bij was, al redelijk bij zinnen zelfs. Ik kan nog wel één en ander navertellen over die zomer, maar of het toen echt zo extreem warm was?

" Volgens mij waren we toen op vakantie in Italië, " zegt mijn vader.

Ik denk dat hij gelijk heeft. Eén van onze vele kampeervakanties in het zuiden. Waar je tenslotte niet anders verwachtte dan tropische toestanden. Waar je veel geluk had met het weer als je lag te zweten onder het tentzeil.

 En dat werpt dan weer een ander licht op mijn verveeld gevoel vandaag:  we moeten in elk geval niet naar Spanje voor een streepje zon.


Niels - 14/08/2020

Mijn job vergt enige flexibiliteit, dus ik vreet dagelijks wel wat kilometers. Dan doorkruis ik rustig in mijn eentje ons Hageland of de schone stille Kempen, altijd maar op weg naar ergens anders. De E313 en de Antwerpse ring deel ik dan meestal weer met een stoet andere lotgenoten, de ene al wat minder rustig dan de andere, er heerst wel eens wat onderlinge wrevel als we, soms kris kras en als een nest ongeduldige mieren, staan aan te schuiven richting Kennedy Tunnel.

Overigens, toen ik laatst ook effectief die Kennedy tunnel door moest (meestal ontsnap ik al een paar afritten eerder aan de complete chaos) was ik toch lichtjes verbaasd. Dat is dus echt een tunneltje van niks, twee keer met je ogen pinken, zelfs in een doorsneefile, en je bent hem in de volledige lengte gepasseerd. Waarschijnlijk ben ik daar ook al eerder geweest, mij van geen kwaad bewust. 590 meter overkoepeld, las ik nog diezelfde avond op Wikipedia, want ik wil dan toch wel weten of ik al helemaal bij de wakkeren was die ochtend. Want dat overkomt me wel vaker, dat ik zo halvelings wegdroom bij grotere afstanden. Dan ben ik op weg naar bijvoorbeeld Westmalle, toch ook niet vlak bij de deur, en dan stel ik opeens vast: o, kijk, ik ben er al.

Maar ik had dus een fout beeld van die tunnel. Tenslotte wel genoemd naar niet zomaar de eerste de beste president én dan ook nog eens dagelijks in het nieuws. Er gaat geen dag voorbij of je wordt gewaarschuwd: ochtendspits met vertragingen ter hoogte van de Kennedy Tunnel, Kennedy Tunnel afgesloten wegens water overlast, vermijd de ruime omgeving van de Kennedy Tunnel…Tja, dan slaat mijn verbeelding op hol, dan stel ik me bij zo'n constructie toch iets voor dat op z'n minst de afmetingen heeft van de Mont Blanctunnel. Want dat is wel andere koek! Ik heb hem als jong meisje, met mijn vader nog aan het stuur van onze tweedehandse, lichtblauwe Viva Vauxhall, een paar keer mogen ervaren en dat was echt kilometers ver door een tunnelbuis met amper twee rijstroken tuffen. Dan dacht je toch, misschien niet meteen luidop want mijn vader had het al nooit begrepen op bange watjes: als we hier maar heelhuids uitkomen.

Ik vertel het aan een collega met wie ik de laatste weken nu wel eens gemaskerd carpool. Dat we toch dikwijls al een vastomlijnde gedachte hebben, zonder dat we ook écht weten waarover het gaat. We hebben het van horen zeggen of we meenden toch te denken dat. Met dan misschien ook op termijn een zeer enge tunnelvisie als gevolg. Ja, hij en ik durven wel eens te filosoferen op weg naar het werk.

Maar vervolgens gaan we over naar de orde van de dag: luisteren naar het ochtendnieuws en daarna nog eens voor de honderdste keer Niels Destadsbader op MNM. Of was het Debadssteder? Debadstader? We kunnen het niet onthouden. En we vinden zijn muziek maar niks. Collega en ik zijn ooit eens, totaal onverwacht, zij aan zij op de eerste rij beland bij een optreden van Editors, dus dat verklaart wel één en ander.

"Misschien is dat met muziek wel net hetzelfde als met die tunnel, zegt hij," onbekend is onbemind. Misschien moeten we eens beginnen met wat aandachtiger te luisteren naar die Niels.

Wat we vervolgens ook werkelijk een aantal dagen dapper volhouden, de jongen is hoe dan ook niet weg te branden op die zender. We kennen intussen al behoorlijk wat teksten uit het hoofd, echt aartsmoeilijk kan je ze tenslotte niet noemen: 'wij-ij-ij-ij ' of ' ga je met me mee naar boven, oh oh oh oh oh oh oven, dat laatste x2'. We zingen al snel overtuigd mee. En we rijmen en dichten heel overmoedig ook zelf een paar lyrics bijeen, stijl Destadsbader, intussen twijfelen we toch al niet meer over zijn naam.

Van Editors naar Niels, we wijzigen serieus van koers. En niet dat we zijn volledig oeuvre nu meteen gaan downloaden, maar Niels zorgt in elk geval voor de nodige ambiance in de auto.

"Misschien moeten we af en toe gewoon van het uitgestippelde pad", zeg ik, "al dwalend komt een mens wel eens wat tegen. Moeten we de dingen ook anders durven zien of horen. Of uitvlooien hoe iets écht in mekaar zit."

'Egidius waer bestu bleven,' mijmert mijn collega, zomaar uit het niets en met dat dwalen in het achterhoofd.

En daarmee overdondert hij me nog meer dan Niels al deed! Dat een kerel van 25 zomaar, los uit de pols, een middeleeuws klaaglied citeert!

Terwijl ik ook weer dacht dat de jeugd niet meer leest…

"Dat van dat uitvlooien gaat ook op voor mensen," zegt mijn collega droogjes, "je wil niet weten wat ik wel eens over jou heb gedacht."

Wat wel vaker voorkomt, vermoed ik. Dat mensen inderdaad ook wel eens rare dingen denken over mij. Over wat ik doe of denk of misschien wel verondersteld wordt wel of net niet te doen. Zo van ze zal wel zus of ze zal wel zo en van zo iemand kan je toch niet anders verwachten. Misschien wel scheve gedachten, allemaal verzonnen over zo'n doordeweekse sok als ik.

En dan heb ik nog niet eens een kleurtje.


Letters - 27/08/2020

'Wie schrijft, die blijft' zegt men wel eens, maar daar ben ik niet zo zeker van.

Je moet al met pakkende, tijdloze woorden voor de dag komen wil je over pakweg vijftig jaar nog  gelezen worden.

Maar laat het een troost zijn: wie schrijft blijft in elk geval bezig.

Vooral als je, net als ik, zo'n beetje op alle fronten tegelijk zit te prutsen.

Met af en toe een blogje of tekstjes op verzoek. En op de werkvloer ben ik meestal de Chinese vrijwilliger die de vacatures mag uitschrijven. En dat zijn er veel. Of ik moet dingen nalezen en dan links en rechts wat schrappen of bijschaven, alsof ik het allemaal beter weet.

Voor alle duidelijkheid: ik doe dat dus graag. Ik mag scrabbelend door de dagen, spelend met letters, en ik moet niet eens winnen. Als je mij vraagt naar de geweldigste uitvinding sinds het bestaan der mensheid zeg ik, zonder aarzelen: het alfabet. Als je bedenkt hoeveel gedachten kunnen geformuleerd worden dankzij de eindeloze combinaties met amper 26 tekens, dat is gewoon niet te bevatten! Ik betwijfel zelfs of dat statistisch kan berekend worden.

Het gebeurt wel eens dat ik, aan het eind van de dag, door een overvloed aan letters en beeldscherm, sterretjes zie. Letterlijk zelfs. Een soort van oogmigraine, gelukkig niet pijnlijk en verder ook volstrekt ongevaarlijk, maar wel een duidelijk signaal: nu is het echt wel genoeg geweest. Dan klap ik noodgedwongen alles dicht en wordt het helaas ook zo'n avond zonder verhaaltje voor het slapen gaan. De stapel leesvoer op mijn nachtkastje mag voor één keer doelloos stof vergaren. Want dat schijnt ook waar te zijn: wie schrijft leest blijkbaar ook graag veel.

Die sterretjes zijn in elk geval een zeer slim signaaltje van Moeder Natuur, want een mens kent dikwijls zijn limieten niet. Dan blijft een gedwongen druk op de pauzeknop nog de enige optie, hoe vervelend ook. Maar in normale doen ben ik dus redelijk productief en heb ik graag dat de dingen vooruit gaan, ook schrijfsgewijs.

 Met uitzondering dan van boek 3. Want tussen alle bedrijven door probeer ik dus ook nog een boek te schrijven, het vervolg van gODDELOOS gedoe en Meisjes van Porselein. De definitieve afsluiter van het hele verhaal. Dat heb ik de uitgever en een paar nieuwsgierige lezers en vooral mezelf beloofd: nog één laatste deel en daarna is het tijd voor iets anders.

En net daar wringt het schoentje: ik heb het moeilijk met dat einde. Afscheid nemen van de personages, de ene al iets meer verzonnen dan de andere, het is pijnlijker dan ik ooit had kunnen vermoeden. Want ze zijn me intussen zo vertrouwd, ze zitten een beetje onder mijn vel. Ze gaan en staan waar ik wil. En ik kan ze dingen laten doen en voelen waarvan we in het echte leven denken: kom, doe eens even normaal! Of ik laat ze lelijke woorden naar elkaar roepen en 's anderendaags is alles weer koek en ei, zomaar. Zo'n parallel wereldje in je achterhoofd, ik kan het eigenlijk iedereen aanbevelen. Je kan er af en toe eens naartoe, ongemerkt zelfs, het is niet ver en je hebt de touwtjes volledig in handen. Je kan er doen en laten wat je maar wil. Een soort van dichtbij vakantie à la carte.

Maar die speeltuin definitief afronden, ik stel het steeds weer uit. Ik heb trouwens al drie scenario's klaar, dus het wordt nog moeilijk kiezen ook. Dan denk ik: toch maar liever zus en even later denk ik dan weer liever zo. Dat einde verzinnen is honderd keer moeilijker dan- dat was ergens in 2015 dacht ik- de allereerste woorden neerschrijven.

Maar die kwamen dan ook niet van mij, dat was een citaat van Tom Barman. Ik zie me ook nog bibberend dat mailtje tikken naar de man:

'Beste meneer Barman, ik schreef een roman en je lyrics hebben me wel geïnspireerd. Je  personage zit zelfs een beetje verweven in het verhaal. Mag ik misschien ook enkele van je teksten citeren?'

Want zonder toestemming doe je zoiets blijkbaar niet ongestraft in de boekenwereld, althans niet voor commerciële doeleinden. En ja, dat was even bibberen toen, erger dan bij mijn eerste brief naar Sinterklaas. Maar het was ook dansen van vreugde toen- na nog wat heen-en weer mailen over hoe en wat en waarover gaat het dan precies- ik uiteindelijk het fiat kreeg. Met welgemeende succeswensen er bovenop. In een vriendelijk bericht van zijn manager, want ik vermoed dat rockgoden zich niet persoonlijk bezig houden met dit soort banaliteiten. Maar goed, ik kwam toch al dicht in de buurt, misschien heeft Tom uiteindelijk wel, al lichtjes verveeld, gezegd: och, geef dat schaap haar zin.

 Toevallig las ik die beginwoorden (*) vandaag nog eens:

Stay by my side, it's sexy

the way that we talk about stuff

the way that we laugh with love

the way that we're falling off*

En zomaar opeens wist ik het zeker:  ik ga het allerlaatste hoofdstuk gewoon afsluiten met diezelfde woorden. Met de woorden van Barman. Want die zijn dus wel pakkend. En tijdloos.

* Uit ' The ideal crash', 1999, 3de album van dEUS


Staycation - 03/09/2020

Er is een eerste keer voor alles. Dus ook voor een weloverwogen staycation. Want er waren wel meer zomers dat ik het Thuysadres niet verliet, maar dat had dan meestal te maken met onvoorziene omstandigheden. Lees: een krap budget. Dan was het gewoon een kwestie van de reismicrobe tijdelijk te verdoven en wachten op betere tijden. Maar dit jaar ging het anders. Mijn buitenlandse reis was zelfs, zeer tegen mijn gewoonte in, al maanden op voorhand geboekt. Om al vrij snel weer uitgesteld te worden naar volgend jaar, omwille van ongunstig reisadvies. Bootje varen tussen de Noorse Fjorden zat er dus voorlopig niet in, maar uitstel is geen afstel, dus die trip heb ik in elk geval nog te goed.

Maar dit vroeg dus om reorganisatie. Ik overwoog nog even iets in een buurland dichterbij, maar toen ze ons met kleurcodes en verplichte quarantaines rond de oren begonnen te slaan hield ik dat ook maar voor bekeken. Bovendien werd staycation zelden zo gepromoot als dit jaar, ik meen zelfs voor 2020 nog nooit van dat woord gehoord te hebben. En terwijl ik het woord nu zit te tikken: het wordt ook effectief nog niet herkend door de autocorrectie.

Maar opeens circuleerde het begrip overal, en draaide het zelfs niet langer om het gevaar van Corona, maar bleek ook niks zo leuk als vakantie in eigen land. Op promotiefilmpjes zag je mensen hoog tussen Limburgse bomen fietsen en Matteo Simoni lag thuis te komen boven op het dek van zo'n gezellige binnenvaartschuit. Er werd wel niet vermeld op welk kanaal precies en met hoeveel mensen je dan wel aan boord kon in besmettelijke tijden.

Maar goed, de algemene boodschap was: zoek het niet te ver, nergens zo mooi als hier bij ons. Ga stappen in de Ardennen, huur een vakantiehuisje op een hei of reserveer een vierkante meter strand aan de Belgische kust. Wel even uitkijken voor mogelijke hommeles, bij dat laatste. Blijf hoffelijk.

Ik begon alvast met mijn geplande vakantieperiode wat in te korten, tien dagen staycation  leken me ruim voldoende. De overig verlofdagen zou ik wel opsouperen in december, bij de kerstboom. Bovendien keek ik een beetje doelloos tegen deze zomer aan. Dat was vroeger ook wel anders. Toen had ik nog een kind in huis waarmee je wel eens naar een speeltuin of een zwemvijver moest. Of, in ons specifieke geval: heel, héél dikwijls naar de manège. En ik ben zelfs ooit- maar dat was écht in magere tijden!- een  volledige verlofperiode  in de weer geweest met het lakken van een stel tweedehandsmeubels. Toen hebben de dochter en ik  twee weken gekampeerd tussen gedemonteerde onderdelen van lades en vitrinekasten, overal lag wel iets te drogen op witte lakens gespreid over de vloer, wachtend op een volgend laagje verf. Maar er zat een doel achter en het voelde even spannend als mijn eerste road trip, want ik blink nu niet meteen uit in schilderend vakmanschap. Maar het resultaat was meer dan behoorlijk en twee van die gerecycleerde kasten hebben de tand des tijds zelfs overleefd, al werd hun kleurtje intussen wel wat valer. Dus, al bij al: een meer dan geslaagde vakantie, met verstrekkende gevolgen van voldoening.

Maar nu startte ik dus met een andere insteek. Meer met zo'n gevoel van: we zien wel. Dus het begon met lui uitslapen en nog veel en loom zitten lezen, want ik pikte nog wat van de hittegolf mee. En toen het dan eindelijk wat koeler werd, kwam ook de regen. De dag dat ik eens een rondje om het Schulens meer wou joggen ( zéér traag!) vergat ik mijn regenjasje.

En met een uitstap naar de Vlooybergtoren ben je in je eentje ook snel rond: een uurtje later stond ik al terug thuis. Je staat daar toch redelijk onnozel te kijken, zo zonder gezelschap, heel anders dan bij de toren van Pisa bijvoorbeeld, daar wordt niet anders dan stille bewondering verwacht.

En dan was er nog de wandeling ergens in de velden van Schoonderbuken. Een tip van een vriendin: als je dat weggetje neemt en je wandelt dan zus en zo, kom je helemaal uit bij de autostrade. Het leek me niet meteen de meest spannende bestemming, maar ik heb het toch maar gedaan, heen en weer. Met onderweg best wel mooie landschappen, dat moet ik toegeven.

Verder waren er nog wat uitspattingen zoals: een dik pak frieten met mayonaise en een vleeskroket gaan eten, ergens op een wiebel houten frituurterras. Iets te veel taart ook, gewoon aan mijn keukentafel en niet eens op zondag. En ook, helemaal volgens het adagium van' het is maar één keer vakantie, zelfs voor geheelonthoudende singles':  een fles wijn soldaat  maken, in mijn eentje op mijn terras. Dat is helaas niet volledig gelukt, ik ben daar echt niet goed in, maar ik ben die avond wel verbluffend vrolijk in mijn bed gesukkeld, dat was met een glas of drie al geklonken. Over het speciale vakantiegevoel van de dag nadien ga ik maar best niet uitweiden.

Om mijn staycation dus even samen te vatten: veel geslapen, gelezen, te veel gegeten, gelummeld, korte uitstapjes gemaakt en iets te veel taart en wijn geconsumeerd. Het doet me zo'n beetje denken aan een vroegere vakantie, ook weer jaren geleden. Toen had ik me laten verleiden tot zo'n all inclusive, aan een Spaanse Costa. Dat kwam aardig in de buurt van dit, veel meer heb ik toen ook niet uitgevreten. Alleen ben ik er deze keer niet voor op een vliegtuig gestapt. En de frieten kwamen natuurlijk ook niet van Fritura La Patata.


De ladder – 10/09/2020

Ik heb iets met houten speelgoed. Niet zo meteen omwille van die voorzichtige link naar ecologisch verantwoord, want daar ben ik niet volledig van overtuigd. Het mag dan wel zijn dat zo'n boom een tweede leven krijgt in de vorm van een houten trekharlekijn, maar hij moet toch maar mooi eerst sneuvelen. 

Nee, ik vind het gewoon gezellig. En rustgevend. Ik werk af en toe in de buurt van zo'n pedagogisch-didactische speelgoedwinkel en ik durf daar wel eens een stukje van mijn  middagpauze door te brengen, er hangt nog zo'n geur van gekapt bos. Het is een wereld van schappen vol verbeelding. Dozen met grote, glanzende blokken.  Knalgeel gelakte kuikens op wielen. Houterige soldaatjes in slagorde bij een fort. Ik word daar blij van.

Overigens, duurzaam is dat houten speelgoed heel zeker wel! Ik kocht eens, lang geleden, zo'n treintje op beuken wieltjes, een kraamcadeautje voor het zoontje van een collega. Ik kwam de mama in kwestie onlangs nog eens tegen, vijfentwintig jaar later, en wat bleek: locomotief en aanhangwagens verkeerden nog in steeds in onberispelijke staat. Meer zelfs: ze hadden ook nog de rest van het nageslacht overleefd, met name nog twee jongere broertjes en een heel vinnige, smijtgrage zus. Een mogelijk volgende generatie weet zich dus ook al verzekerd van een stevig stuk speelgoed.

"Je wil niet weten hoe dikwijls dat ding in krijsende kindercolère tegen de vloer werd gekeild," grapte de mama er nog bij. Gelukkig kon ze er om lachen.

Waar mijn voorliefde voor dat hout vandaan komt weet ik niet zo precies. Ik ben niet de meest alternatieve ziel en het enige houten speeltje dat de Sint mij ooit bracht was een eetstoeltje voor mijn poppen. Zo eentje op hoge poten en met een telraampje vooraan op het blauwgelakte eetblad. Bij elk fictief lepeltje pap mocht de uitverkoren pop van de dag een kraaltje wegschuiven. Daar zat dus wel wat opvoedkunde achter. Maar verder? Toen toch al iets meer nutteloze prullen in plastiek, vrees ik, en ik had hoe dan ook geen volgestouwde speelkamer.

Misschien zat de houten ladder er wel voor iets tussen. Want daar heb ik als kind wel ettelijke uren op doorgebracht, samen met mijn nichtje. Terwijl onze ouders buitenshuis werkten verbleven zij en ik dagelijks, voor en na school, in het buurtwinkeltje van onze grootmoeder. En daar kon je natuurlijk via een trap naar de bovenverdieping, maar aan de achterkant van het pand werd er verbouwd en stond in afwachting van een tweede trap nog tijdelijk een ladder. Zo'n eenvoudige, maar oerdegelijke constructie in grof grijzig hout, misschien nog wel eigenhandig ineen getimmerd door mijn grootvader. Wie van ons ooit op het lumineuze idee kwam is niet meer te achterhalen, maar op regenachtige dagen, als op de stoep gaan rolschaatsen niet aan de orde was, 'schilderden' mijn nichtje en ik die ladder. Niet met echte verf, maar we kropen met een potje water en een fijn penseeltje omhoog en kleurden zo, heel secuur en met benijdenswaardige vlijt, de houten sporten. De bedoeling was om de ladder in één geheel overal even nat te krijgen. Wat natuurlijk nooit lukte, want naarmate we vorderden droogde er altijd wel weer een ander stukje op.

Maar we gaven nooit op. Wat vandaag mislukte probeerden we 's anderendaags opnieuw en we veranderen ook wel eens van strategie. Dan startten we bijvoorbeeld elk van een andere kant en werkten we zo naar het midden toe. Elkaar tegemoetkomen, dat hebben we daar geleerd. Ook over de hiërarchie werd nagedacht: wie begon bovenaan, wie onderaan? En wie presteerde waar en wanneer en hoe en op de beste plaats? Een kinderlijk, maar al vernuftig staaltje van de postjes correct en eerlijk verdelen.

Het waren leerrijke tijden, daar op onze houten ladder. We hebben er stoute plannen gesmeed en levensbelangrijke zaken besproken en heel zeker ook laaiende ruzies uitgevochten. Want als kind waren we best wel tegenpolen: mijn nichtje dacht praktisch en beredeneerd en ik was meer van het wispelturige soort, met een scherpe tong ook. We waren het zelden grondig eens.

Maar we zijn er altijd uit gekomen, zonder blijvende onenigheid en altijd weer met de beste bedoelingen. En in de wetenschap dat, voor het behalen van uiterst moeilijke doelstellingen, er vermoedelijk maar één optie is: de koppen samen steken en overleggen. Niet altijd maar stug links of rechts denken, gewoon nadenken wil ook wel eens helpen.

Dat schiet wel eens door m'n hoofd als ik zie hoe onze koning het zoveelste preformateursduo over de vloer krijgt.

 Zou daar in Laken dan nergens een laddertje staan?


Koning auto - 16/09/2020

We krijgen een nieuwe car policy. Ik werk in een commerciële omgeving, dus daar bollen wel wat bedrijfswagens, en die van mij is daar één van. En vermits elk zichzelf respecterend bedrijf met regelmaat eens polst naar wat zich afspeelt in the field gaat nu ook bij ons één en ander wijzigen qua mogelijkheden en voorwaarden binnen dat wagenpark. Kijken wat beter kan dus, en misschien al dat rollend materiaal iets meer laten aansluiten bij persoonlijke noden en behoeften. Maar eerst is er een gedetailleerd overzicht nodig van lopende - of beter gezegd, rijdende- stand van zaken.

We moeten ieder, individueel, een volledig rapport invullen, over werkelijk elk schijnbaar onbenullig onderdeeltje van onze huidige wagen én alles moet ook gedocumenteerd worden met een duidelijke foto. Met die foto's ben ik een vol uur in de weer, 's avonds na het werk.  Dus mensen die mij toevallig, op de parking van CC Den Egger, gehurkt en vanuit de vreemdste posities, foto's zagen nemen van verder weinig inspirerende zaken als bumpers en koplampen: dit was waarom.

Als ik 's avonds alle foto's upload en elk minuscuul schrammetje op de zijflanken nog eens uitvoerig in het nog speciaal voorziene kadertje toelicht- veelvuldig parkeren op enge, ondergrondse parkings resulteert in verbluffend veel schrammetjes! - vind ik het wel grappig. Het is echt de allereerste keer dat ik zo aandachtig met m'n neus boven op zo'n blikken ding zit. Uiteindelijk blijft het toch maar een dagelijks gebruiksvoorwerp, dus slechts matig interessant.

Ik ben op alle vlakken een laatbloeier en met m'n rijbewijs was dat niet anders:  ik was al dertig toen ik het behaalde en dan nog enkel en alleen omdat het echt moest. Want tot dusver had ik me redelijk weten te beredderen met bus en trein, carpoolen en af en toe zelfs liftend, ik stam nog uit onverschrokken tijden. Maar opeens kreeg ik de job van mijn leven in de schoot geworpen, compleet mét firmawagen in het loon pakket. Grote hilariteit toen ik tijdens de laatste sollicitatieronde beduusd opbiechtte dat ik zelfs niet wist hoe te vertrekken met dat onvoorziene cadeau. Ik wist het stuurwiel staan, daarmee was alles gezegd. Maar iemand daar moet toch wel heel erg overtuigd geweest van mijn mogelijke meerwaarde voor het bedrijf, dus ik kreeg, in afwachting van de noodzakelijke rijlessen, alvast die firmawagen + chauffeur, alsjeblieft! Eén van mijn jongere nichtjes was op dat moment tijdelijk werkloos, kon al sturen als de beste, en voerde mij- onder waterdicht interim contract- overal naartoe. Ik durf dus echt wel te stellen dat ik die eerste stap naar externe sales in stijl heb gezet. En mijn nichtje blijf ik uiteraard eeuwig dankbaar.

Met dat rijbewijs is het uiteindelijk in orde gekomen, ik ga niet uitweiden over het aantal pogingen om het te behalen. Maar plots was ik vertrokken en kon ik overal naartoe, zomaar, waar en wanneer en waarheen ik maar wou. Om de drie, maximum vier jaar zelfs met een nieuwe lease wagen onder mijn kont, zo werkt dat in die wereld.  Soms ook eens wat sneller dan verwacht met een karretje dat gelukkig nog beschikbaar was binnen de fleet, want ik heb wel één en ander in de vernieling gereden, lang voor de beoogde leasetermijn verlopen was. Goddank nooit zware accidenten, maar gewoon, domme pech: distributieriem gebroken, versnellingspook total loss, remmen die het zonder enige waarschuwing begaven in een bebouwde kom, banden aan flarden gereden, dat soort dingen. Al werd in de wandelgangen wel eens voorzichtig geopperd dat het misschien wel kon te maken hebben met mijn rijstijl. Ik heb mijn werkgever ooit- toen ik nog dacht dat het gras groener was aan de overkant- verlaten, om acht jaar later deemoedig weer te keren. De grote baas liet me toen, bij wijze van hartelijk welkom 2.0, een fles dure champagne bezorgen, en daar zat een gele post-it op gekleefd: kan je intussen al met de auto rijden?

Kort samengevat: ik reed al met vanalles. Met rammelende Franse bakken, of heel comfortabel in Deutsche Gründligkeit. Ik was ook een tijd onwaarschijnlijk fel gecharmeerd van het design van een Italiaans merk. Maar als je me nu naar m'n ultieme vervoermiddel vraagt? Mijn Koning Auto? Een botsauto? Een helikopter misschien? Gezien de huidige verkeerssituaties?

Dat wordt dus nog moeilijk kiezen binnenkort. Want we mogen- uiteraard binnen een bepaald budget- ons eigen pakket gaan samenstellen. Merk, model, opties. Vooral dat laatste wordt een harde dobber. Als ik bedenk dat ik nu, na toch al drie jaar met m'n huidige wagen, nog steeds niet goed weet waar de mistlichten staan? Bijkomende opties zei u? Jongens!

Wat me dan weer doet denken aan een mop over mannen en hun auto, ergens gelezen in een interview met Dirk Draulans, als ik me goed herinner. Toch een gerenommeerd bioloog, dus er zal wel iets van aan zijn. Over de man en zijn wagen. Volgens hem heb je drie soorten:

1.De razendknappe man: die heeft altijd succes, moet niks speciaals ondernemen om indruk te maken.

2.Jan Modaal:  haalt z'n slag meestal thuis met humor, maar ook altijd (én blijvend!) leuk natuurlijk.

3.En dan is er nog de man die weinig of niets te bieden heeft: die koopt meestal een dure bak.

 Zal ook wel voor vrouwen gelden, we gaan hier niet discrimineren. Met als moraal van het verhaal: het is niet al goud wat blinkt en echte klasse verplaatst zich niet noodzakelijk op vier wielen. Toch iets om rekening mee te houden. En misschien niet enkel bij de keuze van een nieuwe auto.


Single White Female - 19/11/2020

Van originaliteit zal je mij zelden kunnen verdenken, meestal doe ik maar wat gezapig mee met de rest. Deze karige dagen is het niet anders. Er valt buitenshuis en groepsgewijs nog bitter weinig te beleven, dus iedereen wandelt zich al bubbelend een ongeluk in natuurdomeinen. Her en der wordt zelfs al gemopperd dat het 'over de koppen lopen' is. Nu, ik ben nog steeds elke dag meer dan voltijds aan het werk, ik had nog geen overschot aan tijd om bos en hei te verkennen. Mij hoor je dus niet klagen.

Maar op een avond, als ik wat eerder thuiskom dan verwacht, besluit ik toch ook maar eens de wandelschoenen aan te trekken. Nu iedereen de mond vol heeft over de heilzaamheid en de rust van bronskleurige herfstwandelingen wil ik niet achterblijven. Klein minpuntje: de avond valt al snel en dan heb ik toch minder de neiging om in mijn eentje door een donker veld te sukkelen. Dus ik besluit binnen de bebouwde kom te blijven, toevallig woon ik daar ook, en dat scheelt me dan weer een autorit om helemaal naar die natuur te rijden. Het blijkt al snel een uitstekend idee: de straten zijn verlicht, er is de veilige geborgenheid van bewoonde huizen rondom mij en toch heb ik de stoepen voor mij alleen. Geen kat die op dit uur nog door de verlaten straten zwerft.

En zo kom ik, al slenterend, nog eens terecht in een straat waar ik al lang niet meer passeerde. Niet dat ik ze om één of andere reden zou mijden, maar het is eerder een zijstraat en in de loop der jaren werd ze dat ook bijna letterlijk: voor toevallige passanten zoals ik nog slechts een verbinding van punt A naar punt B. Vroeger had je er nog de beste bakker van de stad en een gezellig kruidenierszaakje, met een vrolijke uitbater, nooit verlegen om wat droge humor. Twee goede redenen om niet altijd richting saaie supermarkt te trekken. Dat schelleke hesp tussen je boterham smaakt tenslotte veel beter als het eerst met zorg werd verpakt in zo'n rozig papiertje van de zelfstandige kleinhandel.

Maar nu beland ik hier toevallig opnieuw. In die straat waar ik zelfs nog een tijdje woonde! Dat gebeurde eerder onverwacht en het was ook allemaal sneller geregeld dan ik ooit had kunnen vermoeden. We spreken twintig jaar geleden en ik treurde wat verloren op een adres waar het, laat ons zeggen, niet meer bijzonder aangenaam vertoeven was. Vooral veel heibel en onenigheid met een medebewoner, we hadden alles al geprobeerd en nog eens opnieuw geprobeerd, maar de wederzijdse liefde bleek dan toch definitief op te zijn. Dus ik besloot uit te kijken naar iets anders. Het was nog de tijd van de zoekertjes in regionale krantjes en ik belde naar een nummer van de eerste de beste aankondiging waarbij beschikbaarheid en locatie aan mijn voorwaarden voldeden: gezellig app. te huur in Sch., 2 slpk, bergpl., terras, onmiddell.vrij. Vooral dat laatste was belangrijk, het kon me opeens niet snel genoeg gaan.

"We kunnen vandaag nog afspreken," zei een enthousiaste man aan de andere kant van de lijn. Wat ik dan ook deed, amper een uurtje later werd ik al, samen met de dochter, rondgeleid in een piepklein nieuwbouwappartementje, één hoog, het rook er nog naar pas gepleisterde muren.

"Een buitenkansje," zei de man, "klein, knus, ideaal voor moeder en dochter." Hij monsterde mij nog eens van kop tot teen, knikte goedkeurend naar mijn welopgevoed kind en nodigde ons uit voor een drankje in de dichtstbijzijnde brasserie. Daar legde hij meteen een contract, opgemaakt in drie exemplaren, voor mijn neus. Toch wel een zeer snelle aanpak, vond ik, ooit had ik bij andere vastgoedeigenaars meer argwaan vastgesteld. Die polsten meestal naar harde bewijzen in de vorm van loonbrieven, bijvoorbeeld. Of waren bikkelhard bij het onderhandelen over het bedrag van de te storten waarborg. Maar deze man was één en al vertrouwen, méér zelfs, de overeenkomst kon zelfs meteen ingaan, zomaar gewoon in de helft van de maand.

"Ik heb er een goed oog in," zei de man, "bovendien ben jij precies het type aan wie ik wil verhuren: een alleenstaande moeder, en zo te zien ook heel proper. Het soort huurder dat mijn eigendom goed zal onderhouden."

Al bij al vond ik het wel grappig. Dat ik opeens, als single white female - meestal toch een statuut waar een wat trieste ondertoon aan kleeft- dan toch nog tot een gegeerde doelgroep ging behoren.

Dus ik tekende, in drievoud. Bij het verlaten van de brasserie kreeg ik van de man nog een bemoedigend klopje op de rug. "En ge hebt een verduveld schoon kleedje aan," zei hij nog snel, knipogend. Maar daarmee was alles geregeld en de man heb ik nog één keer terug gezien, toen ik drie jaar later het pand- inderdaad proper opgekuist- verliet. Dat kleedje heeft trouwens nog jaren in mijn kast gehangen, zelfs toen ik het al lang niet meer droeg. Ik dacht, je weet maar nooit dat het nog eens van pas kan komen.

En zo stond ik een dag later al dozen uit te pakken op een nieuw adres. Al heel snel werden ook de twee andere etages verhuurd, redelijk voorspelbaar alweer aan alleenstaande lotgenotes. Onze gezamenlijke woonst leek wel een taart van steen, drie gestapelde laagjes van bedrogen vrouwen. We noemden ons gebouw soms grappend het 'eenzame hartenblok'. Want er werd wel wat lief en leed gedeeld, eens we onze gezamenlijke overeenkomsten hadden ontwaard. Het was ook de tijd van 'Seks and the City', dus we durfden ons- maar dat was meestal na een paar glazen witte wijn- ook wel eens spiegelen aan die vrijgevochten bende. We waren alleszins even strijdvaardig, in ons geval dan wel op schoenen uit de solden. En zonder het vangnet van Mr Big om de hoek. Maar hoe dan ook, met ons zou niet meer gesold worden!  Afin, het waren zo van die dagen met hoogtes en best ook wel eens beklemmende laagtes, maar niets wat niet kon weggespoeld worden met een flinke slok cider, want zo deden wij dat toen: even grienen, goedkoop wijntje en doorgaan. Ik heb er veel geleerd. Niet alleen dat ik echt niet goed ben met drank, maar ook: hoe miezerig klein en zielig de dingen aanvankelijk ook mogen lijken, vroeg of laat val je weer ergens lachend in de prak.

Ik blijf nog even stiekem kijken naar ons eenzame hartenblok, waar gelukkig opnieuw gezellige schemerlampen branden. En waar - als er tenminste nog volgens dezelfde richtlijnen wordt aangeworven- de eerstvolgende zomermaanden ook weer een zweem van vanillegeur de lucht zal kruiden. Want de achterkant van het gebouw leunt nog steeds aan tegen een restaurant waar in normale economische tijden driftig wafels en pannenkoeken worden gebakken. Dat vond ik destijds dan weer een minpuntje, want van die geur krijg je zin in zoet, dus ik heb me daar een ongeluk gesnoept. En de was op een droogrekje hangen, buiten op het smalle terrasje, was ook geen optie. Dan rook je nadien nog dagenlang naar een koekendoos.

Als ik een uurtje later weer thuis ben overweeg ik mijn volgende wandelingen ook gewoon eens te linken aan al mijn andere adressen, ik heb er in de loop der jaren behoorlijk wat aangedaan, hier in het schone Scherpenheuvel. A walk down memory lane.

Maar in afwachting steek ik wat theelichtjes aan, achteraan in een kast vind ik er zelfs nog een paar met het aroma van vanille. Binnen de minuut kringelt de zoetigheid rond mijn hoofd. En dan, heel even, waan ik me weer twintig jaar jonger. Gretig naar een nieuw hoofdstuk, in een verduveld schoon zomerkleedje.


De kookmoeder - 23/11/2020

Dat idee om dan eens langs al mijn gewezen woonsten te wandelen is natuurlijk blijven hangen. Ik zet me zelfs even rustig aan tafel om de juiste adressen nog eens op te lijsten. Sommige huisnummers ben ik kwijt, maar aan elke straat kan ik nog haarfijn de overheersende graad van geluk en/of tristesse toewijzen. Van begin tot nu zijn het tien locaties in totaal. Waarvan acht effectief op wandelafstand, voor de overige twee is gemotoriseerd vervoer aangewezen. Naar de Kesselse Bergen kan ik natuurlijk ook te voet, maar dat red ik niet op zo'n uurtje bij valavond. En er was ook nog, lang geleden, dat jaar in een idyllisch Noord Afrikaans land, maar dat is écht ver stappen. En dan onderweg ook nog een eindje zwemmen, zelfs.

Ik besluit alvast nog eens langs de plaats te gaan waar ik, puur gevoelsmatig dan toch, tot het eind mijner dagen had willen blijven. Het waren de jaren na het eenzame hartenblok. Want na een bindend huurcontract van 3 jaren besloot ik dat piepkleine appartementje te verlaten. Het was er warm en knus geweest en ik wist me op mijn middelste etage veilig verstopt tussen begripvolle lotgenoten, maar de pijnlijkste scheidingsschrammen waren gelikt en geheeld en het werd weer tijd voor het echte leven. En op één of andere rare manier linkte ik die gedachte aan een huis. Liefst een huis met een tuintje, waar ik, samen met de inmiddels al lichtjes puberende dochter, nog een stuk familiegeschiedenis zou schrijven. Iets naar waar zij later, op nostalgische momenten, nog zou kunnen refereren als 'dat was thuis'.

Ik vond een betaalbaar pand op amper vijfhonderd meter verder, in vogelvlucht dan toch, maar al meer aan de rand van het centrum. Op een plaats waar ik als kind ook vaak had gespeeld want toen woonde mijn tante Juliette daar nog. Haar huis rook altijd naar Scherpenheuvelse Peiperneuten en stond in een straat waar de zon altijd leek te schijnen. Een beeld dat me ook vandaag nog spontaan voor ogen komt als ik aan die plaats denk: zon! Alsof het er, ook tijdens die acht jaren dat ik er woonde, geen druppel geregend heeft!

Ik had de nieuwe huurovereenkomst weer vrij impulsief getekend en toen ik uiteindelijk de leegstaande kamers een eerste keer grondig kon inspecteren zonk de moed me toch enigszins in de schoenen. Het huis was oud en - dit is misschien nog voorzichtig uitgedrukt- een beetje onderkomen. Met als overheersende kleur, van de nok van het dak tot helemaal beneden in de kelder: zwaarmoedig donkerbruin.  Maar ik had een duidelijk doel voor ogen, dus alles wat bruin was lakte ik zorgvuldig wit. De dochter kreeg dan weer volledig puberale zeggenschap over de muren van haar slaapkamer, die werden gifgroen. Met een accentmuur in paars, als ik me niet vergis. En daartegen dan posters van ene zeker Ville Vallo, een graatmagere, kettingrokende Finse gothic zanger. Tja.

In elk geval, twee maanden later bewoonden we dus een helder opgefrist huis, mét tuin. De structurele problemen die nog verwezen naar het vooroorlogse bouwjaar kreeg ik helaas niet weg geverfd: de flinterdunne beglazing, kieren in ramen en deuren, een verwarmingsketel die weliswaar vele jaren later geplaatst was, maar het meestal begaf in putje winter. We hebben daar wel eens, vormeloos verpakt in fleece truien, zitten bibberen bij -12, ja, plots kregen we dan toch weer echt winterweer! Maar verder zag het er veelbelovend uit: een echt huis, met een tuin. En met een stoep die je op vrijdag nog kon schuren. En in de keuken zo van die okergele tegeltjes die gewoon sméékten om wat bruine zeep.

Ik kocht zelfs een ouderwetse, klassieke oven voor in dat gammele keukentje, het kon me daar niet huiselijk genoeg worden! Dit zou namelijk de plaats worden waar ik me zou ontpoppen tot erkend kookwonder. Ik zou stoofschotels en gebak op tafel toveren en mijn huis zou het begrip 'moeder' naar een hoger niveau tillen. En mijn dochter zou, jaren later, nog dromerig zeggen: dat stoofvlees van ons ma, niet te evenaren! De geschiedenis wees uit dat er inderdaad af en toe eetbare zaken uit die oven zijn gekomen, maar heel dikwijls ook droevige, zwartgeblakerde dingen. Zelfs mét keukenschort en de volledige reeks kookboeken van Piet in de boekenkast blijft een kluns uiteindelijk nog steeds een kluns.

In de tuin deed ik het dan weer beter: mijn kamperfoelie geurde al snel naar zwoele oosterse nachten en in het voortuintje pronkten fiere, witte tulpen, drie lentes op rij. Daarna kregen we echter een nieuwe huisgenoot, Winston, onze eeuwig hongerige Basset Hound, met blijkbaar ook een uitzonderlijk talent voor het uitgraven van knollen en bollen. Weg tulpen. Maar voor de rest: missie geslaagd. Dit adres voelde niet langer als een haastige passage naar iets anders, maar als een echt thuis. Met ook nog een extraatje: alweer de gezelligste buren ooit!  Ongetwijfeld ook voor eeuwig in mijn hart, hoe melig dat ook moge klinken.

Ook tijdens dit volgende tochtje naar vroeger houd ik weer even halt. Op een stoep die nog steeds vertrouwd voelt. Het huis is intussen wel grondig gerenoveerd zie ik, nieuwe ramen en deuren ook, dus het zal vast minder tochten in de keuken nu. Wij noemden dat gebied wel eens 'Desert Storm' als het fel waaide. Dan gierde de wind gewoon rond je oren. Maar ondanks alle mankementen: dit was, voor mij en hopelijk ook voor de dochter, een warm adres. Al ben ik uiteindelijk wel weer vertrokken, op naar iets anders, met meer comfort. Maar of dat ook zoveel beter was durf ik nog niet zo vol overtuiging te zeggen. Want één ding heeft dit krakende pand me heel zeker geleerd: geluk schuilt niet in perfectie.

Pittige anekdote: enkele jaren na ons vertrek, hoorde ik toevallig een gesprek tussen twee dames, in de plaatselijke parfumerie. Eén van hen was blijkbaar schielijk gescheiden en had een tijdelijk onderkomen gevonden. In een oud huis, vlak bij het centrum.

"En dit geloof je nooit," zei ze, "één van die slaapkamers was gewoon gifgroen geverfd. Met ook één rare paarse muur."

"Je méént het! "zei die andere.

Pic: een kuiken dus, met op de achtergrond de paarse muur. Dat kuiken was een bizar verjaardagcadeau voor de dochter, van de vrienden. Toen al wisten zij dat in mijn kind een toekomstige boerin schuilde.


Verlenging - 05/12/2020

Ik krijg een mailtje van een verre vriendin: of ik recent nog iets geschreven heb? Zij is niet langer actief op social media, dat werd haar allemaal te druk en dikwijls reageerde ze ook veel te impulsief, zegt ze. Maar af en toe gaat ze nog wel eens piepen op mijn website. En daar beweegt de laatste tijd weinig. Ze heeft gelijk. Ik heb nog wel wat blogjes geschreven, maar die heb ik enkel op Facebook gegooid. Gewoon vergeten om ze ook nog op www.hetklokjevanthuys.be te publiceren. Dus ik beloof haar dat alsnog te doen, zo snel mogelijk.

"Tof," mailt ze terug, "ik mis je geestige kijk op de dagelijkse beslommeringen."

Een hartverwarmend complimentje, want ik heb al slechtere kritieken gekregen. Het grappige is: het komt op een moment dat ik net wat moeite heb om mijn kijk op de dingen nog min of meer geestig te houden. En dat zelfs ik af en toe mijn lap top dicht klap, om mezelf te behoeden voor impulsieve reacties. Omdat ik bij de zoveelste uiting van zelfbeklag zomaar iemand zou durven antwoorden: mens, kom toch eens langs de trapleuning naar beneden en start de dag met een lach! Of dat ik, als er weer eens in een overvloed aan spellingsfouten wordt geschoffeerd, zin krijg om Lucas 23:34 te citeren: Vader vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen. Als social media 2000 jaar geleden was uitgevonden had dat versje in de Bijbel er misschien een tikkeltje anders uit gezien: vergeef hun, want ze weten niet wat ze posten.

Dus op zo'n momenten sluit ik af en trek de stekker uit. Want dit is natuurlijk wel dubbel: God weet wat de meningen zijn over de dingen die ik zoal op het net smijt? En wie ben ik dan om met het vingertje te wijzen? Boeken wijselijk dicht dus. Maar sommige statements blijven toch hangen. Uitlaten die ik zelfs tot driemaal toe aandachtig gelezen heb, dikwijls vol ongeloof. Woorden waarvan ik denk: is hier wel over nagedacht? En waar ik zo boos kan om worden dat ik me zelfs dagen nadien nog afvraag wat nu het ergst is: ongegeneerd beledigingen neerschrijven of, net als ik, te laf zijn om daar op te reageren? Want zo voel ik me, als die zinnen ongewild nog eens door m'n gedachten dwalen: laf. Niet durven opkomen voor waarden of mensen die me dierbaar zijn.

Zo bijvoorbeeld een getuigenis die ik kortgeleden nog zag passeren, weliswaar in 2020, een jaar dat zich natuurlijk al uitstekend leende tot controverse. Iemand die zich afvraagt voor wie we- met de wat strengere maatregelen in de strijd tegen corona- deze wereld 'om zeep helpen'. En ik citeer, uiteraard anoniem, al was het maar uit plaatsvervangende schaamte:

'Vooral mensen die zeggen dat we op onze tanden moeten bijten want nonkel Jos van 91 had misschien ook wel 92 kunnen worden in het rusthuis. Of zou het zo maar kunnen zijn dat nonkel Jos al 12,4 jaar in verlenging aan het spelen was; aangezien de gemiddelde leeftijd voor een man op 78,6 ligt?

Vragen...vragen...'

Dan denk je eerst nog: dit komt waarschijnlijk van een piepjonge medemens, dit kunnen we nog kaderen binnen de overmoed van de jeugd. Als je zestien bent vind je hoe dan ook alles boven de dertig stokoud. Maar nee, als ik eens doorklik op het profiel van de auteur in kwestie zie ik dat er al een 5 vooraan op de teller staat.  Want dan ook weer betekent dat hij hoerenchance heeft: in de Middeleeuwen - niet eens zo gek lang geleden, als je de tijdlijn zo eens nader bekijkt- was de gemiddelde leeftijd amper 30, dus dan was de man zelf al jaren in overtime.

Misschien heeft hij het anders bedoeld? Dat we nodeloos lijden niet moeten rekken? Zou zomaar kunnen en daar ben ik - indien weloverwogen- zelfs volledig mee akkoord. Of misschien denkt hij dat mensen in een rusthuis allemaal radeloos snakken naar hun laatste ademtocht? Meent hij oprecht dat een streepje levensvreugde enkel te rapen valt binnen strikt afgebakende tijdslijnen? Dat we maar best met z'n allen kunnen streven naar het geluk van jonge dertigers? Dat al wat later komt niet meer de moeite waard is?

Ook dat zou zomaar allemaal kunnen.

Maar het is vooral de manier waarop hier over oudere mensen wordt geschreven die me bijna doet kokhalzen: alsof iemand van 91 geen reden tot bestaan meer zou hebben.  Die uitdrukking  'in verlenging spelen'…En nog net niet het verkleinwoord van nonkel gebruiken, dan zou het al helemaal achterlijk klinken. Hoe respectloos kan je zijn?

Dus voor één keer kruip ik dan toch in mijn franke pen! Want toevallig weet ik mij dagelijks omringd door al wat oudere mensen. Mijn oudste nonkel is 90 en heeft meer charme en beleefdheid in zijn kleine teen dan de auteur van dit bericht. En mijn moeder is 87 en klein en krom en niet meer zo mobiel, maar ze omarmt nog elke dag. Of zoals zij het heel simpel stelt: ik ben er nog graag bij. Mijn tante is even oud en waakt nog streng over 's werelds best bewaarde recept van haar overheerlijke nieuwjaarsgebak. En dan mijn vader! In rechte lijn op weg naar 86 en in tweede lockdown zijn eigen Excel bestand ontworpen: een groot blad ruitjespapier, waarop hij, in 7 mooi afgelijnde kolommen, dagelijks en met de grootste nauwkeurigheid alle cijfertjes in verband met Corona noteert. Vol goede moed, want bij elke daling van de statistieken weet hij dat ook weer deze crisis een einde zal kennen. En dat hij dan terug een pintje kan gaan pakken met zijn beste maat.

Of deze oudere mensen nog een stevige bijdrage leveren aan ons steeds ongenadig voortjakkerend, economisch groeimodel? Dat durf ik te betwijfelen.

Maar wat ik wél met zekerheid kan stellen: ze zijn wijs en kennen het klappen van de zweep. Die zijn nog van de degelijke smederij. En ze beschikken over een graad van optimisme waar ik alleen maar jaloers op kan zijn. 

Dus, als ik die man van hierboven, met al z'n vragen, misschien even kan helpen:

Beste meneer, vooral dat optimisme lijkt mij, zeker in deze verzuurde tijden, van onschatbare waarde. Ik kan alleen maar hopen dat u ooit de gezegende leeftijd zal bereiken waarop uw positieve bijdrage aan deze wereld even groot zal zijn.


2021

Bang, bang saapjen - 07/01/2021

Het is al wat later op de avond als de bel gaat. En dat is dezer dagen toch even schrikken. Een jaar geleden zou ik vermoedelijk ook wel geschrokken zijn, maar meer in de zin van: ai, zie ik er nog wel een beetje presentabel uit voor onverwacht bezoek! Het is namelijk zo'n uur dat ik al min of meer verfrommeld voor een scherm durf te hangen.

Maar heel anders voelt het dus als de bel galmt in de tegenwoordige tijd. Want bezoek mag nog wel, maar dan strikt beperkt en grondig gedefinieerd: wie behoort tot mijn bubbel, wie is binnen dat bubbeltje het uitverkoren knuffelcontact, wie van hen redt het tot bij een mogelijke vuurkorf in mijn tuin zonder daarbij ook eerst door mijn huis te trekken en wie mag er vervolgens, liefst nog voor de avondklok ingaat, naar mijn toilet of is, in het andere geval dus, aangewezen op dicht struikgewas.

Terwijl ik het nu zo opschrijf lijkt het bijna grappig, maar dit is dus bittere ernst, dat weten we intussen allemaal. En laat daar geen misverstand over bestaan: ik hou me zo goed mogelijk en ook overtuigd aan de richtlijnen, alles om dat onzichtbare monster te verslaan. Corona is namelijk geen romantisch sprookje, daar willen we zo snel mogelijk vanaf.

Maar zoals reeds gezegd: al die regeltjes zorgen soms wel voor een nieuwe perceptie van de dingen. Vroeger zou ik nog snel, snel een blik in de spiegel geworpen hebben alvorens naar de voordeur te spurten, maar nu denk ik meteen: er is iets aan de hand! Dus ik open - inderdaad al behoorlijk gekreukt op dit uur- voorzichtig de deur en voor mij, op een meer dan aangeraden afstand ook,  staat een stevige jongeman, ik denk één van de nieuwe buurjongens, hij heeft een zwart mondmasker op. Maar dat laatste stelt me al een beetje gerust: hij houdt het in elk geval veilig. Terwijl ik vroeger spontaan zou gedacht hebben: dit is een overval, handen in de lucht!

"Jij bent toch de mevrouw van de grijze Peugeot? Die hoge?" vraagt hij vriendelijk. Ik knik bevestigend, mijn hart slaat al in mijn keel, waar heb ik nu weer tegen gezeten?

"Ik zag net dat je portier niet goed dicht is," zegt hij, "ik wou je maar even verwittigen, voor ze iets uit je wagen stelen."

"O, dat zou wel meevallen," lach ik opgelucht, "meer dan een lading mondmaskers en een busje ontsmettende hand gel zou de dief niet vinden."

"Misschien niet duur, maar van levensbelang, in deze tijden, " antwoordt hij.

Juist, alweer die andere perceptie.

Als even later al mijn deuren correct gesloten zijn en ik terug mijn zetel in duik moet ik er wel even om lachen: hoe anders ik sinds kort soms reageer en wat een bang schaap ik toch kan zijn.  Altijd maar meteen het ergste denken. Terwijl ik nog steeds vertoef op relatief veilig grondgebied, waar de meeste mensen ook nog deugen.

Een paar dagen later doe ik het verhaal van anders denken nog eens dunnetjes over. In een discussie met de collega's over het eindelijk goedgekeurde vaccin. Want we zijn het er unaniem over eens: dit is goed nieuws en we laten ons hoe dan ook inenten, al was het maar uit solidariteit met de meest kwetsbaren. Maar toch komt er - ook bij mij- toch weer een vleugje angst naar boven drijven. Want is dit vaccin wel veilig? En wat met de nevenwerkingen?

Terwijl we nog niet zo lang geleden op vakantie trokken naar verre landen en zonder verpinken de nodige inentingen lieten zetten, we hadden er desnoods een treinreis naar het Tropisch Instituut in Antwerpen voor over.  Een prik tegen buiktyfus, hepatitis A, gele koorts, cholera, kom maar op dokter …heel stoer deden we daarover en zelfs een beetje stoef was ons niet vreemd. En geen kat die zich afvroeg wat er zoal in die vaccins zat. Of wat de nevenwerkingen konden zijn op korte of lange termijn. Integendeel, als je in vriendenkring je reisplannen uit de doeken deed werd er al betweterig gevraagd: je hebt toch wel aan de nodigen inentingen gedacht? Aan al die prikjes voor ziektes waarvan de kans bijzonder klein was dat we ze ooit zouden krijgen, wegens hooguit een zomervakantie op gevaarlijk terrein. Terwijl we nu al maanden door zeer besmettelijk Coronagebied dwalen, al een lente, herfst en winter lang. Maar uitgerekend nu word ook ik weer zo'n bang saapjen. En dan ben ik ook nog eens bang voor de foute dingen. Voor misschien wat allergische reacties zoals een rood, pijnlijk plekje op de huid. Of wat koorts of hoofdpijn na de prik.

Want ik las het ook nog ergens deze week:

If you don't like the vaccin, try the disease.

Er stond een foto bij van een jongetje, gruwelijk overdekt met pokken, een ziekte waarvan we het bestaan nog amper kennen, wegens compleet uitgeroeid dankzij een vaccin. Maar wie er alsnog meer wil over weten: lees nog eens 'Moeder waarom leven wij, 'die klassieker van Lode Zielens. Dat waren ook nog de tijden dat je op je vijfendertigste ook nog de mazelen kon krijgen en vervolgens gewoon doodgaan.

Of zoals één van de collega's het dan weer zeer nuchter en geruststellend wist te verwoorden:

 "Ik eet ook elke week een curryworst. En het enige wat ik daarover met zekerheid weet is dat er amper vlees in zit."

Intussen passeer ik nog regelmatig mijn gemaskerde belleman, alleen, nu herken ik hem natuurlijk meteen. Bang voor hem zijn is niet langer aan de orde, sinds ik nu ook weet dat hij, zelfs op donkere avonden, dapper strijdt tegen de misdaad. Hij durft wèl zomaar aan te bellen bij vreemde vrouwen.  We zwaaien van ver of we roepen, luid van achter onze maskers, goeiedag.

" Wel goed dat je zomaar wist dat het mijn auto was," prijs ik hem ook nog eens, als we toevallig op anderhalve meter kruisen.

" Daar was moeilijk naast te kijken," lacht hij, "jij bent de enige in de straat die altijd zo scheef parkeert."

Ik wéét het. Ik rijd dan wel al jaren en intussen quasi onverschrokken naar verre uithoeken, maar durf nog steeds niet parallel parkeren.

Bang, bang saapjen.


Omgekeerd - 16/01/2021

Een Iraanse apotheker die reageert op een vacature van bakker.

Een Angolees meisje dat solliciteert voor een job bij Delhaize in Berchem, terwijl het duidelijk om een supermarkt in Broechem gaat. En daar geraakt ze 's morgens nooit op tijd met openbaar vervoer.

"Je zou toch hopen dat ze op z'n minst de vacature grondig lezen," zucht ik tegen een collega, "hoe moeilijk kan het zijn!"

En de rest van mijn woorden slik ik vervolgens maar liever wijselijk in. Want uitgerekend ik zou moeten weten hoe moeilijk het dus wél kan zijn. Hoe het andersom voelt. Als je zelf aan de andere kant staat en van taal noch tekens iets begrijpt. Die omgekeerde wereld, ik woonde daar ooit zelf een tijdje.

We schrijven nog ergens vorige eeuw en ik landde, jong en onbezonnen en absoluut met open blik, op een vliegveld in Algiers, mijn koffer vol zomerse niemendalletjes. Niet zomaar voor een vakantie in de zon, maar met vooruitzichten van onbepaalde duur, het werd uiteindelijk ook een verblijf van een klein jaar. Maar ik zag zo'n onbestemd avontuur helemaal zitten, ik was frank en vrij en klaar om een nieuw stukje wereld in te palmen. Eens kijken wat ze daar zoal uitspookten, aan de overkant van de Middellandse.

Ik zal nooit mijn eerste stappen op Algerijns grondgebied vergeten: de zinderende hitte op het tarmac van Airport Houari Boumedienne. En de geur van de Maghreb, een melange van kruiden en mint en volgens mij ook van heel veel ongewassen zweet, maar in elk geval bedwelmend. Een geur die zich bij wijze van spreken vanaf dag één om mijn schouders drapeerde en niet meer weg te wassen viel. Vele jaren later kwam ik hem nog eens tegen op een rommelig marktje diep in Marokko en hij rook nog krek hetzelfde. Maar daar, in Algiers en al na twee luttele minuten op nieuw terrein, voelde ik overduidelijk: hier is alles anders dan thuis!

Een gevoel dat nog behoorlijk aanzwol tijdens de daaropvolgende autorit, naar een afgelegen dorpje, zo'n vijfhonderd kilometer landinwaarts: Ras El Oued. De weg er naartoe was smal en hobbelig en het landschap indrukwekkend desolaat. En heel zeker van een even indrukwekkende schoonheid. Geen spuuglelijke lintbebouwing, maar anderzijds: ook nergens een etablissement waar onder het mom van een korte tussenstop ook even naar toilet kon. Dat bleek later hoe dan ook meestal het privilege van de mannen te zijn, vrouwen werden geacht dat soort dingen thuis te doen.

Vrijwel alles wat nadien nog kwam voelde even nieuw en vreemd en zorgde meer dan eens voor verwarde toestanden, momenten waarbij ik me wel eens verbijsterd afvroeg: menen ze dit nu? Van mijn zogenaamde open blik bleef soms weinig over. Heel wat plaatselijke gewoontes vond ik maar niks. Hoezo, waarom mogen mijn armen niet bloot, het is hier 40 graden in de schaduw jongens! En hoezo, waarom mag je hier niet hand in hand lopen met je lief? Op gevaar van arrest nog wel, serieus? En hoezo, ik mag hier niet zwemmen? Kilometers ver geen kat te zien en ik mag niet in badpak? Ja, dan deed je nog eens een gewaagd uitstapje naar een stukje ongerepte kust en dan kreeg je dit! Aan de overkant van diezelfde zee was ik een jaar voordien nog gaan kamperen en daar werd met Franse joie de vivre de monokini gepromoot.

Maar goed, dit alles ging uiteindelijk nog over de grote lijnen, uitgetekend door een religie die wel niet de mijne was, maar waar ik me beleefdheidshalve wel wou in schikken. Tenslotte was ik daar te gast, niet zij. Bovendien hanteerden zij op dat vlak zo ongeveer dezelfde richtlijnen als wij hier aan de andere kant: je bent nu hier, dus pas je maar eens een beetje aan!

Maar daarnaast waren er natuurlijk ook de kleine, dagelijkse gewoontes waar ik niet op voorbereid was. Dat je als meisje niet zomaar Jan en alleman beleefd de hand mocht schudden, bijvoorbeeld. Of dat je, als je ergens uitgenodigd werd voor een maaltijd, niet altijd moest rekenen op een eigen bord of praktische dingen zoals mes en vork.

Eten en alles wat daarmee te maken had zorgde hoe dan ook voor een behoorlijke cultuurshock!  Want een dampende tajine op tafel zetten mag dan wel exotisch klinken, maar aan de nodige ingrediënten geraken, soms leek het wel een dagtaak! Dus niet nog eens snel en voor sluitingstijd naar de winkel om wat lamsvlees en kikkererwten, maar wel naar de eerstvolgende souk, in Sétif, 60 kilometer verderop. Wie hierbij het beeld voor ogen krijgt van de toeristische stalletjes in Marrakech, waar het bijzonder romantisch struinen is in een labyrint van geurige specerijen en handgemaakt aardewerk, moet ik nu toch even uit die droom helpen: in een doordeweekse souk, bestemd voor plaatselijk cliënteel, ligt het lamsvlees namelijk niet netjes verpakt in plastieken vlootjes en ze zijn daar ook niet vies van een bromvliegje meer of minder. Onze dienst voedselveiligheid zou daar beslist een ranzig rapportje over schrijven.

Gewoon dagelijks brood op de plank brengen was ook niet altijd evident. Het plaatselijke dorp telde slechts één bakker en die jongen had dan weer niet altijd zin om te bakken. In goede tijden stalde hij zijn waren uit in een aftands winkeltje, het leek veeleer een smalle, donkere garage, maar bij ontij lag er gewoon helemaal niks in de rekken. "Du pain? Demain, madame," zuchtte hij dan, waarbij hij de handen in de lucht hield en de blik vol smart omhoog sloeg, alsof ik hem elke dag opnieuw de duvel aandeed met mijn Westers consumptiegedrag. Een dagje zonder brood, geen Algerijn die daar van wakker lag. Die eeuwige gelatenheid om de traagheid der dingen, ik kreeg er soms de bobbels van. Terwijl zij met grote ogen keken als ik weer eens, strijdvaardig en vechtend tegen windmolens, als een proper Vlaamsch meisken mijn drempel stond te borstelen, klaar om al het zand terug naar de woestijn te vegen, tenslotte lag die Sahara niet zo ver uit de buurt.

Ik kan een oneindig lange lijst opsommen van misverstanden en prullen en dingetjes, hier bij ons zo banaal aanwezig, maar ginds enkel te verkrijgen bij grote uitzondering. Wattenschijfjes bijvoorbeeld. Toen ik ze eens per ongeluk vond op een markt in Bejaja sprong ik van blijdschap bijna een meter in de lucht. Die avond zaten de vrouwen van Ras El Oued een beetje peinzend naar dat zakje te kijken, toen ik trots mijn aankoop toonde. 'Om je gezicht mee te reinigen' demonstreerde ik. Maar die hadden daar geen boodschap aan, die gingen gewoon eens per maand gezamenlijk baden in een meer hogerop in de heuvels, een gewoonte waar ik me dan weer minder kon in vinden, vooral ook omdat het gepaard ging met pijnlijke ontharingsrituelen. Geen pijl haar stond er op die anders toch zorgvuldig verstopte lijven. Toen ik hen eens toevertrouwde dat ik de zaak wel netjes onderhield, maar dat het daar beneden nu niet meteen een kale vlakte was, keken ze me aan alsof ik uit een beschaving van harige bosapen kwam.

Iets waar ze dan weer wel danig van onder de indruk waren: onze Vlaamse kroketten! Toen mijn moeder op bezoek kwam leerde zij een plaatselijke kok ronde kroketjes rollen, de langwerpige versie bleek - wegens gebrek aan de juiste hulpmiddelen in de keuken- iets te ingewikkeld. Nadat ze krokant uit de pot met sissende olie waren gevist werd er eerst heel, heel voorzichtig en met het nodige wantrouwen geproefd, maar het bleek alras een enorm succes en voor herhaling vatbaar. Ik denk niet dat er nog ergens ter wereld zoveel kroketten werden gebakken als die zomer in Ras El Oued. En ik weet het natuurlijk niet zeker, maar het zou me niet verbazen als mijn moeder uiteindelijk nog een standbeeld heeft gekregen, ergens op een pleintje in het Algerijnse binnenland.

Om het even samen te vatten: het was niet altijd simpel om me vlotjes aan te passen aan een wereld die niet van in het wiegje de mijne was.  Als ik mij destijds had moeten aanmelden voor een examen inburgering hadden ze mij, zeker weten, gebuisd over de hele lijn. Ik blééf maar worstelen met zeden en gewoonten. En zelfs na een half jaar sprak ik amper tien woorden Arabisch. En het duurde weken voor ik wist in welke provincie ik me precies bevond en hoe ik dat woord überhaupt correct moest uitspreken: Wilaya de Bordj Bou Arréridj, ja, probeer maar eens! Ik voelde nul, niks connectie met de taal en bleef hardnekkig Frans brabbelen. Met dat grote geluk dat ik me bevond in een land dat ooit door Frankrijk was bezet, dus iedereen ratelde nog een aardig mondje mee. En nu zou ik gaan moeilijk doen over de talenkennis van een Angolees meisje?  Ze ziet me komen! Berchem, Broechem, Borsbeek, voor haar waarschijnlijk één pot nat! En die Iraanse apotheker heeft vast gedacht: mijn diploma is hier niet geldig, maar brood bakken kan ik als de beste!

Ze proberen, dus omgekeerd lijkt een beetje goede wil dan ook niet zo veel gevraagd.

En goh, iets wat mijn hart dan ook nog altijd zwak en weekjes maakt: die droeve gedachte dat ook zij, net als ik destijds, wel eens zullen bevangen worden door heimwee. Niet dat kortstondige gemis dat je overvalt op een hard luchtbed op vakantie en je stiekem doet verlangen naar je vertrouwde donsdeken, maar die rare, beklijvende hunker naar wat ooit echt helemaal 'thuis' voelde.

Want, hoe spannend dat uitheemse jaar voor mij ook was, ook ik zat wel eens verloren te kijken naar het schijnsel van de maan boven Algerije. In de hoop dat die een eindje verder even vredig over mijn stukje Scherpenheuvel scheen. En mijmerend over kleine, vertrouwde dingen. Over een boterham met een schijfje saucisse. Of de geur van ballekes met kriekskes op zondag.

Pic: mijn eerste dromedaris ' in het wild'. Was verschieten!


Over het muurtje kijken - 07/02/2021

Meestal word ik niet gehinderd door grondige kennis van zaken. Beroepshalve word ik door piepjonge collega's wel eens van alwetendheid verdacht, maar ook dat is een groot misverstand. Zelfs na dertig intense jaren in dezelfde sector sta ik nog bijna dagelijks ergens verbaasd te kijken. Dan gebeurt er weer iets waarvan ik denk: goh, dit hadden we nog niet gezien! Of wanneer zo'n piepjonge collega me zegt: kijk, zo en zo kan het ook en zelfs beter, ja, dan trek ik ook nog grote ogen.

Het moedigt alleszins aan tot enige bescheidenheid. En tot een eindeloze zoektocht naar het te weten komen van meer, en op alle vlakken graag. Lezen kan daarbij helpen. Persoonlijk vind ik vooral het lezen van columns een aanrader. Als je er snel en op efficiënte wijze wil achter komen hoe iemand anders over iets net hetzelfde of nét helemaal anders denkt dan jij: lees dan zoveel mogelijk columns! Je vergaart op relatief korte tijd de meest uiteenlopende invalshoeken en er werd meestal ijverig nagedacht over de neergepende stellingen, zelden wordt een geschreven woord zomaar lukraak de wereld in gestuurd. Over het algemeen zijn die stukjes ook nog knap geschreven, dus dat zijn twee vliegen in één klap.

Lezers die zich soms afvragen waar ik mijn mosterd vandaan haal: elders dus, ik steel meningen als een dief in de nacht.

Zo ook de titel van deze blog: over het muurtje kijken. Ik lees dat toevallig in een column van Ruth Joos, waarin ze het zinnetje gebruikt als metafoor: open staan voor andere meningen. Ik vind het wel treffende beeldspraak. Het idee dat je zo af en toe eens in iemands versterkte vestiging kan binnenkijken. Het leidt allicht tot meer wederzijds begrip.

Ik heb het er later ook nog even over met mijn vader, want die is dan weer altijd razend benieuwd naar mijn mening, over wat dan ook.

"Het wordt ook alsmaar moelijker," zegt hij, "want zelfs letterlijk over het muurtje kijken lukt nog amper."

Hij doelt daarmee op zijn klein hofke achteraan, sinds enkele jaren inderdaad volledig ommuurd, door een blikdichte houten omheining van wel twee meter hoog. Een heel solide constructie en ik heb er destijds ook zelf mijn fiat voor gegeven, want ik vond het wel een proper voorstel van de buren. En ik weet niet meer wanneer die trend precies werd ingezet, om quasi elk lapje veroverde grond volledig af te sluiten van de buitenwereld, maar ik weet wél dat het vroeger anders was. Ik werd groot in ditzelfde rijhuis en achteraan lagen al de buurttuintjes vredig en in lang uitgestrekte rechthoeken naast elkaar. Want daar waren mensen toen ook al sterk in: de wereld keurig verdelen, door middel van strakke lijntjes.

Maar verder waren er nog geen hoge muren te bespeuren, hooguit had je van die lage, betonnen platen waarmee de scheiding van eigendom werd aangeduid. Soms werd boven die platen ook nog een ijzeren draadje gespannen, maar dat was eerder symbolisch, ik denk niet dat enig wild dier of snode dief daar ooit werd door afgeschrikt. En elk tuintje had wel een gammel poortje, maar die dingen gingen nooit op slot. Niemand die het woord privacy in de mond nam, hooguit werd eens met enige afgunst gekeken naar de grotere bloemkolen aan deze of gene zijde.

Ik kon als kind onbelemmerd zwaaien naar mijn nonkel die vijf tuintjes verder zijn patatten rooide. Ik zag hoe de witte lakens van mijn tante langzaam droog wapperden aan de wasdraad, horizontaal langs dat hele eind van het hof pad gespannen. En ik hoorde een buurman vertellen hoe goed zijn zelfgekweekte prei hielp om het bloed te zuiveren en dan kreeg ik een paar stengels mee, voor straks thuis in de soep. Er was ook een buurvrouw die wel eens - volledig terecht -grommelde over de overvloedige aanwezigheid van onkruid in onze tuin, maar dan wist mijn vader: hoog tijd om dat biologisch project nog eens aan te pakken. En later, toen ik als pubermeisje wel eens een streepje zon wou meepikken en dat ook nog ongegeneerd durfde te doen in een te kleine bikini en pal naast de rabarberstruik was er wel eens een buurman die dan goedkeurend de duim opstak. Het waren de zomers van de groentetuintjes met secuur gezaaide worteltjes en van die hoge bonenstaken, allemaal mooi op rechte rij. Recreatief bedoelde groene gazonnetjes waren nog een zeldzaamheid en van #metoo had ook nog niemand gehoord.

We keken schaamteloos in elkaars leven binnen, absoluut niet gehinderd door  veel te hoge muren en we wisten perfect wat we aan mekaar hadden. Zelden of nooit was een andere mening een zware burenruzie waard.

'Och,' t is weer die van hiernaast' was zowat het strengste oordeel dat wel eens werd geveld.

"We worden terug jong," komt mijn moeder er nog grappend tussen, " met al dat hout lijkt het wel alsof we weer wonen in een blokken speelgoed doos."

Als even later de bel gaat en ik al naar de voordeur wil spurten doet mijn vader meteen teken van: laat maar, 't is voor mij.

" Het pakketje," zegt mijn moeder, al monkelend afwachtend, "we hebben een klein stofzuigertje besteld."

" Besteld, zonder internet?" vraag ik verbaasd.

" Je vader belt dan gewoon naar Tommyteleshopping," zegt mijn moeder, " veel simpeler dan dat moderne gedoe met internet."

Ik zei het al: ik leer nog elke dag bij. Soms ook gewoon door een eindje terug te gaan in de tijd. Waar je nog simpelweg voor iets kan bellen. En waar je onbevangen over de muurtjes mag kijken.


Jarig - 27/02/2021

Mijn verjaardag werd nooit uitbundig gevierd, ik heb daar dus weinig ervaring in.

 Ik stam nog uit een tijd dat er zelden sprake was van feestjes met slingers en ballonnen en al helemaal niet om zo'n pietluttig jaartje meer, laat staan dat je ook nog eens de hele klas mocht uitnodigen op de party.

Toen ik klein was werd je op de grote dag proficiat gewenst, voornamelijk door naaste familieleden, je kreeg daarbij ook drie klinkende kussen of een bemoedigend kneepje in de wang, maar daarmee hield het op. Sterker nog: mijn vader heeft me, bij mijn weten dan toch, zelfs nooit gefeliciteerd! Die zegt enkel 'innige deelneming', elk jaar weer opnieuw, en met het nodige sarcasme in de stem. De man heeft het duidelijk niet zo begrepen op ouder worden en als ik eerlijk ben: mij gaat het ook allemaal een beetje te snel.

Toch was er een tijd dat ik het wel spannend vond, jarig zijn. En dat ik blij was dat ik van 't begin van 't jaar was. Dan hoorde je toch al automatisch bij de 'groteren' van de klas, al was dat in mijn geval wel heel erg in de figuurlijke betekenis.  En ik heb ook wel reikhalzend uitgekeken naar de dag dat ik zestien zou worden. Zelfs het alom gevreesde dertig voelde niet als een pijnlijk getal, want eindelijk voelde ik me echt volwassen, ja, wist ik veel…Maar goed, mijn enthousiasme slonk met de jaren. In mijn huidige ideale wereld zou mijn verjaardag gewoon ongemerkt voorbij vlieden. Geen kat die zich nog zou afvragen: hoe oud wordt ze nu alweer?  Dus ik was al blij dat de gevreesde datum dit jaar op een zaterdag viel. Dat scheelde toch al veel tromgeroffel op de werkvloer én geen piepjonge collega's in de buurt die misschien nog eens voorzichtig zouden polsen naar mijn biologische leeftijd. Want geloof me: in mijn hoofd zit een zeer grote kloof tussen waan en werkelijkheid!

Maar volledig onzichtbaar blijf je natuurlijk nooit op zo'n dag, er is tenslotte ook nog het grote Facebookmonster en dat heeft altijd àlles gezien. Zo ook op deze zaterdag. De eerste berichtjes kabbelen al binnen vroeg in de ochtend, er zijn zelfs vrienden die er tijdens nachtelijke uren werk van gemaakt hebben. Heel veel leuke wensen, ze zorgen voor instant geluk: fijne verjaardag, geniet van je dagje, en kijk eens, daar is de zon, speciaal voor jou!

Want ook het weer zit mee, na de extreem lage temperaturen van amper een weekje geleden lijkt het nu zomaar floep! volop lente!

Laat ons zeggen: de omstandigheden zijn extreem gunstig om er- zoals mij dus in de meeste berichtjes wordt aangeraden- een uitzonderlijke dag van te maken. De vraag is dan wel: hoe begin je daaraan? Wanneer wordt een etmaal onvergetelijk? Wat zet je dan op je agenda? Het lijkt me al even moeilijk als een geslaagde city trip organiseren. Als je zo, binnen het krappe tijdbestek van 48 uren, alle bezienswaardigheden van een stad achter de kiezen moet zien te krijgen én en passant ook nog de hipste culinaire adresjes moet bezoeken. Niet simpel. Hoe was Barcelona? vragen ze dan op maandag, terwijl je nog volop moet revalideren van die race tegen de klok. Maar voor zo'n onderneming kan je tenminste nog terecht op een toeristische dienst, voor een hot spot gids. Terwijl vandaag elke vorm van handleiding ontbreekt.

Het eerste wat me zo te binnen schiet, zeker met al die zon, is dat mijn ramen dringend toe zijn aan een deftige poetsbeurt. Maar ik denk niet dat ramen lappen valt onder de to do's om een dag tot een memorabel een feest om te buigen.

Een loom ontbijt dan maar, en daarna naar buiten. Ik vis eerst bij de benedenburen het boodschappenlijstje op en daar staan vandaag een paar ongebruikelijke items op vermeld.' 10 verjaardagskaarten' heeft mij moeder in haar beste schoonschrift geschreven, en de cijfers dan nog eens extra groot en onderstreept. 10!"Ja, 10, "zegt ze ferm, "want jij vergeet altijd zo'n dingen mee te brengen en dan zit ik weer zonder als ik ze nodig heb. Kies ook maar  een mooie voor jezelf, dan ga ik die straks nog schrijven."Zo, qua verrassing kan het tellen, maar ik krijg vandaag in elk geval ook handgeschreven felicitaties, we zijn het niet meer gewoon.De tweede bizarre opdracht komt van m'n vader, die wil een telescoop, ze staan in de aanbieding bij  Lidl, reclamefoldertjes worden hier ten huize altijd met veel aandacht gelezen."En haast je maar een beetje," zegt hij lichtjes nerveus, "ze liggen al sinds woensdag in de rekken, straks is alles weg."Al kan ik me nauwelijks een stormloop op mini-telescoopjes voorstellen."Heel zeker wél," zegt mij vader, "de lente is in 't land, het wemelt weer van nieuw leven in de tuin en iedereen wil vogels spotten."Ik kijk even veelbetekenend naar de verrekijker die al de hele winter op de keukentafel ligt, klaar om elk passerend musje te registreren."Die ligt te zwaar in de hand," zegt hij, "zo'n telescoop staat op een handig statiefje.""Daar kan hij toch allemaal zo mee bezig zijn," zucht mijn moeder, "hij krijgt m'n hele tafel nog vol." Als ik een paar uur later weer thuis kom staat de zon nog even hardvochtig op mijn smerige ramen. Dus ik weeg even af en beslis dan kordaat van, kom, gedaan nu. Tenslotte moet dit mijn dagje worden en van een proper huis word ik ook gelukkig. Bovendien wemelt het daarbuiten ook nog steeds van Covid-19, dus ik verwacht niet meteen een dozijn zingende vrienden op de stoep. Ik maak een sopje en begin er aan.In de namiddag ga ik nog een eindje wandelen. Ik passeer een tuincentrum en breng nog wat gemengde graantjes voor kleine vogels mee.  En een zakje Aveve 778, volgens mijn vader een ware delicatesse voor sier- en tortelduiven. Als er dan toch een telescoop op de keukentafel gemonteerd wordt kunnen we maar beter zorgen voor zoveel mogelijk en divers gewemel in de lucht. Mijn dochter brengt me nog een klein, maar onwaarschijnlijk goed uitgekiend cadeau en trakteert me op haar zelfgemaakte appel crumble. Met veel deeg en iets minder appel, want zo heb ik die het liefst en tenslotte moet ik vandaag het onderste uit de kan halen.Als ik in de late namiddag nog even op het gelijkvloers ga kijken of de telescoop naar behoren functioneert krijg ik alsnog de 'innige deelneming' van mijn vader en mijn moeder overhandigt me plechtig mijn mooie kaart. Ik had er eentje gekozen met de afbeelding van een paar glitterschoenen en de hint heeft gewerkt: ik krijg er nog een centje bovenop voor echte zomerschoentjes straks. En daarna stuurt mijn moeder me streng terug naar boven." Ik moet je dadelijk gaan bellen! "zegt ze.Want ook dat is een jaarlijkse traditie: mijn vader wenst me innige deelneming en mijn moeder belt me elk jaar, stipt om 17.10u, het uur dat ik ter wereld kwam. Waar ik ook ben en wat ik ook doe en zelfs al zit ik slechts een verdieping hoger, binnen gehoorafstand."Was het een fijne dag, dochter, "vraagt ze, twee minuten later dus, via de telefoon, "heb je plezante dingen gedaan?""Best wel" zeg ik, "niks speciaals. Beetje gewandeld, lekker gesnoept, de dochter en de schoonzoon op bezoek. En ik kijk in elke geval weer met een propere blik naar de wereld."En ik besluit meteen om dat laatste vanaf nu misschien ook eens wat minder letterlijk te nemen. Bij een verjaardag horen tenslotte ook altijd weer goede voornemens.


Cadeau - 11/03/2021

Af en toe krijg je zo'n cadeau waarvan je - in Scherpenheuvelse termen dan toch- zegt: dat is er boenk oep! Je kan de gulle gever niet genoeg bedanken om zoveel fijngevoeligheid, want het perfecte presentje vinden is tenslotte geen sinecure. Het vergt toch enig inlevingsvermogen eer je weet hoe iemands gevoelige snaar te raken.

Mijn dochter is daar sterk in. Dat bewijst ze nog maar eens op mijn verjaardag. Coronagewijs slaan we dit jaar dan wel de drie klinkende zoenen over, maar ze duwt me meteen een groen doosje in de handen, ze heeft pretlichtjes in de ogen. Het is zo'n plastieken archiefbakje, ook altijd zeer aanwezig in de rekken van Ikea, om ons, hopeloze sloddervossen, aan te moedigen tot Scandinavische ordehandhaving: zelfs de allerkleinste rommeltjes moet je ergens in opbergen. Volgens mij zit er een weldoordacht economisch plan achter al die Billy kasten.

"Maak maar open," gniffelt mijn kind.

In het doosje zit een set van zes kleine schriftjes, met verharde kaft en telkens in een andere, vrolijke kleur. Ze staan gemoedelijk zij aan zij met de ruggetjes naar boven, met daarop telkens twee opeenvolgende maanden vermeld: een groen schriftje voor januari-februari, een geel voor maart-april, mei-juni is dan weer in flashy roze. Zes bontgekleurde notitieboekjes, netjes op een rij, om te eindigen met een felrood: 'My year' staat daar op.

Ik word prompt overvallen door het soort van gelukhormonen die voor mij eeuwig zullen gelinkt blijven aan 1 september. Dat gevoel dat je had op de eerste schooldag, toen zelfs de meest nabije toekomst nog blanco voor je lag. Dat gloednieuwe begin. Met ongelezen boekjes en schriftjes die nog moesten gekaft worden, en waarin je dan nadien uitsluitend in je allerbeste schoonschrift zou schrijven, dat was alleszins het goede voornemen. Ruitjes waren bedoeld voor de rekensommen, de lijntjes leenden zich dan weer uitstekend voor een dictee. Ik dagdroomde dan over keurig genoteerde zinnetjes en opstelletjes en tekeningetjes waarbij ik nooit buiten de lijntjes zou kleuren. Een rechte, geordende wereld op papier. Alleen de juf zou af en toe in rode letters iets scheef noteren: 10/10, flink zo!

De dochter geeft toelichting. Dat de schriftjes bedoeld zijn voor m'n dagelijkse kleine notities, want tot op heden was ik toch wel slordig bezig.

"Ik heb je al zo vaak horen zuchten," zegt ze, "dat je de dingen wel ergens noteert, maar achteraf niet meer weet waar."

Ze heeft goed opgelet! Want dat is waar: ik heb de neiging om elke rake gedachte ergens bij te houden. Of dan hoor of lees ik weer ergens een niet zo alledaags woord en denk ik: kan ik misschien ooit nog gebruiken.

Als ik dan toevallig voor de laptop zit is dat geen probleem, ik heb wel wat mapjes zitten bij de word documenten, een zeer bizar klassement, niet altijd even logisch gerangschikt onder de gemeenschappelijke noemer 'persoonlijk'. Maar tijdens wakkere momenten in het holst van de nacht durf ik wel eens iets te kribbelen op de achterkant van een tijdschrift dat op mijn nachtkastje ligt. Of op het kartonnetje van nog verpakte panty's, die liggen toevallig ook in de dichtstbijzijnde schuif. Weinig overzicht dus in mijn notulen, en soms verdwijnen ze zomaar met het oud papier.

Dat gaat vanaf nu helemaal anders worden! Alles kan nu ordentelijk in mijn nieuwe, regenboog database. En elk schriftje heeft dan ook nog een aparte onderverdeling: blaadjes met lijntjes, met stipjes of ook gewoon egaal wit.

"Die laatste voor als je zin hebt om te droedelen," zegt de dochter, want daar ben ik ook een held in. Als ik nog eens mijn dikke stapel bewaarde agenda's doorblader lijkt het wel alsof ik voornamelijk heb zitten tekenen door al die jaren heen: bloemetjes, cirkeltjes, soms zelfs dikke, boze krassen, vermoedelijk uit frustratie, meestal weet ik niet eens meer waarom. Hier en daar wemelt ook nog een verloren hartje, al kan ik daar dan wél nog meteen de juiste namen bij noemen.

Helemaal onderaan in het groene doosje vind ik ook nog drie pennen, want die zijn ook altijd zoek in mijn dagelijks bestaan. En een soort van stenoblokje, met stevige houten wandjes.

"Voor in de auto," verduidelijkt de dochter, "als je ideeën krijgt in de file."

Vanaf heden huist er dus ook een mobiel kantoortje in het handschoenenvakje.

"Ik hoop dat je er blij mee bent," zegt de dochter, "want het is maar iets kleins."

Ze kan amper vermoeden hoe groots dit cadeau voor mij wel is! Want we zijn intussen weer enkele weken verder en geen dag ging voorbij zonder dat er een schriftje bij te pas kwam. Niet dat januari-februari al helemaal nokvol zat, maar dat vind ik juist leuk, dat geeft nog ruimte voor volgend jaar. Of wie weet, ook nog voor een stukje 2022. En daarna zien we wel weer. Ik vind dit alleszins een uiterst vrolijk systeem en intussen noteer ik af en toe ook al de 'belangrijke' gebeurtenissen, met de datum in de kantlijn. Niet dat ik er een gedetailleerd dagboek van wil maken, met die zeemzoete tijden heb ik het al gehad. Maar waarom niet zo'n klein, compact archiefje? Gewoon, de grote lijnen verankeren, eerst voor mezelf en wie weet, ooit nog voor het verre nageslacht?

 En dat ze dan later misschien nog zullen zeggen, als ze uiteindelijk de conclusies lezen in 'My year': god, god, waar die vrouw toch allemaal mee bezig was.


La vie comme elle vient - 22/03/2021

Mijn moeder klaagt en dat is niet van haar gewoonte. Integendeel, hoe feller haar wereld krimpt, hoe groter haar incasseringsvermogen lijkt te worden. Zeker als ik bedenk wat ze de laatste dagen weer mocht doorstaan. Wat begon met nu toch echt veel scherpere dan de gewone, dagdagelijkse pijnscheuten in de rug, eindigde met de zoveelste passage langs de spoeddienst. Waar ze in haar eentje urenlang en zonder enige afleiding zat te wachten op nader onderzoek, want het was onverwacht druk op de afdeling en ik mocht haar geen gezelschap houden. Tja, corona alweer.

Gelukkig mocht ze de dag zelf terug naar huis. "Mevrouw is ongelooflijk dapper en geduldig geweest," zei de dokter van dienst. En verder was er goddank niks ernstigs vastgesteld, dus niet weer een gebroken, maar slechts een ingedeukte rugwervel dit keer. Pijnlijk, dat wel, maar pijnstillers en rust zouden soelaas brengen.

"Straks spring ik nog terug over de haag," zwaaide mijn moeder bij het afscheid.

 Een beetje overmoedig weliswaar. Want we zijn intussen twee weken verder en voorlopig schuifelt ze enkel van relaxstoel naar bed en weer terug. Met rollator, de gebruikelijke swiffer komt er voorlopig niet aan te pas. Ik heb intussen wat meer externe hulp ingeschakeld en ook mijn vader helpt waar hij kan. Hij dekt driemaal daags de tafel, op al even wankele benen als mijn moeder, en schakelt voor 't eerst in zijn leven de vaatwasser in.

"Je moeder heeft eindelijk haar doel bereikt, ze heeft nu haar hoogstpersoonlijke butler," knipoogt hij.

Maar nu, zeer uitzonderlijk dus, klaagt mijn moeder. Ik sta in haar badkamer, met een wasmand vol opgeplooide handdoeken, klaar om alles in de kast te leggen.

" Die handdoeken deugen niet," zegt ze, "ze zijn te hard. Mijn vel schuurt er van kapot."

Nog zo'n bijverschijnsel van de oude dag: een fragiel huidje. Want die handdoeken zijn nog vrij nieuw en wij zijn ook gulle sponsors van Unilever, afdeling wasverzachters.

Maar omdat ik mijn moeder zelfs méér dan alle zachtheid van de wereld gun, besluit ik eindelijk maar eens over te gaan tot de aankoop van een droogkast. Iets wat ik altijd bewust heb uitgesteld, want ik kan intens genieten van wat prutsen bij mijn droogrekje: fris geurend wasgoed ophangen, soort bij soort en kleur bij kleur, met vrolijke speldjes, ik word daar rustig van. Het is een bezigheid die intussen tijd leent tot nadenken of mijmeren, over alles en nog wat. Menig belangrijke beslissingen in mijn leven werden eerst grondig afgewogen terwijl ik paarsgewijs sokken te drogen hing. 

Ik ga natuurlijk eerst wat googelen, want ik ben niet echt een expert op vlak van warmtepompen en condens drogers. En op zaterdag trek ik een paar uurtjes uit om de dingen ook nog eens in het echt te gaan keuren, kwestie ook van misschien nog wat meer tekst en uitleg te krijgen van een gewiekste verkoper. Ik twijfel tussen de goedgemutste Krëfel jongen van vorige keer of de Akte van Vertrouwen, daar werd ik tenslotte ook al vriendelijk bediend.

Ik besluit richting Diest te rijden, dan kan ik op de terugweg nog even bij de dochter binnen wippen.

Ik vertel haar van mijn speciale uitstap en de uiteindelijke aankoop, wat ze natuurlijk een beetje oubollig vindt, want witgoed bestel je in deze eeuw toch gewoon bij Coolblue.

"Jij nog iets speciaals gedaan, deze week?" vraag ik, want ik weet dat ze een dagje meeliep in een dierenartsenpraktijk, bij wijze van proef.

" Ik heb een haan mogen sonderen," zegt ze, heel neutraal, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, "mijn hoogtepunt van de week."

Ik ga er maar niet verder op in, over hoe en waar en waarmee dan. Dat wordt weer googelen straks.

's Avonds lig ik in bed nog wat te lezen, 'Vergrijzing' van Diane Broekhoven, het betere boek voor het slapengaan. Mooi en ingetogen geschreven, ik word er een beetje weemoedig en meteen ook loom en slaperig van. Tot er tumult ontstaat op de benedenverdieping, ik hoor mijn ouders luidop en uitgelaten lachen, het buldert echt tot boven.

"Wat was er zo grappig?" vraag ik 's anderendaags.

"We hebben zo gelachen," hikt mijn moeder nog na, "ik heb nog weinig te wensen in dit leven. Ik mag nu zelfs gaan slapen met de butler."

Droogkasten, gesondeerde hanen, butlers in bed:

la vie comme elle vient.


Moeder en dochter - 31/03/2021

"Bon. Het is goed geweest," zegt mijn dochter, "ik verwacht op z'n minst al de eerste hoofstukken."

We drinken samen koffie en snoepen wat Belgian Chocolates weg, een overschotje nog van Nieuwjaar. Dit was de laatste doos, vanaf nu is het definitief wachten op de passage van de paasklokken. Hard times ahead.

Maar mijn dochter zit niet vol ongeduld te hopen op een lading paaseieren, nee, ze wil nu eindelijk mijn volgend boek wel eens lezen. Proeflezen eigenlijk. Bij de vorige exemplaren deed ik - alvorens een stel rigide copy writers zich nog eens nauwgezet over zinsconstructies en leestekens boog- daarvoor een beroep op twee bereidwillige vriendinnen. Maar dit keer eist mijn dochter die eer helemaal voor zichzelf op. Ze is veruit mijn meest kritische lezer, dus het is toch weer een lastiger hindernisje trotseren. Misschien ook wel de reden waarom ik de laatste hand aan nummer drie alsmaar blijf uitstellen. Want het zou wel niet de eerste keer zijn dat ik zou kunnen afgaan als een gieter, dat is tenslotte des mensen, maar bij je eigen kind wil je toch altijd liefst een stevige voorbeeldfunctie blijven handhaven. Kijk mama eens!

"Doe niet zo raar," zegt ze, "wat valt er te bibberen, ik behoor toch tot je gemiddelde doelgroep? En ik lees je gewoon graag, het is ook allemaal niet te ingewikkeld."

Ik besluit die laatste opmerking te klasseren onder de noemer 'toegankelijke lectuur', ik had hoe dan ook nooit een podiumplaats bij de uitreiking van de Gouden Uil voor ogen. Dus ik beloof de eerste pagina's al te mailen, vanavond nog. En intussen geef ik haar alvast de belangrijkste verhaallijnen mee: wie, wat, waar en welke personages al dan niet een rol van betekenis kregen toebedeeld. En ik biecht in alle eerlijkheid op wat echt gebeurde en welke dingen dan weer ik-zweer-het-op-mijn-communiezieltje- helemaal niet! Want dat is wat je kan verwachten als je boeken schrijft in de ik-vorm: het gerucht doet al gauw de ronde dat het een onvervalste autobiografie schijnt te zijn. Eigen schuld, dikke bult, natuurlijk. In het dagelijkse leven rotzooien mensen soms in 't rond dat het geen naam heeft, maar geen haan die er naar kraait. Tenzij je zo'n naïeve muts bent die vaag iets wereldkundig maakt, maar wél meteen klakkeloos op papier en in de vervoeging van de eerste persoon. Dan hoor je nadien in de wandelgangen wel eens fluisteren: dat is die van die met die dinges in dat boek.

Dus, kwestie van correcte orde der zaken, licht ik mijn dochter toe: dàt was echt, dàt helemaal niet en dààr heb ik schromelijk overdreven. Wie schrijft vergroot de zaken wel eens uit, letterlijk en figuurlijk, het moet toch allemaal een beetje boeiend blijven, en zij mag dus weten waar en wanneer en met wie of met wie heel zeker niet. We zijn tenslotte moeder en dochter.

"Zalig hè mam," grinnikt ze, "al die verwarring. Vooral omdat jij en ik de ware toedracht kennen."

 Het voelt meteen ook als zo'n moeder-dochter moment van 'wij twee saampjes', een gevoel waar we wel eens naast durven te grijpen. Want de dochter en ik, wij zijn de grootste tegenpolen. Arm in arm over stoepen slenteren, als ineengevlochten BFF's, je zal het ons nog niet zo snel zien doen! En we zijn het zelden volledig eens, zelfs niet over de dagdagelijkse dingen. Zij runt met zwier een huishouden van Jan Steen, terwijl ik zelfs mijn stofdoeken sta te strijken. Ik denk over alles tien keer na, zij twijfelt niet. Ik aarzel, zij doet. We leven in twee totaal verschillende werelden, het is soms zoeken naar raakpunten.

Maar dan weer wel: we lachen om dezelfde dingen. We hebben in de loop der jaren een schat aan inside jokes verzameld en alleen wij twee snappen ze. En elkaars gedachten lezen, ook al liggen onze meningen soms mijlenver uit elkaar, dat kunnen we echt als de besten, daar voelen we elkaar haarfijn aan. Het draait soms uit op de gekste conversaties:

"Ah, denk je? Maar ik dacht dat jij dacht…"

"Ja, ja, ik dacht wel dat jij dacht dat ik dat dacht."

Dus ik weet nu ook maar al te goed wat ze denkt over het allerlaatste hoofdstuk van dat nieuwe boek: ze wil weten hoe dat eindigt! Maar daarover blijf ik vaag. Ze las in een vorige blog al welke tekst ik helemaal op 't eind citeer, maar daarmee kan het nog alle kanten uit. Gelukkig, fout, open, alles is mogelijk en ze mag zelfs dreigen me uit te persen als de eerste de beste appelsien, ik zwijg als vermoord.

"Flauw," zegt ze. Maar ik weet ook wel dat zij van een beetje spanning houdt, dus ik zeg niks.

Dus 's avonds, nadat ik alles nog eens vijf keer grondig heb herlezen en hier en daar toch nog een zinnetje wat minder kronkels heb gegeven- schrijven is eigenlijk gewoon een kwestie van heel veel schrappen - stuur ik haar de eerste twintig pagina's door. Tekst zit in je mailbox, laat ik nog snel via Messenger weten. Ik zie aan het vinkje rechts onderaan dat ze mijn boodschap heeft gelezen.

En daarna weet ik wat gaat komen: voorlopig ook niks.

Want zij weet al even goed dat ook ik van een beetje spanning houd.

Maar dan, 22 uur later, eindelijk toch feedback van de dochter: 'Gelezen, 1 klein foutje, ik stuur verbeterde tekst door. Wil meer lezen. Wil ook wel koken op Paasdag. Wat denk je?'

Al lijkt die vraag me eerder retorisch. Het zou me sterk verbazen dat zij niet weet hoe ik over koken denk.


Yoga - 05/04/2021

Over yoga moet ik het ook nog eens hebben. Tenslotte schrijf ik over de dagdagelijkse dingen en yoga begint stilaan in die buurt te komen. Ik lig dan wel geen zeven keer per week op mijn matje, maar veel zal het niet meer schelen. Vooral ook omdat je voor yoga niet altijd een matje nodig hebt. It 's a state of mind, je kan het bij wijze van spreken overal doen, zelfs op de trein, terwijl je dromerig door een raampje tuurt. Mevrouw Dutordoir zal het graag horen.

Het mag trouwens een godswonder heten dat ik überhaupt ooit in een yogales ben terecht gekomen. Want ik ben nogal van de rechtlijnige soort, van alles wat nog maar neigt naar zweverige zelfreflectie krijg ik het al op m'n heupen. Komt nog bij dat yoga quasi goed is voor alles: het verlicht rugklachten, stijve nek, schouderpijn en maagklachten. Je leert beter omgaan met chronische stress, het werkt helend bij migraine en het zou je kunnen behoeden voor een burn out. Ook ondersteunend bij vermoeidheid, naar het schijnt. Allemaal dingen waar ik nu nét weinig of geen last van heb. Voorlopig beweeg ik me nog door de dagen zonder al te luid te kraken. En ik hou wel van een beetje gezonde stress. En ja, ik besef het wel: ik behoor tot de gelukkigen, een gezond gestel is in dit leven zowat het hoogste goed. Je zal de pech maar hebben dat één of andere duistere fee daar ooit anders over besliste, terwijl ze boos met haar toverstok boven je wiegje stond te zwaaien.

Dus ik verzeilde eerder toevallig in die wereld van innerlijke rust en diepe ontspanning. De zus van een intussen alweer ex-collega had net een intensieve opleiding gevolgd en wou wat lessen geven, bij wijze van experiment. En omdat ik elke vorm van ondernemerschap- ook al borrelt het idee nog in de prilste kiem en zie ik bitter weinig connectie met mijn leefwereld- alleen maar kan toejuichen, stond ik natuurlijk al meteen te huppen op de eerste rij: ja! Yoga! Laat ons dat eens proberen! Ik liep intussen al vijf jaar lang, twee keer per week, steeds weer dezelfde rondjes op de Finse piste, vaak dan nog met die opgefokte Evy Gruyaert in m'n oren, dus het mocht wel eens iets anders worden.

De eerste kennismaking met yoga ging door op een stijlvolle, speciaal daarvoor ingerichte zolderkamer, in de zachte gloed van warme sfeerverlichting. Samen met tien andere dames waagde ik me aan de grondbeginselen, blijkbaar was het voor ons allemaal de eerste keer. Naar goede gewoonte maakte ik me in eerste instantie vooral zorgen over mijn outfit- ik had gewoon mijn strak looptenue nog aan - dus het was pas de week nadien, dat ik dacht: tiens, dat voelt wel goed, hier zo rare dingen doen op een matje, gewoon in wat losse kledij. En het ging me nog niet eens om al dat rekken en strekken, nee, mijn aandacht ging vooral naar het zogenaamde 'ontspanmoment': een kwartiertje helemaal niks, platte rust, een vast ankerpunt in elke les. Je moet je enkel laten leiden door een rustige stem, die je meevoert langs toch een aantal enigszins verwaarloosde onderdelen van je lijf: je kruin, je voorhoofd, je wangen, je kin en zo verder naar beneden, helemaal tot aan de toppen van je tenen. 

En daarna weer in omgekeerde volgorde terug naar boven. Ik ging langs plaatsen waar ik in gedachten al lang niet meer was geweest. Want een mens is altijd maar begaan met een strakke buik en stevige billen, maar zonder deftig functionerende kuiten en knieën val je ook maar hopeloos in de prak. Afin, dat eerste zen-momentje, ik werd er simpelweg gelukkig van. Dat gevoel van: hèhè, blij dat we hier zijn en verder lekker niks. Terwijl ik net altijd had gedacht dat ik vooral razendsnel zou willen weg rennen van zoveel rust.

 Aan die zalige zolderkamer kwam helaas en sneller dan voorzien een eind, gewoon,  praktische bezwaren. Maar ik had de smaak te pakken en ik zei het al: ik ben een zondagskind! Dus via via werd ik dan weer sneller dan gehoopt ingelijfd in m'n huidige yoga clubje. Alleen: dit was heel ander koek! Want hier zag ik me plots omringd door geroutineerde dames (en af en toe zelfs een dappere heer), dames die al jaren vertrouwd waren met asana's in alle windrichtingen. In mijn eerste les gingen ze met z'n allen -whoppa!- vanuit kleermakerszit achterover 'rollen', tot ze met hun tenen helemaal de grond raakten, terwijl ik amper mijn kont van de mat kreeg. Om even mijn staat van dienst te schetsen: ik had al de grootste moeite om mijn benen in keurige kleermakerszit te krijgen! Terwijl de mevrouw rechts van mij in vloeiende bewegingen zon en maan en aarde groette, als een lenige kat.

"Ja, maar ik doe dit al een tijdje," zei ze bescheiden.

74 was ze. En nog even soepel als de malse laagjes deeg van een apfelstrudel, die je zo nog even in de juiste vorm kan kneden, net voor je hem in de oven schuift.

We zijn intussen een kleine twee jaar verder nu. En ik kan nu ook al een paar dingetjes. De houding van de hond en de kat en zo. Die van de volledig kaarsrechte kaars is nog in opbouw. En mijn uitvoering is niet altijd even elegant, maar ik doe één en ander toch al in de juiste volgorde. En het heerlijke is: niks moet, je kiest zelf hoe ver je gaat. Wat me dan toch weer doet streven naar steeds dat ietsje meer: wat hoger met die benen of wat rechter die rug. Om voor de hand liggende reden gaan de lessen voorlopig door online, maar zelfs dan betrap ik me op lichte verslavingsverschijnselen: ook in mijn eigen living ben ik nu met schemerlampjes en kaarslicht in de weer en ik word instant gelukkig van het getinkel van de klankschaaltjes waarmee elke les begint. Achteraf bekeken had Pavlov eigenlijk geen hond nodig gehad, het levende bewijs van conditionering ligt wekelijks in Scherpenheuvel op een mat. En ik heb me onlangs zelfs een wat professioneler matje aangeschaft, iets met meer grip zodat ik alles wat in spreidstand moet zonder noemenswaardige ongelukken kan uitvoeren. En af en toe pik ik op internet nog eens een ander yogalesje mee. Met regelmatig en als absoluut hoogtepunt een volledig uur Mie-time: in het luchtledige liggen met Yoga Nidra. Plat op de mat, met uitgestrekte nek en ogen dicht, de armen naast het lichaam en de handpalmen naar boven. En dan wat meedeinen op de tonen van een zachte stem. Saai, zou je denken. En toch eindig ik telkens omzeggens zwevend boven de vloer. Van puur, onvervalst geluk.

Ja, yoga, het doet wat met een mens.

Misschien moet ik me ook nog eens zo'n schattig Tibetaans klankschaaltje aanschaffen.

En dan tingelingeling:  see you in savasana!


Boerengat - 20/04/2021

Zo had ik me laatst weer eens laten gaan. Ik had een post of Facebook geplaatst, met een nogal uitgesproken mening over een verhitst en gelukkig ook weer vluchtig item in de dagelijkse nieuwsberichten. Maar ik ergerde me mateloos aan de zoveelste tirade die open en (dit keer zelfs letterlijk!) bloot over al mijn beeldschermen raasde. Er zijn blijkbaar mensen die over een stevig blok nationale zendtijd mogen beschikken, met als enige toegevoegde waarde de gang van zaken in dit land nog maar eens uiterst grondig af te kammen. Over een mogelijk beter voorstel wordt zelfs niet gehikt, met gebalde vuisten richting camera brallen volstaat. Goed voor de kijkcijfers en intussen wordt iedereen nog eens lekker opgejut. Alsof er nog niet genoeg gekte is in de wereld.

Nu, tenzij het over het droeve lot van bedreigde diersoorten gaat, onverbloemd je mening op Facebook zetten, dat doe je beter niet. Daar komt heibel van. Ik wéét dat. Maar het was al laat op de avond en dan durf ik wel eens overmoedig te worden. Dus ik tikte toch op enter, tegen beter weten in, want in wezen ben ik - dat zei ik al eerder- een bang, bang schaap.

De reacties bleven natuurlijk niet uit. Ik was er 's anderendaags wel even zoet mee eer ik ze allemaal deftig gelezen had. Maar al bij al viel de gevreesde ravage wel mee: slechts twee negatieve uithalen aan mijn adres, weliswaar ongefilterd geformuleerd, maar dat zien we de laatste tijd wel meer. Wat me vooral en op giftige toon verweten werd was het feit dat ik schijn te wonen in een boerengat. 'Het meest bekrompen en burgerlijke dorp' werd me, waarschijnlijk voor alle duidelijkheid, nog meegegeven. Niet meteen het stevigste argument om een andere mening inzake politieke beslissingen op nationaal niveau mee te onderbouwen, maar het bleef wel hangen. Wetende dat wij al stadsrechten hebben sinds 1605, maar vooral ook omdat ik als dom en gemeen werd beschouwd, puur op basis van herkomst, iets waar we anders toch luid en duidelijk tegen moeten zijn. Ik kan me voorstellen dat er wel eens voor minder wordt gebeld naar het centrum van gelijke kansen.

"Scherpenheuvel, een boerengat?" reageerde één van mijn beste vriendinnen ongelovig. Want zij is van Limburgse origine en struint dus vaak door de Hasseltse straten, toch wel locaties met enig elan. Maar sinds zij en ik eens samen - tussen twee lockdowns in- een zonnige zaterdagmiddag doorbrachten in mijn heimat is ze hier bij wijze van spreken niet meer weg te slaan. Intussen frequenteert ze hier zelfs een paar vaste adresjes. Want blijkbaar hebben wij hier de beste kapster, de beste apotheek, de gezelligste winkeltjes en scoren wij in het algemeen bijzonder hoog qua gemoedelijkheid.

Dingen die zij ook nog met vaste regelmaat en vol verwondering oprakelt, allemaal gekoppeld aan die ene zonnige dag:

"Op zo'n zomerse marktdag is het hele centrum hier gewoon autovrij, je mag kris kras van hot naar her.

"We kwamen, al flanerend door datzelfde centrum, een hoop mensen tegen die 'Hey Mie' naar mij zwaaiden, alsof iedereen hier zomaar iedereen kent.

"Als je hier op een gezellig terras, in de koele schaduw van een statige basiliek, een doodgewone croque monsieur bestelt en de ober brengt bij vergissing zo'n dure versie met zalm, dan mag je die toch helemaal opeten, en er worden geen extra kosten aangerekend.

"Het gemiddelde publiek in het straatbeeld is misschien niet extreem jong en altijd even vlot te been, maar wel goedgezind. Weinig zure gezichten te zien, mensen laten zich soms van verre tot hier rollen en zijn duidelijk blij nog eens in Scherpenheuvel te zijn. Dat genoegen is trouwens geheel wederzijds, gastvrij als wij zijn.

En dan hebben we het die dag nog niet gehad over ons cultureel patrimonium. Het verhaal van Albrecht en Isabella heeft ze dus nog te goed.

Ik wil maar zeggen: het kan er precies toch allemaal redelijk mee door, hier in Scherpenheuvel. Natuurlijk, ik voel me hier helemaal Thuys, dus ik deel misschien nogal royaal de punten uit, maar kijk, mijn positief rapport wordt toch maar mooi onderschreven door een Limburgse wereldburger.

En laat ons wel wezen: wat kan er uiteindelijk mis zijn met een boerengat? In tijden waar zelfs federale én deelregeringen ons opmerkelijk eensgezind oproepen vooral ons gezond verstand te gebruiken? En toon mij dan eens één boer die dat niet heeft?

Ik ben niet gaan uitpluizen waar mijn boze belagers precies vandaan kwamen. Maar ik hoop dat ze wonen op een aangename plek, waar het chagrijn niet dagelijks gratis mee uit de kranen stroomt. Of misschien moeten ze ook gewoon eens langskomen, hier in ons boerengat, op een zonnige dag.

Want, zoals mijn Limburgse vriendin wel eens pleegt te zeggen:

Scherpenheuvel rocks!


Stuurloos - 01/05/2021

Heel af en toe durf ik mezelf wel eens weer wakker te woelen. Dan spook ik zo fel door mijn dromen dat zelfs mijn onderbewustzijn zegt: kom, doe die ogen maar terug open, dit gaat erover.

Het overkomt me nog eens op een te korte nacht van zondag op maandag, uitgerekend zo'n moment waarop je denkt: verdomme, en morgen word ik weer monter verwacht aan de start. Maar ik zit al rechtop in mijn bed, klaarwakker. Ik overweeg nog even om, bij wijze van afleiding, een hoofdstukje te lezen, er ligt nog een nagelnieuw boek binnen handbereik, maar ik ken mezelf: als dat verhaal een beetje leuk geschreven is ben ik nog bij de wakkeren als die vroege wekker straks effectief gaat rinkelen. En dan zijn we nog verder van huis.

Dus ik sta maar op. Laat dit dan nog eens zo'n buitenkansje zijn voor warme chocomelk, tenslotte was dit - en dat realiseer ik me nu pas, terwijl ik in de keukenkasten speur naar nog een vergeten schepje Nesquik- een heel boze en warrige droom. Ik ben bitter van leer getrokken tegen iemand die het dan uiteindelijk toch weer niet waard was. Daar kan dus maar beter wat zoetigheid tegenover staan. Misschien ook nog een lepeltje honing?

Als ik met mijn dampende kop gesuikerde troost aan tafel zit kan ik het niet laten nog snel mijn lap top open te klikken. Ook niet het beste idee natuurlijk, want dan krijg je weer dat gedoe met blauw licht en zo, even goed nefast voor de endorfines.

Maar ik wil nu wel eens weten wat Wikipedia zegt over dromen. De wetenschap. En die heeft in dit specifieke geval zelfs een moeilijke naam, lees ik: oneirologie. De wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen en ontleden van dromen. En die stelt dat een mens gedurende zijn leven bij benadering zes jaar lang droomt, wat overeenkomt met twee uur per nacht. Twee uur per nacht! Niet te geloven dat ik überhaupt al eens gewoon uitgeslapen uit mijn bed ben geraakt. Want ik droom meestal zeer levendig. En ook in bonte kleuren en uiterst gedetailleerd. Maar vooral de bijhorende conversaties zijn memorabel.

Ik droomde eens dat ik een exclusief interview mocht afnemen van Tom Barman, bij hem thuis in de keuken- ja, veel romantischer wordt het bij mij nooit hoor- en ik kon 's anderendaags nog tot op de laatste letter herhalen wat hij had verteld. En omgekeerd natuurlijk ook: wat ik zoal tegen hém had gezegd. Over de rare kleur van zijn pantoffels en dat ik het eigenlijk niet begrepen had op zijn yucca, zo'n agressief ogende plant met puntige bladeren, die daar toevallig in de erker van zijn appartement stond. Want los van de vele details is ook dat een rode draad doorheen mijn dromen: ik formuleer, tomeloos en volledig associatief, mijn ongezouten mening. Zomaar, zinloos, en tegen iedereen die per ongeluk passeert. Een ongeleid verbaal projectiel.

Als het waar is dat je 's nachts het gruis van de dag nog verwerkt, dan zit ik misschien wel met een serieus probleem. Beland ik vroeg of laat nog eens languit op een sofa.

Ik dwaal nog wat verder langs de domeinen van internet en stuit nog op een artikel uit een gedateerde Libelle: 21 trucjes om snel in slaap te vallen. En verder wemelt het in Google Land nog van stellingen en hypotheses, in de oudheid zag men dromen zelfs als boodschappen van de goden. Dat was dan in de tijd dat de Griekse en Romeinse goden nog concurrentieel opereerden, elk team vanuit de eigen Skybox, hoog boven de wolken. Voor een solitaire oppermacht, zoals wij die nu kennen, zou dat waarschijnlijk te belastend worden, altijd zo maar in z'n eentje op en af razen met orakels. Maar er bestaan heden ten dage dan wel weer droomduiders en droomboeken en dream catchers en webshops boordevol prullen die ons moeiteloos in een diepe, droomloze slaap moeten sussen. Er zijn zelfs mensen die zweren bij een helende steen op het nachtkastje.

Maar uiteindelijk is er nog altijd niemand die het echt zeker weet: wat is een droom nu precies? En wat doet het met een mens?

De enige zekerheid: je kan dromen niet echt sturen. Wat ik dan weer bijzonder jammer vind. Want ik droom ook zelden eens van grootse dingen. Of van diepe verlangens. Het zijn altijd zo van die zinloze gesprekken die ik 's nachts voer. Nooit wandel ik eens hand in hand met een spirituele prins, betoverende zonsondergangen tegemoet. Nooit eens een Barman die speciaal voor mij op zoek gaat naar een nieuwe kamerplant.

Nee, als er dan al eens eentje in mijn dromen opduikt, heb ik het er bij die jongen in kwestie meestal al meteen onverbloemd en volledig nutteloos in gewreven: jij mag wel eens naar de kapper en ik vind je mening over de daklozen maar niks.

Ik zei het al: stuurloze gedachten. Nietszeggend en vaak zelfs boos gekrakeel.

Wie in mijn dromen mag meespelen kan maar beter hopen dat ze inderdaad bedrog zijn.


Déjà vu - 05/05/2021

Een diepe kras die horizontaal loopt over de linkerflank van mijn auto en een paar kleine schrammetjes op het rechterportier vooraan voeren me nog eens naar een carrosserie in het Leuvense. De zoveelste aangifte ook alweer bij de leasemaatschappij van mijn wagen, dat was zelfs de centrale diensten aldaar niet ontgaan. Ik had amper een kwartiertje eerder een omschrijving van de aangerichte schade + een duidelijke foto van kras én schrammen doorgemaild, of ik kreeg al een mail terug met een rechtstreekse link naar het overzicht van de reeds uitgevoerde herstellingen aan 'het betreffende voertuig'. En bij dat overzicht stond onderaan, in vet lettertype, het totaalbedrag van de reeds gemaakte kosten én daarnaast ook nog, ter vergelijking, de gemiddelde schadekost van een voertuig met een gelijkaardig contract.

 Ik dacht, toe maar, kras het er nog wat dieper in.

In een volgende mail kwam dan de vraag of ik misschien ook enige toelichting kon geven over waarom ik gelijktijdig twee incidenten kwam te melden, maar respectievelijk aan linker-én rechterkant van het voertuig. Een terechte vraag, ik besloot even deftig na te denken alvorens een antwoord te formuleren, voor je het weet word je misschien wel zelf beticht van kwaad opzet. Dat ze bij zo'n maatschappij gaan denken: daar heb je haar weer, die vrouw krast zomaar wat in het rond, niks beters te doen waarschijnlijk.

Maar ik besloot uiteindelijk toch maar de waarheid te vertellen, eerlijk duurt tenslotte altijd het langst. Dus ik stuurde een summier berichtje terug: dat iemand me attent gemaakt had op die kras op het betreffende voertuig en dat ik daarna ook al de andere kanten ook nog eens grondig had geïnspecteerd, voor alle zekerheid. Die schrammetjes rechts zaten er dus vermoedelijk al eerder dan de kras links, maar ik ben nu eenmaal de bestuurder van het betreffende voertuig. En ik weet niet hoe anderen dat misschien wel doen, maar in hoedanigheid van chauffeur stap ik zelden of nooit in langs rechts, tenzij misschien bij extreme vriestemperaturen, als één en ander dichtgevroren blijkt. Bij een SUV kan je dan eventueel ook via de kofferruimte tot bij je stuur geraken, weet ik inmiddels ook uit eigen ervaring, maar dat heb ik maar niet vermeld. In elk geval: mogelijke schrammen langs passagierskant van het betreffende voertuig durven me wel eens ontgaan, ik kom daar niet zo vaak.

Je kan ze daar op die centrale helpdesk niet beschuldigen van gebrek aan empathie, want nog diezelfde dag kreeg ik alle richtlijnen over waar en wanneer herstellingen aan het betreffende voertuig mochten worden uitgevoerd. Correcte en snelle service, met vriendelijke groeten ook, absoluut puike organisatie.

En inderdaad, ik mag nog eens naar diezelfde carrosserie waar ik een jaar of twee geleden al eens passeerde, ik heb daar destijds zelfs nog een blogje aan gewijd. Want de man aan de balie was toen laaiend enthousiast geweest over het feit dat ik van Scherpenheuvel ben, hij had daar zelf ook nog verre, familiale connecties gehad. Een tante die lang geleden op 't Hof woonde en dan ook nog een prijs gewonnen had voor de mooiste bloemen in haar voortuin. Ik kon me daar wel iets bij voorstellen, vooral met zo'n complementair adres als voorzet.

De balieman is er vandaag nog steeds en wordt weer even laaiend enthousiast als hij mijn boorddocumenten bekijkt. "Van Scherpenheuvel!" zegt hij opnieuw oprecht vrolijk. Ik krijg een déjà-vu. En meteen ook weer een verhaal over zijn lokale connecties, dit keer wel niet over de prijzenkast van zijn tante, maar over plaats van herkomst van zijn vader zaliger." Die woonde als kind op Ballaar," zegt hij, "ken jij dat?"  Ja, dat ken ik. "Er heerst veel onzekerheid over dat gebied," zegt hij, "iedereen vindt dat het bij Scherpenheuvel hoort, maar volgens mij leunt het meer aan bij Bekkevoort." Hij kijkt er ook ietwat spiedend bij, alsof hij mijn standpunt inzake een mogelijke fusie met Bekkevoort wil lospeuteren. Ik knik maar wat, want echt zeker weet ik het ook allemaal niet en er is al genoeg heibel in de wereld over twijfelachtige grensgebieden. Als hij me even later de sleutels van de vervangwagen overhandigt polst hij toch nog eens voor alle zekerheid: "Maar gij zijt dus echt van hartje Scherpenheuvel?" Ja dus. Ik woon wel in de lagere regionen, maar het is maar één klein bergje opstappen en ik sta aan de Basiliek, het hoogste punt. Even stijgen dus. In onze buurt gaan wij dan ook niet gewoon naar de Markt, nee, wij gaan 'omhoog'. Een algemeen aanvaarde en dagelijks gebruikte uitdrukking, ik heb het nooit anders geweten.  Als mijn vader een pintje wil gaan pakken in Café Boulevard, aan het eind van onze straat, kondigt hij dat ook zo aan: ik ga nog eens omhoog. En als hij dan enkele uren later, terug thuis, wel eens in slaap sukkelt in de zetel zegt mijn moeder veelbetekenend: hij is weer omhoog geweest.

Vooral over dat laatste wordt dezer dagen, nu de terrasjes weer wenken, druk gefantaseerd. Niet alleen mijn vader droomt van weer eens een frisse pint met zijn pet in de zon, maar zelfs mijn moeder, ook al kan ze niet meer mee, kijkt er naar uit. "'t Wordt tijd dat hij nog eens omhoog gaat," zegt ze, "dan heeft hij nadien nog eens verhaal".

Dus mijn vader neemt haar goede raad ter harte en belt alvast met zijn vriend Firmin, één van zijn laatste spitsbroeders in het stamcafé. Ze komen, zoals het gelijkgestemde zielen betaamt, meteen to the point: waar en wanneer spreken we zaterdag af.

"We kunnen er maar beter op tijd bij zijn," zegt Firmin kordaat, "ik wil daar al staan om half negen, dan hebben we zeker plaats."

"Maar dat heb ik hem uit z'n hoofd gepraat," zegt mijn vader, "we gaan een uurtje later."

Lijkt mij ook wel het betere plan. Op dat uurtje zal het nu wel niet meer aan komen. Vooral ook omdat Café Boulevard pas om half tien de deuren opent.


Dertigers - 15/05/2021

De meningen over deze populaire serie zijn natuurlijk verdeeld. Het is zo'n beetje als met de roddelblaadjes: je leest die dingen wel graag, maar je wil er liever niet mee gezien worden, tenzij dan bij de kapper. Zo ook dus met Dertigers, je lijkt toch altijd wat slimmer als je naar De Afspraak zapt. Maar ik maak me sterk dat ik een goede reden had om alvast naar de eerste reeks van Dertigers te kijken. Dat zat zo: tijdens die opnames werkte ik met vaste regelmaat in Antwerpen en een paar scènes speelden zich af vlak bij ons kantoor aldaar, toen nog gelegen op de Sint Jacobsmarkt. De aandachtige kijker heeft dus ooit de etalage van Actief Interim, met ons uitgebreide aanbod aan vacatures én een grote, feestelijke poster ter gelegenheid van ons 30-jarig bestaan -puur toeval, maar toch mooi synchroon meegenomen!- zien passeren. Wij trots natuurlijk, en nog niet zo'n klein beetje. Ergens in de digitale archieven moet trouwens ook nog een foto circuleren, een selfie van ons Antwerpse team en de Pie, één van de hoofdrolspelers. De eerste en enige keer dat ook ik samen met een BV op een foto ben geraakt, al was hij toen in feite nog geen BV, dat kwam pas later.

Maar goed, dan komt die serie uit en dan begin je natuurlijk te kijken. Het duurde nog tot aflevering 9 voor onze etalage eindelijk in beeld kwam (heb je ons gezien, heb je ons gezien! sms'ten wij die avond als uitgelaten kinderen naar elkaar), maar toen vertoonde ik al lang lichte verschijnselen van kijkverslaving. Want ik vond het meteen wel een gezellige bende, die Dertigers. En zoals dat meestal gaat met alles wat ook maar een beetje neigt naar soap: hoe slapjes of hoe vergezocht de verhaallijn soms ook mag zijn, je wil toch altijd weer weten hoe het verder loopt. Met in dit verhaal vooral de nadruk op: wie is nu zwanger van wie en wie gaat het één dezer misschien nog wel eens doen met wie? Spanning om te snijden, echt waar, vooral omdat alles zich toch binnen een eerder beperkte vriendenkring afspeelt, ze zijn maar met z'n zessen en veel meer volk komt er eigenlijk niet bij kijken. Niet simpel om binnen zo'n bubbel ongemerkt scheef te poepen. Afin, mijn aandacht hadden ze, alle zes, in welke constellatie ze zich ook bevonden. Dat bleef ook onverwijld zo tijdens seizoen 2.

Intussen is seizoen 3 al afgelopen. Dat wordt dus weer even afkicken. Gelukkig wordt er al druk geschreven aan de scenario's voor seizoen 4. Want Dertigers kent een ongezien succes, kijkcijferrecords werden intussen al meermaals gebroken! De meeste fans keken serie 3 zelfs bingewatchend online, maar daar deed ik niet aan mee. Ik heb gewoon 6 weken lang, van maandag tot donderdag, lekker ouderwets elke dag reikhalzend uitgekeken naar de volgende aflevering, die meestal begon om 21.20u. Dan zat ik al een half uur op voorhand als een hersenloos wezen naar het scherm van mijn TV te glimlachen, dromend van wat zou komen, mijn gsm alvast op stil.

Wat ik nu precies zo boeiend vind aan Dertigers is me niet eens zo duidelijk. Ik lees hier en daar wel eens een recensie waarin het succes toegeschreven wordt aan de herkenbaarheid. Maar, behalve wat herkenbare locaties in Antwerpen en door mij best wel gesmaakte achtergrondmuziek (ja, hier en daar zelfs een streepje dEUS!) kan ik me niet echt meer plaatsen in die leefwereld. En veel raakpunten met mezelf als dertiger vind ik ook niet terug. Toen ik dertig was werd er precies toch iets minder gefeest en gesnoven. Dat waren voor mij de jaren van huisje-tuintje-boompje en ik werd vooral geacht zo ernstig mogelijk en vooral volwassen te lijken. Ik was toen al lang blij als ik mijn keuken nog eens deftig aan de kant kreeg. Want de combinatie huishouden-kind-knorrige (en nu hoop ik van harte dat hij niet meeleest) mannelijke huisgenoot én wat ze noemen een uitdagende voltijdse job was best een vermoeiende bezigheid. Als ik toen in de vroege uurtjes nog eens bij de wakkeren was, stond ik meestal niet op een dansvloer, maar achter de strijkplank. Dan had ik gewoon de wekker wat vroeger gezet zodat we die dag alsnog kreukvrij in de ratrace konden stappen. En als -àls! want ik was er nooit zelf bij- er in nabije kringen al eens gedingest werd met vrienden of kennissen waar je eigenlijk maar beter niet mee dingeste, liep dat nooit zo goed af als bij de Dertigers. Want daar drinken ze dan gewoon nog eens samen een stevig glas en blijven ze onverstoord door dik en dun bevriend. Dat was bij ons echt wel anders, één scheve schaats en het was gegarandeerd serieuze ambras, tussen alle betrokken partijen en soms zelfs nog in netwerken ver daarbuiten.

Ook in een review van Humo lees ik dat ze daar op de redactie weinig aangesproken worden door die vermeende herkenbaarheid. En dat ze het eigenlijk maar een flutserie vinden, maar dat is nu eenmaal eigen aan Humo: als iets door heel veel mensen tegelijk goed gevonden wordt, breken zij het geheid af. Toegegeven, altijd wel op een ludieke manier en met een uitgesproken scherpe pen, dus ook ik blijf met de glimlach lezen. Maar veel wijzer word ik daar dus ook niet van.

Waarom kijken we dan zo graag naar Dertigers, zelfs al zitten we al een hele tijd niet meer in die leeftijdscategorie? Want dat schijnt wel waar te zijn: iedereen kijkt, niet enkel de beoogde doelgroep maar vooral ook wie al wat ouder is.

Misschien omdat we allemaal nog wel eens op de brats willen in Antwerpen, als dertiger, op het sterkst van ons kunnen. In de geruststellende wetenschap dat uiteindelijk alles toch weer goed komt. En dat ware vriendschap, wat er ook gebeurt, toch levenslang overeind blijft. Dogma's waar je, in de loop der jaren en geleerd door scha en schande, helaas wel eens moet op terug komen.

Ik heb het er nog over met een al even kijklustige vriendin, we bellen af en toe over stand van zaken bij Dertigers, al zitten we nog niet op hetzelfde punt van hun tijdlijn. Maar het leidt soms tot zeer diepzinnige gesprekken.

"Ik zie den Bart wel zitten," zegt zij dan, "zijn hemdjes zijn altijd nét iets te klein, maar hij komt daar mee weg."

"Ik heb het meer voor de Pieter," geef ik dan weer openlijk toe.

"Ik gun hem jou," antwoordt zij dan.

Ze moesten ons bezig horen, daar bij Humo.


Wat overblijft - 23/05/2021

De lente sputtert tegen dit jaar. Ze wil maar niet beginnen, pure koppigheid denk ik. We zijn intussen eind mei en we moeten zelfs nog op onze hoede blijven voor aprilse grillen. Maar ik ben toe aan nieuwe lente en nieuw geluid, dus ik besluit dan zelf maar één en ander te forceren. Binnenskamers evenwel, aan de weergoden daarbuiten heb ik toch geen lap te zeggen. Ik begin met het opruimen van een keukenkast. Misschien is die link dezer dagen niet meer zo duidelijk, maar het leunt aan bij wat meerdere generaties voor ons al deden: de grote lenteschoonmaak. Een nieuw, fris seizoen werd meestal met daadkracht ingezet.

Ik hoorde het mijn moeder en ook haar moeder zeggen, elk voorjaar weer opnieuw: tijd voor de grote kuis! Dan werd stof uit tapijten geklopt en gordijnen werden gewassen. De volledige inboedel van het huis werd minutieus onder handen genomen. Er werden sopjes gemaakt met bruine zeep en zelfs het hardnekkigste restje winterzweem werd onverbiddelijk naar buiten geschuurd.

"We kunnen er weer een jaar tegen," zuchtte mijn moeder dan, na afloop, moe maar voldaan.

Dus op een zondagmorgen ga ik ook maar eens aan de slag. Met die kast, weliswaar een kleinschaliger project, maar alvast met goede moed en het voornemen dit keer overbodige spullen ook écht weg te gooien. Want ik heb wel eens de neiging dingen te verzamelen die, behalve het razendsnel vullen van kasten, verder geen enkel nut hebben in mijn dagelijks bestaan. Die mogen nu dus naar het containerpark, of bij twijfel op z'n minst richting kringloopwinkel.

De vooropgestelde procedure loopt goed. Ik keur, keer en sorteer, zonder mededogen.

Tot ik natuurlijk het kookpotje van mijn grootmoeder zaliger in handen krijg. Een oud ding, nog in dat berookte oranje van de sixties. Hier en daar barstte al een stukje van het email weg. Een doorleefd kommetje, dat op één of andere manier toch nog in mijn keuken is beland. Het functioneert zelfs nog perfect op inductie, de bodem is zwaar genoeg. Om vage redenen associeer ik het potje ook met balletjes in tomatensaus, dus ik warm er wel eens zo'n blik van Unox in op. Langzaam roerend, met een houten lepel, zonder de dreiging van die nerveuze 'ping' van de microwave op de achtergrond. Het moet zijn dat ik mijn grootmoeder ooit zo bezig zag. Het zijn bedachtzame momenten, en met een beetje verbeelding voel ik haar nog even naast mij in de keuken staan. Zij en ik samen, slow cooking.

Dus ik besluit dat kommetje toch maar te bewaren. Warme herinneringen dank je niet zomaar af als versleten of tweedehands.

Ik zit te denken wat ik - behalve een schat aan goed bedoelde vermaningen en liefde en heel veel raad voor later als ik groot zou zijn- nog meer van haar kreeg. Nog een halskettinkje, weet ik. Iets heel fijns, zij was geen vrouw van zwaar, massief goud. Ik heb het fragiele kleinood wel eens gedragen, want het heeft natuurlijk een hoog vintage gehalte en dat werd plots weer helemaal hip. Maar de laatste jaren ligt het veilig opgeborgen in een kistje. Want helaas, er komt een leeftijd waarop je met vintage niet meer weg komt, dan lijkt het alleen nog op willen en niet meer kunnen. Bovendien verzekerde één of andere kleurenconsulente me tijdens een duurbetaalde sessie ook nog dat ik een wintertype ben en dus niet sta met goud, dat ik absoluut moet gaan voor zilver. 'Denk type Angelina Jolie' vergeleek ze me nog zonder verpinken, maar, zoals ik al zei, het was een prijzig uurtje styling.

Een oranje kookpotje en een gouden kettinkje. Een erfenis die ik koester, al kan ik ze vatten in één hand. Dat is dus wat overblijft. En natuurlijk ook onnoemlijk veel herinneringen, gelukkig maar.

Ik vraag me af hoelang het duurt vooraleer alles dan echt, helemaal verdwijnt.

Wanneer belandt zo'n kommetje uiteindelijk toch op de vuilnisbelt? En wanneer wordt zo'n kettinkje misschien wel versmolten, samen met nog wat ander oud, vergeten goud? Wanneer wordt je naam niet meer uitgesproken? Hoelang duurt het tot zelfs de allermooiste momenten uit je levensloop voorgoed vergeten zijn? En zelfs het laatste flardje liefde dat je nog voelde volledig is verdampt? Wanneer blijft er niets, maar dan ook werkelijk niets meer van je over?

Het is zo'n zondag waarop ik 's avonds nog eens wat Unox balletjes opwarm. En toch maar eens kijk af dat kettinkje misschien niet zou passen bij een sobere, witte blouse.


In het land der blinden - 05/06/2021

Ik krijg maar weer eens een mail ter herinnering: of ik nog aan mijn zomerbanden gedacht heb? Nee dus. Maar ik boek meteen online een afspraak en ik mag 's anderendaags al langsgaan, nog meer dan voldoende blanco tijdsblokken in het rooster. Dat verbaast me niet, op het pad naar bandenwissels hobbel ik meestal achteraan in de rij, alle anderen gingen mij al voor. Ik vergeet zo'n dingen gewoon en ik merk hoe dan ook nooit enig verschil. Mensen die aanvoelen hoe je met winterbanden meer 'grip' op de weg krijgt genieten mijn grootste bewondering, die hebben volgens mij een feilloos functionerend zesde zintuig. Ik heb het ooit gepresteerd om met een platte band onze bebouwde kom volledig te doorkruisen, en onderweg iedereen maar druk naar mij gesticuleren, maar ik was me van geen kwaad bewust. Om maar te zeggen.

Ik meld me dus aan bij mijn vertrouwde bandencentrale, stuur m'n auto het atelier binnen, geef m'n sleutels aan een stevige jongeman die zelfs op dit vroege uur al bruist van werkwilligheid en begeef me dan naar het winkeltje/annex wachtzaaltje bij de balie. Meestal lees ik daar dan in afwachting een beduimelde Story of zo, maar nu, met die Corona, valt er natuurlijk niks meer te lezen, er is nog steeds dat risico op besmetting. Maar er staan wel, tot mijn grote verbazing, fitnessapparaten in het winkeltje. Toestellen die ik niet allemaal zo meteen kan thuiswijzen, maar pal in het midden staat wel een gigantisch grote crosstrainer, met vliegwielen die volgens mij zelfs een volwassen nijlpaard kunnen dragen. Verwachten ze dat ik hier al wachtend een kwartiertje aan de cardio ga?

Ik zie dat natuurlijk fout. Na wat beter kijken blijkt het hier niet om fitnesstoestellen te gaan, maar om een indrukwekkend assortiment fietsendragers. Nieuw in het aanbod, naast nog een aanzienlijke reeks blinkende velgen.

'Zeer solide en van Zweedse makelij,' hoor ik een verkoper toelichten aan een jong echtpaar, ze staan samen vertwijfeld te kijken naar een wand waartegen nog meer fietsendragers gemonteerd zijn, gelukkig krijgen ze professionele raad. Ik luister geheel vrijblijvend doch geboeid mee, want ik had echt geen idee dat er zo'n diversiteit aan fietsendragers bestaat: rekken voor gewone fietsen, voor elektrische fietsen, dingen die je achteraan op de auto kan monteren of aan een trekhaak, maar ook gewoon boven op het dak van je wagen. Bij dat laatste kan ik me al iets meer voorstellen, mijn vader had vroeger zo'n port à bagage voor boven op de auto, heel handig als we gingen kamperen, dan werd al het tentmateriaal daar onder een plastic zeil op vastgesjord met een dik nylonkoord. Wat er ook gebeurde, door weer en wind, wij doorkruisten Zuid-Europa met ons tijdelijk verblijf muurvast verankerd boven ons hoofd. Al is dat soort logistiek natuurlijk niet meer vergelijkbaar met die Zweedse modellen van nu. Nu spreekt met over dakkoffers en dakdragers, met een reeks unieke functies, en alles klikt moeiteloos en waterdicht in elkaar. Bij het design werd zelfs rekening gehouden met de aerodynamische en esthetische eigenschappen van je wagen. Ja, ik luister hier ook maar toevallig mee, ik verzin die dingen niet zelf.

Vooral dat esthetisch effect vindt de mevrouw van het echtpaar belangrijk. Want ze hebben twee fietsende zoontjes en de jongste heeft- je durft het amper te geloven! - een oranje fiets. Ze bloost een beetje terwijl ze dat vertelt, want die kleur was uiteraard niet de bedoeling. Er was een zwart exemplaar besteld, maar die levering liet zo lang op zich wachten en dan zijn ze van lieverlee maar voor die oranje gegaan.

"Het kan nog net," zegt ze, '"hij is pas twaalf, dus binnen een paar jaar is hij sowieso aan een nieuwe toe en dan krijgt hij wel een zwarte. Dat oogt toch wat echter."

Toekomstgericht wordt alvast ook gekozen voor een bijpassende, zwarte fietsendrager. Zo kunnen ze intussen toch al min of meer in stijl richting heuvelachtig gebied, want de jongens houden- volgens de papa dan weer- wel van een pittig parcours. 

Ik bedenk dat we de dingen soms toch behoorlijk ingewikkeld durven te maken. Dat je niet gewoon zegt: kom Klaasje, hier is je mooie oranje fiets, ga maar wat peddelen, samen met je grote broer. Nee, nu moet je op zon -en feestdagen mee op verplaatsing, naar zwaarliggend terrein, met professioneel ogend materiaal aan boord. En intussen hebben hogerop in Scandinavië een paar slimme Zweedse jongens ook nog de juiste marketingstrategie toegepast op de lucratieve (ik zag de prijskaartjes!) nichemarkt van fietsendragers, dus binnen dat segment ben je dan ook nog eens de klos.

Ik denk aan de laatste keer dat ik nog eens op een fiets zat. Dat moet een jaar of vijf geleden zijn, op het zonnige Cos. Op zo'n ter plaatse gehuurd exemplaar, die dingen zijn ook altijd nét iets te hoog en te log voor mij. Een idyllisch tochtje langs het strand eindigde dan ook met geschaafde knieën op zanderige Griekse bodem. Meteen ook het einde van mijn fietscarrière. Voor een toeristisch fietstochtje in Barcelona, een jaar later, heb ik vriendelijk bedankt, ik ben toen gewoon zonder omwegen in het zand van het plaatselijke strand gaan liggen.

Anderzijds: zelf ben ik ook niet vies van wat smeuïge reclame. Tenslotte heb ik mij toch ook vlot laten overhalen tot de aanschaf van een prijzig waterdicht yogamatje, eentje dat dan ook nog eens een flink stuk langer is dan het gemiddelde aanbod bij Decathlon. Overbodige kosten, want veel groter ga ik waarschijnlijk niet meer worden en ik mediteer uiterst zelden in de gietende regen.

Als ik even later weer op zomerbanden richting Hoge Kempen rijd, stop ik onderweg nog snel bij een warme bakker. Ik wijs aangenaam verrast naar een romig aardbeientaartje, iets lekkers voor m'n jarige collega, ik weet dat ze daar gek op is. Als ik 's middags, in het grootste geheim, nog snel het taartje versier met een kaarsje zie ik dat er eigenlijk frambozen op liggen. 

Ik heb het er die avond nog over met mijn dochter. Hoe ik dingen zie die er dan eigenlijk niet zijn. Fietsendragers worden zomaar fitnesstoestellen en frambozen zie ik aan voor aardbeien. En dan durf ik dikwijls nog vol overtuiging roepen 'Ik heb het toch zelf gezien zeker!' Ik vraag me af waar al die zinsbegoocheling vandaan komt. Zijn dat dan die befaamde oogkleppen, die verhinderen dat we dikwijls niet verder kijken dan onze neus lang is? Die maken dat we soms blind zijn voor het onbekende of het onverwachte?  En dan maar stug blijven vasthouden aan wat vertrouwd voelt?

Moet mijn blik ruimer worden? 

"Misschien kan je al eens beginnen met je brilglazen wat vaker schoon te maken," zegt mijn dochter. 

Zij is altijd heel nuchter in dat soort dingen.


Hoerenloper - 19/06/2021

Gemiddeld één keer per week neem ik me ernstig voor om - tenzij dan beroepshalve- niets meer te posten op social media. Althans, niet meer zo uitgebreid. Hoogstens nog eens reageren met een vluchtige klik op een icoontje, zonder meer. Een hartje voor de jarigen van de dag en zo'n 'wow' bij de foto van kolossale cocktails in een hippe strandbar. Terwijl ik bij die laatste, alleen al omwille van de kleur, wel eens denk: dit lijkt me eerder chemisch gevaar, nog even en dat spul begint te roken. Vraag me om daar een voetbadje in te nemen en ik pas.

Mensen die mij kennen fronsen nu waarschijnlijk smalend de wenkbrauwen. Die weten wel beter. En die zijn al lang blij dat ik mijn vrije meningsuiting beperk tot Facebook en wat blogs en dat ik bewust niet actief ben op Twitter. Want dan was het einde nog niet in zicht! In het dagelijkse leven ben ik een zeer bedeesd mens, je zal mij zelden met gebalde vuisten op barricades zien staan, maar geef mij een toetsenbord en ik rammel gezwind volzinnen de wereld in.

Eén en ander zal wel het gevolg zijn van de criteria die lang geleden nog mijn punten op het maandelijkse schoolrapport bepaalden. Vooral in het kadertje 'gedrag, vlijt en netheid' scoorde ik wel eens minder goed. Want 'goed gedrag en wellevendheid' was destijds min of meer het equivalent van 'zwijgen en luisteren'. Of in elk geval doen alsof je gedwee ja knikte. En daar had ik het moeilijk mee. Op oudercontacten werd het begrip ' lange tong' wel eens wat uitgebreider toegelicht. "'t is een echt spinneke," verduidelijkte Zuster Eduarda- van -het- tweede- leerjaar toen mijn ouders toch enigszins verwonderd keken. Terwijl de brave Zuster, zich op haar beurt waarschijnlijk ook van geen kwaad bewust, dan weer met de bijnaam 'Duvelke' door het leven ging. Zo zie je soms maar.

Maar dat van die spin deed me alleszins wat vaker op die lange tong bijten. Met uiteraard nog wat beschamende uitschieters in mijn puberjaren, maar die krijg je hoe dan ook standaard mee in het groeipakket. Vroeg of laat kom je er dan vanzelf wel achter dat luid protesteren tegen luchtvervuiling best wel een milieuvriendelijk initiatief is, maar dat je maar pover overtuigt als je zelf blauwe wolkjes van sigarettenrook zit te blazen. En gaandeweg leer je ook dat het geen kwaad kan om af en toe ook eens gewoon met aandacht te luisteren naar je tegenpolen, zonder meteen tot hoogoplopende discussies over te gaan. Al bij al kwam het in de loop der jaren dus nog redelijk goed, ik leerde wat te temperen.

Maar als het echt te schraal werd schreef ik de grootste frustraties van mij af. Een vorm van therapie die ik ten zeerste kan aanbevelen: je maakt, soms zelfs met één enkele verbeten pennentrek, zelfs je meest geduchte tegenstander monddood. En vervolgens scheur je dat groot gelijk gewoon in duizend stukjes. Klaar. Niemand die er verder nog last van heeft en je hebt het toch maar eens ferm gezegd.

Tenzij je zo'n hersenspinsels natuurlijk online gooit. Want dan dwalen je woorden nog levenslang doorheen de krochten van het internet. En reacties blijven ook niet altijd uit. Soms zijn dat heel leuke replies en soms vlagen van stevige tegenwind. Maar ik kan wel tegen een stootje, zolang het maar beleefd blijft. Want soms besef je dan toch weer: tiens, zo had ik het nog niet bekeken, zo kan het dus ook. Het zijn lang niet altijd de gelijkgezinden die gelijk hebben.

Alleen, soms komen er echt wel zeer bizarre replieken. Totaal naast de kwestie en van een soort onbeschoftheid die je doet twijfelen tussen is dit nu dom of grappig. Zoals laatst van die boze, mij totaal onbekende meneer die het blijkbaar niet eens was met één van mijn bedenkingen. Hij knalde me - op een ontiegelijk laat uur, ik was zelfs al halvelings vergeten waarover het ging- finaal af via Messenger. Hij stuurde een eerder moeilijk te ontcijferen boodschap, met als eindconclusie: gij zijt een egte hoerreloper. De link met al dan niet vaccineren ontging me volledig.

Het stemde even tot nadenken. Misschien is dit bedoeld voor iemand anders, hoopte ik nog. Of misschien bedoelt hij gewoon dat ik een meeloper ben. Of misschien heeft hij gewoon te veel gedronken.

Ik heb maar niet meer gereageerd.

Ik denk trouwens niet dat zo'n mens dan zit te wachten op stevige tegenargumenten. Laat staan dat je hem ook nog beleefd zou wijzen op een paar jammerlijke taalfouten.

Dus ik dacht: gooi het gewoon in een blogje. Dan heb je 't ook nog eens ferm gezegd. Iedereen content.

*PIC: het prille begin


Oscar - 24/06/2021

Het is dinsdagavond en het was, naar aloude gewoonte in de uitzendsector, waarschijnlijk weer veruit de drukste dag van de week. De dag dat alles en iedereen weer op volle kruissnelheid komt, na een soms wat haperende start op maandag. We verdrinken in de vragen naar extra werkkrachten, liefst ad hoc. Mijn collega en ik sluiten dus af, een dik uur later dan bedoeld en lichtjes afgepeigerd. In mijn geval staan mijn haren dan ook nog altijd paraplu en dat wordt er met de jaren echt niet fraaier op. Dat zijn zo van die momenten dat ik me wel eens afvraag waarom ik die job eigenlijk zo graag doe. Het zal wel iets met voldoening te maken hebben.

Terwijl ik met verwilderd kapsel naar mijn auto stap zie ik drie gemiste oproepen op mijn gsm, alle drie van de dochter en vlak na elkaar. Niet van haar gewoonte, meestal stuurt ze een berichtje als ze me dringend nodig heeft: moeder, neem je telefoon eens op!

Ik bel haar terug en hoor meteen dat er iets niet in de haak is, alleen al die manier waarop ze 'Hey mam' zegt, dof en gelaten.

"Ik heb Oscar gevonden," zegt ze, 'hij is dood."

En dan stopt die haastige wereld van daarnet alsnog even met draaien. Want dit moet ik even in tijdloze stilte kunnen bevatten: Oscar, dood. We moesten nog niet zo lang geleden al afscheid nemen van zijn spitsbroeder, Winston. En heel eerlijk: dat was een harde noot om te kraken, al ben ik dan niet meteen de grootste dierenvriend.

"Ik was even naar de winkel," zegt de dochter, snikkend, "en toen ik weer thuis kwam lag hij in de living. Al helemaal koud en stijf. En ik voel me zo schuldig, misschien had ik nog iets kunnen doen."

Al moet ik dat laatste meteen met klem tegenspreken, Oscar was altijd al een krakende kar, en die lopen meestal wel het langst, maar daarom nog niet eeuwig. Dit had niemand kunnen voorzien, laat staan voorkomen.

"Je hebt voor hem altijd alles gedaan wat kon en zelfs veel, veel meer," zeg ik.

Het klinkt knullig, maar het is wel de waarheid. Want Oscar kende, jaren geleden, wat ze noemen een 'klein gelukje': mijn dochter en schoonzoon kruisten zijn pad. Hij was gedumpt bij de dierenarts, nadat zijn vijfde baasje op rij er de brui aan had gegeven, de hond werd definitief geklasseerd als onhandelbaar. Een soort van zorgenkind, met al een rits aan pleeggezinnen op zijn cv. Iedereen begon er aan met de beste bedoelingen, maar het wou maar niet lukken.

Maar de dierenarts zag hoe mijn dochter vooruitgang boekte met haar Basset Hound, Winston. Ook niet het meest welgemanierde dier ter wereld, maar hij kende in elk geval zijn naam, al bij al toch een puike prestatie binnen Bassetkringen. Misschien zou haar aanpak bij Oscar ook lukken? Die hond nog een laatste kans geven misschien? Wat dacht ze er van? De dochter dacht eigenlijk helemaal niet, maar zei gewoon meteen ja, laat maar komen, die gestoorde outlet. De schoonzoon twijfelde nog even, maar sloot dan toch ook, vaak zelfs letterlijk en met volle overtuiging, Oscar in de armen. Oscar werd al snel zijn 'Ossie Bossie'.

"Dan komt hij thuis van werken," vertelde de dochter soms, lichtjes verontwaardigd, "en dan knuffelt hij eerst uitgebreid zijn Ossie Bossie. En daarna zwaait hij even naar mij."

Maar zo vond Oscar dan toch, na tal van omzwervingen, zijn ware nest. Hij werd niet alleen de grote adoptiebroer van Winston, maar toonde zelfs gelijkenissen, ze kenden tenslotte dezelfde roots. Alleen werden bij Oscar alle Basset trekjes nog wat uitvergroot. Winston was een beetje dom, maar had dan toch nog dat hautaine, soms zelfs nukkige kantje. Oscar was gewoon onverschrokken stout. Een vuile schavuit ook. Denk aan het woord ' gortig', maar dan in het kwadraat. Hij wentelde zich in paardenmest en modder, kwijlde, markeerde zijn terrein met grote drollen op de gekste plaatsen. Hij plunderde keukenkasten, vuilniszakken, wasmanden en kende ook al snel de weg naar de feestzalen van een gerenommeerde traiteurzaak in de buurt. En trok zich vooral geen hol aan van mogelijke represailles.

Maar het werkte, voor alle partijen. Oscar werd binnen de kortste keren het koddigste schorem van het erf. Hij verkende alle windstreken, samen met Winston, gezapig hobbelend en zij aan zij, maar ze gunden elkaar daarbij amper een blik. Hij maakte kennis met de paarden en aanvaardde onverschillig nog een paar varkens en stalkatten als nieuwe leden van de roedel.

Zijn voornaamste doelstelling in dit aardse bestaan bleef wel: eten, en liefst overmatig. Hij plunderde de groentetuin, at tomaten en komkommers rechtstreeks van de struik. Maar hij likte met even veel overtuiging een - god zij dank afgekoelde!- frietketel leeg. Oscar vrat gewoon alles, bliksemsnel, ook bieten en witloofwortels, indien nodig had hij de strengste winters kunnen overleven als verstokte vegetariër. Er was ook nog het verhaal van de bouillonblokjes: hij maakte eens, binnen het krappe tijdsbestek van een kwartiertje onoplettendheid, zo'n grote doos Liebig kippenblokjes soldaat, de goudkleurige papiertjes inbegrepen, die vonden we later terug in glinsterende hoopjes onder de struiken. Paardenmest stond wel met stip op 1 in zijn dagelijks dieet, maar dat schijnt wel vaker voor te komen bij hongerige honden op den buiten.

Hij sukkelde ook regelmatig de lappenmand in. Pancreatitis, lekkende hartkleppen, vage maagklachten, alle aandoeningen passeerden de revue. We vroegen ons wel eens af of dat ook niet leidde tot lichte depressies, want hij ondernam meerdere zelfmoordpogingen. Hij opende geheel eigenpotig ( zeg je dat zo?) een raam op de eerste verdieping en sprong zonder aarzelen in het diepe. Hij was trouwens een meester in ontsnappingspogingen, hij kraakte de code van elke ordinaire deurklink, hek of afspanning. Hij plunderde de voorraadkast in de zadelkamer van de paarden en vrat zich een maagtorsie aan een grote  zak goed verstopte hondenbrokken. Hij zweefde toen op het randje van de dood en was enkel nog te redden met een spoedoperatie en alweer een nachtje recovery in de dierenkliniek. Maar hij herstelde altijd even voorspoedig, ook bij die maagdilatatie. Toen de dochter 's anderendaags belde om te vragen of Oscar de nacht gezond en wel was doorgekomen zei de dierenarts: komt helemaal goed, hij heeft vanmorgen al flink gegeten.

Een hond met suïcidale neigingen, maar gelukkig ook met negen levens op de teller. Een tiende werd hem helaas niet meer gegund. Dus dit keer blijven wij in verstomming achter, Oscar is er echt niet meer.

Maar omdat wij mensen nu eenmaal niet vies zijn van wat zelfbedrog creëren wij nog snel een zelfverzonnen hondenhemel, ergens heel ver over de regenboogbrug.

"Ga daar nu maar fijn spelen, samen met Winston," zeggen we dan, bij wijze van afscheid, maar uiteindelijk vooral om onszelf te troosten.

Ik stel het me dan zo voor, hoe die twee elkaar daarboven terug tegen komen.

De ene die zegt: "Zo, daar ben je dan."

En dan de andere: "Yep."

Meer woorden gaan die daar volgens mij niet aan vuil maken.

Maar wij, hier beneden, zullen nooit uitgepraat raken over al hun schelmenstreken. En Winston zat al voor eeuwig in onze harten, maar er is gelukkig nog plaats voor een schobbejakje meer.

Dus kom er maar bij, Oscar. Lieve jongen.


Orthomoleculair voedingscoach - 21/07/2021

Ik mag nog eens een nieuwe collega opleiden. Al klinkt opleiden wat overdreven, het is veeleer geamuseerd toekijken hoe ze de eerste voorzichtige stappen zet op onze werkvloer en af en toe stuur ik lichtjes bij. En probeer ik haar natuurlijk ook met het nodige enthousiasme aan te steken voor deze job, want alles begint meestal toch met de juiste goesting. Om kennis te vergaren heb je tenslotte nog de rest van je leven.

Ergens in de loop van haar eerste week pols ik al eens voorzichtig of ze het leuk vindt bij ons. En ja, ze ziet het wel zitten. Nog veel te leren natuurlijk, maar ze ziet zichzelf wel groeien in deze materie. Dat ziet er dus veelbelovend uit: ze is jong, knap, begaafd en al indrukwekkend matuur voor haar drieëntwintig lentes, ik heb er zelf ook alle vertrouwen in.

"Voorlopig zal het allemaal wel lukken," zegt ze, "maar ik ben nu al bang voor later, als ik dertig zal zijn."

Dat vind ik best een vreemde uitspraak.

"Gewoon," zegt ze, "dat je dan alles tegelijk moet. Nu moet ik enkel werken en plezier maken met m'n lief. En reizen natuurlijk, nu het nog kan. Met kinderen wordt dat moeilijk, dus we willen de verste bestemmingen zo snel mogelijk achter de rug hebben."

Vooral die opmerking over het reizen vind ik wel grappig. Dat je nu blijkbaar ook al ruim voor je dertigste, in zeven haasten, alle continenten moet bezocht hebben. Terwijl je volgens mij Tokyo nog met gemak rond je zestigste kan afvinken op je lijst, Japan spoelt voorlopig nog niet weg. Vooropgesteld dan nog dat je al die uithoeken ook effectief zelf moet bezocht hebben, voor je het loodje legt. Het hangt er toch maar van af wat je als souvenir weer mee naar huis wil nemen: verwondering, rust in je hoofd, bloedstollende avonturen? In een droge zomer, als er zelfs geen druppel water nog valt, sta je in Coo misschien wel met even veel verbazing naar de afwezige watervallen te kijken als naar de stomende Niagara Falls, zesduizend kilometer verderop. Het opperste geluk vind je niet noodzakelijk op de hoogste berg.

"Reizen doe je toch voor de fun," probeer ik nog, "toch niet om een rooster schematisch in te kleuren?"

Ze kijkt me aan alsof ik al lichtjes begin te dementeren, dus ik laat het maar.

Maar het blijft me die dag toch wel bezighouden: hoe we ons toch al begrensde bestaan hier dan ook nog eens in strikt afgebakende vakjes durven vast te klemmen. Met blijkbaar alsmaar strenger op te volgen richtlijnen. Eerst is er La la Kinderland, met liefst uitsluitend roze wolkjes aan de hemel, daarna volgen nog wat studentikoze jaren, vol maatschappelijk getolereerde losbandigheid en die intercontinentale reizen dan. Maar dan begint Het Echte Leven. Doordrenkt van ERNST, in hoofdletters geschreven. Dan wordt het een kwestie van alle ballen tegelijk in de lucht te houden: de boeiende job, het maandelijks aflossen van de hypotheek, de broodnodige quality time met partner en nageslacht, de hobby's, weekends waarvan je willens nillens en instagramwaardig moet genieten, mogelijks ook nog met vaste regelmaat een uurtje mindfulness op de agenda, om het geheel alsnog in geestelijk gezond evenwicht te kunnen behappen. Met een beetje geluk mag je dan rond pensioengerechtigde leeftijd terug beheerst ademen. En nu genieten maar, zeggen ze dan, als je na het emotionele afscheidsfeestje moet opkrassen, richting Vlaamse zeedijk, want op de Antillen ben je lang geleden al geweest.

Ik kom er in de loop van de week toch nog eens op terug. Want ik vind het zo jammer, dat zo'n jong, vooralsnog vrolijk iemand, zich al zeven jaar op voorhand de stuipen op het lijf laat jagen door wat nog komen moet. Iets wat nog uitermate uitdagend en boeiend kan zijn.

"Stippel maar niet alles veel te strak uit," zeg ik, waarschijnlijk weer op veel te moederlijke toon. Want ik weet intussen maar al te goed dat het leven zich lang niet altijd langs loodrechte baantjes laat leiden. Van al mijn plechtige voornemens liep meer dan de helft fout of in elk geval anders dan bedoeld. Ik noteerde zware afwijkingen op vrijwel alle vlakken: de plaatsen waar ik woonde, wat ik soms deed voor de kost, vermeende vriendschappen, de liefdes aan wie ik blindelings mijn ziel verpatste. En gelukkig maar. Het is zoals met ijscoupes: de allerlekkerste verrassen je met heel veel verschillende, onverwachte smaakjes.

"Of zoals deze mevrouw hier," wijs ik naar een curriculum vitae dat we samen overlopen, "een boekhoudster die op haar vijfenvijftigste nog aan een loopbaan als orthomoleculair voedingscoach begon. Dat moet kunnen. Je weet maar nooit wat je pad nog kruist, spannende, nieuwe dingen, durf er voor open te staan."

"Zou jij zoiets nog overwegen," vraagt ze, "orthomoleculair voedingscoach worden?"

"Nee, dat nu ook weer niet," antwoord ik, naar waarheid.

Ik heb namelijk geen flauw idee van wat zo'n mens doet. En het klinkt niet als iemand die veel ijsjes eet.


Drama Queen - 19/08/2021

Ik word midden in de nacht wakker van een doffe pijn in mijn onderbuik. Alsof er iets gekanteld is, maar ik kan niet precies benoemen wat. Rustig blijven, denk ik, geen paniek, probeer eerst maar eens te achterhalen wat er in die regio zoal te kantelen valt. Maar mijn kennis van anatomie laat me op dit uur even in de steek. Ik tast voorzichtig of er misschien ook ergens iets bobbelt of knobbelt, maar nee, niks. En de pijn is intussen ook weer verdwenen, dus ik heb dit vast gedroomd.

Niet dus. Als ik 's anderendaags in de keuken een boterham sta te smeren krijg ik weer zo'n onverwachte pijnscheut. Niet van die aard dat de tranen me in de ogen springen, maar wel een bizar gevoel. Niet herkenbaar. Alsof daar vanbinnen één of ander orgaan op een andere plaats wil gaan wonen en kregelig tegen de buren zit aan te porren.

Maar de dagelijkse plicht roept, dus ik besluit mogelijke adreswijzigingen te negeren, gooi de boterham in mijn brooddoos en vertrek naar het werk. De pijn is tenslotte niet ondraaglijk en het lijkt me sterk dat een dwalend orgaan ook zomaar spontaan de weg naar buiten zou vinden.

"O, maar dat gebeurt wel eens hoor!" zegt een collega aan wie ik het terloops en wat lacherig vertel. "Bij zware verzakkingen komen ingewanden soms naar buiten piepen, google maar eens."

Een minder betrouwbare dokter dan Dokter Google bestaat natuurlijk niet, maar ik ga toch even op raadpleging tijdens de middagpauze. En zijn diagnoses - meervoudig, want met mijn vage symptomen kan je blijkbaar nog alle kanten uit! - zijn, op z'n minst gezegd, verontrustend. Om niet te zeggen, dramatisch!

Na een kwartiertje surfen op internet ben ik er quasi zeker van dat mijn einde zeer nabij is. En het helpt natuurlijk ook niet dat ik diezelfde avond nog kijk naar enkele herhalingen van Gevoel voor Tumor, op VRT NU. Een schitterende serie, daar niet van, maar nu doe ik het bijna in mijn broek. Want intussen lijkt het wel alsof er een karavaan nomaden op doortocht is in mijn buik, ik voel overal wel iets dat drukt of steekt en de enige zekerheid die ik heb is dat voorlopig alles nog binnenskamers blijft.

Er zit niks anders op dan te rade gaan bij een echte dokter, iemand die hier op z'n minst enkele jaren hard voor gestudeerd heeft. Wat ik dan ook doe, maar pas twee dagen later en tegen de avond aan. Als ik dan toch vroegtijdig moet gaan wil ik hier beneden nog zo lang mogelijk in onwetendheid vertoeven. Als er ooit een prijs wordt uitgereikt voor struisvogelgedrag deel ik gegarandeerd een podiumplaats!

Het worden nog twee intense dagen. Niet dat ik meteen afscheid neem van mijn geliefden of nog snel een wereldreis ga boeken, maar toch. Ik loop met andere tred, tenminste, alle wiebelende organen in acht genomen. Om te beginnen haal ik meteen mijn nieuwe sneakers uit de kast, die met de bloemetjes waar ik zo zuinig op was en achter de hand hield voor zogenaamd speciale gelegenheden. En ik ventileer, zeer tegen mijn gewoonte in, frank en in niet mis te verstane woorden mijn mening tegen iemand die me al geruime tijd danig op de heupen werkt. Mijn kapster krijgt voor de gelegenheid volledig vrij spel, een ietsje blonder betekent misschien in de gauwte ook nog iets meer fun. Genieten! denk ik, een woord waar ik anders min of meer de bobbels van krijg, want meestal wordt het vooraf gegaan door een hashtag. #genieten, tik het maar eens in op Instagram, je krijgt meteen 3.009.757 berichten en heus niet allemaal van terminale patiënten. Maar nu vier ik het leven mee, uitbundig en alles uitvergrotend als een ware Drama Queen. Ik beleef en doe en proef alles alsof het mijn laatste keer is en krijg bijna een krop in de keel als ik een boeket verwelkte bloemen in de vuilnisbak deponeer.

Het uiteindelijk consult bij de huisdokter bevestigt in elk geval dat ik goed bezig ben. Want als er ooit nog een prijs wordt uitgereikt voor schaamteloos overdrijven deel ik even goed het hoogste schavot. Na het obligate plasje in een potje en wat getokkel op mijn buik is zijn conclusie eerder lachwekkend: ik heb een banale ontsteking, eenvoudig weg te wissen met een kuurtje antibiotica. Geen zware chemo dus.

Ik ben opgelucht. En vrijwel meteen keert ook de rust terug in mijn buik. Weg zijn de nomaden, hoe kan dat nu?

"Veel zit soms in 't koppeke", zegt mijn dokter, "dan maak je van een mug wel eens een olifant."

Als een volleerde Drama Queen dus.


Zorg - 27/08/2021

Mijn vader ergert zich opeens aan wildgroei. De man die zo'n actie als Maai Mei Niet een halve eeuw geleden in feite zelf al verzonnen had, stoort zich nu aan plukjes onkruid in zijn tuin. En aan het rozenboompje dat droevig tegen de schutting aanleunt en al lang niet meer op een rozenboompje lijkt. En hij wijst hoofdschuddend naar de sneeuwbal, uitgebloeid en helemaal scheef gewrongen tussen de hoog opgeschoten uitlopers. En de tuingeraniums die ik vorig jaar nog plantte- en dan ook nog omdat ze zo grondig en razendsnel bodems bedekken-vindt hij maar niks. Saai, lelijk groen van blad en weinig bloem. Trekt op niks.

"Er zou eens een Chinese vrijwilliger moeten langskomen met een grote snoeischaar," zegt hij.

Mijn vader zal me zelden rechtstreeks een vraag stellen, maar intussen weet ik even goed wat me te doen staat. Ik werp nog even op dat we midden augustus zijn, niet bepaald het ideale snoeiseizoen, maar daar heeft hij weinig oren naar.

"En daarbij, wij zitten hier op goeie grond," zegt hij, "hier krijgde niks kapot."

Omdat ik toch vakantie heb besluit ik maar eens een dagje flink aan het werk te gaan. Eens lekker met de handen bezig zijn, het hoofd leeg maken, zoals dat heet. Alles uiteraard onder supervisie van mijn vader. Hij kijkt toe, een beetje onzeker op de benen, hij zoekt af en toe evenwicht bij de wasdraad die nog strak langs het hof paadje gespannen staat. Hij heeft, tijdens de eerste jaren van zijn pensioen, nog met plukkaarten gewerkt in de boomgaarden van Kersbeek-Miskom. Eerder bij wijze van bezigheidstherapie, de overstap van bouwwerf naar luie zetel was hem veel te bruusk, maar goed, hij weet dus alles van snoeien. Ik krijg zeer duidelijke instructies.

Het is een dag waarop ik ook nog eens voluit Marie Christine word genoemd, als het ernstig wordt heeft mijn vader namelijk de neiging om mij bij de officiële voornamen toe te spreken. Ik moet zeggen, het geeft wel wat meer sérieux aan een doordeweeks bevel.

Omdat de werken goed opschieten besluit ik in één moeite ook het terras op mijn verdiep aan te pakken. Daar staan nog wel een paar potplanten te verpieteren en de planken vloer mag eens deftig geschuurd worden.

"Met regenwater," zegt mijn vader streng.

En dat kan, we hebben een tuinslang die aangesloten is op een waterput, met zo'n vernuftig pompsysteem. Alleen, die tuinslang ligt op het gelijkvloers en mijn terras bevindt zich een verdieping hoger.

"Niks aan," zegt mijn vader, "we rollen ze volledig uit, ik steek die slang dan omhoog en jij trekt ze verder door, van boven op je terras."

Dat lukt natuurlijk niet. Mijn vader heeft helaas de kracht niet meer om tuinslangen heel hoog in de lucht te steken en ikzelf ben te kort van stuk om er van bovenaf bij te geraken, zelfs als ik op m'n buik op de rand van het terras ga liggen, met m'n hoofd onder de omheining door.

Maar hulp is nabij! Opeens hoor ik beneden een opgewekt stemmetje roepen: wacht, blijf nog even liggen, ik ga hier wat hoger op dat muurtje staan, dan lukt het wel!

Het is het meisje van de thuisverpleging, die was intussen in de weer met mijn moeder en ze heeft de operatie min of meer kunnen volgen van achter het raam in de badkamer. Ze klautert fluks op dat muurtje, en met wat overleg en verdere richtlijnen van mijn vader- iets hoger, ja, nog iets meer naar links, Marie Christine- krijgen we de tuinslang waar we ze willen hebben.

Ik zie hoe een buurman intussen geamuseerd staat toe te kijken. Het moet inderdaad een grappig tafereel zijn: ik plat op de vloer boven op dat terras, een verpleegster in witte schort op dat muurtje, zwaaiend met een tuinslang. En dan mijn vader, commanderend als een gedecoreerd generaal.

Mijn moeder komt ook nog even polshoogte nemen: had ge me geroepen, Fons?

Maar wat ik eigenlijk wou zeggen: petje af voor het verplegend personeel! Ze komen hier al enkele jaren over de vloer, voor de dagelijkse verzorging van mijn ouders. Al die gezellige meisjes en af en toe ook wel eens een vrolijke jongen, ze wisselen elkaar af in ingewikkelde beurtrollen, maar alles zonder ook maar één dag over te slaan, dus ja, ook op zon- en feestdagen bellen ze fluitend aan. En ik weet wel zeker dat dat ze in een zeer strak tijdschema gewrongen zitten, maar dat laten ze zelden merken. De dagen dat ik thuis ben hoor ik ze 's morgens wel eens binnen komen, beneden in de hal, altijd even opgewekt, bij wijze van spreken met het lied op de lippen. Nooit eens zuchtend op maandag. Ze wassen en smeren en zalven. Ze gunnen mijn moeder haar zo broodnodige babbeltje en geven complimentjes over haar mooie grijze haren. En dat ze nog zo'n fleurige bloesjes draagt. En ze lachen luid om de aangebrande grapjes van mijn vader. En als er op een muurtje moet gesprongen worden doen ze dat blijkbaar ook. Zonder aarzelen.

We hebben die woordjes vaak zien passeren op sociale media, de afgelopen jaren: ik zorg.

Ik kan dat alleen maar beamen: ze zorgen! En hoe!

Niet enkel in tijden van Corona. Niet zomaar noodgedwongen om den brode. Niet alleen als de zon schijnt. Maar met hart en ziel, elke dag weer opnieuw. En als het dan toch eens wat tegen zit kunnen ze dat in elk geval verbazend goed verbergen.

Ze verdienen een standbeeld. Ergens goed zichtbaar, hoog op een muurtje.


Verpakking - 03/09/2021

Op een zonnige middag begeef ik me nog eens richting Scherpenheuvelse zaterdagmarkt, meer bepaald naar het kraam waar ze - althans volgens mijn moeder- nog fatsoenlijk ondergoed verkopen. Denk aan interlock en alles wat zonder schroom mag concurreren met de degelijkheid van Sloggi. Niks mis mee en waarschijnlijk ook allemaal super qua draagcomfort, maar ik heb het toch meer voor de wuftere dingen en ik koop die ook liever in een meer besloten setting, niet zomaar open en bloot op een markt.

Ik vergeet nooit die vrijdagavond waarop ik nog snel-snel twee wat frivolere bh's mee griste uit zo'n bak met dolle aanbiedingen in de supermarkt. Toen ik het duo achteloos op de band gooide bij de kassa, samen met een zakje diepvriesfrieten en een krop sla, kon de klant achter mij een geamuseerd hikje niet geheel onderdrukken. Het bleek één van mijn belangrijkste contactpersonen te zijn binnen mijn netwerk, werk gerelateerd dan. Een financieel manager, garant voor zo ongeveer de helft van mijn jaarlijkse brutomarge en bij wie ik ook regelmatig op audiëntie mocht om die aanzienlijke budgetten inzake interim gebruik te bespreken. Een genant moment en zelfs nu, jaren later, denk ik daar nog wel eens aan, als ik ergens bij een kassa sta aan te schuiven.

Hij waarschijnlijk ook, vrees ik.

Vandaag gaat het evenwel niet om aankopen voor mezelf, maar voor mijn vader. Die is blijkbaar dringend toe aan, inderdaad, nieuw ondergoed. Het is een segment van de huishouding dat al 62 jaar integraal wordt beheerd door mijn moeder en zij ziet de dingen graag assorti. Ze heeft dan ook gedetailleerd opgeschreven welke aankopen precies moeten gebeuren: kleur, maat, geprefereerde merken, pasvorm, aantal stuks van elk en nog wat randinfo over wat wél en wat heel zeker niet. Eigenlijk iets te veel toelichting voor mij, het gaat tenslotte over mijn vader. Ik ontferm me dan wel over gemeenschappelijke was en strijk en ik zie ook wel wat ik wekelijks weer netjes geplooid in de kast stapel, maar dat is nog anders dan de zaken luid en duidelijk benoemen bij een marktkraam, tenslotte staan we ons nog steeds schor te roepen met die mondmaskers op. Ik geef dus discreet dat briefje aan de verkoopster, als een zesjarige die nog niet goed kan lezen en nog snel om een vergeten boodschap werd gestuurd.

"Je hebt geluk," zegt de verkoopster, "de broekjes zitten nu in een voordelig multipack: 3 voor de prijs van 2. Maar je krijgt dat vierde van mij ook nog met korting."

Omdat ik, gezien de recente berichtgevingen inzake klimaatopwarming, toch ook m'n ecologisch verantwoord steentje wil bijdragen en kordaat plastic draagzakjes weiger, sta ik vijf minuten later met m'n armen vol kartonnen doosjes, allemaal gevuld met duurzaam ondergoed.

 "Zozo," neuzelt een buurvrouw die ik in de gezellige drukte nog passeer, "hebben we een nieuwe man aan de haak?".

Want zeker dat multipack laat niets aan de verbeelding over, dat schreeuwt al van ver: dit zijn géén kanten frulletjes, dit is materiaal voor heren. Het had een sappige roddel kunnen opleveren: heeft ze eindelijk iemand gevonden, maar de man had nog geen fatsoenlijke broek om het lijf.

Eén snelle blik op een omhulsel kan soms al tot foute conclusies leiden. Of net omgekeerd: hoe je met verpakking dan weer gewiekste signalen kan geven! Stapel wat kant-en-klaarmaaltijden en een eenzaam flesje wijn in je winkelkar en je kan naar 't schijnt zelfs een date scoren in de supermarkt. Al vraag ik me wel af hoe je dat even later dan moet regelen aan de kassa: meteen al de rekening delen?

Ja, verpakking is -naast vaak schromelijk overdreven, tenminste, toch als ik zo m'n maandelijkse PMD-bijdrage aan de wereld eens bekijk -soms ook gewoon zinsbegoocheling. Of alleszins iets wat ons meer beïnvloedt dan we durven te denken. Met een duur ogend zakje lopen we toch met iets meer zwier door winkelstraten. Een cadeau krijgen we liefst in een glanzend papiertje en met een grote strik er rond. Mannen kopen niet graag dingen in pakjes waar expliciet de naam Always op vermeld staat. En er is een reden waarom ik bij Colruyt het doosje Corega Tabs, bestemd voor mijn moeder, min of meer weg moffel onder mijn andere aankopen.

Die avond ben ik uitgenodigd op een verjaardagfuif. De feesteling is een leeftijdgenoot, dus ik sta wat langer voor de spiegel dan normaal, zeker binnen de synchroon rimpelende kringen wil een vrouw zich nog niet volledig uit de markt prijzen. Ik begeef me behoorlijk opgedirkt naar een zaal, waar het niet bepaald stikt van de Tinder gezinden, maar dat lag in de lijn der verwachtingen. Ik ben dus nog eens de vreemde eend die in haar eentje toekomt en een paar uur later ook weer alleen huiswaarts keert. Niet dat het me veel kan schelen, ik raas wel eens graag langs verlaten wegen door de eenzame nacht.

"Toch raar," zegt één van de deelnemende fuifnummers die er alsnog het fijne wil van weten en duidelijk niet op de eerste rij stond toen de meest flatterende openingszinnen werden gedicteerd, "dat gij hier zo alleen zit. Ge moogt er anders nog wel zijn."

Ik moet er nog een beetje om lachen als ik een paar uur later en terug in eigen besloten kring, nog even richting luie zetel slof. Want hij moest me nu eens zien, ontmanteld van alle verdoezelende feestkledij.

Mie in flanellen Thuysverpakking. De jongen zou nogal verschieten.


Moeten - 26/09/2021

Er zit een gratis exemplaar van een vrouwenmagazine bij de dagelijkse post. Een persoonlijk aanbod wordt er vermeld, speciaal voor mij. Uiteraard met de bedoeling me te overhalen om voor een (voordelig) jaarabonnement te tekenen.  Ze halen daarbij ook nog wat extraatjes uit de kast: een praktische boodschappentas als welkomstgeschenk en als ik binnen de tien dagen reageer kan ik ook nog een notaboekje en een balpen scoren. Dingen die ik al overvloedig in huis heb, dus daarmee gaan ze me niet over de streep trekken. Maar met dat proefexemplaar ben ik dan weer wél belachelijk blij en ik ga het meteen op mijn nachtkastje leggen, voor straks. Dat is een beetje een vreemde tic van mij: tijdschriften klasseer ik onder avondlectuur en worden dus in bed gelezen. Ooit was dat anders, er is een tijd geweest dat ik die dingen bij wijze van spreken verslond aan de lopende meter. Na een hardnekkige nicotineverslaving schakelde ik plots naadloos over van een sigaretje naar een boekje bij de koffie. Ik kon geen krantenwinkel meer passeren of ik moffelde er nog snel eentje mee. En ik las ze overal en op elk vrij moment, een uurtje middagpauze was voldoende om een volledige Flair achter de kiezen te krijgen, wat dan misschien ook weer veel zegt over het niveau van sommige bladen.

Maar toen kwamen Facebook en Instagram in ons leven en ik sloot me quasi hersenloos aan bij de nieuwe orde: als er ergens een schermpje flikkert zit ook ik daar verrassend snel en geboeid naar te staren. Exit tijdschriften dus, alleen Humo overleefde, dankzij zijn scherpe pennen, de teloorgang. Die koop ik nog wel trouw elke dinsdag, en ik probeer het lezen ervan altijd een beetje uit te stellen en te verdelen over twee avonden. Ik ben geen kenner, maar ik denk dat je het min of meer kan vergelijken met tantra seks: lezen met liefde en het moet niet echt vooruitgaan.

Ik kruip die avond wat vroeger dan gewoonlijk onder de wol en stort me nog eens als een ware addict in de wereld van de boekskes. Meteen al op de eerste pagina wordt mij in met een overzichtelijke opsomming, voorafgegaan door vetgedrukte bulletpoints, duidelijk gemaakt waarom ik heel zeker een abonnement op dit magazine moet nemen: mijn algemene kennis zal verrijkt worden, herkenbare verhalen zullen mij ontroeren en ik blijf op de hoogte van de laatste mode-en beautytrends, vanaf nu zal ik nog stralender (sic!) de deur uitgaan. Er wordt ook nog iets gezegd over smullen van overheerlijke recepten, maar daar trap ik niet meer in. Wel ooit al veel recepten geprobeerd, maar meestal met matige resultaten.

Ik overloop even de inhoudstafel en constateer tot mijn grote vreugde dat de laatste pagina nog steeds voorbehouden is voor een columniste die ik jarenlang gevolgd heb, het voelt een beetje als Thuyskomen. Maar eerst verdiep ik me nog in een artikel dat raad geeft over hoe beter voor jezelf te zorgen. Eenvoudig en efficiënt advies, alweer samengebald in een kernachtige opsomming van elf punten. Elf dingen die we moeten doen om gezond en fit door het leven te gaan. Niet de meest verrassende tips, want dat we niet te veel mogen drinken en regelmatig moeten bewegen had ik al eerder vernomen. En dat wandelen gezond is weet iedereen, al lees ik hier in punt 3 wel dat we onderweg ook nog een optelsom moeten maken, kwestie van en passant ook ons brein te trainen. Een maaltafel opzeggen mag ook. Punt 10 krijgt dan weer wél m'n volledige aandacht: train wat vaker je bekkenbodemspieren, staat er. Waarbij ik me toch even afvraag waar die dingen zich ook alweer bevinden en of dit advies dan ook voor mannen geldt? Bij mijn weten heb ik nog nooit een vent horen zeuren over ondraaglijke pijnen in die regio? In Humo- en dat lijkt me toch ietsje meer een blad voor mannelijke abonnees- heb ik daar in elk geval nooit iets over gelezen.

Er slaat al lichte twijfel toe. Misschien heb ik wel heel veel gemist, afgelopen jaren? Moet ik zo'n voordelig abonnement toch maar overwegen?  Want ook de rest van dit magazine -voor- de-hedendaagse- vrouw staat bol van dingen die ik moet doen om een beetje ordentelijk door het leven te gaan. Welke kleren ik moet shoppen voor volgend seizoen, hoe ik toch best zoveel mogelijke koolhydraatarme maaltijden op tafel moet toveren en dat ik m'n gezicht tweemaal daags moet reinigen met milde, huidvriendelijke producten. Maar met dan als laatste, die toch weer alles verstommende goede raad: dat, als ik het gevoel heb niet te kunnen voldoen aan alle voorgaande eisen en normen, ik vooral ostentatief de boel de boel moet laten…Ja, ga daar maar eens aan!

Hoe dan ook, het blijft eindeloos gehamer op moeten, moeten, moeten. Alles moet alsmaar beter, en zelfs als we niks moeten moet het anders. Honderd pagina's vol tips en tricks om een feilloos leven te leiden in een smetteloos decor waar elk moment de koningin kan langskomen.

De volgende dag heb ik 's avonds yoga. Het is volle maan en naar goede gewoonte doen we dan de maangroet. Ik doe- drie jaar later- nog steeds iets wat daar van ver misschien wel op lijkt, maar dat mag, bij ons op yoga. Daar mag alles en niks moet. Zie maar wat je kan, zeggen ze daar. Maar meer echt niet. Ja, straks voor het slapen gaan misschien nog even in alle rust kijken naar die volle maan. Of op zondagmiddag totaal belangeloos genieten van het gewemel van tortelduifjes in de tuin.

Het soort raad waar een mens nog eens gewoon blij van wordt.

Het betere advies, zeg maar.


Veel - 16/10/2021

Het begint met een steeds weer voorbij scrollende banner bovenaan op mijn tv-scherm: doorlopend word ik er op gewezen dat ik dit kanaal weldra niet meer analoog zal kunnen bekijken, mijn provider schakelt over naar digitaal. Ik begin alvast even te googelen, al was het maar om er achter te komen of ik effectief nog analoog kijk, wat dat woord in deze dan precies betekent en wat ik vervolgens moet ondernemen. Ik surf naar de website van Telenet en stel aan de hand van vijf simpele richtlijnen vast dat mijn toestel inderdaad niet mee is met het digitale tijdperk. Erger nog: mijn TV is zelfs al te oud om nog zonder externe hulpmiddelen over te schakelen naar een volgend stadium. We horen waarschijnlijk alweer bij de laatsten der Mohikanen.

Ik boek nog dezelfde dag online een afspraak in het dichtstbijzijnde Telenet Center, waar mij met het nodige geduld duidelijk wordt gemaakt dat ik nu echt wel toe ben aan zo'n digicorder, gelukkig ook maandelijks te huren voor een prikje. En nu ik daar toch ben controleert een service minded jongeman ook nog even mijn belabberde internetverbinding, blijkbaar te wijten aan een versleten router. Maar ook dat ding krijg ik nieuw mee, gratis zelfs, en dan straks gewoon even in de stekker steken. En nu we toch bezig zijn: hij stuurt ook vandaag nog een technieker langs om bij mij thuis een nieuwe modem te installeren, want die heeft blijkbaar ook z'n beste tijd gehad. Kunnen ze dus allemaal van op kilometers afstand vaststellen, de moderne techniek staat echt voor niks.

Binnen een tijdspanne van amper zes uren ben ik alzo de trotse bezitster van een nieuwe router, modem en digicorder. En héél veel nieuwe kabels om die laatste correct aan te sluiten, ik bespaar jullie de krachttermen waarmee dat gepaard gaat.

"Maar wel tof," zegt een vriendin die in de late namiddag nog even binnenwipt, "zeker die digicorder, vanaf nu kan je ook programma's op pauze zetten. Of gewoon uitgesteld kijken."

Al lijken pauzes en herhalingen me niet meteen aan de orde, dat apparaat detecteerde intussen maar liefst 253 zenders. Dan ben je volgens mij toch al vertrokken voor een paar lichtjaren onafgebroken kijkplezier.

Eenzelfde overdaad krijg ik gratis bij mijn nieuwe firmawagen. Weinig keuzestress dit keer, er wordt van hogerhand voor mij beslist, weliswaar rekening houdend met de minieme eisen die ik stel. Ik doe daar allemaal niet moeilijk over, zolang het een beetje vinnig rijdt en handig parkeert ben ik al dik tevreden. Maar dan nog worden een hoop onverwachte opties meegeleverd: zetelverwarming, een vernuftig systeem dat mijn gsm laat opladen zonder kabeltje, en een arsenaal aan automatische dingen en piepende waarschuwingen. De eerste ritten heb ik het gevoel alsof ik ook zelf constant aan sta, alsof er elk moment iets kan gaan kortsluiten in mijn hoofd. Ik beweeg mij nu wel voort in een bescheiden ogend karretje, maar met aan boord de software van een NASA-raket. En het prààt! Ik heb nog niet goed uitgevogeld hoe en waarom en wanneer precies, maar af en toe vraagt mijn auto opeens, luidop en met zacht Nederlandse tongval: wat kan ik voor je doen?

"Ik zou het wel weten," lacht mijn moeder, ze zit naast me in de nieuwe auto, we zijn op weg naar het vaccinatiecentrum voor haar derde prik. Haar bewondering voor alles wat nieuw en modern is blijft me verbazen, ze moet één van de weinigen van de vooroorlogse generatie zijn die niet noodzakelijk vindt dat vroeger alles beter was. Ze blijft zich mateloos gelukkig wentelen in de luxe van centrale verwarming, haar dagelijkse suikerwafel en warm stromend water. Dus ook nu wil ze alles weten, hoe dat nu zit met die parkeersensoren en waar ik dan zie wanneer ik moet tanken. Vooral voor de zenderlijst van de radio heeft ze extra aandacht.

"Zoek eens een plezant liedje, "zegt ze.

Ik scrol wat op en af en kom uit op iets van Regi.

"Ha, Vuurwerk!" zegt ze, "ken je dat?"

Ja, ken ik, maar niet dat ik er echt wild van word.

"Ik wel," zegt ze. En ook dat ik een beetje met m'n tijd moet meegaan.


De ninetees - 31/10/2021

Opeens word ik weer ondergedompeld in de ninetees! Niet dat het mijn uitbundigste jaren waren, bij mijn weten ben ik toen zelden verder geraakt dan de oevers van het Albertkanaal. De ex was een verwoed visser, vandaar. Ik mocht af en toe mee om de thermos met koffie en de gesmeerde boterhammetjes aan te reiken en met regelmaat lovende woorden te uiten over de wonderbare visvangst. Het was een decennium waarin ik vooral veel kennis vergaarde over de hengelsport. Over het belang van levende vers de vase in het voeder en hoe je bijvoorbeeld relatief snel een brasem kan vangen - voor wie er iets aan heeft: gebruik degelijke onderlijnen van Gamakatsu-maar verder had mijn uitgaanswereld zo ongeveer de grootte van een vingerhoed.

Maar dan nu! Ik krijg een kaart voor een optreden van Mama's jasje! De hit machine uit de jaren negentig en intussen dus ook al toe aan de viering van het dertig jaar bestaan. Als bij wonder raak ik verzeild in een WhatsApp groepje van gewezen fans, die stonden jaren geleden al op de eerste rij en die willen natuurlijk nog eens opnieuw uit de bol gaan, als de dag van toen. En ik mag mee. Of nee, ik moet mee, want als ik dat niet doe ga ik niet weten wat ik gemist heb zeggen ze, die Peter is één brok charisma. Bovendien hebben we tickets voor de vierde rij, we gaan bij wijze van spreken het merklabel van zijn boxershort kunnen zien. Mijn gsm flikkert van de overtuigende berichtjes. Ik vergeet dus even mijn lichte voorkeur voor doorrookte stemmen annex meestal haveloos geklede rockfiguren en stel me open voor iets nieuws: Peter Vanlaet, voor de gelegenheid uiterst strak in het maatpak.

"Sexy, "zegt een fan links van mij, "zeker met dat witte hemdje."

Het is even een klik maken, maar ik moet zeggen, zo'n gladgeschoren jongen heeft ook wel iets. En dat van dat charisma klopt, hier staat een volleerde womanizer op het podium. En hij kan meer dan ik dacht, covert zelfs in het Frans en brengt nog een breekbare versie van Fragile, een vleugje Sting in het Nederlands. Niet dat je mij daarna meteen van de grond kan bijeenvegen, maar toch. En voor ik het weet sta ook ik met de handen in de lucht te zwaaien, heen en weer en op het ritme van Tien om te zien.

"Vroeger waren er van die alternatieve meisjes die niet wilden toegeven dat ze naar Tien om te zien keken," zegt Peter, "de trutten." Ik voel me lichtjes rood worden, gelukkig is het donker is in de zaal.

Het is ook lekker vlot meezingen, de meeste teksten zijn stiekem in het collectief geheugen geslopen, en voor één keer blijkbaar ook eens in dat van mij. Toch wel een andere beleving dan bij een concert van dEUS bijvoorbeeld, daar bazel ik soms ook maar wat mee, op goed geluk. Friday, Friday, Friday en verder hoop ik dan maar dat ik er niet te ver naast zit.

Ik ben nog maar net bekomen van Peter als een volgende sprong in de tijd zich alweer aankondigt: onze jaarlijkse uitstap met het bedrijf. Met als hoogtepunt: een party, met als thema, inderdaad, de ninetees. We worden aangemoedigd om in bijpassende outfit op te dagen. Vestimentaire kwesties die de volgende dagen uitvoerig worden besproken op de werkvloer. Maar dit keer pas ik wijselijk, zelfs op Sporty Spice zat een houdbaarheidsdatum.

Ik begeef me dus in sobere kleuren naar de feestdis en doe die avond mijn stevige reputatie als muurbloem alle eer aan: ik kijk- broodnuchter, eens doen, altijd lachen dan! - van op een afstandje naar het spetterende spektakel dat zich tot in de vroege uurtjes afspeelt op de dansvloer. Dat lijkt misschien een beetje zielig, maar geloof me, dan ziet een mens nog eens wat! En als deze fuif een min of meer waarheidsgetrouwe weergave is van wat zich zoal afspeelde in de ninetees heb ik verdomme wel wat gemist daar aan dat kanaal…

"Dan moeten we daar dringend iets aan doen, "zegt iemand van de WhatsApp groep, "en het kan toch niet zijn dat je al onze Vlaamse zangers nog nooit van dichtbij gezien hebt."

Dus nu heb ik ook een kaartje voor Clouseau. Een inhaalbeweging. Mie mag front-row bij Koen.

Daar gaat ze.


Normaal - 09/12/2021

Er is iets weg, maar ik kan niet zo meteen zeggen wat. Maar dit is niet zomaar een clean desk. Er ontbreekt iets essentieels. En dan zie ik het: mijn telefoontoestel is weg!

"Ah, ja," zegt een collega, "ze zijn die dingen komen ophalen. Vanaf nu bellen we via laptop. En dan heb je enkel nog een headset nodig."

Ik heb amper twee snipperdagjes genomen en het lijkt alsof ik bij terugkeer alweer in een nieuw tijdperk terecht kom. Ik begin net een beetje on speaking terms te komen met mijn pratende auto en nu moet ik alweer leren telefoneren zonder telefoon. Maar men verzekert mij dat het poepsimpel is en dat we vanaf nu ook gewoon kunnen rondstappen terwijl we in gesprek zijn. Dat laatste overigens zeer op aanraden van onze dienst preventie, begaan als ze daar zijn met ons algemeen welzijn. Elk half uur even rechtstaan, het blijkt uiterst heilzaam voor lichaam en geest. Wisselwerken, noemen ze dat.

Dus ik verdiep me snel in een korte handleiding, plug dingen in foute en daarna gelukkig weer wel in de juiste poortjes en bel een eerste keer voor alle zekerheid met een collega van een naburig kantoor, eentje die me al langer kent dan vandaag. Gewoon, om eens te polsen of we mekaar wel horen. Ik hoor haar aan de andere kant inderdaad bijna snikkend achterovervallen. En daarna waag ik me aan de hogere studies: hoe verbind ik iemand door, hoe plaats ik een beller in wacht met zo'n muziekje op de achtergrond, hoe weet ik eigenlijk wanneer die draadloze headset alsnog in de stekker moet?

"Hij vertelt zelf wanneer je moet opladen," zegt een collega die inzake telefonie al twee dagen verder staat dan ik. Alweer een pratend apparaat dus, Engelstalig dit keer. En ook alweer een ding dat af en toe begint te flikkeren: als iemand in gesprek is brandt een rood lampje op de oordoppen. Een groen lichtje onderaan betekent dat het ding aan staat en rechts zit een hendeltje waarmee je naar mute kan draaien, dan hoort je gesprekspartner niet wat je bijvoorbeeld nog snel aan een collega vraagt. Dingen zoals 'Wie had hier vanmorgen nog ene Abdelkarim gebeld?'

Ondanks mijn totaal gebrek aan technisch gerichte coördinatie heb ik de schwung relatief snel te pakken. Hier en daar gaat wel eens een call de mist in en moet ik wat lacherig terugbellen- oeps, ik was je kwijt! - maar wat moet gezegd worden wordt die dag uiteindelijk ook tijdig en tegen de juiste personen gezegd.

Alleen dat rondstappen wordt nog een moeilijke. Want ik heb de gewoonte om alles wat mij telefonisch wordt meegedeeld ook nog snel even te noteren. Niet in de vorm van romantische proza natuurlijk, maar gewoon, heel vluchtig de hoofdpunten. En bij uitblijven van belangrijke info, of als het gebazel aan de andere kant me maar matig kan boeien, krabbel ik meestal gedachteloos wat neer, de befaamde droedels dus. In mijn geval: heel veel bloemetjes, cirkels, wolkjes, bij ergernis ook wel eens strenge, rechtlijnige vormen. Of hartjes in tijden van verliefd geluk. Een groot deel van m'n carrière bracht ik lichtjes scheef hangend door, de hoorn van mijn vast telefoontoestel links tussen oor en schouder geklemd en rechts de pen in de hand. Ik denk dat er weinig namen of meldingen de revue gepasseerd zijn die niet door mij genoteerd werden in een schriftje of op een vodje papier. Hele gesprekken balde ik soms samen in een strak lijstje van vijf bullets. Een schat aan verhalen, achteraf bekeken. Veel vrolijk nieuws, maar met regelmaat natuurlijk ook pakkende bekentenissen. En tegelijk had het ook een economische historiek kunnen zijn, de dalende curve van zo'n crisisjaar als 2009 bijvoorbeeld heeft zich vast ook weerspiegeld op één van mijn notablokjes. Helaas waren de meeste van die notulen moeilijk leesbaar, in hectische tijden zelfs amper voor mijzelf. Ze zijn dus één voor één ergens bij oud papier en karton beland. Maar als ze in de verre toekomst ooit nog eens wat resten van mijn papieren archief opgraven wens ik die archeologen alvast veel succes. Hiërogliefen 2.0.

Dat wordt dus afkicken. Maar ik probeer het toch eens voorzichtig, zo'n gesprek al stappend door het kantoor en met die headset op m'n hoofd. Het voelt stuurloos, want waar loop je dan zoal naartoe? En het lijkt vast alsof ik zomaar wat random voor me uit wauwel en zinloos sta te gesticuleren. En plots moet ik denken aan een mop die ik Hans Teeuwen ooit hoorde vertellen, over z'n gekke oom, een kerel die ze niet allemaal op een rij had en de hele tijd in het luchtledige liep te praten, ja, ook op straat. Het deed voorbijgangers natuurlijk verbaasd opkijken, het zorgde voor grappige taferelen. Tot iemand op het idee kwam de man een bluetooth in z'n oor te steken. En vanaf toen leek hij gewoon weer helemaal mee met de tijd.

En vooral ook: volkomen normaal.


Een dekentje - 19/12/2021

Er zijn nog zekerheden in dit leven. Zo vat John Lennon me, echt elk jaar weer opnieuw, geniepig bij de lurven. Dan galmt zijn Kerstsong nog eens totaal onverwacht door een luidspreker. En eindig ik, hoe nuchter ik doorgaans ook door de dagen stap, alsnog met vochtige ogen, ergens tussen winkelrekken.

And so this is Christmas

And what have you done

Meer dan die twee zinnetjes heeft de man niet nodig om me aan het wankelen te krijgen. Terwijl ik het niet eens zo begrepen heb op al dat gedoe rond Kerst en al helemaal niet als ik zelf met slingers en lichtjes aan de slag moet.

Maar goed, dit jaar is het dus niet anders. Ik sta, na het werk, in een boetiekje in Lier, in de hoop nog snel een passend rokje bij m'n nieuwe laarzen te vinden en hop! Daar heb je John! Samen met nog een koortje van onschuldige kinderstemmetjes op de achtergrond. Yoko zingt vermoedelijk ook mee, begaan als ze altijd al was met de wereldvrede.

Het is alsof ze met z'n allen lijken te zeggen: willen of niet, dit is een tijd van bezinning en jij doet mee! Vanaf nu, iedereen en zonder uitzondering aan de introspectie!

Dat werkt bij mij ook onmiddellijk, alsof ik zo rond 't eind van het jaar toch nog wat overschotten aan sentiment meesleep. Ik laat de rokjes voor wat ze zijn en stap terug de straten in, me zeer bewust van het feit dat mijn bijdrage aan een betere toekomst, ook afgelopen jaar weer, zeer beperkt was. Zoveel ellende op aard en ik loop hier te zuchten om het juiste rokje, in mijn wereld van glühwein en kaneel. En met mijn maandelijkse storting van negen euro aan het Rode Kruis ga ik ook mijn hemel niet verdienen.

Al moet ik zeggen: een enkele keer heb ik dan toch wel zeer bewust gekozen voor het goede doel. En dan nog wel in een rayon waarin ik dag in dag uit aanzienlijke onkosten maak, namelijk die van de cosmetica. Ik smeer me hoe dan ook al jaren arm aan veelbelovende zalfjes, dus ik dacht, ergens in de zomer nog: combineer dat nu eens met een daad van naastenliefde. Er ging wat studie aan vooraf, over wat en hoe en waar dan, maar op mijn badkamer staan nu heel nadrukkelijk  allemaal potjes van eenzelfde lijn te blinken. Belgisch, biologisch & fairtrade, skincare met veel vliegen in één klap dus. Met nog een leuk extraatje: voor elk potje dat ik koop gaat een kleine bijdrage naar een schoolprojectje in het verre Nepal. Daar krijg ik dan weer hartverwarmende gedachten bij. Ik stel me dan voor hoe een tenger Nepalees meisje, zo'n schattig ding met gitzwarte vlechtjes, vlijtig letters in een schriftje schrijft. Al kan het natuurlijk ook heel anders uitpakken. Dat bijvoorbeeld  haar broertje zich elke morgen zuchtend door berg en dal richting harde houten schoolbanken sleept, en dat allemaal dankzij zo'n vrijgevige trut uit Belgistan.

Het is hoe dan ook niet simpel om in deze tijden je goede doelen te kiezen. Er valt over zoveel dingen te bezinnen: global warming, corona, armoede, oorlog, al dat leed. Zelfs schrijnende hongersnood op dor Afrikaans gebied, toch jarenlang een hot item op politieke agenda's, lijkt dezer dagen door nog hogere dreigingen naar de achtergrond verdrongen. Dus waar moet je nog beginnen?

Maar ik hoorde mijn grootmoeder zaliger wel eens zeggen: help  waar je met je handen bij kan. En dat lijkt me nog niet zo'n gek idee. Want als we dat met z'n allen doen, aandacht en liefde en mededogen hebben voor alles en iedereen in onze onmiddellijke buurt, dan moeten we daar op termijn toch beter uitkomen? Wie weet wel wereldwijd?

"Dat klinkt niet slecht," zegt de dochter, "je kan bijvoorbeeld al beginnen met mij. Ik zou graag zo'n verzwaard deken krijgen voor Kerst. Lekker warm en knus."

Ze zegt het bij wijze van grap, maar dat wordt alleszins mijn insteek voor het nieuwe jaar: wat extra warmte schenken, te beginnen bij mijn kind. En bij uitbreiding - figuurlijk dan-alvast ook een wollig dekentje verzenden naar jullie allemaal.

Voor een warm, geborgen 2022.


2022

Afscheid - 01/01/2022

Er stond diezelfde week ook nog een afscheidsdineetje op de planning. Alsof John Lennon me nog niet stevig genoeg bij het nekvel had gegrepen, te midden van al dat kerstgewoel. Maar nee, we moesten ook nog een collega uitzwaaien die, zij het na lang twijfelen, uiteindelijk toch had gekozen voor wat dan heet een nieuwe uitdaging. Al gooide corona nog maar eens roet in dat eten, want één van de genodigden moest plots in quarantaine. En omdat wij nooit voor half werk gaan, 't is bij ons van samen uit en samen thuis, stelden we het echte feestje even uit. In afwachting gingen we alvast voor een bescheiden hapje en drankje op kantoor, na de werkuren. En wie alsnog positief testte mocht dan digitaal deelnemen, indien gewenst werden bubbels aan huis geleverd. Zelfs gezellig borrelen leerden wij intussen feilloos online afhandelen.

Iets voor zessen herschikten we links en rechts wat meubilair tot een geïmproviseerde feesttafel en kon er met Cava, Bellini en vooral gemengde gevoelens geklonken worden, want dit vertrek was zonder twijfel één van de hardere noten om te kraken. Dus voor mij was- als vanzelfsprekend, ze kennen mij- een litertje Spa bruis voorzien, ik kan maar beter op mijn hoede zijn voor dronken sentiment. Want afscheid nemen, ik ben daar gewoon niet goed in, nooit, nergens en van wie dan ook. Voor ik het weet schroeft mijn keel dicht en krijg ik de emoties nog amper weggeslikt. Voer mij dan nog een theelepel alcohol en ik snotter probleemloos een vijver van gemiddeld debiet bijeen.

Je zou toch denken dat ik intussen voldoende gepokt en gemazeld was. Want ik zag al behoorlijk wat mensen komen en gaan, zeker in de werkkringen, zelf was ik trouwens ook niet altijd even honkvast. Maar hoofdstukken afsluiten, ik blijf het moeilijk vinden, ik kan daar onwaarschijnlijk droevig van worden. En blijkbaar bestaat er nog steeds geen vaccin tegen verdriet. Misschien moeten ze daar bij Pfizer toch ook eens over nadenken.

Intussen troost ik me met de gedachte dat al die stoelendansen dan weer geleid hebben tot schitterende ontmoetingen. Natuurlijk zaten daar gezichten bij die gaandeweg vervaagden, maar er waren even goed de klasbakken die ik nooit of nooit nog zal vergeten. Ik lach daar wel eens mee: dat ik bij geboorte een extra muurtje meekreeg in de linkerhartkamer, en daar staan al die memorabele namen levenslang in gebeiteld. Die laatste staat er intussen trouwens ook bij, behoorlijk diep gekerfd zelfs.

Er waren ook collega's waarvan ik amper afscheid kon of wou nemen. De zielsgenoten. Meestal ook de rechterhanden van deze wereld. Die ene collega waarvan je wel eens denkt: als die ooit vertrekt, dan red ik het niet meer. Ik herinner me nog haarfijn zo'n hartverscheurend moment, zij en ik werkten nog zij aan zij tot het laatste uur, op ons vertrouwde ritme. En toen heb ik haar, plompverloren en niet wetend hoe dit verder nog enigszins beschaafd af te handelen, nog een mailtje gestuurd:

'Ik zal je nooit genoeg kunnen bedanken. Maar ik vraag je nog iets, een laatste keer: loop straks lachend naar buiten, alsof het een gewone vrijdag is, en kijk alsjeblieft niet meer om.'

Ze knikte stilletjes van ja, ze begreep het als geen andere. Onderweg naar huis stuurde ze nog een sms je: 'Dank je wel voor alles, we zien mekaar nog.'

We hadden altijd al genoeg gehad aan één blik. En die laatste zwaai moesten we echt even uitstellen tot we allebei weer min of meer vertrouwd waren met het volgend deel van dit verhaal. Dat is ook gelukt, niet enkel met haar, ook die andere namen van mijn muurtje kruisen nog regelmatig in levenden lijve mijn pad. Dikwijls totaal onverwacht, maar soms spreken we ook af en lachen ons nog eens een avondje in de vernieling, om zoveel anekdotes, om zoveel gedeeld lief en leed. En stellen we vast dat alles toch meestal weer goed of zelfs beter wordt. In die zin zou Borsato wel eens gelijk kunnen hebben: afscheid nemen bestaat niet. Vroeg of laat kom je mekaar weer ergens tegen, alsof het lieve leven dat zelf zo voor je regelt.

Pijnlijker zijn dan weer de knopen die je helemaal zelf en definitief moet doorhakken. Bewust afscheid nemen, weloverwogen en met de bedoeling om daar maar best een onomkeerbare beslissing van te maken. Van mensen die je aandacht niet langer verdienen. De redenen zijn legio, we kennen allemaal wel iemand die het echt niet goed met ons voorhad of, erger nog, één van onze geliefden bewust onrecht aandeed. En dan moet je vroeg of laat de deur op slot doen, voor de dingen echt uit de hand gaan lopen. Ik ken karakters die daar weinig moeite mee hebben en heel kordaat durven te zeggen: hier stopt het, afgesloten hoofdstuk. Sterke mensen die nooit meer omkijken. Maar ik hoor daar niet bij, het blijft bij halfslachtige pogingen en ik blijf nog maandenlang woelen en dazen in m'n slaap en me twijfelend afvragen of ik die deur toch niet beter op een kier zou laten. Het overkomt me ook nu nog eens, zomaar op het einde van dit toch al bewogen jaar.

Maar misschien zal ook hier de tijd het uitwijzen.

Dus laat ik alvast 2021 afsluiten. En dan kijken wat het nieuwe jaar brengt. Wie weet zijn er wel een paar wijze antwoorden bij.


Internationale wateren - 07/01/2022

Voor mij zit een man die me enthousiast zijn toekomstplannen ontvouwt. Zodra zijn kinderen op eigen benen staan- een kwestie van hooguit nog een vijftal jaren ouderlijk gezag, schat hij- wil hij zich begeven naar internationale wateren, bij voorkeur in de buurt van Costa Rica, want daar schijnt de zon en daar is iedereen altijd goed gezind. Intussen spaart hij voor een tweemaster, een tweedehands exemplaar, want die dingen zijn natuurlijk duur. Maar op wateren, ook al zijn ze dan internationaal, heb je nu eenmaal een boot nodig. En met goedkoop rubber kom je niet ver.

"Maar verder ben je daar helemaal van god los," zegt hij, "je hebt zelfs geen paspoort nodig want je hoort nergens bij. Geen nationaliteit, geen geplastificeerde identiteit, geen stemplicht. Eten, drinken, slapen en wat in het rond dobberen, meer moet je niet."

Intussen wil hij dat ik tijdelijke jobs voor hem zoek, met het oog op de aankoop van die prijzige tweemaster dus.

Het is niet de eerste keer dat ik zo'n vraag krijg, er passeerden in de loop der jaren wel meer avontuurlijke zielen aan mijn bureau. Mensen die het geluk zagen in een drastische ommezwaai en verbeten werkten en spaarden voor een droom, ergens ver van hier.

Zo heb ik - dat was nog in het predigitale tijdperk- met regelmaat ansichtkaartjes in de bus gekregen van een jongeman die het stoere plan had opgevat op elk continent een berg te gaan beklimmen, liefst van die hele hoge. Een droom waar hij veel voor over had: een voltijdse job door de week, en dan nog wat extra schnabbels voor en na en tijdens weekends en op vakantiedagen. Het werd een ingewikkelde puzzel van uitzendcontracten, waar we ons af en toe samen over bogen, we noteerden zijn variabele uurroosters zorgvuldig op een grote, kartonnen kalender. En terwijl vertelde hij me wat hij hoopte hiervoor in retour te krijgen: ongekende vrijheid, spannende avonturen en ja, vast ook wel eens heimwee naar huis. Ik fantaseerde stiekem altijd een beetje met hem mee, goed wetende dat ik nooit het lef zou hebben om met zoveel vrijheid om te gaan, en al heel zeker niet bungelend aan een klimtouw tegen een steile bergwand aan. Maar toch, het bracht ons vaak tot wat filosoferen over zin en onzin van dit bestaan. Inspirerende gesprekken, zeg maar. Tot hij dan op een mooie dag eindelijk kon vertrekken, die hemelhoge bestemmingen tegemoet. Hij kwam me nog welgemeend en met een doosje pralines bedanken voor de strak uitgekiende werkroosters en ik zwaaide hem op mijn beurt dan weer een tikkeltje te weemoedig uit. Het waren dan wel niet mijn dromen die meereisden in zijn rugzak, maar ik zou ze wel een beetje missen.

Het eerste kaartje dat hij stuurde kwam uit het verre Alaska. Een foto van Mount McKinley, de grillige contouren schemerig leunend tegen een ondergaande zon.

'Nailed it', schreef hij, kort en bondig.

Al zijn volgende boodschappen bleven even beknopt: 'Machtig', ' Amazing', 'You should see this'. Nooit verdere toelichting over eten of logies, wat destijds toch zeer gebruikelijk was op kaartjes die van verre kwamen. ' Schoon hotel en het eten is hier goed' stond er dan op de achterkant. En 'We brengen de zon mee.'

Ergens in een Aziatische bergketen ben ik zijn spoor kwijt geraakt. Ik veranderde van werk en thuisadres, en hij zat vermoedelijk alweer op een volgende besneeuwde top. Dan ploft een kaartje wel eens in de foute brievenbus.

Maar vandaag luister ik naar een andere stoere man. En die wil naar internationale wateren. Of ik daar dan nooit van droom, vraagt hij, van varen op ongekende baren?

Nee, eigenlijk niet. Ik ben wel eens gaan zeilen ter hoogte van de Waddeneilanden, maar met een ervaren team aan boord, met mij aan het roer was dat nooit goed gekomen. Als ik me goed herinner heb ik toen ook niet veel meer gedaan dan, onder schor commando van zo'n stoppelbaardige zeebonk, af en toe aan een touw getrokken. En ik dineerde eens heel sjiek aan boord van een statige schuit op de Theems. En later was er ook nog een spetterende party op de Schelde. Daar werd ik, wiebelend op hoge hakken, vakkundig over de loopbrug geholpen door twee leden van de goddank meer standvastige crew. Er waren ook nog wat korte boottochtjes, stijl toeristisch uitstapje in een Spaanse baai, maar of ik ook nog woeste oceanen over wil? Nee dus. Het spreekt me niet echt aan. Bovendien ben ik een zeer matige zwemmer.

"Ik heb toch liefst vaste grond onder mijn voeten," zeg ik, "en als het echt moet kies ik eerder voor territoriale wateren. Met een veilige haven in de buurt. Genre cruise naar Noorse Fjorden. Met een beetje geluk geraak ik daar nog aan wal als het schip zinkt."

"Je mist wat," zegt hij, "maar ik zal je af en toe een kaartje sturen."

Hij zet me wel aan het denken. Want er was een tijd dat ik misschien wel blindelings mee op de boot zou gesprongen zijn. Terwijl ik nu een spontaan autotripje naar de dichtstbijzijnde welvaartstaat al spannend vind. Als je zo 's morgens nog niet weet waar je 's avonds zal slapen. Of rond de middag op zoek moet naar iets eetbaars. Een volstrekt risicoloze onderneming trouwens, in zo'n buurland als Frankrijk ligt meer Camembert in de winkelrekken dan hier.

Ik vraag me af sinds wanneer ik me zo snel op woelig water waan? En vanwaar opeens die hang naar het veilige, vertrouwde?

Misschien word je wel zo weekjes als je al heel lang gepamperd werd in een land met een indrukwekkend vangnet aan sociale zekerheden. Een land met betaalbare sportfaciliteiten en een ziekenfonds om elke hoek. Een land waar wel wat gesjoemeld en gesjacherd en gekibbeld wordt, maar waar je niet op dagelijkse basis bang moeten zijn voor dodelijk geschut of een mogelijke hongerdood. Een land waar een dag al verknoeid mag zijn als 's morgens de koffiemachine lekt.

Of misschien is het wel zo dat je, naarmate je ouder wordt, de kleinere dingen steeds meer gaat waarderen. Dat het allemaal niet zo wild en zo hoog en zo ver meer moet zijn. Dat je 's avonds liever ergens slapen gaat waar vrienden en familie overvloedig bereikbaar blijven.

Of misschien word ik dan toch bijna geruisloos een flauw, saai vrouwtje.

Gelukkig zijn er nog ansichtkaartjes. Krijg ik binnenkort misschien toch nog af en toe een snuifje Costa Rica in de bus.


Verstomming - 15/01/2022

Bij mij hadden die verontrustende prikjes dikwijls te maken met mijn ouders. Ik zag ze van zeer nabij evolueren van krasse zeventigers naar weliswaar krakende tachtigers, maar toch allebei nog even gretig wenkend naar de zonnige kant van dit leven.

"Dat zijn twee eiken bomen, die houden stevig stand," zei ik wel eens lachend, als naar hun welzijn werd gevraagd.

En als ik me dan, op een onbewaakt moment, toch eens durfde afvragen hoe het zou voelen in geval van het tegendeel, verdrong ik die gedachte maar al te graag. Volgens mij valt op zorgen en verdriet hoe dan ook weinig op voorhand te repeteren.

Maar opeens, op zo'n gemoedelijke, doordeweekse avond, ik heb net een patatje geschild, kondigt dat onheil zich dan toch botweg aan. Ik hoor een doffe klap op de benedenverdieping en daarna de versleten stem van mijn vader: Mie, er is iets met je moeder.

Mama is gevallen. Ze ligt kleintjes en gekromd op de vloer, mijn vader staat er bezorgd en onbeholpen langs, zijn knieën weigeren al een tijdje dienst, even troostend bij haar knielen lukt niet meer. Ik besef ook meteen dat louter troost en een verzachtend kussentje onder haar hoofd hier niet volstaan, maar dat medische hulp vereist is, en liefst snel. In al mijn verwarring bel ik eerst met de huisdokter, om dom te vragen naar het nummer van de hulpdiensten. 100, 101, 112…ik weet het echt niet meer. Alsof mijn hersenen volledig dienst weigeren. Pijn zien lijden verlamt mij blijkbaar, en nog geen klein beetje.

Gevoelsmatig lijkt het uren te duren voor de ambulance arriveert, maar in werkelijkheid is die er natuurlijk heel snel, een kwestie van een kwartiertje. Ik graai intussen al naar jas en tas en de nodige documenten om mee te nemen, ik wil de ziekenwagen volgen, maar dat wordt me resoluut afgeraden. Alleen mijn moeder mag mee, samen met haar identiteitskaart. Mij wordt de toegang tot het ziekenhuis kordaat geweigerd. Binnen een uurtje mag ik bellen met de Spoeddienst. Coronaregels, alweer. Begrijpelijk dus en absoluut in het belang van iedereen. Tenminste, zo denk ik er anders toch over. Maar nu ben ik met verstomming geslagen. De gedachte dat zo'n gekreukt mensje, bijna 89 is ze nu, met loeiende sirenes wordt afgevoerd, moederziel alleen. Niemand die straks haar hand vast houdt. Niemand die haar even kan bijstaan, al was het maar om iets te vertalen van al dat medisch vakjargon dat waarschijnlijk boven haar verwarde hoofd zal worden getorpedeerd.

"Zorg goed voor haar!" roep ik nog onnozel, buiten op de stoep. Mijn vader staat naast me, trillend op zijn benen.

Mijn verstomming neemt nog toe. Eerst wordt me gezegd dat na vijf dagen opname beperkt bezoek wordt toegelaten, maar die belofte wordt twee dagen later dan toch weer ingetrokken, bezoek is dezer dagen totaal niet aan de orde.

"Dat mag enkel op palliatieve," wordt me verduidelijkt. En voor zover ik weet is mijn moeder intussen gewoon 'stabiel': net uit narcose van een operatie aan de gehavende heup, er is nog een tweede ingreep aan de complexe breuk in de schouder in 't verschiet en haar rug was sowieso al volledig ingedeukt. En o ja, ze krijgt nu nog wat extra zuurstof toegediend, ze ademt wat moeilijk. Je zou voor minder.

"Zeg haar dan dat we aan haar denken," schreeuw ik bijna door de telefoon, "en dat iedereen vraagt hoe het met haar gaat en zeg haar dat we haar graag zien!"

Een volledig register aan banale clichés trek ik open. En bij mijn wekelijkse boodschappen even later gooi ik nog snel een wenskaartje in de kar, dat kan ik misschien voor haar afgeven bij het onthaal, als ik morgen propere pyjama's ga afleveren.

'Een piepklein berichtje' staat vooraan gedrukt op dat kaartje. Veel meer weet ik nu trouwens niet te verzinnen. Ik kan nu even niet goochelen met woorden. Pijn zien lijden verlamt. En niet kunnen troosten verstomt.


De halve trouwboek - 22/01/2022

Meestal kent een verhaal twee kanten. Ook nu weer. Mijn moeder kreeg opeens-en tegen wil en dank- de hoofdrol in een steriel medisch decor, mijn vader speelt intussen een niet te onderschatten bijrol in de schaduw van de coulissen. Ze werden beiden gecast voor hetzelfde, aangrijpende scenario, maar acteren elk op een andere locatie. Moeder meer dan dapper in het ziekenhuis, vader lichtjes ontwricht op het thuisfront.

Bij het parcours dat mijn moeder aflegt kan ik me wel één en ander voorstellen, al heb ik het tot op vandaag alleen maar van horen zeggen, corona maakt fysiek bezoek nog steeds onmogelijk. Maar ik mag dagelijks telefoneren met de verpleging en af en toe mag ik iets gaan afgeven ter plaatste, liefst iets waar ze een beetje blij van wordt: een bloemetje, een kaartje, haar bril die ik domweg vergeten was. Ik ken de weg intussen: rode pijl volgen naar het tweede verdiep en dan aanbellen bij Dienst Inwendige. Daar gaat dan de zware, brandwerende deur voorzichtig op een kier en worden, samen met het wasgoed, gelijk ook wat nieuwtjes uitgewisseld met verplegend personeel: dat mama Virginie ondanks alles toch nog helder en behoorlijk optimistisch is en dat ze haar best doet om flink te eten. En omgekeerd stuur ik dan weer welgemeende groeten en dikke kussen van ons, verweesde achterblijvers, terug mee naar binnen.

Ook over haar medische toestand word ik op regelmatige basis geïnformeerd. De lijst van behandelende geneesheren die mij quasi dagelijks bellen wordt alsmaar langer: spoedarts, orthopedische chirurg, geriater, sinds gisteren buigt zich ook nog een neuroloog over haar dossier.

"En toch weten we niks," zegt mijn vader nukkig, "ze kunnen veel zeggen daar, maar ik kén mijnen halven trouwboek. Aan één blik heb ik genoeg."

Het welzijn van mijn vader speelt zich duidelijk af onder een andere regie en is moeilijker in te schatten. Want mijn vader is niet meteen een open boek en hij is een meester in het afwimpelen van rechtstreekse vragen. Het blijft dus een beetje gissen naar zijn ware gevoelens. Vooral over zijn eenzame dagen maak ik me zorgen. Want we eten nu wel elke avond samen, hij en ik, maar overdag ben ik gewoon op mijn werk, waar ik me voluit mag concentreren op triviale zaken zoals indexaanpassingen en de laatste richtlijnen inzake technische werkloosheid. Mijn dagen zijn nog steeds te kort en altijd volgeboekt. Heel anders dan de zijne.

"Ik red me wel," zegt hij, " en ge weet wat ze zeggen: zelfs al gaan de dagen langzaam, toch vliegt de tijd."

Dus laat ik hem maar zoveel mogelijk zaken zelf bestieren. Alleen over dat avondeten waak ik streng: we eten samen warm, hoe dan ook. Ik wil zeker zijn dat hij z'n dagelijkse portie vitamines binnenkrijgt. En als hij dan tergend traag de tafel dekt kijk ik discreet de andere kant uit. Hij staat er ook op om zelf de vaatwasmachine in te laden, ik doe dat veel te haastig en te slordig, zegt hij. Hij wil geen rommelbak in zijn keuken.

Vandaag heeft hij wél een kleine opdracht voor mij. Ik moet naar de Delhaize, hij heeft een boodschappenlijstje gemaakt, op hetzelfde ruitjespapier dat mijn moeder daar altijd voor gebruikt. In bibberend handschrift heeft hij alle ingrediënten voor pannenkoeken genoteerd. Hij gaat die straks ook zelf bakken, jawel, ons moeder eet dat graag en die ziekenhuiskost zal wel niet veel voorstellen.

Als ik die avond richting Inwendige rijd, nog eens snel onder het mom van de was en de plas, neem ik dus ook een pannenkoekje mee voor mijn moeder. Opgerold met wat bruine suiker, keurig in een Tupperware doosje, en daar plak ik nog een felgekleurde post-it op: gebakken door onze Fons.

"Zeg haar ook maar dat ons kleurig bezoek nog elke dag passeert," zegt mijn vader, "ze zal wel weten wie ik bedoel."

Ik heb geen idee wie hij bedoelt, maar mijn moeder blijkbaar wel. Na de uitwisseling van was&weetjes bij de brandwerende deur loopt de verpleegster nog eens op en af en vertelt me dat mijn moeder verrukt is over de pannenkoek. En ook dat ze heel blij is dat het roodborstje nog dagelijks een graantje komt meepikken in de tuin. Dat kleurig bezoek dus.

Vermoedelijk gaat dat wel zo, na een gezamenlijk parcours van meer dan zestig jaren. Dan heb je waarschijnlijk wel gecommuniceerd in alle toonaarden, maar evolueer je gaandeweg toch naar een gemeenschappelijke codetaal. Ik heb ooit- ik denk ergens in mijn eerste boek- heel betweterig m'n argwaan geformuleerd over romantische verbintenissen. Dat ik ten zeerste betwijfelde of mensen geschikt zijn om door het leven te gaan als twee kanten van één omelet.

Misschien moet ik m'n mening maar eens herzien. Want blijkbaar bestaan er toch halve trouwboeken die uiteindelijk zelfs samensmelten tot één, liefdevol geheel. Dwars door alle brandwerende deuren heen.


Klein vogeltje - 29/01/2022

Mijn moeder herstelt op bijna miraculeuze wijze, 't moet dan toch zijn dat ze daar iets van kennen, hier in Scherpenheuvel. Ze zal wel nooit meer over de haag springen, maar na amper twee weken wordt ze eervol ontslagen uit het ziekenhuis. Nog niet volledig rechtop, maar wel met een paar nieuwe, goed functionerende onderdelen in de linker heup en een strak ingepakte schouder waar, naar alle waarschijnlijkheid, ook vrij snel opnieuw beweging zal in komen. We zijn voorzichtig optimistisch, aldus de geriater van dienst.

"De vrouw is wel breekbaar, maar verder is die nog volledig in orde," zegt mijn vader, hij had niet anders verwacht.

Meteen naar huis komen is echter nog niet aan de orde, ze moet eerst nog revalideren in een daarvoor aangewezen zorgcentrum, eentje met de nodige faciliteiten. Ik maak voor het eerst kennis met de term 'kortherstel'. De tijdelijke opname wordt geregeld door de sociale dienst van het ziekenhuis en ik mag een afspraak maken om ook persoonlijk gang van zaken waar te nemen. Ik bel dus meteen met een volgende sociale dienst, die van dat zorgcentrum dus, waar 's anderendaags al een vriendelijk meisje meer dan voldoende tijd voor me maakt om alles grondig toe te lichten: welke zorgen mijn moeder zal krijgen, de bezoekuren, hoe dat zit met de maaltijden en, natuurlijk, de dagprijs en mogelijke tussenkomst van ziekenfonds en lokale diensten. Ik word geïnformeerd tot op twee cijfers na de komma. Omgekeerd mag ik ook aangeven wat dan weer belangrijk is voor mijn moeder, waar ze vooral rekening moeten mee houden.

"Ze babbelt graag," zeg ik, "en ze is nogal fier. Met kerst had ze de lippen nog gestift en vroeg ze of ze mijn blush even kon lenen." Toch iets om rekening mee te houden, vind ik, en mijn opmerkingen worden ook zonder verpinken als belangrijk genoteerd.

"We zullen haar elke dag mooi maken," zegt het meisje, "wij hebben hier een hart voor onze mensen."

Ik krijg ook nog een rondleiding. Ik mag de praktisch ingerichte kamers zien, de eetruimte, een zaaltje voor recreatie en gezamenlijke activiteiten, we lopen traag door brede gangen en stappen in liften van indrukwekkend formaat, helemaal voorzien op transport van het hier overvloedig aanwezig rollend materiaal: rolstoelen, rollators, bedden op wieltjes. Het geheel straalt ondanks alles toch een aangename, zelfs stijlvolle rust uit, de muren kregen vrolijke tinten, dit is geen vergane glorie in dof ecru. Maar toch moet ik even een klikje in m'n hoofd maken. Want hier verblijven natuurlijk voornamelijk hoogbejaarden en op één of andere manier lijkt mijn moeder daar nog niet bij te horen. Ik kan mijn mama nog niet plaatsen in een wereld van steunkousen en wezenloos knikkebollen, al is dat misschien wel eigen aan dochters die zelf ook eeuwig jong willen blijven. Maar dan zie ik plots een dametje, de beide benen gewikkeld in verband en steunend op een rekje, ze zit gezellig te breien bij het hoge raam in een zithoekje. Ze rikketikt vinnig met de breinaalden en tot mijn verbazing zie ik dat haar nageltjes gelakt zijn, in felrood zelfs. Een klein, gekwetst vogeltje met een perfecte manicure. Dat stelt me enigszins gerust, ze zullen dan vast ook wel wat blush in huis hebben hier. Een hart voor mensen schuilt soms in kleine dingen.

Wat in deze fase van het verhaal echt helemaal goed nieuws is: mama mag hier, uiteindelijk toch nog in desastreus besmettelijke tijden van corona, bezoek ontvangen! Na twee weken ziekenhuis zonder een vertrouwd gezicht bij haar bed, maar waar ze -o, ironie! - dan zelf uiteindelijk nog een week in isolatie lag omdat een andere patiënt op haar kamer besmet bleek te zijn- kijken we daar reikhalzend naar uit, langs beide kanten. Helaas, dit keer gooit Omicron nog snel wat roet in het eten. Ik raas al twee jaar lang, gemaskerd en me even onoverwinnelijk wanend als Batman himself, kerngezond van hot naar her en rakelings langs gevaarlijke zones, maar uitgerekend nu krijgt het virus me toch te pakken. Dat wordt dus een weekje quarantaine. Ik kan nog nét een koffertje met proper wasgoed en een vracht persoonlijke dingetjes bij de inkom van het rustoord afleveren, maar mijn moeder krijg ik niet meer te zien. Ik probeer nog een verre glimp van haar op te vangen van op de bezoekersparking, misschien zit ze wel ergens hoog achter een raam, maar dat blijkt ijdele hoop. De enige die van daarboven vriendelijk naar me zwaait is een meneer die ik niet ken.

Dus al wat nu weer volgt heb ik opnieuw van horen zeggen. Dat mijn moeder al voorzichtig kan steunen op haar been, dat ze veel lacht (en babbelt!) en dat ze zo trots is op het fotoboek dat de kleindochter nog snel in elkaar knutselde. Met foto's van het thuisfront en van al wie haar genegen is, ook de beestenboel van Schaffen. Fons The Pig wordt vanaf nu waarschijnlijk ook een begrip in afdeling De Sterre. En ik heb er nooit zo bij stil gestaan, maar ik stel vast dat er onnoemlijk veel mensen in beweging schieten, alleen al omwille van het welzijn van één moedertje: familie, vrienden, buren, collega's, de telefoontjes en berichtjes blijven komen, ik kom zelfs niet toe aan een dagelijkse update voor iedereen. En dan is er ook nog die gigantische zorgmachine: de dames van de sociale dienst, het verplegend personeel, de dokter, de kinésitherapeut, de ambulanciers, de mensen bij het ziekenfonds en dan ook nog die dame van het contact tracing center, die me, naar aanleiding van mijn positieve test, nog snel wat tips en richtlijnen meegaf in verband met contact met hoog risicopatiënten. Ik vergeet vast nog een paar betrokken partijen, ijverige mensen die dan weer in stilte hun ding doen op de achtergrond, maar feit is: ik mag iedereen zomaar bellen, te allen tijde, en het lijkt nooit te veel. Nooit een grom of een snauw of een zucht van ongeduld. Al die fluwelen, geruststellende stemmen. Zoveel mensen van goede wil, oprecht begaan met kleine, gekwetste vogeltjes. In een tijd als deze, waarin we klagen en zagen bijna tot een kunst hebben verheven, vind ik dat een hartverwarmende gedachte.

Ik bel 's avonds nog even met mijn moeder, ze hebben ervoor gezorgd dat ze zonder al te veel moeite bij het telefoontoestel kan komen. We babbelen wat over koetjes en kalfjes, maar dan sluit ze zelf af.

"Ik moet nog iemand vragen om me dat kaske van de televisie eens fatsoenlijk uit te leggen," zegt ze, "want ik wil straks naar het voetbal kijken."

Mijn moeder, de sportfanaat. Alles van het voetbal en de koers wil ze gezien hebben, als het allemaal wat trager mocht zou ze nog een waardige co-commentator kunnen zijn voor Aster in Extra Time.

Over dat knikkebollen moet ik me dus voorlopig nog geen zorgen maken, zo te horen.


Sandwich - 07/02/2022

2022 bracht al een paar pittige weken. Met wat zorgen en af en toe zelfs wakkere nachten, niet dat warme dekentje van geborgenheid dat ik had verwacht. En dan word ik straks ook alweer een jaar ouder, het is verdomme niet niks allemaal.

Dus ik spreek af, in feite naar jaarlijkse gewoonte, met een plezante jaargenote, eens horen wat zij intussen zoal achter de kiezen kreeg, gedeeld leed is half leed. Want het is natuurlijk louter toeval, maar als we het grote geheel bekijken, balanceren zij en ik al jaren min of meer parallel door het leven, haar verhaal is dikwijls ook het mijne. We vieren onze verjaardag ook graag samen, liefst met niet te veel vertoon, ook daarover delen we dezelfde mening: de nieuwe mijlpaal moet niet noodzakelijk nog luid van de daken geschreeuwd worden. Zij en ik schelen welgeteld twee weekjes, we regelen dus meestal een avondje lekker eten, ergens in februari. We zijn dan wel niet de klefste vriendinnetjes, maar dat identiek geboortejaar schept toch een band, al was het maar omwille van de herkenbaarheid der dingen. Strenge nonnenscholen, het eerste bakelieten telefoontoestel in de straat, hangen in de jeugdclub, duffelcoats, Zweedse klompen, we hebben aan één woord genoeg, al woonden we tijdens onze prille jaren toch elk onder een andere kerktoren. Het praat en lacht en smoezelt alleszins zeer aangenaam boven een charmant gedekte tafel.

We blijken inderdaad nog min of meer hetzelfde ritme aan te houden. De turbulente tijden als hardwerkende, alleenstaande moeders en de bijhorende kopzorgen hebben we achter de rug, nu is het eerder werken omdat we nog niet echt toe zijn aan kantklossen.

"Maar als je denkt dat ik nu ook elke avond met een coupe champagne lig te relaxen in een bubbelbad, dan heb je het mis," zegt ze.

Dat herken ik. Want zonder het te beseffen zijn we dan weer naadloos in de wereld van de sandwichers gegleden, min of meer geplet tussen twee generaties. Er is al wat gesukkel met de ouders en langs de andere kant zijn er de kinderen die nog regelmatig beroep doen op je diensten. Al moet ik zeggen: mijn kind is echt wel zo eentje van het zelfredzame soort, veel meer dan een second opinion wordt van mij zelden gevraagd. Ik denk dan diep mee na over het in vraag gestelde item, formuleer m'n ongezouten mening en dan doet de dochter alsnog gewoon haar zin. Dat is bij de vriendin wel anders, die heeft twee zelfstandig wonende, maar zeer hongerige zonen.

"Mijn diepvrieskast zit vol instant puree," zegt ze, "ze vallen te pas en te onpas binnen en dan moet ik nog snel iets op tafel toveren."

Maar goed, we redden het, we volgden ooit nog samen een cursus timemanagement en we hebben toen heel goed opgelet. Alles loopt, zij het dan af en toe wel wat chaotisch. Alleen op vlak van de liefde is het al geruime tijd windstil. Niet dat we daar erg vaak van wakker liggen, daarvoor zijn we tenslotte ook veel te moe, aan 't eind van al die volgepropte dagen.

Maar vanavond blijkt dat alleen zijn toch een beetje te knagen, zomaar opeens en bij ons allebei zelfs. Want ook zij heeft pittige tijden achter de rug. Haar vader is er sinds kort niet meer, haar moeder bleef ziek achter. Al was het ondanks alles nog een mooi, intiem afscheid: vader mocht zachtjes inslapen, met moeders hand troostend in de zijne.

"En net dat heeft me zo geraakt," zegt ze, "die verbondenheid, die houvast nog op dat moment van gaan. Die tederheid. Ik ga dat misschien nooit meer kennen."

Ik vertel op mijn beurt van wat ik dan weer zag gebeuren, afgelopen weken. Die toch verrassend sterke band tussen mijn ouders, dwars door brandwerende ziekenhuisdeuren heen.

We praten vlot vijf gangen vol. Van amuse tot nagerecht. Over alleen of niet alleen zijn, welke formule nu het meest garantie geeft op geluk. We hebben natuurlijk al wel één een ander geprobeerd, maar we komen niet tot een pasklaar antwoord. Het komt erop neer dat we vooral weten wat we niet meer willen. De platgetreden paden laten we links liggen, die hebben ons nooit ver gebracht. En we willen ook niet meer als slappe pudding in een foute bakvorm terecht komen. We zijn wie we zijn. En nog zo'n goed voornemen, we verzinnen het hier nog ter plekke: we gaan wat beter onze grenzen bewaken, op alle vlakken, af en toe gaat onze knop op ' niet beschikbaar'.

"Denk je dat wij zo van die veeleisende, zeurige tangwijven geworden zijn? ' vraagt mijn vriendin, we zitten intussen aan het dessert.

Ik zeg dat ik het niet weet. Al wat ik weet is dat, hoe je 't ook draait of keert, liefde toch altijd het centrale thema blijft. Ongeacht het aantal jaren op je teller, ondanks steeds wisselende inzichten.

Altijd en overal toch weer die liefde die zich ergens komt tussen wroeten. Of grote, zelfstandig wonende zonen. Haar jongste belt, hij wou nog snel een hapje komen eten.

"Je hebt een sleutel," zegt ze, "en er zit nog puree in de diepvriezer."

(Dat laatste heet grenzen bewaken.)


Eunice - 20/02/2022

De dochter en de schoonzoon gaan verbouwen, dus ik meld me geheel vrijwillig als helpende kracht, maar dan wel voor de afdeling waar ik meestal redelijk goed in ben: het communiceren met bevoegde instanties. Concreet, in dit geval, betekent dat uitzoeken voor welke premies het ondernemende duo in aanmerking komt. Dat gaat me toch iets beter af dan, ik zeg maar wat, de metser dienen bijvoorbeeld.

Ik maak een afspraak bij wat ze noemen Het Woonloket, een segment van de stadsdiensten, speciaal in het leven geroepen voor bouwers en verbouwers die, in die wirwar van voorwaarden en regeltjes en afwijkingen en daarbovenop mogelijks nog kleine maar in geen geval te verwaarlozen uitzonderingen, het bos door de bomen niet meer zien. Een mooi initiatief dus.

Ik word ontvangen door een jongeman die ik, buiten de muren van dit gebouw, nooit, maar dan echt nooit, zou linken aan de ambtenarij. Hij lijkt veeleer een scoutsjongen van zwaar kaliber, zo eentje die diep in het donkere woud nog snel met een paar vuurstenen het kampvuur aansteekt, om de kille nacht te weren. Hij draagt zijn lange haren los en toont gespierde kuiten onder een bermuda (we zijn februari!), en er pronken een paar stevige tattoos op de al even stevige armen. Maar ik ben aangenaam verrast, zijn kennis reikt veel verder dan wat vuurke stook. Hij zit trouwens al tien jaar op deze stoel en kent de wetgeving inzake renovatie op z'n duimpje. Hij informeert me aan de hand van een zeer overzichtelijke Power Point presentatie en geeft duidelijke antwoorden op al mijn (en ik kan een lastige zijn!) vragen. Ik ben zeer onder de indruk.

"Je kan nu ook alles online aanvragen, mevrouw," zegt hij, "gaat dat lukken?"

Ik stel hem gerust: dat gaat lukken. Al bij al is dit een grappige situatie: hij oogt in mijn ogen te jong en te boud om zich zo grondig te verdiepen in saaie procedures en omgekeerd denkt hij dan weer dat ik misschien wel te oud ben voor de digitale wereld. Ik probeer zo hups mogelijk recht te wippen van mijn stoel, als ik weer doorga.

Iets gelijkaardigs overkomt me nog diezelfde dag, als ik - op commando van mijn revaliderende moeder- op zoek ga naar bloesjes die moeten voldoen aan een paar strikte voorwaarden: in een zacht stofje, niet de dik en niet te dun, een maatje groter dan gewoonlijk en met een knoopjessluiting vooraan, dat is praktisch bij aan-en uitkleden, gezien haar gebroken schouder.

"En niks met bruin in," zegt mijn moeder nog streng, "dat is een kleur waar ik heel zeker niet mee sta."

Ik beland als bijna vanzelfsprekend in een filiaal van Damart, toch een keten waar je me niet zo snel zal tegen komen. Topkwaliteit, daar niet van, maar ik blijf tot op heden nog altijd een beetje op mijn hoede voor al te behaaglijk flanel. De enige keer dat ik, lang geleden, toch eens met enige terughoudendheid in zo'n winkel binnenstapte was omwille van een trip naar Lapland, waar, eenmaal ter plaatse, thermisch ondergoed absoluut geen zinloze investering bleek! We mochten toen op sneeuwscooters een gigantisch groot bevroren meer oversteken, bij -28! En ik wéét het, als dan op zo'n magisch moment ook nog plots het noorderlicht langs het zenit flitst, moet je eigenlijk uitzinnig van vreugde worden, maar ik was gewoon te verkleumd voor lyrische gedachten. Ik weet alleen nog dat ik zeer blij was toen we eindelijk ter bestemming kwamen en dat ze me toen min of meer hebben moeten reanimeren met een ferme slok whisky. Over het verdere verloop van die avond ga ik dan ook niet schriftelijk uitweiden.

Bij Damart vind ik als bij wonder drie bloesjes die voldoen aan de vereisten van mijn moeders kwaliteitslabel, maar bij de kassa kijkt de verkoopster kritisch.

"Maatje Large, mevrouw," zegt ze, "gaat dat niet te groot zijn?":

Dus ik licht toe: dit is niet voor mij, ik handel in opdracht.

Maar toch, het prikt weer even, want het hipste lijkt er nu wel vanaf, blijkbaar zou ik hier ook al kunnen doorgaan voor iemand van het vaste cliënteel…

Een paar dagen later wordt Eunice met veel bombarie aangekondigd: een storm van formaat, men voorspelt codes oranje en rood. Of, om het met de voorzichtige woorden van Frank Deboosere te zeggen: heel misschien wel code donkeroranje. Nooit een man van excessen geweest, die Frank.

"De laatste keer dat ze dergelijke windstoten noteerden was dertig jaar geleden," zegt één van onze jongens op kantoor. Een nieuwe collega, een prille twintiger, we kennen mekaar nog niet zo lang.

Ik zeg dat ik me dat eigenlijk niet meer kan herinneren, zo'n zware storm destijds.

"Misschien was je daarvoor nog wat te jong toen," zegt hij.

Kijk, dat dus. Dat soort van terloopse uitspraken die een mens toch weer, tegen beter weten in, de rug doen strekken. De gedachte dat er af en toe iemand in de waan zou zijn dat je nog piep was in de jaren negentig.

Ik knik onverschillig, zwijg in alle talen en hups even later gezwind naar buiten.

Nog eens recht de storm in.


Oorlog - 05/03/2022

Ik ben altijd een beetje op mijn hoede voor overdaad. Het lijkt me namelijk zeer moeilijk om je geluk nog duidelijk te definiëren als je van alles veel te veel hebt. Want waar moet je dan nog oprecht blij van worden? Van die berg geld op de bank? Of van een collectie dure wijnen in de kelder? Of toch maar gewoon van de lentezon op je snoet? Te veel zegeningen op je teller leiden volgens mij alleen maar tot keuzestress. En, ook niet te onderschatten, vaak is er dan ook nog de angst om alles vroeg of laat weer kwijt te spelen.

Een milde versie van keuzestress overvalt me als ik naar het menu sta te kijken in een hippe pastabar, die de inspirerende naam 'Nomnom' meekreeg. Het soort van etablissement waar ik niet zo vaak passeer, pasta heeft namelijk de neiging om zich rechtstreeks en levenslang vast te kleven aan mijn dijen. Maar ik werk nog eens op een andere locatie en ik laat me overhalen door een enthousiaste collega. Ze licht me ook ter plaatse toe wat de opties zijn, want mij duizelt het voor de ogen.

Je kan gaan voor small, medium en large en vervolgens heb je de keuze uit maar liefst vijf soorten pasta. Die mag je dan weer combineren met je favoriete saus en voor alles is er ook nog een vegetarisch of vegan alternatief. Als kers op de taart is er nog een overvloedig aanbod van toppings, je mag er telkens twee kiezen voor de prijs van één: olijven, kerstomaatjes, pijnboompitten, de lijst is zelfs diagonaal niet in één ruk te lezen tijdens een gemiddelde middagpauze. Ik bestel uiteindelijk maar iets kleins, een simpele pasta penne met carbonara. De dame achter de toog schept alles keurig in een kartonnen meeneemdoosje.

"En welke toppings?" vraagt ze.

"Doe maar een beetje Parmezaan," zeg ik.

"Je mag er twee kiezen," dringt ze nog aan. Met een blik alsof ze toch wat twijfelt aan mijn verstandelijke vermogens.

Ik heb het er die avond over met een verre vriendin, we zijn dikwijls allebei op een wat langere weg naar huis en dan bellen we elkaar wel eens halverwege. Het verontrust ons hoe we ons toch nog altijd laten entertainen met futiliteiten, met sausjes en frulletjes en glutenvrije dingetjes, terwijl de wereld bij wijze van spreken in brand staat. We hebben net een pandemie achter de rug en meteen al 's anderendaags werden we gewekt met de melding dat Poetin dan toch maar besloten had zijn oorlog te beginnen, zomaar opeens, voor dag en dauw. Je vraagt je dan toch af: wat bezielt zo'n man op zo'n goddeloos vroeg uur? En heeft die daar dan ook zelf ook z'n wekker voor gezet?

"En wij blijven intussen gewoon doordraaien, als argeloze hamstertjes in het rad," stellen we vast.

Maar ja, wat moet je anders? Want je kan natuurlijk al je activiteiten stopzetten en bang onder een dekentje afwachten, verlamd van angst, maar daar los je niks mee op. En die mevrouw van de pastabar wil tenslotte ook maar haar dagelijks brood blijven verdienen.

Of je kan luid en duidelijk je mening ventileren en eens een hartig woordje placeren op sociale media bijvoorbeeld. Maar ik betwijfel of dat dan ook door de juiste, betrokken personen wordt gelezen. Bovendien ben je voor een ijzersterke, politieke mening bij mij echt niet aan het juiste adres. Mijn kennis inzake is beperkt, ik was degene die voor alle zekerheid nog even is gaan checken waar Oekraïne nu ook weer precies ligt. Dus formuleer twee stevige tegenargumenten en je blaast me zo omver.

En er zijn natuurlijk nog wel wat oorlogen gepasseerd afgelopen decennia, maar nooit nog zo dicht bij huis, daarvoor moeten we al meer dan 70 jaar terug in de tijd. Wat staan roepen over de toestand in Afghanistan was toch nét iets makkelijker. Maar nu is het niet langer de ver van ons bed show. Het doet me denken aan het gevoel van dreiging tijdens de Koude Oorlog. Diezelfde machteloosheid. Die toen toch immer latent aanwezig angst dat De Bom elk moment kon gedropt worden. Ik moet het even uitleggen aan m'n vriendin, want zij is van een volgende generatie.

Ik lees die avond nog ergens een artikel over Poetin, over wat er mogelijk kan schuilen achter zoveel terreur. Veel hebzucht natuurlijk, maar even goed: de drang naar onsterfelijkheid. De man wordt dit jaar 70 en wil wellicht nog snel geschiedenis schrijven. Terwijl hij al zoveel heeft: macht, geld, vermoedelijk ook wel wat gewillige mensen in de buurt, en een uitzonderlijk grote tafel, dat heb ik zelf gezien op de beelden van wanneer hij onderhandelt met andere wereldleiders. Een tafel van een dergelijk formaat, daar moet je gewoon een gigantisch paleis omheen bouwen, die raak je echt niet zomaar kwijt in een gewoon rijhuis.

Dus misschien is dit ook wel een geval van keuzestress. Hij weet niet meer waar het geluk nog te grijpen. Maar dan moet iemand de man toch eens gaan vertellen dat hij al die moeite niet moet doen. Dat een memorabele bladzijde in de geschiedenis niet noodzakelijk zwart moet zijn. Dat we hem ook heel zeker blijvend en met veel sympathie zullen gedenken als hij nu meteen stopt met deze waanzin. Dat hij beter eens een middagje op het zuid gericht terras van zijn paleis kan gaan zitten, met z'n kop in 't zonneke, het is nu vast ook bijna lente in Rusland.

En dan eens kijken wat dat geeft, Vladimir?


Dingetjes - 13/03/2022

Regelmatig je gedachtekronkels in de wereld gooien, dat blijft natuurlijk niet zonder gevolgen. Je krijgt hoe dan ook reacties en lang niet altijd van een schare enthousiaste fans. Kritiek zit namelijk ook mee in het pretpakket. Maar dat geldt uiteindelijk voor alles wat een mens doet of laat, want wat je ook onderneemt, het zal nooit helemaal goed zijn voor iedereen. Zelfs Moeder Theresa, toch hét boegbeeld van barmhartigheid, krijgt postuum nog af en toe een veeg uit de pan. Er volgt dus nog eens (en waarschijnlijk bedoeld als opbouwende) kritiek op m'n laatste blog, die over de oorlog, waarin ik me afvraag wat zo'n man als Poetin in godsnaam bezielt om al voor dag en dauw een stuk van de wereld in brand te steken. Waarop een lezer al snel zijn eerlijke mening geeft: dit was niet je beste proza, blijf bij je sterke dingetjes, the daily life. Een beetje een rare opmerking vind ik, want uiteindelijk komt die Poetin zich toch maar fijntjes bemoeien met mijn daily life, intussen bepaalt hij zelfs al mee de nieuwe prijs van mijn dagelijks brood, heb ik begrepen. De man komt dus echt wel dichter in mijn buurt dan je zo op 't eerste zicht zou denken. Maar het is vooral dat verkleinwoord dat blijft hangen: dingetjes. Heel even siddert er zo'n ga-jij -maar -snel- terug- achter-je -fornuisje gevoel door m'n lijf, maar mensen die mij beter kennen houden dan waarschijnlijk hun hart al vast, in de keuken komen niet meteen m'n beste kwaliteiten naar boven. Bovendien wil ik er niet te zwaar aan tillen, we leven tenslotte steeds meer in een wereld van verkleinwoordjes. We gaan een weekendje naar 't zeetje en we doen daar een terrasje, om maar eens iets te noemen. Op het werk kreeg ik vorige week een koffietje met een schuimpje. Alles wat kleiner en korter kan benoemd worden moet eraan geloven. Alsjeblieft wordt asje, als je van iemand afscheid neemt roep je snel doedoeg, we volgen feilloos de wet van de minste inspanning, soms tot op het kinderachtige af. Ik belde laatst met een HR Manager, 1.90m groot en schoenmaat 47, ik ken de man al langer, en die sloot ons gesprek af met 'dada'. Ik moet zeggen, daar werd ik toch even heel stil van. Het is trouwens ook maar wat je onder dingetjes verstaat. Want ja, meestal heb ik het over dat gewone, dagdagelijkse lief en leed. Over groot en klein geluk, soms ook over pijn en verdriet en dierbare herinneringen. Over die kleine dingetjes die allemaal samen het leven dan toch weer onmeetbaar groots kunnen maken. Dus ik schrijf voorlopig maar voorzichtig verder en ik zie wel wie of wat mijn pad nog kruist. Poetin stond hoe dan ook niet meer zo hoogdringend op de planning, ik hoop namelijk dat er snel andere wereldleiders in de kijker komen te staan. Mensen met het hart op de juiste plaats dan, als het even kan. Alleen die beuzelachtige verkleinwoordjes, daar wil ik me blijven voor hoeden. Tenzij misschien bij de volgende afrekening van Fluvius. Ik hoopt dat ik dan alsnog even gewag kan maken van een piepklein factuurtje. En ook dat we misschien al heel snel kunnen zeggen: doedoeg, Vlad.


Vulcan - 24/03/2022

Er wordt nog eens wat gemorreld aan mijn jobinhoud. Niet dat me een volledige ommezwaai wacht, ik mag m'n huidige bezigheden gewoon verderzetten, maar dan wel in combinatie met een nieuw takenpakket. Daar hoort zelfs een nieuw titeltje bij: SPOC.

"Was dat niet niet die zure kwiet van Star Trek," vraagt de dochter, "die met z'n puntige oren?"

Maar nee, tot nader order moet ik niet inschepen op Starship Enterprise en ik merk ook niks raars aan m'n oren. Bovendien is het niet Spock, maar SPOC: Single Point Of Contact. In gewone mensentaal: het centrale aanspreekpunt voor een multisite klant, zo'n klinkende naam met vestigingen op diverse locaties.

"Komt er dus op neer dat ze vanuit alle hoeken van 't land vooral jou gaan ambeteren," besluit de dochter, "je wordt de smurf van dienst. Proficiat."

Om maar even te schetsen: veel indruk maak ik niet met een nieuw businesskaartje, hier op het thuisfront.

Ik haal die kaartjes trouwens nog zelden boven, de ronkende titel dekt lang niet altijd de lading en dikwijls ben je eerst nog een half uur bezig met toe te lichten wat die lading dan wél precies inhoudt. Neem nu mijn laatste functietitel: Mobile Consultant.

"Dus jij verkoopt gsm-toestellen?" vroeg me eens een potentiële klant.

Of er was nog een tijd dat ik werkte voor een Nederlandse organisatie, ASB Interim. Zeker aan de telefoon moest ik dat laatste altijd heel duidelijk benoemen, men dacht wel eens dat ik remsystemen aan de man bracht.

Maar nu dus, 2022: lid van het Mobile Team.

Klinkt urgenter dan het is en gelukkig kennen we binnen onze organisatie een vlakke structuur, want bij schematische weergave van het organigram bungel ik ergens onderaan. Misschien met een senior vermelding die nog vergoelijkend verwijst naar veronderstelde kennis en ervaring, maar even goed.

Het grappige is, mijn carrière startte lang geleden vanuit min of meer dezelfde insteek. Als jong veulen werkte ik met tijdelijke contracten in een ziekenhuis en mocht ik afwezige collega's vervangen, op alle mogelijke afdelingen. Let wel, enkel op administratief vlak, ik word al lichtjes onpasselijk als ik een pleistertje op een geschaafde knie moet plakken. Maar dus toen al: alsmaar van de ene stoel naar de andere. Alleen noemden ze dat toen heel simpel "de vliegende ploeg."

In zekere zin kan ik dus stellen dat de cirkel bijna rond is: ik begon en eindig op dezelfde wijze, als een soort rondreizende doubleur voor het voltallige theatergezelschap, altijd paraat om een rol naar best vermogen over te nemen. Maar zonder twijfel nog elke dag met veel plezier. Al wat tussendoor kwam, op vaste locaties, was heel zeker ook de moeite, maar kende toch ook de nodige functiewijzigingen. Soms in rechte lijn omhoog, maar met voortschrijdend inzicht ook wel eens heel bewust in horizontale richting. Of zelfs gewoon met zwier een trapje naar beneden, hoger en méér is niet altijd beter.

Met ook op dit parcours passeerde een rij van titels die gaandeweg ook steeds meer Engels begonnen te klinken, alsof ik van op een stoel in de stille Kempen toch nog elk moment internationaal gelanceerd kon worden. Van gewone Kantoorverantwoordelijke werd ik zomaar gebombardeerd tot Office Manager, wat later dan weer een Branch Manager bleek te heten. Ik werd achtereenvolgens consulente, recruiter en consultant genoemd. Terwijl ik in grote lijnen toch altijd maar dezelfde dingen bleef doen. En dat dan ook altijd maar weer moest toelichten aan de buitenwereld: het heet nu wel anders, maar je kan me nog altijd rechtstreeks bellen, ik neem nog steeds zelf de telefoon op.

Thuis heb ik nogal mijn agenda's bewaard, helaas zijn die dingen intussen ook al digitaal. Maar af en toe blader ik nog eens door die papieren exemplaren. Zo kwam ik laatst nog ergens op een vergeelde pagina van een lentedag anno 1998 terecht, waar ik een afspraak had genoteerd bij een destijds zeer belangrijke klant in de Kempen, een fabrikant van radiatoren. Ik had er, samen met een collega, een afspraak met de CEO. Alleen had ik de man nog heel simpel met voornaam vermeld, ik weet trouwens niet zeker of we toen al zo vertrouwd waren met de CEO' s en CFO' s van deze wereld. Toen kon je aan de receptie nog gewoon vragen naar 'de baas'. In mijn agenda had ik dan ook keurig genoteerd:

11.00 AM- afspraak met Louis stoof.

Maar nu mag ik me dus nog eens gaan verdiepen in iets nieuws. Een tikkeltje spannend, want de stoel van een SPOC, dat is echt iets nieuws, daar heb ik nog nooit op gezeten. En de dochter heeft gelijk, het klinkt inderdaad een beetje buitenaards. Dus, als het haar enigszins gerust kan stellen: moeder gaat er tegenaan, wat vrolijker dan die Vulcan hoop ik, maar heel zeker ook met gespitste oren.


Louise en Virginie - 31/03/2022

Later lijkt steeds dichterbij te komen. Een gedachte waar ik niet echt blij van word. Vroeger was later een hoofdstuk dat zich in de verre, verre toekomst zou afspelen. En op weg daarheen kon en mocht alles nog gebeuren en het zou op z'n minst allemaal de moeite waard zijn. Denken aan later was niet meer dan intussen nieuwsgierig doorheen de dagen denderen, in de stellige overtuiging dat het beste nog moest komen. Strakke plannen heb ik zelden gemaakt, meestal rolde ik eerder per ongeluk in de dingen.

Nu, dat is allemaal redelijk meegevallen, ik bleef gespaard van al te grote mokerslagen en uit wat dan toch fout liep heb ik op z'n minst iets geleerd. Ik omhels dus nog elke nieuwe dag. Maar de laatste tijd iets minder uitbundig dan gewoonlijk. Minder impulsief ook. 'Wat als' is een gedachte die steeds vaker door m'n hoofd schiet. Het zijn zo van die momenten dat ik toch eens ga uitpluizen hoe dat nu juist zit met mijn groepsverzekering. Of dat ik wel enthousiast een ticket voor Rock Zottegem (dEUS komt!) bestel, maar mét 6 euro extra toeslag voor mogelijke annulering. Je weet maar nooit. Alsof vanaf nu achter elk hoekje mogelijk onheil ligt te loeren.

Eén en ander heeft natuurlijk te maken met de revalidatie van mijn moeder en haar verblijf in een rustoord. Een tijdelijk verblijf weliswaar, we gaan er voorzichtig van uit dat ze binnen een paar weken weer gewoon naar huis mag, maar toch, zo'n gebouw vol oude, geknakte mensen, het blijft confronterend. Mij leek zo'n bejaardentehuis altijd een plaats waar je laatste wensen en verzuchtingen nog snel vakkundig en vooral definitief de kop worden ingedrukt. Je wil er niet aan denken!

Maar kijk, misschien moet ik maar weer eens m'n mening herzien, voor de zoveelste keer. Want ik wip er nu dagelijks even binnen en stel gaandeweg vast dat ook daar, in de gangen van wat we meestal toch beschouwen als het voorgeborchte van, dat leven nog gewoon doorgaat, in al zijn facetten. Ook daar kennen de dagen nog een ingewikkeld kluwen van emoties: vriendschap, ergernis, boosheid, spijt, liefde, mededogen, hoop, alles zit nog ragfijn in eenzelfde web verweven. Een soort van microkosmos, oorlog en vrede op kleinschalig terrein, maar bij wijlen even heftig als in de grote wereld daarbuiten.

Zo heeft mijn moeder er opeens nog een nieuwe hartsvriendin bij, Louise. 94 is ze, maar nog flink bij de pinken en al even fier als mijn moeder. Ze laten zich samen, als echte dames, naar de kapper rollen en bespreken hun dagelijkse besognes bij een kopje thee. Ze overlopen gang van zaken en snoepen giechelend van de pralines die zich dankzij de gulle bezoekers opgestapeld hebben in het koelkastje op mijn moeders kamer.

"Wij zijn ook nog goed mee hé," zegt mijn moeder, "en wij trekken tenminste nog eens een wit bloesje aan." En Louise stapt achter haar rollator op hippe sneakers, dat is nu helemaal in de mode, weet ze. Haar kleindochter is de directe link naar de webshop, vandaar.

Ze kijken ook samen naar het journaal en Terzake, kwestie van op de hoogte te blijven.

"Er zijn hier menskes die niet eens weten dat het oorlog is in Oekraïne," zegt mijn moeder hoofdschuddend. Dus zij kijkt en informeert, en ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Als er ooit moet gevlucht worden zullen ze daar op de afdeling haarfijn weten waarom.

Haar eigen kijk op de wereld wordt hier zelfs nog wat breder. Een aantal van de zorgverstrekkers zijn van allochtone origine: een Chileense kinesiste, een Roemeense verpleegster, een Italiaanse poetshulp. Allemaal zeer bekwame mensen, benadrukt ze, alsof ik dat zou durven te betwijfelen.

"En af en toe komt er ook een grote zwarte neger gezellig een praatje maken, hier op de kamer, een hele lieve jongen," vertelt ze nog.

Ik zeg mama! Dat woord mag je niet meer gebruiken! Maar ik vrees dat je op de gezegende leeftijd van 88 geen boodschap meer hebt aan al dat woke geruis.

"Het is écht een lieve jongen," herhaalt ze, zich van geen kwaad bewust.

Er spelen zich ook wel onderlinge intriges af, bij momenten. Zo woedde er laatst een hevige strijd om een welbepaalde zitplaats in de eetzaal, want niemand wou aanschuiven in dat tochtig hoekje. Het zorgde voor de nodige roddels achter de schermen.

Zelfs de liefde komt nog aan bod. Als ik mijn moeder complimenteer met haar wit bloesje vindt ze dat het toch een ietsje te veel decolleté heeft.

"Ik moet een beetje voorzichtig zijn," zegt ze, "hier loopt ene rond die z'n ogen niet in z'n zakken heeft. Maar ik heb het hem eens ferm gezegd: ik ben bij onze Fons en ik blijf bij onze Fons."

Onze Fons gaat trouwens een paar keer per week langs bij zijn Virginie. Traag en voorzichtig duwt hij zijn rollator dat hele eind, maar het valt hem al bij al wel mee, hij kan naar haar toe op eigen kracht en zo blijven hun touwtjes nog stevig verbonden.

Al is hij wel wat misnoegd over de locatie van het rustoord. Want ze bouwen zo'n ding dan wel aan de rand van het centrum, in een oase van rust en groen, maar dat vindt hij maar niks. Hij zou z'n laatste jaren toch liefst doorbrengen midden in het gedruis van Scherpenheuvel, mensen kijken is nog altijd boeiender dan uitzicht hebben op een paar onverschillige koeien. Al denk ik dat die voorkeur voornamelijk te maken heeft met de bereikbaarheid van zijn stamcafé. Bovendien is het nét iets te ver stappen voor bezoekers die slecht te been zijn, vindt hij. Er mag onderweg wel eens een bankje geplaatst worden, hier en daar een kleine rustplaats, die infrastructuur kan beslist beter.

"Misschien moet je dat eens tegen de burgemeester zeggen," oppert hij.

Mijn vader denkt namelijk dat ik connecties heb op elk niveau. En vooral: dat die mensen ook allemaal braaf naar mij luisteren.


The remains of the day - 10/04/2022

Laat op een vrijdagmiddag, we snakken al naar de eindmeet, worden toch nog snel wat kwartaalcijfers opgevraagd. Een ijverige preventieadviseur die per direct wil weten hoeveel arbeidsongevallen en van welke ernstgraad dan wel zich bij de uitzendkrachten hebben voorgedaan, meer bepaald tijdens het eerste trimester van dit jaar. Dat zijn zo van die workaholics die waarschijnlijk op zondagavond nog snel een hoop percentages in een taartdiagram gieten, om er dan gewichtig mee uit te pakken op de meeting van maandagmorgen. Meten is weten, weet je wel. Nu, die cijfers zien er behoorlijk goed uit, dus ik hoop dat de man alsnog een aangenaam weekend tegemoet gaat.

Terwijl ik het rapport doormail realiseer ik me ook dat we inderdaad al een groot stuk van het nieuwe jaar achter de rug hebben. Q1/2022 is al volledig in cijfers te vatten. In volzinnen is het dan weer iets minder afgebakend neer te zetten, vooral dan op persoonlijk vlak. Het minste wat ik kan zeggen is dat er in feite bitter weinig plezants te vertellen valt. Dát stuk verleden tijd leek veeleer een aaneenrijging van grijze dagen. Niet in de zin van saai, want er gebeurden best wel opmerkelijke zaken, en heel dikwijls ook voor een spannende allereerste keer, maar alles viel voornamelijk onder de noemer van slecht nieuws: het kwakkelparcours van mijn moeders revalidatie, triestig nieuws binnen mijn kringetje dat insloeg als een clusterbom, het quasi ontroostbare verdriet van een lieve vriendin.

Maar ik zei het al, voor alles is een eerste keer, en een mens moet noodgedwongen blijven relativeren. Want alles kan altijd erger en sommige dingen liggen ook gewoon in de lijn der verwachtingen. Het feit dat een hoogbejaarde moeder minder snel herstelt mag bijvoorbeeld niet verbazen. En uiteindelijk blijft niemand levenslang gespaard van kommer of kwel, dus ik vermoed dat ook ik nu min of meer mijn deel ga krijgen. Los daarvan wil ik toch liefst nog altijd m'n zegeningen tellen, wat ik dan ook moeiteloos doe: er was de zon die verbazend vaak scheen in een maand van maartse buien en mijn kind kan haar geluk niet op na de komst van alweer nieuwe huisgenoten, een koppel (piepjonge en voorlopig dus nog schattige) Vlaamse Reuzen. Ik ben nu eenmaal van de optimistische lichting, ik wil niet oneindig lang treuren om restjes van droeve dagen.

Gezien de huidige stand van zaken aan die kanten zal een eerste keer Sint-Petersburg zien er dit jaar vermoedelijk ook weer niet inzitten, de geplande reis wordt nogmaals uitgesteld. Maar daar komen dan vast weer andere dingen voor in de plaats. Niks spectaculairs neem ik aan, hoogstwaarschijnlijk iets in de orde van waar we nu al mee bezig waren, kleine, misschien wel verwaarloosbare eerste keertjes. Al stel ik vast dat die soms wel veel voldoening geven. Als ik de remmen van mijn vaders rollator laat herstellen bijvoorbeeld, het zorgt voor grote gemoedsrust als hij zich nadien weer de straat op waagt. Of als ik - geheel vrijwillig en zonder grommelen!- een paasboompje versier in de ziekenkamer van mijn moeder, ze kijkt glimlachend toe. Of als ik met onwaarschijnlijk veel geduld een zoompje leg in haar nieuwe pyjama, want de broekspijpen zijn te lang. Niet echt de allereerste keer dat ik met naald en draad aan de slag ga, maar het is alleszins lang geleden en ik moet heel diep nadenken hoe dat ook alweer ging, zo'n rijgsteek. Of er zijn de dagelijkse bezoekjes aan m'n moeder, als ik 's avonds nog even passeer na het werk. We hebben lang niet meer zoveel en zo gezellig gekeuveld als de laatste tijd, want ik had het natuurlijk altijd belachelijk druk met de zogenaamd belangrijke zaken.

"Kan ik nog iets voor je doen?" vraag ik op zo'n avond, net voor ik wil doorgaan, het gaat helaas weer iets minder goed met haar.

"Pak m'n hand nog eens even vast, meisje," zegt ze.

Het is nieuw, ik ben niet de grootste knuffelaar en zij weet dat. Maar toch, zo zitten we plots samen een tijdje zwijgend hand in hand.

En dan doe ik even later nog iets voor de allereerste keer. Op weg naar huis parkeer ik m'n auto naar gewoonte op de parking vlakbij, maar nu zoek ik het donkerste plaatsje, een beetje achterin. Ik doof de lichten, kruis m'n handen over het stuur en leun er loom met mijn voorhoofd op. En dan, zeer in strijd met mijn hardnekkig optimistische trekje, laat ik m'n tranen de vrije loop.

Soms is er dan toch zo'n restje dag dat er langs die weg uit moet. Heel stilletjes in het donker.


Een PaasKlokje: Bloot - 16/04/2022

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Zo leiden ze me op een doordeweekse avond helemaal naar het noorden van Limburg. Ik heb daar nog snel een afspraak bij een dermatoloog kunnen versieren. Niet meteen in de buurt, maar blijkbaar bij de enige specialist op Belgisch grondgebied die nog dit kalenderjaar een gaatje in zijn agenda had.

Ik vertrek nét iets te laat vanuit het Antwerpse en moet al snel weer vaststellen dat Gods wegen niet enkel ondoorgrondelijk, maar tijdens de avondspits ook verschrikkelijk druk zijn. Drie files later storm ik lichtjes over mijn toeren de wachtkamer binnen, bang dat ik mijn last minute consult alsnog gemist heb. Zes dames kijken me geamuseerd aan.

"Geen haast," stellen ze me gerust, "wij moeten nog allemaal voor jou. En hier is het hoe dan ook altijd lang wachten." Eentje heeft er zelfs ooit drie volle uren op zo'n plastic stoeltje uitgezeten.

Maar dat loont allemaal de moeite, wordt me verzekerd, het is een goeie dokter, hij kent zijn vak. Een lieve man ook. De tongen komen los, er volgt toelichting waarom ze hier met z'n allen gewillig urenlang in een wachtzaaltje willen zitten. Ik verwacht me aan schrikwekkende verhalen over hardnekkige schimmels of verdachte vlekjes, maar nee, al die vrouwen boekten hier voor cosmetische doeleinden. Drie van hen zijn zelfs samen gekomen, voor nog wat extra botox, want de dokter prikt als de beste en vrijwel pijnloos. En je krijgt waar voor je geld, er wordt veelbetekenend gewezen naar drie uiterst gladde voorhoofden.

"Doen we twee keer per jaar," zeggen ze, "en zo met ons kliekje is 't altijd gezelliger."

Intussen denken de mannen op het thuisfront dat hun vrouwen samen ergens een hapje en een drankje nuttigen, die jongens zouden het toch niet begrijpen en die zien niet eens het verschil. Wat dan weer één van de uitzonderlijke kwaliteiten van de dokter blijkt te zijn: hij kan je mooier maken zonder dat iemand het merkt, prijs per behandelde zone natuurlijk niet te nauw genomen.

De dame rechts van mij vertelt dan weer wat zij al achter de kiezen heeft: een borst-én buikwandcorrectie, alles in één klus geklaard. Pijnlijk, zegt ze, maar absoluut geen spijt van. Als ik wil mag ik zelfs even voelen aan haar borsten, hoe zacht die wel gebleven zijn, maar dat gaat me net iets te ver, ik geloof Limburgers meestal op hun woord.

"De man is echt gespecialiseerd in borsten en billen," zegt ze, "dus als je 't ooit eens overweegt."

Uiteraard worden nu ook de ogen vragend op mij gericht. Wat ik dan zo ver van huis kom zoeken?

"Gewoon, jaarlijks nazicht," zeg ik, "ik ben van de sproeterige soort, met een wit velletje. Dus ik laat me preventief controleren."

Daar hebben de dames even niet van terug. Dat je bij een huidspecialist ook daadwerkelijk voor een mogelijk huidprobleem zou langsgaan.

Maar ik stel ze meteen gerust, want ik ben niet heiliger dan de Paus. Zelf ben ik ook niet bang van een prikje, al zoek ik ze dichter bij huis. Een beetje botox, een fillertje, ik heb het allemaal wel eens geprobeerd. Maar nooit op regelmatige basis, meestal vlak na zo'n emotioneel dieptepunt, waarop je als vrouw dan ook nog eens wat aandachtiger in de spiegel kijkt en denkt: 't zal wel zijn, dat Dinges er vandoor is! Eerder sporadisch gebruik dus, een inval van het moment. En het is zoals met een auto: zonder regelmatig onderhoud loopt het vroeg of laat weer helemaal fout. Mijn herwonnen geluk was dus telkens van korte duur. En Dinges kwam ook nooit meer terug.

Het gekke is ook: hoe ouder ik word -en hoe groter dan toch ook de noodzaak- hoe minder ik er mee bezig ben. Ik zal me dan wel nooit kunnen verzoenen met vormeloze fleece truien en de beweging van puur natuur, mijn mascara groeit tenslotte ook niet aan de bomen, maar de hardnekkige jacht op eeuwige jeugd laat ik steeds meer aan de Die Hards over. En de rage van de Powder Brows laat ik ook even aan mij voorbij gaan. Vroeg of laat moet je misschien toch eens proberen te gaan voor die berustende Master in Maturiteit.

Het uiteindelijke consult levert gelukkig geen alarmerende berichten op. En de dokter is inderdaad lief.

"Kan ik verder nog iets betekenen," vraagt hij, "is er nog iets dat je stoort?"

En geloof me, op zo'n moment denkt een vrouw, wel, nu we dan toch hier zijn…En diezelfde avond voel ik toch eens voor alle zekerheid aan m'n borsten en billen, of ook daar alles nog een beetje goed zit.

Ik heb het er een paar dagen later nog over met de dochter. Over die dunne lijn tussen wat wél of liever niet luidop mag gezegd worden, zo buiten de geluiddempende muren van een wachtzaal. Over hoe dubbel het allemaal is. En hoe verleidelijk ook: een paar prikjes en je kan weer een maand of zes door het leven zonder denkrimpel! Terwijl je onderhuids waarschijnlijk gewoon dezelfde doemdenker blijft. En ik vertel haar dat ik er een blogje over schreef, maar dat ik er toch aan twijfel om dat op het net te gooien. Want dat is toch echt helemaal bloot gaan.

"Straks gaan ze nog denken dat ik een verwaande luxetrut ben," zeg ik.

"Daar zou ik me geen zorgen over maken," antwoordt ze, "dat weten ze volgens mij al lang. Ze kennen je schoenencollectie."


De deurbel - 30/04/2022

Ik heb een koppig trekje, maar dat heb ik van geen vreemde, dat komt van vaders kant. Ik heb nooit anders geweten dan dat de man z'n dagen grotendeels invult naar eigen goeddunken en verder wil hij zo weinig mogelijk bemoeienis, ook al is het om bestwil.

Dan mag je prediken en argumenteren tot je nog hooguit een ons weegt, hij denkt er fijntjes het zijne van. Maar nu zitten we samen bij de neuroloog, want sinds kort staat hij beduidend minder stevig op de benen, dus de huisdokter heeft hem even doorverwezen, voor alle zekerheid.

Uiteraard wordt al snel een vermanend vingertje opgestoken richting minder gezonde gewoontes, we bevinden ons hier nu eenmaal op een medisch platform.

"U rookt" zucht de dokter, terwijl hij z'n vragenlijstje afvinkt, "en drinkt u wel eens alcohol, meneer? En hoeveel eenheden?"

"Eenheden," zegt mijn vader, "het zijn gewoon pintjes hoor."

Even goed, maar niet bevorderlijk voor het evenwicht.

"Daar zou je kunnen van verschieten," zegt mijn vader, "en mijn dochter zal het weer niet graag horen, maar na een pilsje of twee stap ik veel soepeler."

De raadpleging eindigt dan ook enigszins voorspelbaar: dat er nog wat verder onderzoek moet gebeuren en dat mijn vader heel zeker niet van plan is wat dan ook aan zijn dagelijkse gewoontes te veranderen.

"Ge zult wel zien," zegt hij, even later in de auto, "die slimmerik gaat me nog een vracht pillen voorschrijven. Daar stoppen ze een mens zo vol mee, ge moet tegenwoordig al veel moeite doen om er nog zo gewoon mogelijk de bijl bij neer te leggen."

Mijn moeder benadert die dingen dan weer compleet anders. Want jawel, ze is terug thuis en helemaal klaar voor een nieuwe start. En alles wat ze heeft opgestoken tijdens haar revalidatie past ze nu ook stipt toe op het thuisfront. Elke avond verdeelt ze met de grootste nauwkeurigheid haar medicatie in zo'n elegant pillendoosje en ze leest aandachtig elke bijsluiter. Ze zweert bij gezond met veel fruit en groenten en mineraal water en vooral niet te veel zoetigheid. Drie keer per week komt nu ook een kinesist aan huis en ze oefent met een verbetenheid, alsof ze moet klaargestoomd worden voor het eerstvolgende debutantenbal. In vol ornaat ook, al wat nieuw en blinkend in de kast hangt wordt ook effectief geshowd en lang niet meer uitsluitend op zondag. Om haar prinsessenstatus helemaal te verfijnen denkt ze ook nog aan een bel.

"Een bel?" vraag ik.

"Ja, een bel, voor als ik dringend iets nodig heb, dat hadden we daar op kortherstel ook."

Het lijkt zo'n beetje een upstairs downstairs verhaal te worden, maar ze heeft natuurlijk een punt. Ik woon een verdieping hoger en er zit nu eenmaal al wat sleet op haar stem, ik hoor niet elke snik. En voorlopig is enige waakzaamheid zeker nog geboden.

"Volgens mij hebben ze die dingen in die winkel van SM," zegt ze. Maar ze bedoelt natuurlijk CM, althans, dat hoop ik toch.

Dus ik ga daar even vragen, hoe dat werkt, zo'n personenalarm. Een zeer vernuftig systeem trouwens, maar net iets te veel hulpverlening voor wat wij nodig hebben, het is niet de bedoeling dat bij elke tingeling ook nog eens één of andere zorgcentrale gealarmeerd wordt, zeker niet aan het tempo dat mijn moeder dreigt te bellen. Ik ken haar, ze durft zich wel eens iets te gretig storten op nieuwe gadgets.

Na nog wat rommelen op internet kom ik tot de conclusie dat een gewone, mobiele deurbel nog de simpelste oplossing kan zijn. Dus ik koop zo'n draadloos exemplaar bij Brico, met twee aparte drukknopjes die mijn moeder zelfs op zak kan steken, en dat ontvangst kastje komt dan boven op mijn verdiep. Eén druk op de knop en ik ben binnen bereik. Ik kies nog met grote zorgvuldigheid de beltoon, iets rustgevends met fluitende vogeltjes, vooral 's nachts wil ik me niet te pletter schrikken.

Die eerste dag met de bel in huis is het even wennen, voor ons allebei. Ik word te pas en te onpas gebeld, soms ook voor niks.

"Ik wou maar eens even checken of de bel het nog doet," zegt mijn moeder dan.

Ik troost me met de gedachte dat trappenlopen uitstekend is voor lijn en conditie. En ik sleep die bel ook overal met me mee, bang dat ik ze misschien niet zal horen. Op de badkamer, in de kelder, ik probeer zelfs het bereik uit in de tuin. En 's avonds wordt het helemaal onnozel, want wie weet word ik wel niet wakker van fluitende vogeltjes? Droom ik dat het echte sijsjes zijn? Dus ik leg de bel, voor alle zekerheid, voorzichtig op het hoofdkussen naast mij, hoe dan ook een lege plaats en waar zich meestal ook geen vogels ophouden.

Zelfs in de meest saaie alledaagsheid van een bestaan kent een mens nog een indrukwekkende diversiteit aan nachten. Warme en kille nachten, woelige, eenzame, passionele, slapeloze, te lange of dan net weer veel te korte nachten. Ook ik zag ze allemaal de revue passeren. En ik fantaseerde er wel eens stilletjes over: waar en met wie en hoe.

Maar nooit, never ever en zelfs niet in mijn stoutste dromen had ik dit kunnen verzinnen: dat ik de lakens ook nog eens zou delen met een deurbel.


Innerlijke kern - 15/05/2022

De tegeltjesfabriek in mijn hoofd draait op volle toeren.

"Pluk de dag, voor je in een vaas eindigt"

"Droom niet je leven, leef je droom"

"Geloof in je geluk, dan krijg je het"

Het soort van levensbeschouwingen waarbij ik meestal denk, ja, vast wel, schilder nog wat meer zweverige wijsheid op een stukje steen. Vooral bij die laatste spreuk heb ik dan m'n bedenkingen. Het lijkt mij namelijk zeer onwaarschijnlijk dat je op zo'n simpele manier geluk kan afdwingen. Alsof het leven volledig kneedbaar is, zolang je er maar in gelooft, de juiste basisprincipes toepast en- deze las ik van de week nog- heel erg dicht bij je innerlijke kern blijft. Wat dat ook moge betekenen.

'Als je wil, kan je alles' luidt het moderne devies. Gods plannen hebben plaats gemaakt voor zelfrealisatie. Ik heb daar zeer mijn twijfels bij. Veel meer dan je stinkende best kan je volgens mij niet doen. En voorts dapper roeien met de riemen die je hebt. En toegegeven, enig optimisme kan daarbij geen kwaad. Maar verder hangt het er toch maar van af waar en bij wie en wanneer je gedropt werd op deze planeet. Als je ergens in Somalië ligt te creperen van de honger denk ik niet dat je op zoek wil naar je innerlijke kern. Dan wil je eten en drinken, punt. Terwijl wij, een eind verder noordwaarts, zo doorvoed zijn dat we denken dat alles maakbaar is, niet enkel gehakballen met appelmoes, maar ook geluk.

Maar goed, ik heb, zoals ze dat hier in Scherpenheuvel zeggen, serieus het zagen. Klagen en zuchten, ik ben er de laatste tijd behoorlijk goed in. Alsof mijn innerlijke kern, die meestal toch overhelt naar de zonnige kant van het leven, ergens onderweg werd volgestouwd met grijze gedachten. En ik ben als de dood dat ze misschien wel pikzwart gaan worden. Tja, dan klampt een mens zich wel eens vast aan een slap strohalmpje. Aan zo'n zweverige zinnetjes bijvoorbeeld.

Ik stel mijn duurzaam gezeur nog maar eens vast als ik, samen met mijn vader, op weg ben naar Leuven. Hij wordt verwacht in de polikliniek van UZ Gasthuisberg, voor een kleine operatie aan z'n linkeroog, wegens cataract. Niet zo uitonderlijk op zijn gezegende leeftijd en volgens de oogarts een volstrekt pijnloze ingreep met uitstekende resultaten.

"Ben je niet nerveus, voor die ingreep?" vraag ik, alvast zuchtend op voorhand.

Mijn vader kijkt me aan alsof hij serieus twijfelt aan het resultaat van z'n opvoeding.

"Met een beetje geluk lees ik overmorgen terug de kleinste lettertjes," zegt hij, "en ik ga ervan uit dat ze niet zomaar in het wilde weg en zonder enige verdoving in m'n oog gaan kerven. We zijn 2022, kind, blij dat ze dit nog kunnen fixen."

Ik loop nog met hem mee tot aan de dagkliniek op niveau -2 en spreek met een uiterst opgewekte verpleegster af dat ze me mag bellen als ik hem weer kan oppikken. Met een beetje chance is dat binnen twee uur, maar het kan natuurlijk altijd uitlopen.

"Waarschijnlijk zie ik je dan straks al van ver staan," zegt mijn vader, één en al optimisme, zeer in tegenstelling tot mezelf. En dan verdwijnt hij, vol vertrouwen en in het kielzog van de nog steeds vrolijk taterende verpleegster, achter de dichtklappende deuren.

"We gaan goed voor je zorgen, meneer," hoor ik haar nog zeggen.

Voor mij liggen dus twee, misschien wel drie blanco uren. Uren van doelloos wachten en ik heb niet eens wat leesvoer bij. Ik voel een volgende zucht al komen. Zeer misplaats trouwens. Want wie gezond en wel door ziekenhuisgangen stapt, kan maar beter de moeite doen om onderweg eens aandachtig rond te kijken. Niet iedereen dartelt hier even vrolijk naar de liften, richting uitgang. Ik kruis soms schrijnende beelden. Gezichten waar pijn zeer duidelijke groeven in gekerfd heeft. Schuifelende patiënten, met holle blik achter een statief. Kindjes met kale hoofdjes. Je vraagt je af welke verhalen daar achter schuilen. Verhalen van verdriet? Ontgoocheling? Spijt? Berusting? Of toch nog hoop?

Het plaatst de dingen alleszins weer in het juiste perspectief, ik heb inderdaad bitter weinig reden tot zuchten. Ik besluit er ook meteen iets aan te doen. Ik loop naar het winkeltje bij de grote inkomhal en schaf me de juiste benodigdheden aan voor een paar uur gedachteloos lummelen in het zonnetje, buiten op een bankje: een voordeelpakket Flair + Libelle en een beker gekoelde, mierzoete Starbuck Caramel Macchiato. Het wordt, tegen alle verwachtingen in, een topmiddag. Zelden heb ik op weekdagen zomaar extra tijd om op een bankje te hangen, verstand op nul, langzaam nippend aan een caloriebom. Het voelt een beetje als vakantie op een warm strand op Cos, met ijskoude Café Frappé binnen handbereik.

Amper twee uur later krijg ik inderdaad al een telefoontje van de dagkliniek: mijn vader mag terug naar huis, alles is vlot verlopen. Ik begeef me, weer volledig opgeladen met zonne energie, naar niveau -2. Onderweg passeer ik nog een snoepautomaat en ik twijfel geen seconde: ik kies schaamteloos de dikste Suzy wafel uit de onderste la.

Vandaag mag m'n innerlijke kern even bomvol suiker.

Kwestie van af en toe toch eens een klein gelukje af te dwingen.


Wel wel - 26/05/2022

Ik sta aan de kassa bij Colruyt. "Kortingskaart of bonnekes, madammeke?" vraagt de goedbedoelende kassier, voor hij mijn aankopen begint te scannen.

De standaardvraag bij de zaterdagse boodschappen. Alleen, dit keer komt er dat 'madammeke' achteraan.

"Wel, wel," denk ik er het mijne van.

"Het heeft zo iets hulpeloos," grommel ik 's anderendaags nog even na tegen de dochter, "alsof ik zo'n klein sukkeltje ben. Waarom zeggen ze dan niet gewoon 'mevrouw', zelfs dàt klonk de eerste keer al confronterend."

Ik zie haar kijken. Want ik bén natuurlijk ook best klein. En ik durf inderdaad wel eens te sukkelen met zware lasten.

"Wel, wel," zegt ze. Meer niet. Maar ze denkt er duidelijk het hare van.

Daarna trekken we samen naar de wei, op zoek naar de nieuwste bewoner op haar terrein, want officieel ben ik uitgenodigd voor een namiddagje 'veulenborrelen'. We kijken samen vertederd naar moeder en zoon die zij aan zij en al op volle snelheid rondjes lopen door het hoge gras, alsof de geboorte niet pas eergisteren was. Heel anders dan bij ons mensen, op dat vlak neigen wij toch iets meer richting au en ai en oei, al krijg ik ook hier de gedetailleerde kraamhistoriek mee. Over het lange wachten en de nachtelijke wakes, want de aanstaande moeder gedroeg zich al ruim op voorhand als een echte dramaqueen. En ze kegelde* overduidelijk. De dochter zat dus dag en nacht op vinkenslag.

"En uiteindelijk klaarde ze de klus dan nog helemaal in haar eentje," zegt ze, "in het holst van de nacht en binnen de tien minuutjes. Ik was net nog gaan kijken."

Ik vraag hoe onze flinke jongen heet. En dat is een mond vol.

"Ímir frá Rauðidalur" zegt de dochter, "zoon van Ímynd van 't Enclavehof. Hun namen beginnen allebei met dezelfde letter, dat is makkelijk om later het juiste veulen aan de juiste moeder te linken."

"Wel, wel," zeg ik. Meer niet. Maar ik weet dat zij dat ook weet: dat ik dat in geen honderd jaar ga onthouden.

De rest van de namiddag verloopt geheel op gekende, Schaffense wijze: zo loom mogelijk, in het zonnetje, kijkend naar de rest van de beestenboel. Met taart en slagroom ook, op het nieuwe leven! En ik luister geamuseerd - en soms ook lichtjes verbaasd- naar de verhalen van de dochter, die aan elk levend wezen op haar erf een specifiek karaktertrekje weet te koppelen. Hoe nukkig de Bassets wel kunnen zijn en hoe aaibaar dan weer één van de vier poezen is, terwijl uitgerekend dàt exemplaar bedoeld was als vrijgevochten stalkat. En dat de drie varkens 's nachts wel vadsig samenschurken onder een berg hooi, maar daarom nog niet altijd de beste vrienden zijn. Vooral Fons heeft wel eens last van een identiteitscrisis, die heeft te lang tussen de paarden geleefd. En dat Clementine eindelijk de weg naar de legschuif gevonden heeft, ze legt haar dagelijks ei niet langer boven op het slaapnest van de zwijntjes. Want dat was altijd 's morgens haasten om het ei nog te redden: varkens zijn er verzot op! En o ja, de zwaluwen zijn terug, ze vliegen af en aan, er huizen weer twee nestjes hoog in de stallen.

Nieuw in het aanbod van beestige hilariteit zijn de anekdotes over de konijnen, twee jonge Vlaamse reuzen, dus nog uiterst wollig en van een ongeziene snoezigheid. De dochter heeft eigenhandig een huisje voor hen in elkaar getimmerd, compleet met een deurtje en een luikje voor het raam. Als er in Schaffen toevallig ooit kabouters passeren gaan die volgens mij nooit meer weg, die nemen meteen hun intrek.

"Misschien moet ik eens overwegen om, naast dat pension voor paarden, een konijnenhotel te openen," zegt de dochter "daar schijnt veel vraag naar te zijn, vooral tijdens de zomermaanden, als mensen op vakantie willen."

"Wel, wel," zeg ik.

En dit keer omdat ik écht niet zo meteen weet wat te zeggen. Want ik vermeldde dat al vaker: haar wereld is zo anders dan de mijne. Met veel liefde en aandacht voor de dingen die uiteindelijk wel eens het allerbelangrijkst zouden kunnen zijn : malse weides, blauwe hemels en gemoedelijk gewemel rond het huis. Alsof het merendeel van haar dagen gesluierd zit in een nevel van tevreden rust. Terwijl ik nog tot aan mijn middel verzink in de dagelijkse strijd van meer en beter en steeds hoger mikken. Voortdurend gejaagd en met het oog op de klok. Als ik al eens de knop op pauze duw is dat in een vooropgesteld en duidelijk afgebakend fragment van het lopende etmaal. Als een kleurloos, verbeten slaafje van dat eeuwige groeimodel.

"Wel, wel," zegt de dochter.

Maar we denken er dan toch weer allebei het onze van.

.*Kegelen: Als aan de uier twee wasachtige druppels hangen, het zogenoemde 'kegelen', wordt het veulen meestal binnen 24 uur geboren. Nee, ik wist dat ook niet.

Wel, wel.


Week 24 – 18/06/2022

Nooit gedacht dat ik nog eens mensen zou inspireren. Maar kijk, ik schrijf een random blogje over een deurbel en plots krijg ik berichtjes vanuit diverse- wel voornamelijk mantelzorgende- hoeken: goed bedacht Mie, dat gaan wij ook proberen!
"In tijden van smartphones en internet nog communiceren via een deurbel," stelt de dochter verbaasd vast, "je had ook gewoon opnieuw de rookpluim kunnen lanceren."
Maar het principe is gebruiksvriendelijk en goedkoop en doet met één druk op de knop gewoon wat wordt gevraagd, zonder die eeuwige overvloed aan keuzemogelijkheden, meer moet het soms echt niet zijn. Ik denk trouwens dat, los van die link naar hulpverlening, wel meer oudere mensen blij zouden zijn met nog eens een welgemeende, ouderwetse druk op hun deurbel. Ook mijn nonkel- kranig op weg naar 92!- wil weten waar hij zo'n bel kan kopen, want tante is dezer dagen wat moeilijker te been en dan vindt hij zo'n ding in de buurt best handig. Dus ik stop na het werk nog snel bij een lokale doe-het-zelf-zaak, laat me door een kwieke Brico-man de weg wijzen naar gang 6 van de draadloze alarmsystemen en schaf me een tweede exemplaar aan, alleen dit keer in een andere kleur, de witte waren er niet meer. En ook eentje met een iets groter bereik, 300 meter, voor als nonkel eens naar den hof trekt bijvoorbeeld, hij heeft nog een bedje rijpe aardbeien in de tuin. Hij en ik zitten diezelfde avond samen nog wat te prutsen om het ding operationeel te krijgen, met van die heel kleine vijsjes die dan weer met een heel klein schroevendraaiertje moeten los gevezen worden om de piepkleine batterijtjes te plaatsen. Ik stel vast dat ook ik dat niet meer red zonder leesbril, maar het lukt. We kiezen uit tien deuntjes de rustigste beltoon: für Elise. Als tante dringend bijstand nodig heeft, wordt nonkel daarvan met zachte pianoklanken op de hoogte gebracht.
Intussen worden de eerste tropische temperaturen aangekondigd. Dus zelfs ik - toch iets meer fan van winterse sfeer- kan er niet langer omheen: het gaat volop zomeren, binnen enkele dagen zelfs astrologisch officieel. Ik kijk in mijn agenda en zie dat we inderdaad al week 24/2022 zijn. En dat de pagina's van de daarop volgende weken, behalve met wat werkgerelateerde items, nog grotendeels blanco bleven. Alleen in week 27 staat op een zaterdagavond Rock Zottegem eenzaam te prijken. En een week later dan ook nog Rock Herk, maar met in fluo nog een vraagteken erbij. Want het kwakkelt nog steeds een beetje hier op het thuisfront, dus het blijft afwachten wat kan en niet kan.
Verre horizonten opzoeken zit er hoe dan ook niet in dit jaar, maar op één of andere manier brengt dat dan ook weer rust in mijn hoofd. Want niks moet dus, deze zomer. Geen koffers pakken, geen alternatieve routes uitstippelen, mijn lijf mag voor één keertje gewoon rustig blijven uitdeinen, het moet niet nog op de valreep summer proof naar een strand. Het wordt gewoon wat bruinen zonder zon op mijn benen smeren, en dan een flodderkleed aan en meepikken wat mijn pad kruist. Letterlijk leven op het ritme van 'la vie comme elle vient'.
Dat dreigt misschien een zomer van weinig hoogtepunten te worden, maar het is toch ook zoals ze zeggen: de leukste feestjes zijn meestal de onverwachte. Dus ik zie wel.
En jawel, nog in diezelfde, toch weer ietwat saaie week 24, kondigt een onverwacht feest zich al aan! Want opeens is er dat verpletterend heerlijke nieuws over Mauro: hij wordt opnieuw, en echt weer helemaal officieel, het vijfde bandlid van dEUS. Mijn geluk kan niet op! Vanaf nu zal de gitaarriff na het tweede refrein van Instant Street weer in oorspronkelijke glorie gebracht worden. Mauro, dat is - en dit heb ik van een andere, echt wel die hard fan- seks op een podium. En ik sta dan in week 27 gewoon al van op de eerste rij mee te genieten. Misschien toch maar liever niet in een flodderkleed dan. En een kilootje minder kan tegen week 27 misschien nog net.
Ik zeg het u: veel beter kan het eigenlijk al niet meer worden, deze zomer.


Betutteling – 25/06/2022

We zijn een land van wetten en regeltjes en daar heb ik meestal geen problemen mee. Je kan misschien wel dromen van een paradijs van absolute vrijheid, maar dat lijkt me eerder een vals ideaal. Laat iedereen van ochtendgloren tot avondrood lekker z’n eigen zin doen en het wordt collectief jongleren op de apenrots.

Maar toch zijn er dagen dat ik me erger aan de overvloed van regeltjes, soms zijn het er gewoon een ietsje te veel.

Als ik op één week tijd drie snelheidsbekeuringen in de bus krijg, bijvoorbeeld.

“Gij hebt precies een abonnement bij de politie,” grapt mijn vader, want hij legt trouw elke voormiddag mijn post op de trap en die briefomslagen zijn niet mis te verstaan: politiezone Antwerpen, politiezone Lier, politiezone Meerhout. Afin, altijd zeer duidelijke correspondentie.

En nee, voor jullie gaan denken dat ik een razend gevaarlijke brokkenpiloot ben: het gaat telkens om relatief kleine overtredingen. Twee boetes waarbij ik amper 42km per uur reed, in een smal Antwerps stadstunneltje, een doorsteekje dat ik wel eens neem om de drukte op de Ring te vermijden. We spreken hier over één rijvak, met daar naast een pechstrook, bij mijn weten heb ik er ook nooit meer dan drie auto’s achter mekaar weten rijden en zwaar vervoer mag er zelfs niet in. Geen fietsers en al helemaal geen spelende kinderen in de buurt. Maar de snelheidslimiet staat blijkbaar op 30. Tweemaal geflitst dus, twee maal 62,06€ armer, dat scheelt alweer een paar zomerschoentjes mevrouw.

De derde overtreding is intussen bijna een klassieker: op de ring rond één van onze gezellige provinciesteden. Toch duidelijk een route die bedoeld is om op relatief vlotte wijze de stadsdrukte te omzeilen, maar dat is buiten de steeds weer wisselende snelheidsbeperkingen gerekend. Voor je het kluwen van verkeersborden hebt ontrafeld is het trouwens al te laat. Wie hier ’s ochtends de meute volgt heeft gegarandeerd het vlaggen. Terwijl je niet eens baldadig langs Vlaamse wegen scheurt, je bent gewoon heel braaf en groepsgewijs op weg naar het werk.

Ik vraag me dan toch af in hoeverre dit nog met veiligheid te maken heeft. Het lijkt wel alsof je constant ergens in overtreding bent. Kennis, inzicht of gewoon gezond verstand doen niet meer ter zake, de flitspaal regeert. Een wettelijke vorm van betutteling. Dan denk ik: beboet de échte snelheidsduivels en straf dronken debielen achter het stuur, maak het veilig aan schoolpoorten en overal waar het broodnodig is, investeer dat geld voor al die overbodige borden en flitspalen misschien eens in deftig openbaar vervoer. Bedenk eens iets constructiefs, in plaats van altijd maar dat vermanend vingertje op te steken.

Ik heb m’n ergernis bijna weg geslikt als ik ook diezelfde week te maken krijg met nog wat administratieve riedeltjes, want daar zijn we hier ook sterk in. Ik wil een jongeman aan het werk zetten, van Braziliaanse nationaliteit, maar al meer dan twintig jaar in dit land en Vlaamscher bespraakt dan wijlen Stijn Streuvels. In bezit van het juiste diploma, gemotiveerd en hij heeft meer dan genoeg relevante werkervaring voor deze job.

“Een starter!” roepen wij dan in koor op de werkvloer.

Maar neen, mooi niet dus. Want de jongeman is z’n paspoort kwijt en dan mogen wij geen contract aanmaken. Hij heeft wel aangifte gedaan bij de lokale politie ( bij één van mijn ijverige correspondentievriendjes) en kreeg daar een zeer officieel ogend document waarop alles- maar dan ook àlles behalve zijn bloedgroep- vermeld staat. Wie hij is en waar hij vandaan komt en waar hij nu woont en zelfs de gegevens van zijn verloren identiteitskaart, maar toch, hij moet een ORIGINEEL paspoort kunnen voorleggen, mevrouw. Ergens hogerhand heeft iemand beslist dat je pas echt bestaat als je identiteit op een klein plastieken kaartje geprint werd. Een officieel stuk papier, formaat A4, met daarop honderd bevestigende stempels van een erkend gemeentebestuur is in deze niet geldig.

Want ja, mevrouw, er is een groot tekort op de arbeidsmarkt. En ja, ze komen wel naar hier, mevrouw, maar ze willen niet werken.

De week der ergernissen wordt nog op waardige wijze afgesloten. Als ik op vrijdagavond op weg ben naar huis, belt m’n moeder, behoorlijk overstuur. Mijn vader is gevallen in de tuin. En hij geraakt niet op eigen kracht weer recht en zij kan ook niet helpen. Ik bevind me ergens ter hoogte van Berlaar, dus ik schat nog een dik half uur voor ik thuis ben, alle snelheidsregels in acht genomen.

“En hier dreigen ook nog eens donkere regenwolken,“ panikeert m’n moeder.

Gelukkig kan ik m’n nichtje bellen, zij snelt meteen ter plaatse. Als ik eindelijk arriveer- en dit keer écht in de hoop dat ik onderweg geen van mijn pennenvrienden ben tegen gekomen-ligt het leven gelukkig weer behoorlijk in de plooi. M’n vader zit al terug binnen op een stoel, voet omhoog, maar hij heeft niets gebroken.

“Die man is van elastiek,” zegt m’n moeder bewonderend.

Maar er zit wel een serieuze wonde op z’n been, daar moet een deskundige hand aan te pas komen.

En ook nu moet weer een streng protocol in acht genomen worden.

Want ik bel eerst de huisdokter. Maar huisdokters mogen dit soort zorg blijkbaar enkel verstrekken in hun praktijk en mijn vader- hij kan behoorlijk koppig zijn en bovendien is hij toch een beetje van slag- wil vanavond heel zeker niet meer op verplaatsing. Dus ik word doorverwezen naar het Wit Gele Kruis. Geen probleem, zou je denken, die engelen komen hier sowieso al dagelijks langs. Maar nee, voor wondverzorging moeten ze een voorschrift hebben van de huisarts en pas dan mogen ze iemand sturen. De dame van wacht is uiterst begripvol en ik hoor haar onmacht door de telefoon, maar regels zijn regels, het spijt ons mevrouw. Het blijft dus nog wat heen en weer bellen en snel snel naar de huisarts rijden voor dat voorschrift, met nog een ommetje langs de apotheek, maar uiteindelijk zit mijn vader een dikke twee uur later toch min of meer triomfantelijk met zijn been in een steriel verband. Ook uiterst zorgzaam in de watten gelegd door een goedlachse verpleegster, laat dat duidelijk zijn.

Ik bel die avond nog met de dochter, al was het maar om even alle ergernis van die week te ventileren.

“Waar was hij dan precies gevallen?” vraagt ze.

Tja, daar moest hij zelf ook een beetje om lachen: bij het vogelhuisje, vlak naast die kleine composthoop, net niet pal er in.

“Wel veel gedoe allemaal,” zegt de dochter, “wat doen oude, alleenstaande mensen dan als ze dringend zo’n verbandje nodig hebben? Je zou toch denken in termen van: eerst water, de rest komt later?”

“Geen idee,” zeg ik.

Misschien gewoon laten liggen, naast het composthoopje? Bij gebrek aan de juiste documenten?


Kabaal – 20/07/2022

Ik mag op een vrijdagavond nog eens aanschuiven bij de dochter en dat is altijd feest. Niet in het minst omdat ze stukken beter kan koken dan haar moeder- die genen heeft ze duidelijk niet van mij- maar ook, het is daar altijd binnen stappen in een heel andere wereld. Alsof ze op de valreep nog een tijdloos lapje Schaffen heeft ingepalmd, waar de klok nog niet bestond. Het zet aan tot voldaan achterover leunen na een uiterst lekker gerechtje en dan nog gezellig nakeuvelen. Dat laatste heeft ze dan weer wèl van mij, wij kunnen allebei moeiteloos een paar uur vol kleppen, over alles en niks.

We hebben het over de grilligheid van het bestaan. Hoe een voorspelbare dag opeens zo’n onverwachte wending kan nemen, zodat je alsnog verbluft achterover slaat. Maar ook over hoe saai het leven dan soms weer kan zijn. De routine. De eentonigheid. Dat geordende leven met constant de blik op het uur. Snakken naar weekends en vakanties, tijdsblokken die per definitie leuk moeten zijn en intussen vergeten te genieten van wat op weekdagen gebeurt.

Het gaat eigenlijk voornamelijk over mijn dagen, want ik heb lichtjes het zagen.

“Het lijkt wel of ik dit jaar enkel nog te hard werk, te snel eet, te veel zorg en te weinig slaap,“ zucht ik, “en zelfs de yogalessen nemen vakantie. Daar lag ik tenminste nog eens wekelijks tevreden op een matje.”

“Dat is de normale gang van zaken,” antwoordt de dochter, “dit is gewoon een fase. Er komt uiteindelijk weer een dag waarop je zegt: nu mag het gerust wat minder zijn. Er bestaan nu eenmaal pieken en dalen.”

Daar zit natuurlijk waarheid in. Het leven kan onmogelijk een rijgsnoer zijn van louter spetterende avonturen. Al lijken we dat wel met z’n allen verbeten na te streven, desnoods met opeengeklemde kaken. Want we moeten genieten, vieren, bucket lists opstellen. Making memories, ook altijd mooi meegenomen voor op Instagram. Met dan ook nog eens een overvloed aan keuzes. Strikt genomen een luxeprobleem, want zelden kenden we zoveel mogelijkheden, al was het maar omdat we hier inmiddels, gebaseerd op de gemiddelde som der verjaardagen dan toch, relatief lang vertoeven. In de Middeleeuwen was de levensverwachting 35 jaar. Binnen die korte tijdspanne moest je je leven geleefd hebben. En intussen had je ook nog tien hongerige mondjes te voeden. En alsmaar van dat slappe bier brouwen, want kraantjeswater bestond nog niet en zowel groot als klein dronk zo ongeveer één liter bier per dag, ja, begin er maar aan!

Ik besluit gewoon geduldig af te wachten tot het tij weer keert, tenslotte ben ik van plan hier nog een tijdje te verblijven, er ligt vast nog iets heel anders in ’t verschiet. Terwijl de dochter dan weer, geheel in lijn met haar aangeboren dadendrang, zelf het heft in handen neemt.

“Tijd voor iets totaal anders,” glundert ze. Ze ruilt vanaf september haar overwegend buitenleven- met- de- paarden in voor een strakke functie in de sales. Overdag komt er iets ingewikkelds met manager op haar visitekaartje en ’s avonds worden de paarden – naast natuurlijk nog steeds haar grote liefdes- gewoon bijberoep.

“Best of both worlds, zegt ze, “mijn contract is getekend. Eens kijken wat dat geeft, zo managen met het gehijg van omzetcijfers in m’n nek.”

Ik denk er natuurlijk nog over na, als ik die avond nog steeds afwachtend in m’n zetel zit te zappen. Misschien ben ik wel iets te laks dezer dagen. Geduld is natuurlijk een schone deugd, maar wezenloos toekijken leidt zelden tot spannende dingen. Bovendien ben je nooit te oud om het roer nog eens om te slaan. Of gewoon, om datgene te doen wat je het liefst doet. Een bedenking die ik me recent nog maakte tijdens een optreden van Texas. Sharleen Spiteri, 54 is ze intussen en, volgens mezelf en de vriendinnen- wij vrouwen zijn namelijk ontzettend goed in het maken van dat soort zinloze opmerkingen over andere vrouwen- toch stilaan toe aan een abonnement bij de Body Styling. Dat strakke van de ninetees was er toch wel een beetje af. Maar ze zong nog verpletterend schoon én ze sprong op dat podium nog rond als een jong veulen. Geen idee of ik dat ook nog zou durven (of zelfs maar kunnen!), mijn lijf is tenslotte ook alweer twintig jaar verder.

Ik besluit het gewoon eens ter plekke uit te proberen, zoek één van haar hits op youtube, klik op het uiterst dansbare ‘Getaway’, zet het volume op hoog en geef meteen een performance ten beste, zo maar onnozel naast mijn salontafel. Weliswaar zonder publiek, maar laat dit nu net één van de meest benijdenswaardige voordelen zijn van een single bestaan: je kan zingen en springen zo zot je maar wil, er is zelden iemand in de buurt die bedenkelijk de wenkbrauwen fronst.

Al zijn de muren nogal gehorig. De buren op de benedenverdieping stellen zich toch wel vragen.

“Wat een gebonk was dat, gisterenavond,“ zegt m’n moeder, ze kon het lawaai niet zo goed plaatsen, “alsof ze de boel hier gingen afbreken.”

Ik schokschouder en speel de onschuld zelve. Maar al bij al is dit een zekere geruststelling.

Want ik kan dan misschien niet meer zo hoog springen als Spiteri, maar ik kan in elk geval nog heel veel kabaal maken.

En dat doe ik af en toe ontzettend graag.


Buurvrouw – 01/08/2022

Ik zit, na al die doodse stiltes tijdens corona, nog eens op een heerlijk broeierig Scherpenheuvels kermisterras. En opeens zie ik haar, ze zwaait al van ver: mijn buurvrouw van lang, lang geleden. Nog altijd even blond en vief, ze navigeert zigzaggend door de menigte, als een stuiterend bolletje kwik.

Ergens eind vorige eeuw deelden we drie jaar lief en leed op hetzelfde adres, zij het op verschillende hoogtes, ik op de tweede etage en zij één trap lager. En het waren toen, laat ons zeggen, nogal turbulente tijden.

We waren allebei lichtjes ontgoocheld uit een slecht geschreven scenario gestapt, zo eentje dat met haken en ogen aaneen hing en waarvan het laatste hoofdstuk, dat van 'tot de dood ons scheidt', ook volledig ontbrak.

Dus gingen we weer dapper op zoek naar een nieuw sprookje, dit keer liefst iets over eeuwig durend geluk. Maar dat nieuwe pad was dan ook weer niet strak waterpas geplaveid, dus we hobbelden wel eens in de foute richting. Intussen leenden we elkaars schouders om af en toe eens op te leunen.

Wie ons beter kende en de dingen zag gebeuren keek soms verbaasd, maar voor ons werkte het. We waren twee totaal verschillende karakters die dan toch een klankbord vonden op het dichtstbijzijnde verdiep. Al bij al best mooie en, zonder enige twijfel, spannende dagen.

"Top dat ik je hier nog eens tref," zegt ze, terwijl ze meteen mee aanschuift, "hoe gaat het nu met jou?"

Daar kan ik kort en bondig op antwoorden. Want met mij gaat het goed. En met alles en iedereen rondom mij gaat het ook goed: mijn kind, de familie, vrienden, collega's, mijn werk. Goed, goed, goed. Als het leven een meerkeuzevraag zou zijn van goed, beter, best kon ik over de hele lijn hetzelfde bolletje aanvinken, zo ongelooflijk goed gaat het met mij.

"Ja, ja, ja, maar hoe zit het intussen met de liefde?" vraagt ze, nog altijd even wakker als weleer.

Daar kan ik al even kort en bondig op antwoorden. Want ook op dat vlak geen klachten. Ik kan zelfs spreken van complete windstilte. Geen kapers op de kust, maar dan ook geen hopeloos verlangen, geen desillusies. Ook gewoon goed dus. Dat is ooit wel anders geweest, maar een mens leert berusten en op een bepaald moment ben je er niet meer zo fanatiek mee bezig. Nog even en ik sleep de trofee van meest flegmatische vrouw van het jaar in de wacht.

Zij heeft dan weer meer stof tot verhaal. Iets over een romantische flirt ergens ter hoogte van Marseille, nog niet zo lang geleden. Een echte coup de foudre en dan ook nog eens onder de juiste vlag, maar wel eentje van korte duur. Want hij bleek dan weer getrouwd te zijn en zij kwam nog net op tijd tot bezinning. Braafjes niet aan begonnen dus, een mens leert wel bij, in de loop der jaren.

Verder stelt zij het ook goed. Haar slotconclusies komen grotendeels overeen met die van mij: alles op orde, we kregen de dingen geregeld, ons gaan ze niet meer liggen hebben. Maar een gemoedelijk kabbelende relatie, waarin de liefde zo eens simpelweg van twee kanten komt, zit nog steeds niet in ons pretpakket. Ik vind het wel grappig. We zijn zo verschillend, we gingen een totaal andere richting uit en na al die tijd komen we dan toch met quasi hetzelfde rapport naar huis, met een mooi gemiddelde op alle vakken van vitaal belang. En nog een bemoedigende nota van de juf: flink je best gedaan, alleen dat liefdesleven kan beter!

"Ja, dat zou wel leuk zijn," mijmert ze, "dat we dat laatste vakje ook nog zouden kunnen aanvinken met goed. Of nee, met best, het mag wel eens een ietsje meer zijn."

En daarna moet ze weer door, ze heeft nog afgesproken met een verre neef, ze heeft het druk deze kermisweek.

"Maar we zijn in elk geval weer mee met de grote lijnen," zegt ze, "de details bespreken we later nog wel."

Over een jaartje, nog eens op de foor, vermoed ik.

En wie weet: misschien tegen dan wel met een kus van de juf en een bank vooruit.


Touwtje – 07/08/2022

Ik kom al stilaan in vakantiemodus, nog een weekje werken nu, dus m'n focus richt zich al wat meer op het terrasgebeuren. Vooral dan op alles wat wemelt op mijn dakterras: heel veel duiven, in alle kleuren en formaten. Ik hoorde vorige week iets over een drama in de duivenwereld, over duizenden postduiven die vermist raakten, wel, volgens mij zijn er ook een honderdtal hier bij mij geland. Mijn vader voedert ze overvloedig én à la carte beneden in de tuin en daarna strijken ze, weldoorvoed, neer op de balustrade van mijn balkon, een verdieping hoger. En ik moet er geen tekening bij maken, iedereen weet wat duiven dan doen, zelfs als ze slapen!

Dus ik ga op zoek naar diervriendelijke middelen om die laatste activiteiten wat in te dijken. Op Google worden tal van trucs aangereikt, waaronder ook een paar lugubere zoals het bevestigen van pinnen op de rand van het balkon, of het spannen van een net, maar daar doen we niet aan mee. Je kan blijkbaar ook op de plaats delict een nep roofvogel plaatsen, maar die moet je dan weer regelmatig verhuizen, duiven zijn blijkbaar niet van gisteren, die hebben al snel door dat het allemaal niet echt is. Het meest eenvoudige idee lijkt mij nog het spannen van een touwtje, een paar centimeter boven de balkonrand. Als de duif dan op het touwtje zit, kan ze zichzelf niet in evenwicht houden en vertrekt ze, ik vermoed terug naar de feestdis op het gelijkvloers.

Ik ga aan de slag met een rolletje keukentouw, zo eentje waar je een opgevulde braadkip mee dicht bindt, dan houden we het ook nog min of meer binnen de juiste populatie. Bovendien is dat redelijk zacht materiaal, ik wil geen snijwonden in die pootjes. Ik ben er een paar uur mee in de weer, om alles stevig en voldoende strak te bevestigen.

En ik moet zeggen: het werkt. Tenminste: tot de eerstvolgende regenbui. Nu hangt er enkel nog een triestig koordje te bungelen, helemaal slap van al die nattigheid.

Met die vakantie in het vooruitzicht wil ik me ook nog eens wat grondiger verdiepen in een Dag allemaal. Het is het wekelijkse lijfblad van mijn ouders, voornamelijk wegens de overzichtelijke TV gids, vooral mijn moeder wil geen enkele sportuitzending missen. Maar eenmaal gedateerd belanden de boekjes bij de stapel oud papier, die ik dan weer wekelijks overhevel in onze gezamenlijke ophaalcontainer. Maar eigenlijk is dat toch wel zonde, zo'n hoop letters ongelezen in een knalgele plastieken bak gooien, dus af en toe, als mijn tijdschema het toelaat, maken ze eerst nog een ommetje langs mijn verdiep.

Het is niet de meest verrassende literatuur, maar je komt natuurlijk wel één en ander te weten, zij het in mijn geval dan wel met enige vertraging. Maar ik kan me echt verkneukelen in dat soort spraakmakende primeurs, zeker als ze ook nog eens worden aangekondigd door misleidende titels, de vlag dekt namelijk lang niet altijd de lading. En zeker dàn wil ik er helemaal het fijne van weten.

Zo verneem ik vandaag dat er toch wat onvrede heerst in Vlaamse schlagerkringen. Vooral de iconen van weleer, zij die destijds Tien om Te zien nog mee groot hebben gemaakt, zijn misnoegd. Want er komt een nieuwe reeks muziekshows op de buis en uitgerekend zij, de voorvechters van het Vlaamse lied, werden nog niet gebeld. Zo'n knulletje als Metejoor mag zomaar los drie keer na elkaar komen, zegt Yves Segers, maar mij hebben ze nog niet geboekt. En Jo Vally mag blijkbaar enkel een medley komen zingen, terwijl zijn laatste single ' De zomer van ons twee' een denderende zomerhit is. Van dat laatste was ik dan weer totaal niet op de hoogte, ik luister waarschijnlijk naar de foute zenders, dus maar goed dat ik het hier nog eens lees.

Danny Fabry blijft er dan weer ijzig kalm onder. Ik ben 50 jaar bezig vertelt hij, ik treed nog 20 keer per maand op, ze hebben mijn nummer, ik ga écht niet smeken.

Dat lijkt me inderdaad de juiste spirit, stug doorgaan, het hoofd geheven.

Al komt er vroeg of laat natuurlijk een eind aan alles, ondanks je staat van dienst. In 't ergste geval zegt het leven zelf: case closed.

"Dat is natuurlijk zielig, maar toch ook een beetje logisch," zeg ik tegen de dochter, "op een gegeven moment ga je waarschijnlijk toch over je houdbaarheidsdatum, zeker na zo'n hectisch leven in de spotlights? Ik moet me op toch ook nergens meer aanmelden als groupie, ze zien me komen!"

"Je kan altijd nog eens polsen bij Danny Fabry," zegt ze.


De vijf Tibetanen – 17/08/2022

Ik heb vakantie en ik barst natuurlijk weer van de goede voornemens, een jaarlijks weerkerend fenomeen. Alsof ik op amper twee weekjes tijd een compleet nieuwe, stralende versie van mezelf kan neerzetten: nonchalant huppelend doorheen die vrije dagen en dan na afloop uitgeslapen en liefst een paar kilo lichter terug in de startblokken. En al de rommel in huis en hoofd weer netjes geordend. Ik noteer de grote lijnen van mijn scenario zelfs in een schriftje, om het overzicht te bewaren.

Het loopt al fout op dag drie.

"Niet zo simpel om alles los te laten," zucht ik tegen een collega. Ze heeft me, ondanks m'n out of office, toch nog even gebeld, ze kent me als geen ander.

"Je moet vooral genieten van de kleine dingen," zegt ze, "leven in het hier en nu. Gewoon zien wat er op je afkomt, zonder to do lijstjes. Want die heb jij waarschijnlijk wel weer gemaakt."

Is ook zo. Ik kijk nog eens in m'n schriftje, naar mijn planning voor de volgende weken:

·       Elke ochtend de Vijf Tibetanen

·       Koken volgens Bekkari ( Nooit meer diëten, deel 5)- eerst naar Bib!

·       Zolderkamer opruimen

·       Daarna containerpark

·       Terras schuren / tuinmeubels insmeren met iets (eerst naar Brico en vragen met wat dan wel)

·       Afspreken met P, L, G en R. Terrasje? Eten? Shoppen?

·       Extra tijd maken voor mijn moeder-wandelen, markt, bezoekje Schaffen?

·       Onkruid wieden

·       Terrasverwarmer ineen schroeven

·       Kraambezoek veulentje bij dochter

·       Digitale koortsthermometer instellen voor mam en uitleggen hoe dat ding werkt

·       Week 2: 2 dagen Bassetsitten bij de dochter en terwijl 'De Dochter van de Medici' uitlezen en NIET op zoek gaan naar een nog mogelijk hoopje weggemoffelde strijk.

·      

De lijst gaat nog door. Eindeloos veel puntjes die moeten afgevinkt worden, alles om m'n hoofd zogezegd leeg te maken. Het is te gek om los te lopen. En het helpt natuurlijk ook niet dat ik -wegens de thuissituatie- toch vrij strak aan huis gebonden blijf. Zomaar m'n auto instappen en op de bonnefooi een buurland gaan verkennen zit er dit jaar niet in, ik word hoe dan ook altijd voor het donker weer thuis verwacht. Al heb ik zelfs tijdens zo'n onbezonnen roadtrip meestal nog een stappenplan achter de hand: waar ik zeker wil geweest zijn en wat ik wil zien en horen en proeven en dat ik zeker niet te veel tijd mag verprutsen op een veel te heet en/of overbevolkt strand. Maar dan laat ik in elk geval wel de rommelige zolderkamer achter. En koken is dan ook niet aan de orde, Sandra mag zelf in haar gezonde potten roeren.

Nu ligt het dus niet zo simpel. Al haal ik wel netjes de Vijf Tibetanen: vijf dynamische yogaoefeningen die je in maximaal tien minuten kunt uitvoeren. En die je, als je ze dagelijks doet, naar verluidt eeuwig jong houden. Daar start ik plichtsbewust mee elke morgen, dus met m'n chakra's zou het in principe al goed moeten komen. Dat eeuwig jong kan ik nog niet zo meteen inschatten.

Eten volgens Bekkari valt dan weer in 't water. Als ik haar kookbijbel wil gaan lenen blijkt de bib te kampen met technische problemen, ze zijn zelfs tijdelijk gesloten. Dus ik rommel maar wat aan in de keuken en zwicht dan toch weer voor gekarameliseerde appeltjes in de pan.

Absoluut niet goed voor m'n derde chakra, de zonnevlecht, die zich net onder m'n navel moet bevinden. Als ik op deze gesuikerde manier blijf consumeren is mijn Solar Plexus - overigens, ik google die dingen hoor, dit is geen parate kennis!- binnenkort zelfs niet meer te traceren…

Wat de geplande activiteiten inzake terras, zolder en onkruid betreft: eerst is het te heet om wat dan ook te doen, we worden getrakteerd op een best wel pittig hittegolfje, net nu, daar gaat m'n schema. En als ik dan eindelijk mijn terrastafel wil insmeren- met Teak Protector 4 Seasons Outdoor, met dank aan de Brico man- begint het opeens te regenen. Moeder natuur beslist wijselijk in mijn plaats.

Dus ik gooi het raam open, alles plenst in een windstille luwte loodrecht naar beneden. Ik staar dromerig naar al die welgekomen nattigheid. Verheug me al op de geur van de lucht straks, na zo'n zomerse regenbui. Ik ben plots één en al rust, vermoedelijk zijn al mijn chakra's eens volledig in balans, tenslotte ben ik al een paar dagen in de weer met die Tibetanen.

Een mens zou van minder filosofisch worden. Niet dat ik dan gul met wijsheden ga strooien, het is meer zoals wijlen Toon Hermans het destijds verwoordde: ik moet dan steeds aan die grote denkers denken, die steeds grote dingen denken.

Al wil ik ook wel eens, heel voorzichtig dan, een poging doen. Dus bij deze een heel klein dogmaatje, hier en nu zelf verzonnen: vakantie begint in je hoofd. En vooral bij malse regen na iets te veel zonneschijn.


Neus poederen – 02/09/2022

Verandering is de enige constante in de wereld, niets blijft eeuwig en altijd bij het oude. En dat hoeven niet altijd levensbelangrijke aardverschuivingen te zijn, dikwijls gaat het ook over banale, dagdagelijkse zaken. Zo lees ik vluchtig een post op facebook, over onze toiletten. Die zouden vanaf nu, en vooral dan in openbare ruimtes, genderneutraal worden. Dus niet langer mannen-en vrouwencompartimenten, weg met het gekende mannetje of vrouwtje op de deur. Er zou enkel nog onderscheid gemaakt worden tussen een toilet en een ruim toilet, dat laatste voor de andersvaliden, vermoed ik. Het lijkt me duidelijk en simpel, en zo lang we niet opnieuw met z'n allen achter een struik moeten ga ik er niet wakker van liggen.

Mijn eerste reactie is dan ook: top, geen file meer bij het damestoilet! Maar omdat ik de vermoeiende gewoonte heb om ook altijd mijn eigen mening nog eens in twijfel te trekken blijft het wel af en toe door m'n hoofd spoken. Het gaat toch een beetje raar zijn, we zijn nu eenmaal gewoontediertjes. En stel dat ze die lijn gaan doortrekken naar andere terreinen? Naar de horeca, bijvoorbeeld? Of op de werkvloer?

Want ja, absolute gelijkheid is natuurlijk het nobele doel, maar het zal toch weer even zoeken worden waar we precies moeten zijn, zo zonder de gekende pictogrammetjes. En voor ons, vrouwen, is een toiletbezoek toch ook vaak een beleefd excuus om nog wat andere dingen te doen. Om even de lippen bij te stiften bijvoorbeeld, als de eerste laag al op de rand van het glas kleeft. Of gewoon even tutten onder de meiden. Meisjes die in de eighties wel eens nachtelijke bezoekjes brachten aan danstempels rond de kerkentoren van Rillaar zullen wel weten wat ik bedoel. 'Even m'n neus poederen' was daar trouwens geen eufemisme voor een plasje doen, je kon dat echt letterlijk nemen. Daar, achter de deur met het vrouwtje, kregen glimmende neuzen (van al dat dansen) een nieuwe laag foundation, werden verdwaalde schoudervullingen (ook van al dat dansen) terug op de juiste plaats gepord en kregen de toch al stevig getoupeerde kapsels nog wat extra ondersteuning om alsnog tot dageraad overeind te blijven. Liters en liters haarspray werden daar verstoven. Het eerste gat in de ozonlaag werd ontdekt in de jaren '80 en het zou me niet verbazen als dat zich situeerde boven die regio. Vijf keer die ademhalen in de damestoiletten van de Viertap en je riskeerde een snelle, pijnloze dood door vergassing. Het is één van de redenen waarom ik die etablissementen toch minder vaak frequenteerde. En ik viel daar sowieso een beetje uit de toon, met mijn haren was toen al weinig aan te vangen, verder dan zo'n raar wafel kapsel ben ik nooit geraakt.

In elk geval, vrouwen zullen altijd wel blijven multitasken, waar dan ook. Maar een strapless beha weer naar de juiste hoogte sjorren of beleefd vragen of iemand misschien nog een tampon te leen heeft zie ik ons nog niet zo snel zonder blikken of blozen doen met een stel mannen in de buurt.

Hetzelfde voor dat kwebbelen. Ik herinner me nog les toilettes pour les dames op een Brusselse werkvloer, waar ik een vijftal jaren werkte met uitsluitend Franstalige collega's. Het waren de tijden waarin bazen nog voornamelijk mannen waren, dus daar konden wij dan lekker ongestoord over klagen en roddelen in de beslotenheid van ons eigen domein. Even een sanitaire stop én stoom afblazen tijdens de werkuren. Mannen niet toegelaten, maar onze frustraties mochten vrijuit, heerlijk! En ik kan jullie verzekeren: daar, tussen wasbakken en spiegels en petites poubelles is mijn vocabulaire er spectaculair op vooruit gegaan. Vraag mij om in het Frans iets heel vies te zeggen over een betweterige vent en het rolt er nog steeds moeiteloos uit.

Dus die nieuwe toiletten, al dan niet ruim, dat wordt volgens mij weer even aanpassen, een klikje in het hoofd maken. Over wat nog kan of toch maar liever niet meer. Ik kan me trouwens wel voorstellen dat ook de mannen iets meer op hun hoede gaan zijn in gemengd publiek. Voor je het weet regent het weer "me too" verhalen.

Er zijn wel meer zaken waar ik recent nog anders tegenaan leerde kijken. Zo leefde ik jarenlang in de naïeve veronderstelling dat varkens schattige, aaibare diertjes zijn. Hoogstens kreeg je eens een gemoedelijke knor als je ze knuffelde. Niet dus. Die. Beesten. Bijten. Twee weken later heb ik nog steeds een gezwollen rechterdij als bewijs. Met intussen ook alle kleuren van de regenboog.

"Dat je dat niet wist," zegt de dochter, "varkens eten een mens volledig op, met huid en haar, die laten alleen je tanden achter. Nooit Hannibal gezien, met Dr. Lecter?"

Een paar dagen later vertrekt ze op city trip. Op het Schaffense front wordt gewerkt met vrijwillige beurtrollen om al de viervoetige thuisblijvers te verzorgen. Ook ik mag af en toe een oogje in het zeil houden.

"Maar blijf vooral uit de buurt van knorrige zwijnen," drukt de dochter me nog op het hart, wat ik uiteraard ook plechtig beloof, ik kijk wel uit nu!

Maar voor ze de koffers pakt geef ik haar toch nog even naam en telefoonnummer van mijn tandarts. Voor alle zekerheid. Je weet maar nooit dat ik nog eens een boos varken tref. En dat ze dan nadien nog een restje gebit moeten identificeren.


Kronkels – 11/09/2022

Mijn vader had twee kaarten gekocht voor het jaarlijkse optreden van het Koninklijk Harmonieorkest 'Onze-Lieve-Vrouw Scherpenheuvel'. Eentje voor hem een eentje voor mijn moeder. Samen uit, samen thuis, al was dat nooit van hun gewoonte, want zelfs nu, op wankele benen, trekt mijn vader nog altijd liefst in zijn eentje naar zijn stamcafé. Maar voor dat optreden van de harmonie gelden al jarenlang andere, onuitgesproken wetten. Daar zitten ze altijd zij aan zij en liefst op de eerste rij. Al is dat laatste tegenwoordig ook puur uit noodzaak. Als je ook voor de miniemste verplaatsingen al aangewezen bent op hulpmiddelen als rolstoelen en rollators is een andere rij zelfs geen optie meer.

"En als we er niet geraken, hebben we in elk geval de vereniging financieel gesteund," zei mijn vader. Want het was inderdaad nog even afwachten, gezien de steeds brozere gezondheidstoestand van mijn moeder. Ze spartelt dan wel uiterst dapper door de dagen, maar vorige week maakte ze toch nog eens een ommetje langs de spoeddienst. Ze reageerde uitermate allergisch op nieuwe medicatie, dus dit keer werd het zelfs een uitstapje met de MUG, compleet met zwaailichten en loeiende sirene. Heftig. Om dan toch diezelfde avond weer naar huis te mogen, na de alweer snelle, adequate interventies van al die wonderlijke helden van de zorg, ik kan ze nooit genoeg bewieroken.

"Ze waren ook heel vriendelijk daar en ik heb twee boterhammen met smeerkaas gekregen," zei mijn moeder opgewekt, toen het ergste alweer achter de rug was.

Maar vandaag is er dus dat optreden, ik zie toevallig nog de aankondiging op Facebook passeren: hedenavond, 19.30u stipt in cc Den Egger.

"Wij gaan," zegt mijn moeder, "en we vertrekken om zeven uur, dan zijn we goed op tijd."

We wonen op amper 200 meter van cc Den Egger, je zou er bij wijze van spreken hinkelend op één been naartoe kunnen, en zelfs dan nog binnen de minuut. Maar met niet- gemotoriseerd, slow rollend materiaal is een marge van een half uur niet overdreven. Ik meld me dus stipt om zeven uur, klaar om een extra duwtje te geven waar nodig.

Het is nog even prutsen met het zuurstofapparaat dat mee moet. Want sinds ook Covid nog stevig inhakte op mijn moeder is ze bijna dag en nacht aangewezen op extra lucht. Er staat dus al een tijdje een vast toestel van Oxycure in huis, maar sinds kort heeft ze ook gratis recht op een kleine, draagbare versie. Kwestie van ook nog eens naar buiten te kunnen zonder meteen in ademnood te verkeren. Haar wereld wordt zo weer een heel klein beetje groter en dat maakt haar meer dan blij.

Ik geef nog een korte briefing over hoe en wat, help m'n moeder in haar jas en daarna begint de tocht, stapje voor stapje, tergend traag. Moeder schuifelend met de rollator tot aan de voordeur, daarna heel, heel voorzichtig en, zwaar steunend op mij, de twee drempeltjes naar beneden en dan recht de rolstoel in. Mijn vader kijkt bij elke actie bezorgd toe, hij heeft hoe dan ook nooit veel vertrouwen in mijn toegevoegde waarde. Enigszins terecht, want aan mij ging geen tweede Florence Nightingale verloren. Ik regel en bestier uit losse pols het dagdagelijks functioneren van twee verdiepen, maar als het op het echte zalven en schragen aankomt blijft het maar wat aanmodderen. 'Beredderen' zal hiervoor wel het juiste woord zijn. Pleisters plakken en hopen dat ze dan een beetje recht en op de juiste schaafwonde zitten. En even goed met veel liefde gedaan, maar ik heb het niet in m'n vingers. Het is zoals met de kappersstiel, denk ik: iedereen kan moeiteloos een stuk van je haren knippen, maar alleen zij die gezegend zijn met talent verrassen je met een soepel vallende snit.

Eenmaal ter bestemming verloopt alles vlotjes: de hoofdingang staat open - iemand al eens gedacht aan een automatische schuifdeur daar, voor de mindervaliden?- en we weten waar de liften zijn. Er is ook een aparte doorgang voor rolstoelgebruikers en de deur naar de rode zaal wordt galant voor ons open gehouden. Ik installeer m'n ouders op de eerste rij, druk m'n moeder op het hart vooral de waarden van haar zuurstofsaturatie goed in de gaten te houden (het metertje zit in haar handtas, binnen handbereik), ik leg m'n vader nog eens snel uit hoe hij dat zuurstofapparaatje moet aanzetten voor het geval dat. En druk hen allebei uitdrukkelijk op het hart mij meteen te verwittigen als er iets gebeurt, wat dan ook. Ze hebben sinds kort ook zo'n personenalarm om de pols. Eén druk op de knop en ik ben weer present.

"Pff," zegt m'n vader, "ge zoudt beter hier blijven. Ge weet niet wat ge mist."

Maar dat is dan ook weer zo'n rare kronkel in die goedbedoelde wereld van mantelzorg: af en toe moet je ook eens verschrikkelijk egoïstisch durven te zijn. Even die zorg over een ander paar schouders draperen. Laat anderen maar eens een uurtje waken. Voor mij is dat, naast m'n dagelijkse capriolen in de uitzendsector en in de yogales hardnekkig blijven geloven dat ik nog best wel lenige benen heb, ook gewoon eens een paar uurtjes thuis zijn, in alle rust, zonder in constante staat van alertheid te verkeren. Want sinds hier op de benedenverdieping aan de lopende band wordt gevallen en gestruikeld geeft elk vreemd geluidje reden tot ongerustheid. Dan gaan meteen mijn alarmbellen af. De nachten dat ik stilletjes de trap af sluip omdat ik iets verdachts meende te horen zijn intussen niet meer te tellen.

En zelfs nu, tijdens deze gestolen uren, slaag ik niet volledig in mijn opzet. Want ik hou contant m'n gsm in de gaten, bang dat ik een dringende oproep ga missen. En ik maak me zorgen over de meest onnozele dingen. Wat als mijn moeder daar plots dingend naar toilet moet, wie gaat haar duwen? En gaat mijn vader wel op de juiste knoppen drukken van dat zuurstofapparaat? Brandt daar trouwens een beetje licht in die zaal?

Het is de omgekeerde wereld. Want lang geleden waren het mijn ouders die dag en nacht over mij waakten, waarschijnlijk even bezorgd bij elke onverwachte kik. Dat moeten slopende jaren geweest zijn, want ik was het schoolvoorbeeld van een huilbaby. En vervolgens een nukkige peuter en kleuter. Om nog maar te zwijgen van de nachten dat ik, als dwarsliggende puber, op zwier was, schaamteloos m'n voeten vegend aan uur of tijd, ik was niet meteen een klokvast meiske.

"En dat zijt ge nog steeds niet," zegt m'n vader als ik me weer aanmeld als ophaaldienst. Want geloof het of niet, ik ben een beetje te laat, niet veel, maar toch, ik heb me domweg vergist van uur. Gelukkig wonen we in Scherpenheuvel, waar helpende handen nooit ver weg zijn, het duo werd al halfweg naar huis geduwd door een bekommerde buurvrouw. Ze komen me al tegemoet op de parking, laaiend enthousiast over wat ze net gezien en gehoord hebben.

"Gij hebt in elk geval nog veel in te halen," zegt m'n vader als iedereen weer terug gezond en wel onder dak is. "Want gij altijd maar met dat lawaai op Werchter en die dEUS dinges en zo, allemaal dikke zever. Die harmonie van ons is duizend keer beter. Nog nooit gezien, vanavond was buiten categorie."

Nog zo'n kronkel bij mantelzorg. Net als je wel eens voorzichtig durft te denken dat de betrachting om stokoud te worden misschien niet zo'n fantastisch idee is, dat het soms pijnlijk sukkelen is, word je meteen terug gefloten door een ervaringsdeskundige: dat, zelfs op je zevenentachtigste, het beste nog kan komen.


Regio Noord – 23/09/2022

Het was een week van bloemen en cadeautjes en af en toe toch ook een snikje in de keel. Ik kreeg koffietjes mét koekjes. En stevige knuffels en bonnen voor de parfumerie. En één van de collega's had zelfgemaakte baklava meegebracht, overgoten met honing en zo te proeven ook met heel veel liefde. Eigenlijk trok ik deze dagen voornamelijk nog van kantoor naar kantoor om me te laten overladen met lovende woorden. Een soort van laatste ereronde, en dan tussen de bedrijven door ook nog een beetje werken. Meteen ook mijn laatste wapenfeiten in regio Noord.

Want vanaf maandag vaar ik een andere koers. Na zeven jaar rondtoeren binnen de contouren van provincie Antwerpen mag ik ander terrein onveilig maken: dat van regio Centrum. Met weliswaar min of meer hetzelfde takenpakket en uiteraard nog steeds onder de vlag van Actief, maar toch, het zal de eerste weken minder vertrouwd voelen. Met andere namen en gezichten, ongekende wegen, waarschijnlijk ook wel nieuwe spelregels want er is wel wat ruimte voor autonomie binnen onze bedrijfscultuur. Terwijl ik me in regio Noord intussen toch voelde als de spreekwoordelijke vis in het water. Ik lachte daar wel eens om: dat ik werkte op tien verschillende locaties, maar ik vond wél overal blindelings de koffielepeltjes.

"We gaan vooral je aanstekelijke lach missen," las ik op de vele afscheidskaartjes. Waar ik me wel iets kan bij voorstellen, want ik heb inderdaad veel en vast wel eens te luid gelachen. Altijd van harte, trouwens. Met dat sappige taaltje van de collega's in Turnhout bijvoorbeeld. 'Weullie doen da aanders' zeggen ze daar, en dan voegen ze ook meteen de daad bij het woord. Of om de aandoenlijke bezorgdheid van de manager aldaar. 'Zet veurzichtig eh menneke', riep ze me soms na als ik de deur uitging. In jaren had ik met gemak haar moeder kunnen zijn…

Het was inderdaad ook overal anders, maar toch voelde ik me overal Thuys. Bij de maskes van 'Hertals', of soms nog eens op een stoel in Geel, waarop ik al twaalf jaar had gesleten voor dit zwervend bestaan. Gaandeweg kreeg ik ook de vereiste basiskennis voor elke vestiging onder de knie. Zo haal je in Heist de beste broodjes bij de gespierde jongens van de Van Coillies in de Bergstraat en in Antwerpen kan je heel lekkere videe eten bij- ja, raar maar waar!- Wafelhuis Van Hecke. Op vrijdagmiddag in 't Stad gaan terrassen met de jongens was sowieso altijd een verrassend gebeuren, zeker als je van de Parking komt.

Ik leerde ook onnoemlijk veel bij. Strikt genomen was het mijn taak om te ondersteunen in tijden van nood en links en rechts nog wat te coachen, maar ik maak me daar niet al te veel illusies over. De kunst om op het water te lopen is slechts weinigen gegeven, ik heb dus zeker geen mirakels verricht. Ik kan alleen maar hopen dat ik me een beetje nuttig heb gemaakt. Bovendien waren de rollen vaak omgekeerd, ik werd aanzienlijk slimmer dankzij al dat jong geweld om me heen. Aanstormend talent dat mij verblufte met kennis en daadkracht. Vrolijke twintigers die naast me kwamen zitten en me al grappend wegwijs maakten in dat nieuwste programma op m'n pc. En het is nog niet helemaal wat het moet zijn, maar het is dankzij hen dat ik nu niet compleet onwetend ronddwaal in de digitale wereld en zelfs nog frank op sneakers durf te lopen.

Ik werd overal even enthousiast onthaald en 's avonds werd me quasi standaard gevraagd wanneer ik nog eens terug kwam. Ook in Westmalle, Mortsel, Schoten en Kapellen. Je zou van minder blij worden. Werken in regio Noord was zelden van te moeten, maar heel veel van nog mogen, en liefst nog heel lang.

Mijn allerlaatste halte was Lier. Alsof het er om gedaan was. Ik herinner me nog de eerste ochtend dat ik daar ondergronds parkeerde, op een maandagmorgen, jaren geleden. De hele garage geurde huiselijk naar bruine zeep en op de achtergrond speelde geluid van vogeltjes, je hoort dat wel meer in de betere parkeerruimtes, ik vermoed om gejaagde passanten alsnog tot bedaren te brengen. Het zette meteen de toon: ik stapte binnen in een wereld van welbehagen. Ik heb daar met ongelooflijk veel plezier gewerkt, gewandeld, geshopt dat het niet meer schoon was en tussen alle drukte door ook tonnen pralines van Gudrun, onze eigenste hofleverancier, opgesnoept. En nu, een slordige vijf kilo later, durf ik met stelligheid beweren: ook in Lierke Plezierke is 't leven meer dan zoet.

Laat me dus nog even het woord richten tot al die toppers van regio Noord: mannekes, eeuwige dank! Het was een eer om een stukje van het parcours met jullie mee te stappen! En als mijn plaatsje straks weer door een nieuwe collega wordt ingenomen kan ik maar twee dingen hopen… dat hij/zij/x iets meer aanleg heeft voor administratie dan ik, maar vooral: dat hij/zij/x even veel plezier zal beleven aan de job. Want vliegen in regio Noord, dat staat garant voor een dagelijks streepje zon, zelfs op gure winterdagen, zeg dat ik het gezegd heb.

Maar nu wordt het dan toch weer tijd voor iets anders, dat is nu eenmaal de aard van dit rusteloze beestje. Volgende week ruil ik de E313 in voor de E314. M'n GPS ingesteld op nieuwe bestemmingen. Op weg naar nieuw avontuur.

En, naar alle waarschijnlijkheid, de eerstvolgende weken ook terug op zoek naar de koffielepeltjes.


De domste van de klas – 11/10/2022

In de late avonduren pik ik wel eens graag een kwartiertje op Njam mee, de culinaire zender. Ik kijk nu eenmaal graag naar mensen die goed kunnen koken. Hoe ze hakken en snijden en bakken en braden en fileren, en dat alles met zo'n nonchalance, alsof het, nog lang voor de uitvinding van het vuur, al door een hogere macht zo bedoeld was. Ze behoren als kok trouwens al bijna tot de goden! Ik kreeg enkele weken geleden de uitgelezen kans om ook eens aan te schuiven in Le Sanglier, waar Wout Bru de scepter zwaait. Los van het feit dat de man inderdaad goddelijk kookt mag hij zich ook verzekerd weten van een stevige BV-status. Toen hij na het diner nog even een acte de présence opvoerde hoorde je bijna letterlijk de extase door de zaal gieren, vooral bij het vrouwelijk gezelschap. Er stond ook al snel een stoet giechelende dames aan te schuiven voor een selfie met de jongen. Ja, ik natuurlijk ook, pinguïn als ik ben. Als er ergens hersenloos voorwaarts geschuifeld wordt ben ik daar meestal bij. Overigens: die Wout is van dichtbij echt zo'n bink uit als in de boekskes en zijn haartransplantatie was zo te zien wel een rendabele investering.

Mijn absolute favoriet blijft echter Johan Segers, de ouderdomsdeken onder de sterrenchefs. Die man kan alles, die krijgt zelfs nog een deftig gerecht op tafel getoverd met de graten van een vis. Eén van zijn kookrubrieken heet trouwens 'Tot op de graat'. En hij heeft er ook zo eentje over varkens: 'Tot op het bot'. Daarin verwerkt hij werkelijk alles wat los of vast zit aan zo'n beest, zelfs de krulstaart weet hij nog in een smeuïge hutsepot te draaien. Bewonderenswaardig. En ik weet sinds kort dat varkens mensen met huid en haar durven op te eten, ik heb het aan den lijve ondervonden, maar blijkbaar kan het dus ook omgekeerd. Misschien moet ik dat ook eens vertellen aan een stout varkentje in Schaffen…

In elk geval, ik ben dan wel geen keukenprinses, maar dankzij Johan Segers gebeuren er soms toch mooie dingen. Want sinds hij op TV ook aan de slag gaat met (h)eerlijke groenten probeer ik dat ook wat vaker te doen, meer groenten van bij ons op tafel zetten, volgens de seizoenen. Goed voor het milieu, vriendelijk voor de portemonnee én gezond. Zo heb ik zaterdag nog een groene kool uit de rekken van Colruyt geplukt, tot grote vreugde van mijn vader, die al chagrijnig kijkt bij een takje rucola als garnituur. Allemaal te groen en te exotisch voor hem. Dus eindelijk nog eens echte Vlaamse kost: savooi met spek en mosterdpuree. En, ook nog mooi meegenomen: ik kan zo'n boerenkost kost wel aan, het steekt immers allemaal niet zo nauw. Geen gezever over welke balsamico je nu best kan druppelen in je dressing of die eeuwige twijfels van wel of niet roeren in de pruttelende risotto. Nee, niks van. Als je savooi stooft het komt niet aan op een vlok boter meer of minder. Het eindresultaat ziet er misschien niet zo spectaculair uit, maar het blijft gewoon lekker. En ik leef tenminste nog eens in de waan dat ik in de keuken wellicht beter ben dan gedacht.

Waar ik dan blijkbaar weer minder goed in ben dan gedacht: de Franse taal. Sinds ik de carrièreswitch maakte naar het centrum van dit land hoort extra talenkennis er natuurlijk weer iets nadrukkelijker bij. En ik meende altijd toch een verdienstelijk mondje Frans te spreken, maar mijn woordenschat beperkt zich blijkbaar voornamelijk nog tot het bestellen van eten en drinken en wat onderwerpen die aanleunen bij vakantiepret. Op de werkvloer is het toch een ander paar mouwen. De eerste keer dat ik een uitzendkracht moet uitleggen hoe dat nu precies zit met zijn bedrijfsvoorheffing, en français, breng ik het verhaal niet vlotter dan de gemiddelde laag opgeleide Zimbabwaan. Een hakkelend verhaal dus, en stiekem gaan piepen op Google Translate.

Met mijn Engels is het eigenlijk niet veel beter gesteld. Stoer wat lyrics meezingen, ja, maar haarfijn een functieomschrijving toelichten? You want the jobdescription, sir? From a TIG-lasser?

"Dat went wel," stelt één van de collega's me gerust, "dikwijls spreekt de tegenpartij al even belabberd Engels als jij. En uiteindelijk eindig je samen toch in min of meer bij de essentie: you go to work, now. Maar dat laatste kenden we in de Kempen ook al.

Al bij al niks nieuws, eigenlijk. Want ik had dit bij elke nieuwe job en altijd en overal waar ik aan iets anders begon: het gevoel de domste van de klas te zijn. Alsof ik wel op de juiste schoolbank zat, maar met behoorlijk wat leerachterstand. Maar ik weet intussen ook wel dat het weer een kwestie is van wat inwerken en links en rechts wat verwaarloosde kennis weer oprakelen. En ook nog eens wat bijleren, mag ik hopen. En dan pas ik -hopelijk- binnen enkele weken wel ergens in een hoekje van de nieuwe puzzel.

Desalniettemin, het moet toch fantastisch zijn om ergens heel erg goed in te zijn! Uitblinken in wiskunde bijvoorbeeld. Of vloeiend Chinees spreken. Kunnen dansen als een ranke prima ballerina. Of in potten kunnen roeren zoals die Johan Segers. Maar uitzonderlijke talenten worden slechts karig uitgedeeld en ook ik stond destijds voor niks op de eerste rij. Ik heb ooit eens job coaching gevolgd, wie weet had ik diep in mij wel ergens wat verborgen talent zitten. Maar dat bleek ook maar een rommeltje te zijn. Er speelde zo'n beetje van alles en nog wat, maar niks echt uitmuntends. Niks waarmee ik de massa zou kunnen overstijgen. Die zoektocht heb ik dus al snel opgegeven. Bovendien mag je ook weer niet te fel zitten wroeten in dat innerlijke. Ik las het recent nog in een boek van ene Svend Brinkmann, een slimme Deen die een anti-zelfhulp boek schreef, een bestseller zelfs: dat je toch een beetje moet oppassen met al dat zoeken naar je diepste verzuchtingen. Op een bepaald moment heb je misschien zo lang naar je diepe kern gekeken dat je ontdekt dat er daarbinnen bitter weinig zit.

Ik vind het nog niet zo'n slecht idee. Gewoon rustig in je eigen schoenen blijven staan en simpele savooi stoven. Niet altijd de overtreffende trap nastreven. Niet alles willen uitdiepen tot op het bot.

Er woont ergens een varkentje dat het vast graag zal horen.


Zekerheden – 23/10/2022

Mijn vader maakt zich zorgen om het vogelhuisje achteraan in de tuin. Al is de term ‘vogelhuisje’ een understatement. Het ding werd lang geleden eigenhandig door mijn vader in elkaar getimmerd en oogt niet meteen als een schattig nestkastje. Het heeft intussen meer iets van een verweerde carport op een paal. Binnenskamers- en als mijn vader het niet kan horen- spreken de dochter en ik wel eens lacherig over ‘de landingsbaan’. Een ruim platform voor al wat vleugels heeft, zelfs een duif met zwaar overgewicht kan hier nog een noodlanding maken. Een solide constructie ook, jarenlang weer en wind getrotseerd. Maar nu begint er sleet op te komen.

“Ik heb al een nieuw ontwerp in mijn hoofd,” zegt mijn vader. Al probeer ik hem, vooral dan uit esthetisch oogpunt, nog te overtuigen van een kant -en klare aankoop. In een naburig tuincentrum bijvoorbeeld.

“Ze hebben daar heel mooie vogelhuisjes,” zeg ik, “en echt in alle maten, dus ook van die grote.”

Maar daar heeft mijn vader geen oren naar. Het moet allemaal niet schoon zijn, maar vooral stevig. Alsof hij toch nog hoopt dat een verdwaalde Andescondor hier vroeg of laat nog eens gaat neerstrijken.

Dus gaat hij een straat verder, bij ‘De Blok’, de lokale houthandel, plankjes bestellen voor zijn nieuw project. Ik mag ze de dag zelf nog gaan ophalen met de wagen, want ze geraken natuurlijk niet allemaal in het korfje van zijn rollator. Ik sleep nog een klein werkbankje en wat klusgerei uit de kelder en installeer alles op het terras. Morgen gaat hij aan de slag.

“Die schrijnwerker krijgen we er bij hem nooit meer uit,” zegt mijn moeder, toch weer lichtjes bewonderend.

Dat klopt ook wel, dat beeld van mijn vader in de weer met hout en hamer, het blijft een zekerheid in mijn bestaan.

Diezelfde avond wipt m’n jongste nonkel nog even binnen, hij heeft nog iets leuks gevonden voor mij. Ik schenk hem een koud Palmke in en daarna haalt hij de buit boven: een krantenknipsel, met een interview van één van m’n lievelingsauteurs, Marnix Peeters. ‘s Mans antwoorden op ‘De 16 vragen van De Wachter’. Ik heb het artikel ook al online gelezen, maar ik word nog altijd blij van woorden op echt papier. En mijn nonkel weet dat. En hij weet ook zeer goed waar ik zoal op kick. Dus af en toe, als hij al lezend iets tegen komt wat hij aan mij weet te linken, knipt hij dat uit. Zo komt het dus dat er op mijn nachtkastje, onder de gewone maandelijkse stapel leesvoer, ook nog een plastic mapje ligt met daarin de meest bizarre verzameling aan lectuur. Pagina’s gescheurd uit oude Humo’s of kranten, een schatkist aan weetjes waar in deze snelle digitale wereld niemand nog iets aan heeft, maar waar ik gelukkig van word. Hoe Tom Barman zich in 2006 voelde als Man van het Jaar bijvoorbeeld. Of een tourverslag van dEUS in Knack Focus, ‘12/10/2005’ heeft mijn nonkel op de eerste pagina genoteerd. Maar hij gaf me ook wel artikels met goede raad, zoals een gedetailleerd verslag over hoeveel schrijvers jaarlijks mogen belast worden, want hij verwacht nog elk moment een bestseller van mij.

Als ik die avond, bij het schemerlicht van mijn nachtlampje, nog eens gelukzalig door mijn stapeltje knipsels blader moet ik toch concluderen dat een mens soms stug blijft vasthouden aan de gekste dingen. Mijn vader wordt nog steeds lyrisch van houtkrullen en mij gaan ze ooit nog eens verschrompeld terug vinden tussen een hoop vergeeld papier.

Mijn werkdagen blinken dan weer uit van de nieuwigheden: nieuwe files, nieuwe gezichten, zelfs andere werkuren. Want sinds kort kennen ook wij de mogelijkheid om hybride te werken en op kantoor mogen we glijdende werkuren hanteren. Jarenlang kenden we een klokvaste middagpauze van een vol uur, maar die mag nu ingekort of zelfs verschoven worden. Heel tof als je bijvoorbeeld ’s avonds wat vroeger naar huis wil, maar het is wel wat inboeten aan sfeer en gezelligheid, vind ik. Zo af en toe heb ik wel wat heimwee naar de  uitgesponnen gesprekken boven brooddozen. Tot we op een middag dan toch weer met een bijna voltallig (overwegend vrouwelijk) team aan de keukentafel belanden en de pauze alsnog onverwacht uitloopt. Het gespreksonderwerp is dan ook een ernstige analyse waard! In de laatste aflevering van The Voice stonden Jan Paternoster en Koen Wauters ongegeneerd in hun onderbroek- stekkebeentjes, daar waren we het unaniem over eens-maar Mathieu Terryn, die stoere gozer van Bazart, floepte er -op nationale zender!- zomaar uit dat hij onder zijn baggy broek gewoon geen ondergoed draagt. Helemaal niks. Nada. Ik ga me niet uitspreken over zijn stembereik, maar de man moet het alleszins bijzonder goed doen op vlak van testiculaire gezondheid. En ik verzeker jullie: gooi zo’n item in de groep van wat mondige vrouwen en er volgt een zeer grondige, vergelijkende studie over wat er zoal gaande kan zijn daar beneden.

Kort samengevat: Terryn ging commando en wij vrouwen verbaal nog eens genadeloos all the way.

En dat laatste is dan toch ook weer een vaste waarde. Een hele geruststelling ook: niet alles staat op losse schroeven, er zijn nog zekerheden in dit leven.


Zürich – 13/11/2022

We zijn intussen twee weken verder en het project nieuw vogelhuis krijgt stilaan vorm. Het ding heeft voorlopig nog de contouren van een soort van primitieve houtskeletbouw, maar het ruwe geraamte voorspelt alleszins een ideaal landingspunt voor al wat komt aanvliegen. Nu de finale afwerking nog, de details. Maar daar hebben we dan weer niet het juiste materiaal voor in huis, dus ik voel het al aankomen: ik moet nog eens richting Brico. Ik werd er al op uitgestuurd voor plankjes en latjes en een nieuw wipzaagje, maar dit keer mag ik niet in m’n eentje naar de winkel, mijn vader, overkoepelend projectmanager van de werken, wil mee.

“Gij kent daar toch niks van,“ zegt hij.

Wat ik even later, als we staan te duizelen tussen het overaanbod in de doe-het-zelf winkelrekken, alleen maar kan beamen. Mijn vader heeft een lijstje gemaakt van alle benodigdheden en we zoeken ons samen suf naar dingen waar ik me amper iets kan bij voorstellen: lijmklemmen, winkelhaken, vijsjes van 20mm en een gatzaag om een opening in de plankjes te boren, net groot genoeg om een vogeltje door te laten. Als we dat laatste eindelijk vinden staan we ook nog een tijdje te twijfelen tussen 32 of 35 mm doorsnede, we proberen in te schatten hoe dik zo’n doorsnee meesje wel kan worden, maar kiezen uiteindelijk toch maar voor de grootse diameter. Ik vermeldde het al eerder: ook vogels met obesitas zijn Thuys van harte welkom.

Mijn vader legt ook nog twaalf scharniertjes in de kar, want het dakje moet kunnen open klappen.

“Twaalf?” zeg ik, “voor zo één dakje?”

Maar blijkbaar blijft het niet bij een eenmalige creatie, hij gaat ook de dochter nog voorzien van een paar voederplanken en vogelhuizen, die heeft tenslotte plaats genoeg, daar op haar look a like kinderboerderij in Schaffen. Dat wordt dus seriewerk en ook mijn moeder vreesde er al voor: een winter lang met zicht op een terras vol planken.

Wat mij ook al meteen doet dromen van de volgende lente. Niet in het minst ook omwille van mijn laatste woordenwisseling met Eneco, want die maken het nu echt wel gortig. Een verdubbeling van mijn voorschotfactuur, daar kan ik nog inkomen, we zijn tenslotte allemaal kop van jut dezer dagen, maar als ze dat ‘bij vergissing’ nog eens een keertje over doen word ik iets minder tolerant. Dan pleeg ik boze telefoontjes. Van mij mag het dit jaar dus vooral een uiterst kort koud wintertje worden.

Maar wat die nieuwe lente dan toch ook nog met zich brengt: een nieuw geluid! Eindelijk, na tien lange jaren, ‘ de nief ploat’ van dEUS. Met daarbij natuurlijk een prestigieuze Europese tour en ook maar liefst vier concerten op rij in de AB. Allen daarheen, denk ik dan, ik sta al te stuiteren als ik m’n dEUSpartner in crime bel. Alleen, zij wil deze keer niet mee.

“Niet dat ik Barman niet meer aankan,” zegt ze, “maar ik heb het zo’n beetje gehad met die hardnekkige fans. Die bende bitsige vrouwen die zich op elk concert plunderend een weg strijden naar de eerste rij en dan ook nog eens denken dat die gOD  exclusief voor hen staat te zingen. Poeh!”

Ik begrijp perfect wat ze bedoelt, want ik ben zelf één van die bitsige vrouwen. Ik zal de volgende rooftocht dus in m’n eentje moeten klaren. Tot overmaat van ramp is AB intussen ook al compleet uitverkocht. Ik ga die avond toch nog even piepen op de booking site, misschien kan ik alsnog elders, niet te ver weg, terecht. Of gewoon, ergens in een gezellige stad. Mijn oog valt op Zürich. Daar passeren ze op 28 maart, in Kaufleuten. Im Herzen der Zürcher Innenstadt, kom ik al googelend aan de weet. En Routenet vertelt me dat je de trip Scherpenheuvel- Zürich kan afhaspelen op exact 6:13uur. Een eitje, er zijn werkdagen dat ik gemiddeld vier uur in de auto zit, waarvan minimum drie in de file. En ik had altijd al een zwak voor Zwitserland. Als ik er nog een leuk city tripje van maak ga ik nog zweven van geluk.

Trivago zet me dan weer met m’n voetjes op de begane grond. Want Zürich is duur. Pokkeduur zelfs. In 2015 blijkbaar nog uitgeroepen tot duurste stad ter wereld. Dus ik aarzel toch om daar iets te boeken, Eneco indachtig. Die jongens gaan daar waarschijnlijk niet mee lachen als ik mijn eerstvolgende eindafrekening  niet kan betalen. En er staan nu wel een hoop houten planken op het gelijkvloers terras, maar die opstoken is ook not done, dit keer dan weer de plaatselijke vogelpopulatie indachtig.

Dus ik zal het maar iets dichter bij huis zoeken. Keulen is ook nog een optie. Reistijd: 1:48u.

Und Deutsch spricht man dort auch. Toch ook al een beetje buitenland. Wel geen Zwitserse precisie, iets minder klokvast ook vermoedelijk. Maar je kan er billig Bockwurst eten. En er zal ook  nog wel ergens een betaalbaar ‘Zimmer Frei’ te vinden zijn.

 Mit Frühstück bitte.


Licht uit. – 10/12/2022

Weinig waar ik zo weemoedig van word als van ringwegen. Ik kom tot die conclusie als ik op een vrijdagavond nog maar eens mee sta aan te schuiven op de Brusselse buitenring. Maar het had even goed de ring rond Antwerpen kunnen zijn. Of die van Breda, ook al meermaals in slow motion bewonderd. Ik ben er zelfs ooit in geslaagd om tijdens een zomerse roadtrip alsnog in een maandagse ochtendfile van de ring rond Lyon te belanden. Meteen drie zorgvuldig opgespaarde verlofuren de mist in. En het is niet dat ik dan tandenknarsend achter mijn stuur zit te stressen, want ze zien me wel komen, daar waar ik misschien wel onmisbaar lijk. En frustraties in een wachtrij zijn hoe dan ook zinloos. Nee, het is eerder zo’n gevoel van nietigheid dat me dan durft te overvallen, vooral op donkere dagen. Al die droevige koplampen, al dat krioelen, dat stapvoets jakkeren en husselen, iedereen zuchtend op weg naar ergens. Terwijl het, bekeken in het grote geheel, misschien wel een spookbypass is naar nergens.

Dat zijn zo van die momenten dat ik de regering van hemelse machten toch in twijfel durf te trekken. We modderen tenslotte maar wat aan, hier op deze wereld, het blijft toch dikwijls maar proberen en dan bang afwachten wat het gaat worden. We bouwen snelle wagens en bedenken ingewikkelde wegconstructies en komen verder geen meter vooruit, soms ben je nog beter af op de eenzame pechstrook. En het lijkt me sterk dat er dan hoog daarboven nog iemand diep zit na te denken hoe ieder van ons ook nog eens individueel aan te sturen, we doen het al zo miserabel in groep. Enkele weken geleden werd de 8 miljardste baby geboren, je moet toch al een god van enig kaliber zijn, en gezegend met een uitzonderlijk organisatietalent, om dan elk mensje ook nog van een bijzonder levenslot te voorzien. Of dat wij, zelfs al zijn we misschien al helemaal van god los, zomaar tekens van hogerhand zouden krijgen, spirituele signalen in wolken en sterren of in dwarrelende veertjes, vage dingetjes die ons de weg moeten wijzen naar de ware toedracht van ons bestaan. Stel je dat eens voor in die aantallen, voor zoveel sakkerende miertjes op de weg… Dan hangt dat ruim tussen hemel en aarde toch afgeladen vol? Geen zonnestraal die dat nog kan doorprikken, dan gaat het licht toch gewoon uit?

Het licht gaat ook écht uit, twee dagen later al. Net op het moment dat ik – in een vlaag van zeldzaam zondagse kookijver-een schotel met goudbruin gekorste kwarteltjes in de oven schuif. Mooi aanbakken en daarna nog 10 minuutjes op 190° in de oven, zei het recept. Maar vandaag mooi niet, meteen kortsluiting als ik de oven aanzet. Dat wordt dus eerst wat prutsen met de zekeringen en daarna van lieverlee toch maar een elektricien van wacht bellen, het euvel blijft zich namelijk herhalen. De kwartels zijn er waarschijnlijk niet rouwig om, die krijgen nog even uitstel van definitieve executie.

De elektricien belt twee uur later al aan, hij heeft een grote gereedschapskoffer mee. Hij duikt enthousiast met z’n hoofd in de zekeringkast in de hal, test z’n volledig assortiment aan ampèretangen uit en licht daarbij ook toe wat hij precies doet en waar ik niks van begrijp en stelt dan uiteindelijk vast dat het probleem zich inderdaad ter hoogte van m’n oven situeert. Die mag ik dus zeker niet meer aan zetten en best door een nieuw exemplaar vervangen. De zekering van dat parcours was blijkbaar ook al een beetje aan ’t smeulen. Niks geroken, niks van gemerkt. Zonder technisch ingrijpen had ik zomaar in de fik kunnen vliegen, samen met m’n aangekorste kwartels, licht uit! De elektricien presenteert me trouwens nog een rekening waarvan het me ook nog even donker voor de ogen wordt…

“Maar we leven nog!” zegt m’n moeder als ik haar vertel waarom de kwartels pas morgen geserveerd worden, “wij moeten echt wel een goede engelbewaarder hebben.” 

Toch nog een gelovige in ons midden, en wie ben ik dan weer om dat geloof in twijfel te trekken. Kijk haar tenslotte maar weer, levend en lachend en wel. Ze drinkt profijtig met een rietje van een kopje thee, want ze heeft een ontstoken zenuw in het aangezicht en nu trekt haar mond lichtjes scheef. Goddank alweer met medicatie te behandelen, dus tijdelijk. En dat kon er nog wel even bij in dit jubeljaar van veel vallen en toch steeds weer dapper opstaan. Ze kijkt een beetje bedenkelijk naar dat rietje.

“Het is van karton” zeg ik, “er zwerft al te veel plastiek rond op de wereld.”

“Ge doet dat goed, kind” zegt m’n moeder, “alles voor de planeet. Het licht mag nog lang niet uit.”


Bedsprei – 23/12/2022

Ondanks mijn immer goede voornemens blijft december toch altijd een chaotische maand. Ik wil me echt niet laten opjagen door nakend feestgedruis, maar ik schakel gewoon altijd veel te laat. Op het moment dat ik voorzichtig begin te panikeren omdat er nog pakjes onder de kerstboom moeten, moet die boom zélf ook nog gezet worden. En we zijn al 17 december! Er zit dus weinig anders op: nog maar eens een lijstje maken en dan hopelijk nog alles kunnen afvinken voor we aan de roomsoep gaan.

Punt 1, zeer dringend: een nieuwe oven kopen. Want mijn oude ging stuk en moet nog binnen de week vervangen worden door een fatsoenlijk functionerend apparaat. De dochter heeft – vermoedelijk uit zelfbehoud, - voorgesteld om zelf te koken met Kerst, maar dan wel in mijn keuken, vandaar. Het eerstvolgend vrij moment laat ik me dus nog eens adviseren door één van de Krëfel jongens, ik heb ook voor hem een lijstje met mijn wensen gemaakt: combi hete lucht/microgolf, inbouwmodel, 62cmx45cm mét zilverkleurig front, prijsklasse alleenverdiener, indien mogelijk te betalen met ecocheques. Maar dat laatste kan dus niet, opeens blijkt een microwave slecht te zijn voor het milieu. Ze slaan ons al een heel jaar om de oren met energietips en dan lijkt opwarmen in een magnetron toch steeds de betere oplossing te zijn, maar blijkbaar gaat die stelling niet meer op als je zo’n ding wil kopen.

“Stralingen eh, mevrouw,” zegt de Krëfel jongen veelbetekenend, maar ik was nooit echt goed in wetenschap.

Maar hij leidt me wel feilloos naar de beste koop, die ik dan wel zelf moet bestellen via hun website, dat geeft het meest garantie op snelle levering.

“Hoezo,” zegt mijn moeder, “mag je dan in zo’n winkel niet meer gewoon iets gaan kopen? Moet echt alles met een busje aan huis gebracht worden?”

Maar goed, twee dagen later wordt de oven geleverd en proper geïnstalleerd, door twee grappige, gespierde techniekers. Wie tijdens de feestdagen nog eens wat vrolijk testosteron door de keuken wil zien stappen, ik zou zeggen: bestel eens iets bij Krëfel.

Punt 2: de kerstbomen versieren. Twee bomen dus, eentje bij de benedenburen en eentje op mijn verdiep. Ik bespaar jullie de verdere details, het is niet mijn meest favoriete tijdverdrijf. In elk geval veel geknoei alweer met de lampjes.

Punt 3: de pakjes! Ik overloop even mijn werkplanning voor de volgende dagen, waar en wanneer ik in welke stad verwacht word en google de voornaamste winkels daar in de nabije buurt. De inhoud van de pakjes wordt dit jaar dus min of meer geografisch bepaald. En het worden vast ook nog drukke middagpauzes, zo te zien.

Punt 4: Love Actually kijken, voor de zoveelste keer. Voor mij nog steeds de ultieme kerstfilm. Geen voorspelbare romance nabij een ondergesneeuwd prieeltje, maar tien hilarische verhalen over de liefde. Met Hugh Grant die zijn iconische scène van een dansende premier neerzet. En Colin Firth die naar goede gewoonte schittert als goddelijke, maar dan toch weer meest stuntelige vent ooit. Zalige humor. Maar even goed zit ik elk jaar een brokje weg te slikken bij het verdriet van Emma Thompson als ze ontdekt dat haar man haar bedriegt. Hoe ze dan op de slaapkamer haar tranen verbijt en zorgzaam de sprei op het echtelijke bed recht strijkt, in de hoop zo weer grip te krijgen op haar emoties. Alsof dat gaat helpen. Maar juist daarom ook zo herkenbaar triest, we hebben allemaal wel eens geprobeerd om met dagelijkse ritueeltjes de kreuken in ons leven weer glad te krijgen. ‘Dapper doordoen,’ noemen we dat.

En dan punt 5: ook in deze decembermaand weer mijn beste wensen formuleren, en liefst zonder in herhaling te vallen. Dus ik ga op hetklokjevanthuys.be/index.html even kijken naar de vorige kersteditie.

Eind 2021 wenste ik jullie een zorgeloos nieuw jaar, zachtjes toegedekt met een warm dekentje. Wie had toen kunnen vermoeden dat we dat een paar maanden later, in de kilte van een onverwachte energiecrisis, ook echt letterlijk mochten nemen. ‘Be careful what you wish for’, zeggen ze wel eens. Dus ik ga niet meer orakelen op jaarbasis, ik hou het kleinschalig.

Laat ik jullie dus kort en bondig, maar welgemeend, een zalige Kerst toewensen. Een Kerst, zo magisch en mooi, dat zelfs de wonderlijkste kerstfilm er bij verbleekt. Een Kerst met een bel van zorgeloosheid op de achtergrond.

En zij die misschien de grip een beetje kwijt zijn wens ik vooral een rimpelloze Kerst. Met een bedsprei, bij voorbaat al zo strak getrokken dat ze nog uitsluitend moet dienen waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld was:

de voetjes warm houden.


2023

Méér -  03/01/2023

Ik hoor toevallig nog eens ‘Message to my girl’ op de radio passeren, dat liedje met dat beloftevolle refreintje: ‘It's no New Year's resolution. It's more than that.’ Sentiment uit de eighties. Ik word er gelijk ook een beetje triest van, want ik zit wat in m’n eentje te mijmeren bij de lichtjes van de kerstboom. Gooi daar dan nog zo’n flardje muziek tegenaan en het wordt bijna zielig, dan wil ik ook zo’n stroperige boodschap krijgen op de vooravond van het nieuwe jaar. Ik ben intussen weliswaar een zeer geroutineerde, overwegend happy single, alles kan natuurlijk altijd beter, maar ze moeten nu ook weer niet overdrijven.

Het zet me trouwens ook meteen weer aan het denken, want ik heb nog geen goede voornemens voor 2023, zeer uitzonderlijk voor zo’n lijstgevoelige vrouw als ik. Maar een mens heeft in de loop der jaren al zoveel intenties afgevinkt dat er nog weinig haalbare doelstellingen overblijven. Stoppen met roken, minder snoepen, minder koolhydraten, minder schoenen kopen, me wat minder opjagen in de dingen…ik heb het allemaal al geprobeerd. Soms inderdaad met het verhoopte succes en soms eindigend in de berusting dat zelfs de allerbeste versie van jezelf toch altijd maar een samenraapsel zal blijven van al wat je meekreeg in je wiegje. En dat je enkel maar kan streven naar een min of meer gezonde mix van al die eigenschappen. Zo kan ik me bijvoorbeeld nog heel erg opboeien in de dingen, ze hoeven niet eens belangrijk te zijn, maar ik steek er geen sigaret meer bij op. En ik eet de laatste jaren inderdaad veel minder koekjes, want dan kan ik meer schoenen kopen. Het is een kwestie van in balans te blijven.

Wat al die lijstjes wel gemeen hadden: het ging voornamelijk om minderen. Minder eten, minder zagen, minder poetsen, minder kopen. Best wel bizar, want ik leef in een land waar het zelden of nooit genoeg kan zijn. En waar ik dan, toch met het oog op een beter leven, alsnog heel veel bezig was met het downsizen van gewoontes. Ik hoorde laatst nog iemand zeggen dat we hier stilaan afstevenen op een derde wereld land, maar intussen moet ik nog steeds m’n uiterste best doen om minder chocolade achterover te slaan. Ik behoor duidelijk tot de gelukkigen.

 Maar goed, misschien moet ik dit jaar ook eens kiezen voor méér.

“Misschien wat meer fruit en groenten eten,” zegt een collega, “je ziet er wat pips uit de laatste tijd.”

Ze heeft gelijk, al zou dat fletse ook wel eens kunnen te maken hebben met te weinig slaap, 2022 was best een pittig jaar. Maar omdat ik zelf ook niks beters kan verzinnen ga ik dan toch maar eenvoudig voor wat extra vitaminen in m’n dagelijkse kost. Meteen ook twee vliegen in één klap: lekker meer eten en dan uiteindelijk wie weet wel wat minder gewicht op de weegschaal, want dit is toch een uiterst gezond voornemen?

“Maar in fruit zitten ook suikers,” zegt een benijdenswaardig slanke vriendin die alles weet over wat wel en wat best niet eten, “dus daar moet je toch ook een beetje mee opletten. En voorzichtig zijn met bananen, dat zijn heuse dikmakers.”

Vast wel. Maar dat van die suikers moet volgens mij  wel redelijk meevallen. Ik heb alleszins nog nooit iemand horen zeggen: ja, intussen weeg ik dus 140kg, want ik eet te veel appelen. Voor alle zekerheid zoek ik toch maar even op wat er zoal over bananen de ronde doet. En inderdaad, het is absoluut een gezond tussendoortje, maar, zoals met de meeste zaken, overdaad schaadt. En als je er echt mee overdrijft worden ze zelfs gevaarlijk lees ik ook nog in dat artikel op internet: eet 480 bananen en je bent eraan, dan krijg je een overdosis aan kalium binnen en stopt je hart gewoon met kloppen. Killer Food. Maar dat ben ik dus niet van plan. Want, het praktische aspect van 480 bananen in je maag proppen even buiten beschouwing gelaten, zo zot ben ik er nu ook weer niet van en ik ben als de dood dat het hier ooit nog eens écht een apenland gaat worden. .

Alles blijft dus alweer zoeken naar het juiste evenwicht. Dus ik koop fruit en groenten aan in alle vormen en kleuren, maar in bescheiden hoeveelheden: twee peren, een half kilootje sinaasappelen, een piepklein zakje wortelen, een pastinaak (denk ik). In de Action scoor ik ook nog drie plastieken bewaardoosjes, handig om al dat gezonds alvast geschild en in hapklare porties mee te nemen naar het werk, anders verpieteren mijn goede voornemens al binnen de week, ik ken mezelf, een koffiekoek is snel gehaald en schuift nu eenmaal vlotter binnen. ’s Morgens pers ik zelfs flink een half citroentje in een kop warm water, een bron van vitamine C, al begint de dag dan nogal zuurtjes. Maar voor ’t eerst heb ik nu wel een lijstje waarop ik straks mag aanduiden of het allemaal wel genoeg was vandaag: heb ik niet te weinig komkommer binnen en at ik wel voldoende sla? Mag het nog wat meer? Misschien wel veel meer? Ja, ja, ja!

Dus, als jullie binnenkort iemand vrolijk en met gezonde blos door de straten zien huppelen, dan ben ik dat misschien wel. Ik, in mijn nieuwe, slankere versie, high van de fructose!

 En in afwachting zou ik zeggen: op naar een gezond jaar van meer, beter, veel beter en best!


Nog véél meer – 05/02/2023

We zijn intussen alweer februari en ik ben al feilloos terug geschakeld naar de gewone gang van zaken. Al sijpelden hier en daar, voornamelijk onder het mom van nieuwjaarsborrels, nog wat feestelijke bubbels de grijzige dagen binnen. Maar los daarvan: weinig nieuws. Ondanks al die goede voornemens op 1 januari valt een mens toch altijd weer verbazend snel terug in de oude, vertrouwde gewoontes. Ik moet zelfs al even nadenken over wat m’n ambities voor 2023 ook al weer waren, als ik me goed herinner iets met méér en dan vooral gezonde dingen eten. Een simpel, in de praktijk ook goed uit te voeren plan, dacht ik: ’s avonds een gezond prakje groenten met een stukje vis in de pan en overdag dan een appel als tussendoortje. Ik zag het helemaal voor me.

The new, healthy Mie.

Maar, zoals Willem Elsschot al schreef: tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.

Zo was er om te beginnen al onze jaarlijkse nationale meeting op het werk. Met, omwille van de vroege start, eerst een passage langs een uitgebreid ontbijtbuffet en dan ‘s middags een walking dinner om af te sluiten. En ik moet daar vast geen tekening bij maken: voor die dingen doen ze bij ons geen beroep op de catering van de Weight Watchers. Wij werken niet met afgemeten porties, wij zetten schitterende cijfers neer, wij zien de dingen groots. En ik ben de laatste om daar onbeleefd tegen in te gaan, vooral als er eten mee gemoeid is.

Voorts leek het ook nog of iedereen plots jarig was in januari, collega’s bléven maar trakteren! En wie ben ik dan om ongezellig nee te zeggen tegen snoepjes en taart?

’s Avonds gezond koken stond ook al gauw niet meer bovenaan op m’n lijstje. Een geval van overmacht, want mijn moeder maakte nog eens een ongelukkige val, zomaar opeens, plat voorover op de vloer.

“Nog een geluk,” zei de huisdokter, “met haar ingedeukte wervels kan ze maar beter niet meer achterover vallen. Nu blijft het enkel bij wat gekneusde ribben.”

Maar al bij al een pijnlijke zaak en het intussen toch al min of meer routinematig mantelzorgen schoot voor de zoveelste keer weer in een hogere versnelling. Soms vraag ik me wel eens af hoe dikwijls zo’n fragiel oud lijfje kan blijven vallen en dan toch weer opstaan. Want weer opstaan dééd ze, dapper als altijd, en goddank ook met ondersteuning van onze hulpvaardige buurman, altijd paraat als vereende krachten nodig blijken. Maar het gaf weer wat meer praktische zorgen en kopbrekens, en extra waakzame nachten. Dingen waar je honger van krijgt. En zin in iets lekkers en dan niet meteen in gehakte spinazie. Het betekende ook noodgedwongen een weekje thuiswerken, dus ik installeerde me met laptop en headset bij m’n moeder aan de keukentafel. Het soort setting dat dan weer uitnodigt tot gezellige vieruurtjes, een kopje thee met een lekker wafeltje, zij en ik.

Overigens, best wel grappig: zelden heb ik zo gedreven gewerkt als onder supervisie van m’n bejaarde moeder. Alsof ik opeens weer dat ijverige kind was van weleer: kijk eens hoe flink ik ben! Telefoneren alsof m’n leven er van afhing en online kandidaten screenen, met de verbetenheid van een high-level headhunter, terwijl m’n moeder soms hoofdschuddend toekeek.

“Ze gaan precies niet allemaal even graag werken,” zei ze op dag vier.

Tja, hangt dikwijls ook weer van het aanbod af.  Want hoeveel extralegale voordelen je soms ook uit je hoed blijft toveren, het mag altijd nog een ietsje meer zijn.

Maar het toppunt van ‘meer’, overviel me gisteren. Er stond nog eens een degelijk ouderwets bedrijfsbezoek op m’n planning, een verademing na al dat online overleg tijdens Corona. Ik mocht, samen met nog enkele concullega’s uit de sector, de sfeer gaan opsnuiven in een ‘versmarkt’, kwestie van aan te voelen welke profielen daar best passen op die werkvloer. Zo’n versmarkt is blijkbaar een relatief nieuw concept in de wereld van retail. Een soort van supergezellige, artisanaal ogende winkel met, in dit geval, een tiental ambachten onder één dak. Alle métiers straalden ons tegemoet vanuit houten kratjes en– ik vermoed vast wel biologisch afbreekbare- juten zakjes. We gingen van visboeren tot groenteboeren, langs een grote toog met verfijnde kazen, een bakkerij met desembrood en een afdeling met dranken en bloemen en chocola. Een soort van estafette van lekkers en veel moois. Klanten komen hier niet zomaar snel snel winkelen, werd ons verteld, ze komen hier voor de ‘totaalbeleving’ en voor de authenticiteit. Voor de bananen die speciaal worden overgevlogen uit Costa Rica of voor de kwalitatieve streekproducten. Voor de nog levende kreeften en de smeuïge foie gras. Dingen waar mensen, na Corona, blijkbaar massaal naar op zoek zijn. Wat me dan toch weer lichtjes verbaasde, ik dacht net dat we na die quarantaine wat meer belang zouden hechten aan de kleine, simpele dingen des levens. Ik was alleszins al uitzinnig blij dat ik eindelijk nog eens gewoon zonder mondmasker naar de Colruyt kon, meer moest dat voor mij niet zijn. Maar ik zit waarschijnlijk in de foute doelgroep.

Maar goed, wij, immer gemotiveerde recruiters, lieten ons gewillig onderdompelen in deze wereld van parelende luxe en we mochten natuurlijk ook uitgebreid proeven van het overvloedige aanbod. In deze ben ik meestal de vlijtigste leerling van de klas. Toen we eindelijk rond waren kon je me bij wijze van spreken terug naar de parking rollen. Wel weinig fruit en groenten geproefd, op één sappig stukje ananas na. De bananen uit Costa Rica konden me ook niet echt bekoren. Maar die toastjes met wilde zalm en die Haspengouwse perenconfituur, beste mensen! En die pittige kaasjes en die handgesneden Spaanse ham! Feest! Terwijl ik diezelfde dag nog iemand bijna spuwend had horen orakelen dat we hier stilaan afstevenen naar toestanden van de derde wereld, je weet wel, zo’n land waar een zeven gangen menu ook effectief bestaat uit zeven rijstkorrels.

Een ontwikkelingsland waar men zich intussen dan toch weer opmaakt voor het volgende eetfestijn, want er liggen al paaseitjes in de winkelrekken. Met ook nog snel een tussendoortje: Valentijn! Het lijkt maar niet te stoppen.

“Hij en ik gaan met Valentijn eens lekker uit eten,” vertelt een verliefde vriendin, “bij R., daar krijg je lekker veel.”

Maar wat dat betreft zit ik dit keer echt wel goed!  Ik denk niet dat ik die dag op een uitnodiging moet rekenen, voorlopig geen hongerige kapers op de kust. Goed voor m’n lijn dus. Eindelijk nog eens een dag met de chance van een beetje minder.

Less is more, zeggen ze wel eens.


And just like that – 02/03/2023

Het is puur toeval dat ik, al zappend, op de allereerste aflevering stoot. Het begin van de serie ‘ And just like that’, het langverwachte vervolg op ‘Sex and the city’. Ik had wel weet van een vervolg en had ook ergens opgevangen dat de serie zou worden uitgezonden op Streamz, maar kijk, zomaar opeens, op een doordeweekse woensdagavond, zijn ze daar ook op Play 5: Carrie Bradshaw&Co, de zielsvriendinnen van weleer, alleen 20 jaar ouder intussen. En dat laatste is er wel een beetje aan te zien, maar kom, dat zullen ze van mij ook wel denken.

Mijn hart maakt een sprongetje! Want lang geleden, ergens in het jaar 2000 denk ik, werd ik een toegewijde kijkster van Sex and the City. Vooral in de late uurtjes, als de rest van de wereld sliep of misschien wel spannende dingen deed, lag ik in m’n zetel als een gniffelend konijntje te staren naar het scherm, want dan waren er de herhalingen op Vijf TV. Ik kwam net uit een nogal ingewikkelde vorm van samenwonen, met veel gedoe en dagelijks knokkend tegen de rigide Grondwet der Alpha Mannen, dus ik had wel wat behoefte aan lieflijk, vrouwelijk sentiment. Kijken naar de serie werd meteen ook één van mijn eerste stappen naar genezing: beseffen dat ik vanaf nu, weliswaar moederziel alleen, in elk geval ongestoord kon kijken naar melige onzin op TV, zonder dat een gespierde huisgenoot zich daar smalend zou over uitlaten. Nu niet en nooit meer. Dus ik keek zonder enige gène, met aandacht, en meestal met een reepje chocolade binnen handbereik.

Destijds heette de serie ook baanbrekend in vele opzichten. Alle vier de hoofdpersonages waren vrijgevochten vrouwen, ze werkten en waren niet afhankelijk van een man en ze regen de onenightstands aan elkaar zonder zich daar schuldig over te voelden. En ze doorkruisten New York op Manolo Blahnik heels. Echt veel had ik dus niet gemeen met de personages, behalve dat werken dan. En ik liep even goed op hakken, maar mijn schoenen kwamen uit de solden en ik wist ook al lang dat seks niet altijd kaarslicht met ruisende gordijnen is. Nee, mij ging het vooral om het sprookje: hoe het lelijkste meisje dan toch, na enige moeite langs beider kanten, wordt uitverkoren door de prins.

Want, voor wie de serie nooit gezien heef, Carrie Bradshaw is in dit verhaal niet de allermooiste van het kwartet. Ik las zelfs ooit in een recensie dat ze zo’n beetje leek op een versleten schoenzool. Geheel ten onrechte trouwens, ze mag er best wezen, maar ze moet het toch grotendeels hebben van uitstraling, slimme humor en de juiste styling. En tegenspeler Mr Big is dan weer de charismatische icoon uit de zakenwereld: razend knap, succesvol, indien gewenst tien gewillige vrouwen aan elke vinger. En toch kiest hij uiteindelijk- na zo’n slordige 94 afleveringen, en een knipperlichtrelatie om U! tegen te zeggen- voor Carrie.

Eigenlijk was het een serie voor naïeve kneusjes zoals ik: vrouwen die, tegen beter weten in, toch stiekem blijven hopen dat sprookjes wèl bestaan. Vrouwen die er zomaar los in meegaan dat een prins zich niet altijd meldt op een wit paard, maar soms ook in een grote auto met geblindeerde ramen en chauffeur. En dat die prins dan echt smoorverliefd wordt op een grappig meisje met een alledaagse B-cup.

Ik verheug me dan ook vanaf de eerste seconde dat ik zit te kijken op wat nog komen gaat, laat mij nog maar eens een paar seizoenen zorgeloos meedeinen op golven van verzonnen geluk! Want Carrie en haar MR Big zijn intussen zelfs getrouwd en hebben hun intrek genomen in een riant penthouse, waar de inloopkast groter is dan de gemiddelde Vlaamse stadstuin. En hoera! de liefde is nog altijd even groot! Op het moment dat ik begin te kijken loopt Carrie nog altijd even ravissant de deur uit, ze gaat een stapje in de wereld zetten en ze draagt voor de gelegenheid nog eens haar pokkedure, vintage trouwschoenen. En Mr Big ZIET dat! Twintig jaar later! Ik wist zelfs niet dat er zo’n opmerkzame mannen bestonden…We zijn hier dus duidelijk opnieuw vertrokken voor een nieuwe, onwaarschijnlijk schone love story.

Maar helaas, we zijn 2023 en ze zitten dezer dagen niet enkel te morrelen aan de verhaaltjes van Roald Dahl, nee, ook dit sprookje wordt al meteen in de kiem gesmoord: al in de eerste episode sterft de onsterfelijk lijkende Mr Big. Een hartaanval, hij blaast z’n laatste adem uit in de hopeloze armen van Carrie. Zonder enige verwittiging. Zomaar. Just like that. 

Ik ben er niet goed van. En ik ben niet de enige, zo blijkt ’s anderendaags. Een vriendin die zich destijds ook wel als addict van Seks and the City mocht beschouwen, belt me even: heb jij dat ook gezien, die Mr Big ging gewoon dood!

Alsof het echt is.

“Terwijl het echte leven natuurlijk veel rauwer is,” zeg ik, “dit is maar een verhaaltje en waarschijnlijk komt alles weer heel snel meer dan goed.”

“Denk je?” vraagt ze gretig, “zouden ze terug een nieuwe prins uit de hoed toveren? Voor Carrie?”

Ik vermoed van wel. Want zo gaat dat in sprookjes. De ene prins is nog maar net vertrokken of er staat alweer een andere voor de deur.

En het is misschien niet altijd makkelijk om een prinses te zijn, daar zijn we intussen wel achter, maar als het schoentje past…


Pottefeiren – 19/03/2023

Mijn vader vindt de tuin zoals die er nu bij ligt maar niks. Te weinig kleur, veel te keurig en hij heeft het niet begrepen op die houtsnippers. Liefst van al zou hij weer een moestuin hebben, zoals vroeger. Met sla en prei en sperziebonen op een rij en dan hier en daar nog wat dahlia’s- in mijn ogen toch wat oubollige bloemen- om de boel op te fleuren. Ik geef toe, de transformatie naar het huidige ‘stadstuintje’ is geheel aan mij te danken. Een jaar of tien geleden nam ik het beheer van de gemeenschappelijke gronden zelf in handen en ’t is waar, ik heb me toen vooral laten leiden door de termen ‘onderhoudsvriendelijk’ en ‘sober’. Je kan mij namelijk van veel dingen verdenken, maar niet van het feit dat ik groene vingers zou hebben. Ik hou wel van de natuur, maar liefst van op een afstandje. Ik kijk heel graag naar weelderig groen, maar zonder de dwingende behoefte om er meteen gaan in te schoffelen.

Maar nu dus. Een oplossing dringt zich op en het wordt een kwestie van een gulden middenweg te vinden tussen de huidige rust van overwegend zachte tinten en het kleurenpallet dat mijn vader voor ogen heeft: veel rood en oranje en vlammend geel en alles een beetje wild.

“Een soort van cottage tuin dan?” vraag ik.

Maar hij vindt dat ik niet zo tuttig moet doen en dat ik alvast kan beginnen met al wat er nu groeit gewoon uit te graven. En daarna zien we wel.

Ik besluit er een paar verlofdagen aan te spenderen, naar goede gewoonte op dagen van wisselvallig weer, dus ik sta meestal te harken tussen twee buien door. Of gewoon- een mens wordt al snel wat taaier in extreem klimaat- met m’n rubberen laarzen in de regen. Alles onder supervisie, want m’n vader komt natuurlijk met regelmaat kijken wat ik voornamelijk fout doe: de riek hanteren terwijl het met de hark makkelijker kan en bloembollen boven halen die eigenlijk ondergronds moesten blijven. Daar vind ik trouwens ook nog knollen van dahlia’s bij, die heb ik vorig jaar eens gepoot en daar is nooit iets bovengronds van tevoorschijn gekomen. Tot op heden dus. Ik zei het al: geen groene vingers en voor grond -en afbraakwerken moet je me ook niet boeken, ik sleur me hier een ongeluk aan zwaar vertakte wortelkluiten.

Lang geleden las ik wel eens een boek van Midas Dekkers, die Nederlandse bioloog die niet vies was van wat tegendraadse uitspraken. Eén van zijn straffe statements is me altijd bij gebleven: dat Moeder Natuur vrijwel altijd overwint, hoe bont wij mensen het soms ook dreigen te maken. Dat wij dan wel gigantische delen van het aardoppervlak durven te oversauzen met stortklaar beton, maar één miezerig kiertje in het geheel is voldoende om het onkruid weer volop wortel te laten schieten. Voor je ’t weet is de boel weer compleet overwoekerd. Niet dat ik de man altijd volkomen gelijk kon geven, maar nu ik hier zo sta te zwoegen heeft Dekkers volgens mij toch wel deels gelijk en dan heel zeker over de natuur ter hoogte van de August-Nihoulstraat in Scherpenheuvel. Onverwoestbaar, zeg ik u.

Omdat ik nu toch bezig ben besluit ik ook in één ruk (zou je denken!) de vlinderstruiken te verwijderen. Drie boompjes die vorig jaar op magische wijze in onze tuin terechtkwamen, ik heb ze alleszins nooit zelf geplant, waarschijnlijk overgewaaid van bij de buren. En ze zijn een doorn in het oog van mijn vader.

“Die dingen worden veel te groot,” zegt hij, “en gij vergeet toch altijd te snoeien.”

Gelukkig kunnen ze terecht bij de dochter, die heeft plaats genoeg op haar terrein. Ik graaf de drie struikjes dus netjes uit en zet ze in afwachting in een grote ronde wasmand, met een bodempje water. Ik moet vanavond toch richting Diest voor een hapje en een drankje, dus ik lever ze onderweg dan wel snel af in Schaffen. En zo begeef ik me tegen valavond een beetje opgetut, met gestifte lippen en op hakken, naar m’n auto op de parking aan Den Egger, met in m’n armen een wasmand vol struikgewas. Je zal het dan ook nog altijd zien: op zo’n moment kruis je gegarandeerd nog een oude vlam en moet je ’t weer gaan uitleggen…

De aankoop van het nieuwe plantgoed reserveer ik voor een zaterdagmiddag. Ik heb intussen al wat boeken over tuinaanleg geleend in onze lokale bibliotheek, zodat m’n vader kan tonen wat hij precies wil. Maar veel verder dan een rododendron (die met de RODE bloemen!) en de nog immer felbegeerde dahlia’s komen we eigenlijk niet. Dus ik begeef me op goed geluk naar een tuincentrum in het Aarschotse, waar ik al snel verdwaasd sta rond te kijken in een doolhof van vaste planten, bodembedekkers, zomerbloeiers en bollen en zaden. ‘Zet je leven op groen’ is hier de leuze, maar ik spreek voor alle zekerheid toch maar een vriendelijke medewerker aan, die me vakkundig introduceert in de wereld van bontgekleurde, wintervaste dingen.

“Den hof is ook altijd een beetje experimenteren madam, “zegt hij, “maar ge hebt schoon dingen gekozen. En er hangt overal een kaartje aan met de instructies hoe en waar te planten, dat komt dik in orde."

Ik gris overmoedig ook nog wat zakjes met bloemenmengsels mee. Een kleurloze zomer? Aan mij zal ’t niet gelegen hebben!

Als ik wat later en weer thuis mijn vracht al klaarzet voor de uit te voeren werken schudt mijn vader toch een beetje meewarig het hoofd. In de potjes zit veel groen dat hij niet kent, het lijken wel exotische dingen. En of ik wel aan de rododendron gedacht heb? En waar zijn de dahlia’s?

“Wat gaat ze in godsnaam nog allemaal aanvangen,” zegt hij.

“Laat dat kind maar pottefeiren,“ zegt mijn moeder, “ze is daar redelijk goed in.”

En zo hoor ik nog eens het woord dat mijn grootmoeder zaliger wel eens gebruikte. Af en toe ook wel als het over mij ging. Pottefeiren. In de betekenis van: zomaar wat aanmodderen, in de hoop dat er vroeg of laat wel iets van terecht komt.

De tijd zal het dus moeten uitwijzen. En wie weet gaan die dahlia’s dit jaar wèl weelderig tieren.

En ben ik toch nog ergens redelijk goed in.


Seniorenvoordeelkaart – 29/04/203

Mijn moeder wordt negentig en dat moet natuurlijk gevierd worden. Niks groots, maar wel met taart en slingers en iedereen een feesthoedje op.

“Negentig worden, ik kijk daar echt naar uit,” vertelde ze me al weken tevoren, blij als alleen zij soms kan zijn. Terwijl ik, toch haar eigen vlees en bloed, compleet anders tegen verjaardagen aankijk. Ik vind ouder worden maar niks en ik kan me zelfs niet herinneren die dag ooit speciaal gevierd te hebben, tenzij dan misschien in m’n prille jeugdjaren. Of ja, ook toen ik achttien werd, want dan mocht je, zeker als je een beetje goed in de groep wou liggen, een vat geven in De Boemel. Al moet ik zeggen: totaal geen idee meer hoe die avond afgelopen is, dus dat moet een stevig feestje geweest zijn.

Maar negentig dus. Een getal waar zelfs ik, toch nog een eind achteraan hinkelend, niet echt vrolijk van word. Want zelfs voor dat selecte clubje van optimisten, zij die overmoedig tekenden voor de honderd en waar mijn moeder heel zeker bij hoort, komt het eind dan toch al iets duidelijker in zicht.

Het doet me trouwens ook weer stilstaan bij mijn eigen plaats op de tijdlijn en zoals reeds vermeld: daar heb ik wat moeite mee. Niet dat ik meteen terug wil naar de kleuterklas, maar gewoon mijn huidig getal mogen omdraaien zou al mooi zijn. Of nog eens even terug naar de tijd toen alle opties nog open lagen. Toen je nog alles kon worden wat je misschien wel wou, als je maar hard genoeg je best deed. Niet dat ik een postje als Minister van Buitenlandse Zaken in het achterhoofd had, mijn ambities lagen dichter bij huis en waren van een naïeve eenvoud. Ik wou gewoon iemands liefste lief worden en in het verlengde daarvan dan ook nog de allerbeste moeder van de wereld. Deel 1 bleek in mijn geval voornamelijk te bestaan uit tijdelijke projecten. Daarom niet minder boeiend, maar we leefden niet heel lang samen en ook niet altijd even gelukkig. Over deel 2 was de feedback ook eerder gematigd. Toen de dochter met pak en zak klaar stond voor haar eigen avontuur en ik nog met benepen stemmetje vroeg of ik het een beetje goed had gedaan zei ze:” ’t Viel wel mee.” Verzachtende omstandigheden in deze: mijn kind was altijd al heel erg down to earth.

Op de werkvloer liep het dan weer een stuk soepeler. Daar waren meestal duidelijke richtlijnen en targets en ten gepasten tijde zelfs indexaanpassingen. Ik zit natuurlijk in de juiste sector om buitenshuis werken aan te moedigen, maar ik werd, na een ietwat twijfelende start op de arbeidsmarkt (ik was die eerste jaren wel wat zoekende naar de juiste stoel), uiteindelijk een grote voorstander. Werken geeft houvast en brood op de plank en je komt nog eens ergens. Mij hoor je absoluut niet klagen. Maar zelfs daar komt het einde in zicht. Want de laatste tijd krijg ik toch al af en toe die vraag: wanneer mag jij met pensioen? Terwijl in mijn hoofd eerder het woord ‘moeten’ van toepassing is. Bovendien ook meteen dat gevoel van lichte paniek: hoezo, pensioen? Zijn er misschien al relevante signalen?

Wat ook niet echt helpt zijn de mailtjes van de Seniorenvoordeelkaart die me bijna dagelijks toegestuurd worden. Dat is blijkbaar een soort kaart waarmee je als 50- plusser diverse kortingen kan krijgen. Een nobele intentie, maar mensenlief, alleen die naam al! En je zou denken: deleten die handel en ze laten me wel gerust, maar nee, de laatste tijd bieden ze me zelfs al korting op die kortingkaart. Alsof daar aan de andere kant iemand hardnekkig blijft rammelen op dat toetsenbord: ze moet en ze zal zich over geven, die trut.

“Ja, maar,” zeggen ervaringsdeskundigen dan, “als je met pensioen bent kan je eindelijk genieten van het leven, van al de dingen die je graag doet. Eeuwig vakantie.”

Terwijl ik nu al alles doe wat ik graag doe. En ik ben als de dood dat dan opeens slechts de helft van dat pretpakket gaat overblijven. Ik doe trouwens ook heel graag dingen tussen de soep en de patatten, voor mij moet niet alles in slow motion. En het moet ook allemaal niet te lang duren. Het maakt me niet uit om ’s morgens rechtstaand in de keuken een boterham te smeren, als ik daarbij nog snel een hoofstukje kan lezen. En die 10 minuutjes diepe ontspanning in de yoga vind ik ook het beste deel van de les. Of op zaterdag gehaast met m’n lijstje door de Colruyt crossen, maar dan toch nog onverwacht een klapke kunnen doen op de parking, daar word ik ook goedgezind van. Soms denk ik wel eens dat mijn grootste geluk bestaat uit die korte, gestolen momenten. Dus ik hou m’n hart al vast als al die dingetjes opeens de core business van mijn dagen moeten worden. Dan moet je toch al heel erg mindfull bezig zijn? En eeuwige vakanties? Vakanties zijn toch juist plezant omdat ze eindig zijn?

“En zo is dat ook met het leven,” zegt mijn moeder plechtig, terwijl ze haar feesthoedje wat rechter duwt, “hoe minder er overschiet, hoe meer je er nog van geniet.”

Ik heb nog veel te leren. Dus dat overschot aan tijd komt misschien ooit nog van pas.

Ooit. Maar nu nog even niet.


Schors – 22/05/2023

Het heeft zelfs letterlijk wat voeten in de aarde gehad, maar de nieuwe lading boomschors wordt dan eindelijk toch geleverd. Zeer tegen de zin van mijn vader overigens.

“Hoezo, schors?” grommelt hij, “ik dacht dat daarover alles al gezegd was?”

In de dagelijkse omgang ben ik meestal een gehoorzaam kind, maar dit keer houd ik het been stijf. Deze vracht wordt heel zeker geen retourzending. Ik heb intussen al de halve tuin omgespit, alle aanplantingen die mijn vader te kleurloos en te keurig vond werden vervangen door nieuw, beloftevol groen, maar ik wil ons lapje grond ook nog wat onderhoudsvriendelijk houden. Dus hier en daar komt er boomschors, om hardnekkig onkruid in de kiem te smoren.

“En ge vermoordt meteen de hele ondergrond,” tiert mijn vader, “ge maakt mijnen hof kapot.”

Hij breit er nog een lang betoog van groot gelijk aan vast, maar het komt er op neer dat geen bloem nog zal bloeien en op deftige prei en selder moeten we al helemaal niet meer rekenen. Niet dat ik in de nabije toekomst van plan was om nog iets in die zin te ondernemen, maar soit: ik ben een acuut gevaar voor de natuur. Alles zal verdorren tot één grote, droge woestenij. Ik zwaai nog wat met al m’n zakjes vol bij- en vlindervriendelijke bloemenmengsels, alles klaar om straks nog extra uit te strooien, maar het mag niet baten.

Heibel dus. Mijn moeder komt sussend tussen. Dat we vorige zomer toch heel veel mooie veldbloemen hadden in de tuin en toen lag er toch ook al een laagje schors?

“Die stonden nààst de schors,” zegt mijn vader zuur.

Het is duidelijk, we komen hier niet tot consensus vandaag.

Een kangoeroewoning telt gelukkig aparte wooneenheden, dus ik trek me even terug op mijn schoon verdiep. En bel eens met de dochter, meestal toch een degelijk referentiekader aangaande fauna en flora.

“Ik dacht net dat schors heel goed is voor de vochthuishouding van de bodem,” zegt ze, “dat composteert. In een paddock mag het bijvoorbeeld niet, want voor je ’t weet staan je paarden met de benen in de modder.”

Extreme droogte hoeven we dus al niet te vrezen, hoogstens wat verzuring van de grond, lees ik even later nog op internet. Naar verzuring van de huishoudelijke sfeer wordt nergens verwezen.

Om sterk te staan voor de nakende werken- op mij wachten 12x 70 liter-zakken boomschors op gelijkmatige verspreiding- besluit ik nog snel een quiche te bakken. Kan die meteen ook dienen als verzoeningsmiddel met de benedenburen, want ik heb een broertje dood aan zinloze woordenwisselingen. Dus ik presenteer ook m’n vader een grote tip van mijn- al zeg ik het zelf- redelijk geslaagd baksel. Niks blubbert, dit keer.

“Het lijkt op rare pizza,” zegt hij dan weer.

“Gemaakt met eitjes van de kippen uit Schaffen,” probeer ik nog.  Een bio projectje van de dochter, want die gaat niet voor gewone scharrel. In Schaffen hebben de kippen vrije loop en weldra krijgen ze zelfs een eigen stukje gras, in samenspraak met de konijnen. Aan liefde voor de natuur geen gebrek en daar moeten mijn genen toch ook voor iets tussen zitten? Maar dit is zo’n dag dat niets helpt.  Mijn vader blijft chagrijnig en ik word het stilaan ook. Dat is nu al weken oeverloos gezever over schors!

“Komt helemaal goed!” roept een buurman die me even later ziet slepen met de loodzware zakken.

En de buurvrouw houdt ook even halt bij het hof poortje.

“Je schrijft wel minder blogs de laatste tijd,” zegt ze, “weinig inspiratie misschien? Waar ben je zoal mee bezig?”

“Voornamelijk met schors,” zeur ik een beetje, “weinig boeiends.”

“Daar wil ik anders wel een stukje over lezen,” lacht ze.

Dus bij deze.


Nieuw bed – 16/06/2023

Na het remodelleren van ons gemeenschappelijk lapje grond en de discussies met mijn vader over wél of geen boomschors tussen de nieuwe struiken, komt mijn moeder met een volgend project op de proppen: ze vindt dat het hoog tijd wordt om nog eens in een bed te slapen. Dat zit zo: na haar revalidatie van een gebroken heup, schouder én als toemaatje nog een pollepel corona over het toch al zwaar te verteren menu, bleek slapen in haar relaxzetel voorlopig de meest comfortabele keuze. Die zetel is op maat gemaakt en biedt elektrische bediening om makkelijk rechtop of weer in ligstand te geraken, ze  noemen zo’n ding niet voor niks een sta-op-stoel.:

Maar nu wil ze dus terug in een bed en liefst weer naast “onze Fons”. Gewoon terug mee in het echtelijke bed – nog zo’n basic houten ding op vier poten en zonder extra opties- is helaas niet meer mogelijk, daar geraakt ze zonder hulp niet meer in of uit. De boodschap is duidelijk: dat oude bed moet weg en daar wil ze dan twee eenpersoonsbedden voor in de plaats, zo van die bedden die ze kan bedienen met ‘een kaske’. Liefst identieke modellen en graag ook bijhorend beddengoed met eenzelfde motiefje, mijn moeder houdt van uniformiteit.

Ik weet dus weer wat te doen en ga verbeten op zoek naar de allerbeste bedden voor hoogbejaarden met ernstige rugklachten (mijn moeder) en/of wankele benen (mijn vader). Ik google me suf, vraag raad aan iedereen die meer kan weten en ga ook eens kijken in een paar meubelzaken. Als ooit nog eens een prijs wordt uitgereikt voor vrouwen-met-een-missie word ik vast genomineerd. 

Als bijna vanzelfsprekend komt ik toch weer terecht bij ‘Goed’, onze vertrouwde thuiszorgwinkel, intussen moeten die mij toch al min of meer beschouwen als topklant. Ik sta gedwee mee aan te schuiven op een zonnige zaterdagvoormiddag, want het is er behoorlijk druk, blijkbaar wordt er meer gezorgd dan gedacht. Maar dit zijn toch van die momenten dat ik wel eens een beetje compassie krijg met mezelf, zeker als ik bedenk wat ik amper een paar jaar geleden- toen het mantelzorgen nog niet letterlijk volledig op wieltjes liep- wel eens placht te doen op warme, vrije dagen. Een spontaan midweekje Koudekerke en dan en passant iets verderop in Zoutelande eens gaan neuzen of daar écht zo’n oud strandhuis staat is toch nog een andere beleving dan je verdiepen in zorgbedden en toebehoren.

Maar- en dat is toch ook altijd een beetje reizen- een nieuwe wereld gaat voor me open als ik even later van een geduldige medewerkster info krijg over het uitgebreide assortiment binnen de afdeling slaapcomfort: aangepaste matrassen, rugsteunen, bedtafels, bedspondes, bedladders,…je kan het zo gek niet bedenken of het bestaat. Je kan van dit land veel zeggen en ik val waarschijnlijk in herhaling, maar globaal genomen beschikken we hier over een indrukwekkende zorgmachine. Je zal maar rugklachten krijgen in Kameroen.

Ik kan ter plaatse ook nog alles regelen, wat waar en wanneer geleverd wordt, dus de rest van de zonnige dag kan ik doorbrengen bij Ikea, toch ook altijd een beetje buitenland, al was het maar omwille van de geur van de Köttbullar die je al tegemoet komt zodra je de eerste voet op de roltrappen zet.

 Ik loop heel flink toch meteen door naar de afdeling Slaapkamer en vind vrij snel twee nieuwe donsdekens, een warm (voor m’n vader) en een koel (voor m’n moeder), een hoofdkussen voor rug patiënten (moeder) en een gewoon -van ’t steekt-niet-zo-nauw (vader).

Bij de dekbedovertrekken is het even twijfelen.

“Geen blauw!” heeft m’n moeder gezegd, “blauw is te grijs in een slaapkamer.”

Maar uiteraard is dat de tint die hier toevallig overheerst in de rekken. Er is ook iets moois met rozige bloemetjes, maar daar zie ik m’n vader niet meteen geloofwaardig onder liggen. Het worden uiteindelijk lakens met een motiefje van groene blaadjes, dat lijkt me vrij neutraal en dat haalt meteen een vleugje natuur in huis.’ Sorgmantel’ lees ik op het etiket, alsof iemand dat speciaal voor dit uiteindelijke doel bedacht heeft, daar ergens ver weg in Zweden.

De dag van installatie is enkel nog een kwestie van goed coördineren en delegeren, met stellige zekerheid mijn betere skills. Het oude bed moet al vroeg op de dag gedemonteerd worden, want het wordt vervolgens opgehaald door de mannen van de Kringwinkel, ergens tussen 9 en 12. De slaapkamer moet hoe dan ook tijdig vrijgemaakt zijn voor de jongens van Goed, die bellen in principe aan ergens in de vroege namiddag. En dat geeft mij dan weer voldoende tijd om iedereen die avond tijdig onder gestreken lakens te krijgen.

Voor de demontage meldt de dochter zich spontaan, die is nu eenmaal verbazend goed in grond- en afbraakwerken, dus dat gaat vlot.  Maar de Kringwinkelmannen doen dan weer moeilijk, er zijn wat krassen op één van de zijpanden van het bed, en dat willen ze niet meer in de verkoop. Dus hierbij nog snel een tip: koop vooral met een gerust gemoed bij Kringwinkel, daar krijg je waar voor je geld.

Gelukkig kan de schoonzoon depanneren, dus alles gaat nog diezelfde dag naar het containerpark. De nieuwe bedden worden nadien netjes geïnstalleerd en gedekt met  de Sorgmantels die ik nog snel in een wasje gedraaid heb. De kamer baadt in een wolk van wasverzachter. Maar al bij al blijft het er toch ook zo’n snuifje ziekenhuissfeer zweven. Ik grap wel eens dat ik tegenwoordig, met de langzaam maar gestaag toenemende zorg, boven een woonzorgcentrum huis, maar nu, met al dat rollend materiaal en zelfs bedden op wielen, begint het er ook echt helemaal op te lijken.

Wat de pret overigens niet drukt. Want ’s avonds help ik mijn moeder even met haar blijde intrede in de slaapkamer. Ik toon haar hoe de afstandsbediening (het kaske) van het nieuwe bed werkt en ze heeft dat vrij snel onder de knie: hoger, lager, rechtop komen, benen een beetje omhoog…ze probeert alles giechelend uit. Alsof ze voor ’t eerst op de vliegerkes van de kermis zit.

“Ik heb redelijk goed geslapen,” zegt ze ’s anderendaags “’t is een goed bed. Maar ik had het wel te warm. Als we nu eens wat airco in huis haalden, dat zou helemaal mooi zijn. En dat bestaat toch hè, zo van die mobiele toestelletjes?”

Ja, dat bestaat. Maar ik ken daar weinig van. Na een snelle zoektocht via Google zie ik nog amper het bos door de bomen, het aanbod is enorm. Dus wie zich afvraagt waar ik dezer dagen naartoe reis:  naar de boeiende wereld van HVAC.


Herman – 03/08/2023

Als ik een vogeltje kon zijn was ik ongetwijfeld een luistervink. Niets zo inspirerend als stiekem mensen afluisteren. Ik laat me nog eens volledig gaan als ik, tussen twee afspraken in, nog even de tijd dood met een kopje koffie in een knusse brasserie. En omdat het zo’n druilerige namiddag  is trakteer ik mezelf ook maar meteen op een warme wafel met slagroom. En dan: oren spitsen en mee genieten van de conversatie die zich een tafeltje verder afspeelt.

Aan dat tafeltje zit een fancy brillend koppeltje, jonge dertigers zo te zien, na te mijmeren over hun schitterende roadtrip langs de Amerikaanse Westkust, ze zijn sinds gisteren weer in ons kikkerland. Blijkbaar zijn ze gekende klanten hier, want de kelner van dienst komt gemoedelijk tussen. Dat het wel fantastisch moet geweest zijn en dat hij daar ook van droomt, van zo’n avontuurlijke trektochten langs verre kusten.

“En nu maandag weer aan het werk?” vraagt hij. “Dat zal pijn doen!”

Maar nee, er wordt nog lang niet pijnlijk terug naar het werk gegaan. De roadtrippers trekken eerst nog op verlengd ‘rustweekend’ naar de Nederlandse wadden, om aldaar in complete stilte te bekomen van hun schitterende vakantie.

Kijk, dat zijn dan van die momenten dat ik wel eens denk: hoeveel meer moeten we in godsnaam nog gaan rusten? Wanneer mogen we nog eens goedgemutst en uitgeslapen naar de wakkere wereld? Wordt uitrusten na een lange, schitterende vakantie het nieuwe normaal?

 Maar goed, ik kom natuurlijk uit een andere tijd. Toen je nog gewoon eens vroeg naar bed moest om er ’s anderendaags weer monter te staan. Ja, ook gewoon op maandagmorgen dus, hoe desastreus het weekend ook was geweest.

“Kruip er maar op tijd in,” zei mijn moeder dan op zondagavond.

Maar dezer dagen lijkt het wel alsof we langs alle mogelijke kanalen worden aangepord om het toch maar kalmer aan te doen. ‘Loop jezelf maar niet voorbij’, het is een zin die ik bijna dagelijks hoor. En het helpt natuurlijk niet dat ik ook op social media nog een handjevol mensen volg die beroepshalve bezig zijn met rust, en dan wel in de breedste zin van het woord: rust in je hoofd, rust in je huis, rust in je werk, rust in je relatie. Loslaten is de boodschap! Zelfzorg! Me first! Woorden waar ze je om de haverklap mee om de oren slaan.

Er zit ook een fosfaatvrije BV tussen de goeroes die ik volg, ik ga de vrouw hier niet bij naam noemen, want in real life is het waarschijnlijk wel een toffe madam. Maar die gooit zoveel reels en posts op internet, die neemt je drie keer per dag mee op ‘n zoektocht naar 'n blij & gezond & bewust leven. En om dat allemaal te bereiken moet je, naast het verorberen van veel groene bio dingen en het slikken van supplementen in capsulevorm (welke precies wordt vermoedelijk bepaald door de sponsor van het moment), ook veel rusten. Of op z’n minst elke dag ergens een uur gelukzalig naar de wolken zitten kijken, wat de coachende dame in kwestie dan ook overtuigd en veelvuldig doet. In die mate zelfs dat ik soms denk: dat moet doodvermoeiend zijn, zo bijna onafgebroken ergens op een boomstronk tot innerlijke rust proberen te komen. Je staart je toch suf?

Laatst bood ze zelfs een (prijzig!) weekje in het zonnige zuiden aan, een soort van vrouwenkring op verplaatsing om -uiteraard in alle rust- weer in balans te komen. Om te verbinden met elkaar, te reflecteren en te stralen. En hele week masterclasses rond zelfzorg, ontspannen en gezonde levensstijl, want meestal moeten er ook nog enkele kilootjes worden kwijtgespeeld om-zeker als vrouw-weer helemaal in je kracht te staan. In het bezit zijn van een stel stevige kuiten is daarvoor blijkbaar niet voldoende. Nee, je gooit al je besognes in een soort van Spaanse snelkookpan en dan kom je daar vijf dagen later weer slank en herboren uit. Daar geloof ik dus niet in, hoogstens is je brein dan gaargekookt, volgens mij. Van dauwtrippen – ooit een paar keer geprobeerd- kreeg ik trouwens ook alleen maar natte voeten, nergens zag ik kosmische lijnen m’n pad kruisen.

Alleen al die zweverige termen trouwens, wie heeft ze ooit verzonnen? Verbinding maken met je authentieke zelf en cyclisch gaan leven, leg me dat eens uit in gewone mensentaal? En loslaten, hoe begin je daaraan? Gewoon de boel de boel laten? Après moi le déluge?

“Ja, maar, wij doen toch ook aan yoga,” zegt een vriendin, “is dat dan niet zweverig?”

Want ik moet toegeven: na zo’n uurtje yoga is mijn hoofd ook helemaal leeg. Dan ben ik klaar voor een droomloze, pikzwarte slaap.  Maar yoga vraagt dan ook opperste concentratie. Focus. Met de beste wil van de wereld, ik kan echt niet aan een overvolle strijkmand denken in de houding van de boom, tenzij meteen omvallen ook een optie is.

Maar goed, de wereld is constant in beweging en mensen zullen wel eeuwig zoekende blijven. Wat vandaag nieuw lijkt is morgen alweer volledig achterhaald. Dat nieuwe, collectieve graven naar innerlijke rust is dus waarschijnlijk niks om ons zorgen over te maken, mensen varen nu eenmaal af en toe een nieuwe koers.

Zo werd zelfs Herman Brusselmans uiteindelijk nog de man die zijn haar kort liet knippen. En overweegt nu zelfs Jo Vally om in de politiek te gaan.

Al is dat laatste misschien toch wel een kleine reden tot ongerustheid.


Duurzaam – 12/08/2023

Ik krijg een mail waarin ik- samen met nog 70.000 andere klanten- uitvoerig bedankt word voor mijn aankopen én mijn inzet voor het milieu. Je zou denken dat ze voor dat laatste de superlatieven eerder sturen naar Greta Thunberg, maar kijk, blijkbaar hebben mijn kleine dagelijkse keuzes toch een grotere impact dan ik dacht. Sinds kort gebruik ik namelijk geen vloeibare wasmiddelen meer, maar ben ik overgeschakeld naar wasstrips. Dat zijn zo van die kleine doekjes die je mee in de wasmachine gooit en zodra ze in aanraking komen met water lossen ze op tot een universeel wasmiddel, geschikt voor zowel bonte als witte was en ze geven een zalig geurtje af. Ik kies meestal voor Zeebries, maar Lavendel kan bijvoorbeeld ook. Wasverzachter is ook niet meer nodig, je linnen wordt zachter dan zacht. Je kan de doekjes gewoon online bestellen en twee dagen later worden ze aan huis geleverd, in kleine kartonnen doosjes die zo in je brievenbus kunnen.

Het bespaart me niet enkel een hoop gesleep met volle plastic bussen, maar ik lever alzo ook een bijdrage tot een schonere planeet. De doekjes zijn namelijk vrij van plastic, vegan, makkelijk biologisch afbreekbaar en er wordt niet nodeloos water vervoerd. Veel duurzamer kan het niet meer worden.

In de vriendelijke mail wordt ook nog wat gegoocheld met cijfers: met deze nieuwe manier van wassen hebben wij, trouwe klanten, intussen al 530.737 wegwerp plastic flessen uitgespaard en een hoeveelheid water waar je 10 jaar lang kan mee douchen. Dan vind ik toch dat we redelijk goed bezig zijn, met ons proper gezelschap.

Ik heb trouwens nog een andere nieuwe hobby, een beetje in dezelfde klimaatvriendelijke lijn, want ik heb nu ook die app van Yuka gedownload. Met die app kun je de barcode van voedingsmiddelen en cosmetica scannen en dan krijg je meteen ook een globale score: hoe gezond is dit product en wat zit er allemaal in. In ons  huis is dus geen enkele barcode nog veilig, want ik sta overal met mijn gsm in de aanslag. Mensen die mij soms raar zien doen tussen de rekken van de Colruyt: ik speur gewoon naar de streepjes op verpakkingen. Weliswaar zo nonchalant mogelijk, maar ik ben nog zo eentje van de Boomer generatie, een beetje onhandig dus met die dingen én te hovaardig om al een volledige dag te brillen.

In elk geval, de app levert soms verrassende scores op. Dingen waarvan ik dacht: dat is best gezond en puur natuur, maar die dan toch tjokvol additieven blijken te zitten. Natuurlijk, helemaal waterdicht zal dit systeem wel niet zijn en de immer kritische testers van Testaankoop sporen ook aan tot enige nuancering, maar toch, in de meeste gevallen zou Yuka het bij het rechte eind hebben. In dat geval is het eigenlijk een wonder dat ik, gezien de hoeveelheden chemische troep die ik in dit bestaan al achterover sloeg, zélf nog niet spontaan in schuim oplos als ik een bad neem.

Toeval wil dat ik op een (overigens zeer gezellig) familiefeestje al mijn goede bedoelingen uitgerekend tegen een klimaatscepticus uit de doeken doe.

“Allemaal zever om ons bang te maken, dat gedoe over stikstof en broeikasgassen,” zegt hij, “en bovendien zijn dit druppeltjes op een hete plaat. Jij geeft je geld uit aan vegan wasstripjes en aan de andere kant van de wereld kappen ze een volledig regenwoud weg.”

En ja, daar zit ook wel wat waarheid in. En we weten natuurlijk allemaal wie de grootste vervuilers zijn. Maar we moeten toch érgens beginnen. En een beetje het goede voorbeeld geven, anders krijg je de rest toch ook niet overtuigd? Je raadt een rebellerend kind toch het roken niet af met een zelf gerolde Bastos tussen de lippen?

Bovendien ben ik een bange wezel. Bang dat ik op de dag des oordeels wel eens zou kunnen afgerekend worden op minder propere feiten. En wie weet heeft de goede God intussen ook zo’n app op z’n gsm. Dat je dan aan de hemelpoort komt en dat je, na een vluchtige scan, al meteen eindigt met het resultaat ‘poor’ of erger nog, ‘bad’. Dat was maar een povere bijdrage daar beneden mevrouw Thuys, dus die rijstpap met gouden lepeltjes kan je vergeten.

En dan is er ook nog altijd die inspirerende uitspraak van m’n grootmoeder zaliger, onze rots in elke branding, zij gaf nooit op en bleef hardnekkig aansporen:

‘alle beetjes helpen, zei ’t manneke, en hij plaste in de zee’

Een wijsheid waarmee ze de wereld had kunnen besturen.


Inca Trail – 10/09 /2023

Ik word, samen met een andere jubilerende collega, uitgenodigd voor een etentje. Dat is uiteraard zeer attent van onze directie en ook werk gerelateerd, maar het is vooral ook de bedoeling mekaar eens op een andere manier te leren kennen. Dus niet weer vijf culinaire gangen gaan volpraten over de job, maar wèl over de dingen die ons daarnaast zoal bezig houden. Ik krijg al flanellen benen als ik er aan denk! Want ik kan wel een serieuze boom opzetten over de uitzendsector, maar los daarvan ben ik toch altijd een beetje bang dat ik niet zo gek veel te vertellen heb. Alleszins weinig spectaculairs. Ik hang zo wat aaneen van anekdotes en losse fragmenten, maar verder doe ik weinig bijzonders. Ik lanceer wel regelmatig een blogje, maar meestal over de kleine dingen des levens en je kan die schrijfsels bezwaarlijk van hoogstaand literair niveau verdenken. En ik lees veel en ik strijk graag. Maar vooral  dat laatste gooi ik zelden snel in de groep, je lijkt al gauw zo’n beige vrouwtje, saai en keurig, wat vermoedelijk ook wel waar is.

“Met reisverhalen scoor je altijd goed,” zegt de collega die mee mag aanschuiven en zich ook wel afvraagt welke richting de gesprekken dan zullen uitgaan.

We hebben het trouwens ook al uitgebreid gehad over onze vestimentaire keuze, vrouwen blijven tenslotte vrouwen. Al was onze uiteindelijke outfit dan weer zeer voorspelbaar, want we arriveren allebei in sober, doch stijlvol zwart. Op de parking wisselen we ook nog onze comfortabele sneakers voor een elegante hoge hak, snel, snel, in  de hoop dat niemand ons bezig ziet. Alsof wij twee bovennatuurlijke wezens zijn die – ook op stiletto’s- nooit de grip verliezen, zelfs niet op gaspedalen.

Al bij al loopt alles natuurlijk weer veel gemoedelijker dan verwacht, een mens maakt zich meestal zorgen om dingen die nooit gaan gebeuren. Het eten is lekker, het gezelschap meer dan aangenaam en er worden geen spannende verhalen verwacht over bijvoorbeeld, ik zeg maar wat, een vierdaagse Inca trail naar de Machu Picchu. Mijn anekdote over die keer dat ze me moesten depanneren op een steile autotocht richting een B&B op eenzame hoogte  ergens in de Dolomieten zorgt al voor voldoende hilariteit.

En voorts, want we kunnen het dan toch weer niet laten, mogen we alsnog volledig loos gaan over twee decennia anciënniteit en geloof me, in onze sector geeft dat een bomvolle schatkamer aan herinneringen.

Naar goede gewoonte overschouw ik die avond nog eens de grote lijnen van ons verhaal. En kom maar weer eens tot het besluit dat het lang niet altijd de grootste successen of de uitzonderlijke prestaties zijn die blijven hangen, maar wel de mensen met wie je alles hebt beleefd. En al het sentiment daarrond. Hoe je samen, soms zelfs tot tranen toe, hebt gelachen. En af en toe ook wel eens van harte vloekte of oprecht verdriet had. Hoe je mensen hebt zien groeien en open bloeien of helaas te snel zag afhaken. Soms ging dat gepaard met een vluchtig afscheid, maar dan waren er ook weer mensen die je nooit of nooit nog zal vergeten.

Nee, de meest memorabele pieken en dalen zijn gewoon een bonte verzameling van gevoelens die dat stukje leven hebben gemaakt tot wat het uiteindelijk geworden is: twintig boeiende, intense jaren.

En dat alles zonder dat ik helemaal naar Machu Picchu moest kruipen.


BPPD – 29/09/2023

Nu het feestgedruis rond mijn status van twintig jaren trouwe dienst stilaan begint weg te deemsteren, komen opeens mijn inactiviteitsdagen nog ergens ter sprake. Lees: gewettigde afwezigheid wegens ziekte.

“Ik heb je eigenlijk nooit ziek geweten,” zegt een collega die al even lang als ik hetzelfde pad bewandelt.

En dat kan wel kloppen. De laatste keer dat ik een ziektebriefje inleverde moet ergens in december 2003 geweest zijn. Toen heb ik een volledig etmaal languit in mijn zetel gevegeteerd, met barstende hoofdpijn en zonder duidelijke oorzaak. En enkele jaren later bleef ik ook nog een paar dagen aan huis gekluisterd omwille van een kleine ingreep aan mijn voet, waarbij ze mijn linker teen zo dik hadden omzwachteld dat ik geen grip meer kreeg op de koppeling van mijn auto, levensgevaarlijk op de baan dus. Maar verder? Zelfs geen banale verkoudheid werd nog mijn deel. Wel nog een flinke corona besmetting, maar zonder de overduidelijke testuitslag had ik het waarschijnlijk nooit geweten, er was geen enkel waarneembaar symptoom.

Dat geluk heeft vermoedelijk iets te maken met spreekwoorden waarin het woord onkruid wel eens voorkomt én goede genen natuurlijk,  al had ik- vooral als jong meisje dan - het samenraapsel van die laatsten graag anders gezien. Ik had bijvoorbeeld liever de natuurlijke haarkleur van mijn moeder geërfd, glanzend bruin en met een uitgesproken ondertoon van acajou. Of de lichaamslengte van mijn grootmoeder langs vaders kant. In combinatie dan met de slanke taille van een tante langs moeders zijde. Het had me veel gezucht in paskamers kunnen besparen.

Maar een mens leert gaandeweg berusten, tenslotte worden we uiteindelijk allemaal- met een beetje chance tenminste- elke dag een beetje ouder en wat minder glanzend, en het is zoals ze zeggen: gezondheid is het hoogste goed.

Het voelt dan ook heel raar- ik ben zo’n dingen niet gewend- als ik op een nacht duizelig wakker wordt. Alsof heel Scherpenheuvel draait en ik zo meteen in een donkere diepte ga vallen. Mijn eerste reflex is: checken of alles nog naar behoren functioneert. Je hoort wel  meer verontrustende verhalen over een verlamde arm of een mond die plots scheef gaat hangen, dingen waarmee je maar beter rechtstreeks naar Spoed kan verkassen. Ik ga ook even na of ik ze nog alle vijf op een rij heb en rammel, midden in de nacht en horizontaal in m’n bed, een weesgegroetje af, in het Frans, wat ik wel eens pleeg te doen als ik twijfel aan m’n verstandelijke vermogens. Het lijkt me een betrouwbaar criterium en een schietgebedje kan uiteindelijk nooit kwaad.

Maar alles werkt blijkbaar nog naar behoren, dus ik draai me nog eens om en slaap verder de slaap der onschuldigen. Al val ik de volgende dagen nog regelmatig in herhaling: ik duizel als ik snel omhoog of naar beneden kijk of als ik te  bruusk beweeg en gek genoeg ook vaak als ik gewoon ga liggen. Ik schuifel behoedzaam door de dagen, maar ik knal alsnog ongelukkig met m’n rug op de rand van m’n bed. En op het werk draai ik, redelijk onnozel, als een krakkemikkig oud vrouwtje tegen een keukenkast. Stilaan word ik ook zo misselijk als een krab. Dus ik maak een afspraak bij de huisdokter, in alle vroegte, dan zien ze me nog op een behoorlijk uur op de werkvloer arriveren.

“Dat is goed,” zegt de dokter aan de telefoon, “kom best nuchter, dan kan ik ook nog een staaltje bloed afnemen. Je bent tenslotte al een tijdje niet meer langs geweest.” Ik voel het al aankomen, die jongen ziet z’n kans nog eens schoon, ik mag waarschijnlijk nog langs een paar andere wachtkamers passeren.

Maar te beginnen bij de huisdokter dus. Eerst krijg ik de beloofde prik en daarna volgt al snel het verdict over de situatie in m’n hoofd. Ik vrees het ergste, maar dat valt mee: ik lijd aan BPPD, wat staat voor Benigne Paroxismale Positie Duizeligheid. Een moeilijke term voor onschuldige evenwichtsstoornissen die meestal binnen vier weken ook vanzelf weer over gaan. Ik krijg nog een gedetailleerde uitleg over het evenwichtsorgaan en over soms ook dwalende kristallen in oren en keer weer huiswaarts met een geprint lijstje, met daarop een reeks afgebeelde oefeningen die ik thuis kan doen om weer in balans te komen. Blijkbaar kan je dat evenwicht dus trainen. Een hele geruststelling.

Er volgen die week hoe dan ook nog een paar andere onderzoeken, die stonden al langer op de planning: de halfjaarlijkse afspraak bij de tandarts (hoera, geen gaatjes) en de jaarlijkse controle bij de oogarts (scherper zicht dan de vorige keer). Ook het bloedonderzoek brengt enkel goed nieuws, een aantal belangrijke waarden scoren zelfs beter dan vijf jaar geleden. Maar zoals ik al had gedacht, mijn huisdokter is van de grondige aanpak, dus ik mag nog een paar andere wachtkamers passeren. Ik krijg nog een verwijzing voor een mammografie en een botscan, schijnt nooit kwaad te kunnen. En terwijl ik dan toch op pad ben passeer ik nog snel langs de afdeling pneumo in het ziekenhuis, mijn moeder heeft een nieuw voorschrift nodig.

En dan heb ik het wel even gehad met afspraken en wachtkamers in het algemeen.

Behalve dan met de laatste: een bezoekje aan de kapster, gewoon, de boel wat bijkleuren en opfleuren met wat lichtere lokjes. Een half uurtje zen zitten wachten met een hoop zilverpapiertjes op m’n kop. En intussen gezellig een kopje koffie drinken en babbelen over de nieuwtjes van de dag. De betere wachtkamer dus. Waar ik dan toch even begin te twijfelen…Want misschien is het nu, na al dat goede nieuws, ook  wel een gunstig moment om nog eens iets gewaagds met die haarkleur van mij te doen? Misschien moet ik toch eens iets richting acajou proberen? Sommige dingen heb je toch ook gewoon zelf in de hand? Of zijn al die dikke lippen op Instagram puur genetisch bepaald?

Maar dan denk ik aan wat m’n vader- met regelmaat en vooral als er nog eens een echtelijke ruzie moet worden bijgelegd-  verkondigt over dat oorspronkelijke kleurtje van m’n moeder, nog voor ze uiteindelijk haar pittig grijs hoofdje kreeg:

“Dat was een tintje,” zegt hij dan, “zo schoon en speciaal, dat kunt ge in geen enkel potteke namaken.”

Dus ik laat het maar. Misschien kan je maar beter gewoon tevreden zijn met de grootste lijnen die je meekreeg en het houden bij kleine, bescheiden retouches.

“Het is ook zonder zware ingrepen al een hele opdracht om mee te zijn,” zucht één van de vriendinnen nog diezelfde avond. Zij is dezer dagen fel in de weer met self tan druppels, de nieuwste rage om er sun kissed bij te lopen zonder een streep zon te zien. Want bruinbakken mag niet meer en zonder een dikke laag factor 50 durf je hoe dan ook niet meer de deur uit.

“Wat moet je doen, wat moet je laten, hoe ver kan je gaan?” mijmert ze verder, want ze overweegt ook nog voorzichtig een ooglidcorrectie.

“Allemaal een kwestie van het juiste evenwicht vinden,” zeg ik wijs.

En daar wordt hier Thuys intussen hard aan gewerkt.

PS: dat boek op de foto, uiterst geschikt leesvoer voor in wachtkamers allerhande.


Puur natuur – 12/10/2023

Leg wekelijks een groepje min of meer gelijkgezinde vrouwen op een yogamatje in het Aarschotse en vroeg of laat zal de naam van Gwendolyne Rutten wel eens vallen. Zeker als burgermoeder Rutten zich recent nog outte als vrouw in de overgang. Of in elk geval al volop in de perimenopauze, om het nieuws helemaal correct te brengen.

“Moet dat nu echt,” zucht één van de liggende dames.

“Net goed,” meent dan weer een andere, “het is heel erg nodig dat er meer over de menopauze gesproken wordt. En dat vrouwen weten dat er fatsoenlijke behandelingen bestaan. Of dat er op z’n minst meer onderzoek gebeurt.”

Ik schipper-naar goede gewoonte- wat twijfelend tussen beide meningen in.

Want eerlijk is eerlijk, die overgang was een fase in mijn leven die quasi ongemerkt aan mij is voorbijgegaan, dus ik heb er bitter weinig over te melden, laat staan dat ik het in de media zou gooien. Bovendien heb ik, met 2024 in het vooruitzicht, een beetje moeite met de timing van deze openbaring. Deel als goedlachse politica je ervaringen met hormonen, beloof er iets concreets aan te doen, en je hebt volgens mij al een hoop extra stemmen geronseld. Veel efficiënter dan een spijtbrief, als we de laatste peilingen mogen geloven.

Anderzijds, ik ken behoorlijk wat dames die een ronduit droevig verhaal over de overgang kunnen brengen. Met een resem klachten waarvan je denkt: wie heeft dit scenario ooit bedacht? En wat is in godsnaam het nut van al dat nachtelijke zweten? Tenslotte zijn wij de enige primaten waarbij het verschijnsel overgang zich voordoet. Enkel orka’s schijnen er ook last van te hebben. Pech dus.

“Het is de natuur,” zeggen ze dan. En daar moeten we het maar mee doen. Terwijl het mij dan eerder een foutje van de natuur lijkt. En in dat geval kan wat extra aandacht in de pers alleen maar positief zijn. Er moeten toch betere remedies te verzinnen zijn dan een kalmerend kopje thee en wat verkrampt zitten mediteren bij een wierookstokje.

Want verder doen wij vrouwen er toch meestal het zwijgen toe. Je wil geen zeur zijn en al helemaal geen zeur die overgaat naar iets dat toch slinks verwijst naar verwelkt en middelbaar. Bang dat we na ons vijftigste enkel nog bakkend en breiend in een schemerig hoekje zullen verzeild geraken.

We doen dat wel vaker, wij vrouwen: ons in stilte neerleggen bij de zogenaamde wetten der natuur. Er zullen hier en daar wel wat franke feministes veelbetekenend met een XXL-verbandje van Allways staan te zwaaien, maar meestal blijft ook dat maandelijkse gebeuren een goed bewaard geheim. Terwijl dat ook niet altijd een pretje blijkt te zijn. Nogmaals, ik hoorde ook op dat vlak  weer bij de gelukkigen, maar ik ken verhalen…Maar ook daar blijkbaar weer niks dat niet te verdoezelen valt met een extra vleugje lipstick en een positieve mindset. Een bruistabletje ter ondersteuning kan nog net. En dan hebben we al stevige vooruitgang geboekt! Ik herinner me nog de schoolse levenslessen die wij meekregen in de jaren ’70, over ‘die tijd van de maand’. Ik citeer: ‘Er zijn atletes die zelfs dàn olympisch goud winnen, meisjes, dus niet flauw doen.’ Met daarbij het vermanend vingertje van Zuster Ludwig, tijdens de vrijdagse les handwerken. Ik weet niet wat ik erger vond: die rigide richtlijnen naar een bestaan als devote, berustende sukkels of haar bezigheidstherapie met een rits opgelegde borduurwerkjes. Mijn moeder koestert nog steeds een vaalgroene kussensloop waarop ik destijds mijn fraaiste kettingsteken heb verwerkt. Met driedubbeldradig borduurgaren, als ik me niet vergis. Je zou als dertienjarige van minder ongesteld geraken.

De beste die ik laatst nog hoorde over ‘de natuur’ kwam van een man. Over het natuurlijke mirakel van een geboorte en hoe fantastisch de natuur dat wel niet heeft geregeld. En hoe hij maar niet begreep dat er ook moeders zijn die schaamteloos durven te kiezen voor een epidurale. Enfin, het hele gebeuren was volgens hem puur natuur, natuur, natuur, maar dan nog eens x10.

Dat zijn momenten waarop ik – maar ook weer in stilte, ik beken- durf te denken: pers anders eens een dikke Brusselse spruit door je neus, beste jongen.

Eens kijken hoe de natuur je bevalt.


OUDE RUITJES – 19/10/2023

En vandaag rommel ik in kasten en vind ik dat potje terug. De confituur is al lang op, maar de herinnering blijft.

Van een blog van lang geleden:

OUDE RUITJES

M’n jongste nichtje langs moeders’ kant heeft de benijdenswaardige gewoonte al haar dierbaren jaarlijks een persoonlijk bezoekje te brengen, meestal ergens rond nieuwjaar, zo blijft het ook mooi overzichtelijk. Mijn ouders behoren tot de vaste waarden op haar adressenlijst en vooral mijn moeder vertelt, zelfs weken nadien nog, honderduit over de warme, hartelijke koffieklets die telkens met zo’n visite gepaard gaat. Maar dit jaar is mijn moeder wel bijzonder opgetogen!

“Kijk wat een mooi cadeau je nichtje voor ons mee had,” zegt ze.

Ze toont me een wit glanzend zakje, zo eentje van een aankoop in het duurdere boetiekje. Maar dit zakje dient andere doelen, er zitten drie schattige potjes in, gevuld met confituur.

Zelfgemaakte, zegt mijn moeder, en dan ook nog eens naar een aloud familierecept, dit is echt een pakkende, persoonlijke attentie. De potjes zijn afgedekt met een geruite keukenhanddoek.

“Herken je die nog?” vraagt mijn moeder.

En ik moet even slikken, want ja, ik herken ze nog, die ruitjes, in beige en rood en vaal roze tinten…Het is nog een handdoek van haar moeder en dus mijn grootmoeder zaliger. Een stukje katoen dat me moeiteloos terug smijt in de tijd.

Want, zoals het grootmoeders betaamt, die van mij hebben allebei een diepe indruk nagelaten. Grotere tegenpolen zal je trouwens niet snel meer vinden! Langs vaders’ kant had je onze Bonne, de doortastendheid zelve, een echte ‘femme de commerce’, haar straffe uitspraken worden nu, jaren later, nog met regelmaat op familiefeesten geciteerd. Zij kreeg wel eens het etiket ‘kapitein’ op gekleefd.

Maar langs moeders’ kant kende ik de zachte variant. Moeke van Rillaar was de oma uit de sprookjesboeken, altijd liefdevol aanwezig, als stille, goedmoedige kracht op de achtergrond. Een vrouw van weinig woorden, maar even goed Diensthoofd Algemene Zaken. Want zij bestierde ooit in haar eentje een huishouding met vier kinderen en hield en passant nog een kleinschalig landbouwbedrijfje draaiende, terwijl mijn grootvader voor de week van huis was om met de kompels af te dalen in de Limburgse mijnen. Ik heb nog verhalen gehoord over hoe zij, daags na de bevalling van haar jongste kloeke boerenzoon, voor dag en dauw alweer gewoon de koe ging melken. Je kan het je nu niet meer voorstellen, al dat labeur in een wereld zonder vaatwasmachines. Met strijkijzers die moesten opwarmen op de Leuvense stoof. Lang voor het bestaan van dienstencheques ook, dus zelfs geen wekelijkse poetshulp op wie je wel eens kon foeteren om een vergeten hoekje.

Het was een wereld waarvan niet veel beeldmateriaal rest, het woord selfie moest nog verzonnen worden. Ik heb maar een paar foto’s van Moeke, zo van die kleine in glanzend zwart-wit en met gekartelde randjes, en niet eens van in haar jonge jaren. Maar de beelden in mijn hoofd maken dan weer een film van lange, warme zomers, de vele vakanties die ik als kind op haar boerderij doorbracht. Ik zie haar nog heel secuur asperges kuisen en in busseltjes binden voor de veiling, één van haar vele kleine bijverdiensten, ze volgde daarbij onverstoorbaar en rustig de seizoenen. Ze verhandelde al wat groeide en bloeide op haar erf: erwtjes, bonen, aardbeien, alles honderd procent bio, maar nog zonder het dure label. En ze leerde me poppenkleertjes naaien op haar oude Singer, een ‘combinaison’, zo’n kanten frulletje, voor mijn enige en bijgevolg altijd zwaar overstijlde Barbie. Later, toen ik tijdelijk transformeerde in een tegendraadse puber, stikte ze ook stiekem de pijpen van mijn jeansbroeken in, smaller dan smalst. Iets waar mijn moeder wel eens wanhopig de ogen voor ten hemel sloeg, maar ik had gelukkig mijn onversaagde bondgenoot in de strijd.

Ze was ook een fiere vrouw. Op weekdagen stak het minder nauw, dan moest er hard en ruw op het veld gewerkt worden, maar op de dag des Heeren trok ze haar zondagse kleren aan. En het weinige goud dat ze bezat blonk dan om haar hals. Er wordt wel eens beweerd dat ik dat een beetje van haar heb, die hang naar vestimentaire perfectie. Stuur mij de straat op met ongepoetste schoenen en er schuurt iets in mijn hoofd. Dat had zij ook, ze kraakte van netheid. En ze at als een kieskeurig musje. Zelfs op de uitbundige pensenkermissen van toen, met hun overvloed aan stevige boerenkost, zat zij profijtig in een puntje kriekenvlaai te prikken.

Ik droom nog een stuk van de avond weg, met die handdoek voor me op tafel. Uren die ik in gedachten nog eens doorbreng met ons Moeke, ze was ook mijn doopmeter. Ik zie weer hoe ze liefdevol klopjes gaf op de flanken van Netteke , de dikste koe in de stal. En hoe we elke zomer met de bus naar Bokrijk reden, met nog een tante en alle nichtjes mee op de achterbank. ‘s Middags aten we dan wakke boterhammetjes, al van ’s morgens vroeg belegd met schijfjes tomaat en gewikkeld in boterpapier. Zelden nog zo lekker gegeten, terwijl ik niet eens tomaten lust.

Het waren trage tijden van simpel kindergeluk, speelgoed was nog niet educatief bedoeld, we hinkelden wat onbestemd doorheen de dagen, tot de zon weer onderging. Ze maakte een uitzondering in de speeltuin van Bokrijk, maar buiten de grenzen van dat terrein speelde Moeke zelden mee, dat deden de grote mensen toen niet, ‘quality time’ en ‘family goals, die dingen moesten nog uitgevonden worden. Maar ik weet wel zeker dat ze dikwijls genietend zat toe te kijken, stiekem.

Er volgden ook nog mindere tijden, helaas, ook weer des levens. Een zware hartziekte kreeg haar veel te jong te pakken. Ze overleefde maar liefst vijf infarcten, het zesde werd haar fataal. Ik werd die dag wat sneller groot dan waarschijnlijk bedoeld en besefte: niets blijft eeuwig duren. Zelfs het allergrootste hart kan niet oneindig blijven breken.

Ik las het laatst nog heel treffend in een column van Marnix Peeters: we zijn maar pluisjes, hier op deze wereld.

Maar als je het een beetje goed doet zijn er geen honderdduizend selfies nodig om nog lang herinnerd te worden. Of geen spectaculaire daden. Gewoon oprecht liefhebben volstaat. Want dan pinkt, jaren later, je jongste kleindochter nog een traantje weg als ze jouw zelfbedachte confituur in potjes giet. Of plooit op een dag je oudste kleindochter een lap oude ruitjes weer keurig in vieren.

En dan rust je hele wezen weer even in hun handen.


VLINDERS - 01/12/2023

Je moet het lot niet tarten natuurlijk. Luidkeels én ook nog eens online verkondigen dat je zelden of nooit ziek bent is erom vragen. Want wees maar zeker, amper een paar weken later ontwaak je dan toch, zomaar opeens, met een zere keel.

Onheil kondigt zich ook liefst midden in de nacht aan: ik schrik wakker, mijn hoofd gloeit en ik kan moeilijk slikken. Maar niks dat niet te verhelpen valt met een pijnstillertje, denk ik nog optimistisch. Ik sluip stilletjes de trap af, biets twee tabletjes uit het medicijnkastje van mijn moeder en sla alvast een halfje achterover. En beland al vrij snel terug in een woelig dromenland, niet zo verwonderlijk, want achteraf blijkt dat mijn moeder best wel stevig spul bewaart in haar kast.

’s Anderendaags word ik wazig wakker, met toch nog steeds die schurende keel. Dus ik slik nog zo’n tabletje en begeef me naar het werk. Niet mijn beste idee ooit, want het lijkt wel alsof ik onder water leef. Ik dwaal rond met een hoofd vol watten. Niets dringt echt goed tot me door en mijn geheugen lijkt wel een zeef. De vraag wordt me trouwens ook letterlijk gesteld door een collega: wat heb jij geslikt vandaag?

Ik trek het nog tot de middag, tegen dan lijkt het stilaan alsof er een bankschroef rond mijn keel zit. Dus er zit niks anders op: naar huis, even langs de dokter en dan uitzieken. Een bezigheid waar ik me dan weer niet veel kan bij voorstellen, want ik kom de eerste uren niet verder dan wat koortsig doezelen onder een fleece dekentje. Daarna volgt het grote niets, met als voornaamste activiteit: mij doorheen het laatste gezinspak Kleenex zakdoekjes worstelen en vervolgens van lieverlee overgaan op toiletpapier, nog nét iets zachter voor je vel dan keukenrol. Een beetje elegant ziek zijn is aan mij duidelijk niet besteed: ik snotter me een ongeluk, heb al snel een neus die lijkt op die van Popov. Mijn stem kleurt intussen naar een timbre waarmee Barman vlot vijf nominaties voor de Mia’s in de wacht sleept. En die rol toiletpapier op de salontafel oogt lichtjes marginaal, niemand die bij zo’n aanblik de onweerstaanbare drang zal voelen om mij een sussend kusje op het voorhoofd te geven. In die boeken van de  Brontë zussen ging het er precies toch romantischer aan toe met zieke meisjes. Die lagen er wel amechtig bij, met koortsblossen op de bleke wangen, maar er was altijd wel iemand met een zalvend doekje en een koel slokje water in de buurt. Ik krijg uiteraard al méér dan een klein beetje compassie met mezelf.

Bovendien roept ook nog altijd enige plicht. De dagelijkse mantelzorg staat niet stante pede on hold natuurlijk, dus ik handel de noodzakelijkste interventies routinematig af, zij het nu opnieuw met mondmasker, we gaan even terug in de tijd.

“Is er weer Corona?” roept mijn moeder verschrikt.

En ik moet ook naar de winkel, want er is geen brood meer in huis en- dat was natuurlijk te verwachten- ook de voorraad toiletpapier begint danig te slinken. Dus ik kwakkel richting Colruyt, quasi onherkenbaar dik ingeduffeld, en schichtig als een dief in de nacht, alsof ik elk moment betrapt kan worden.

“Ik ben tenslotte officieel afwezig wegens ziekte,” vertel ik later nog tegen de dochter, “ik vraag me constant af wat mag of niet mag en in hoeverre je dagdagelijkse dingen nog kan klasseren onder ‘uitzieken’. Het gevoel van constant de Buurtpolitie achter me aan te hebben.”

Maar over dat laatste moet ik me niet te veel zorgen maken, zegt ze, en al helemaal niet als Andy Peelman nog meespeelt. En de aanschaf van twee grote pakken toiletpapier van een budgetvriendelijk huismerk valt volgens haar ook niet onder het moedwillig omzeilen van de regels aangaande absenteïsme.

Net als ik me min of meer in mijn nieuwe rol begin te schikken en zo lethargisch mogelijk achterover geleund blijf in mijn zetel, zijn zij daar ook opeens: piepkleine zwarte vlindertjes, met van die heel smalle vleugeltjes. Even denk ik nog dat dat ik ze nu ook daadwerkelijk zie vliegen- met koorts weet je maar nooit- maar nee, het zijn echte beestjes. Enig opspeurwerk via Google leert me dat het motjes zijn. Die snodaards leggen eitjes in de kleinste hoekjes, je kan ze dus vinden in de hoek van een kast, achter een lijst, op blikjes met levensmiddelen of in papieren of plastic verpakkingen van droogkorrelige producten. En ik heb wel wat droogkorrelige producten in huis. Dat wordt dus secuur, archeologisch onderzoek: ik licht met een zaklamp tot in de kleinste hoekjes, ga aan de slag met doekjes en sopjes en probeer ook alle huis-tuin-en keukenmiddelen: laurier, kruidnagel, lavendel, alles wat in een zakje in een kast kan en waar de rotzakjes een hekel aan hebben komt ook in de kast. Al bij al ben ik een uurtje of twee in de weer, maar het voelt alsof ik eigenhandig de Gotthardtunnel heb uitgegraven, dus ik ga weer vlot een halve dag onder zeil.

Zo moet het aanvoelen om weg te glijden in een diepe coma, maak ik me nog snel, vol zelfbeklag, de bedenking.

Intussen is het ergste weer achter de rug. En heb ik ook mijn relativeringsvermogen terug. Want dit was een banale keelontsteking, gepaard gaande met wat kuchjes en koorts. En wat motjes in de keuken. Er zijn ergere dingen, veel en veel erger, je mag er niet aan denken! Maar laat ons toch stellen dat ik deze bescheiden noodsituatie heb doorstaan als een echte, stoere vent: met het nodige gevoel voor pathos en alsof mijn einde nabij was. Dus ik trakteer  mezelf de eerstvolgende dag op een flesje parfum, de perfecte beloning na een verstopte neus.

Al hoop ik nu stiekem ook wel op nog wat goodwill van Karma. Want als ik hier overmoedig durf te schrijven dat alle vlinders verdwenen zijn, komen die straks misschien wel in een rotvaart terug mijn richting uit.

En wie weet, zo nog eens regelrecht naar m’n buik.


LEF - 09/12/2023

Het zal wel aan het donkere van de dagen liggen, maar december blijft toch altijd zo’n maand van bezinning. Even achterom kijken en dan weer voorzichtig goede voornemens formuleren voor het volgende jaar. Vooral in dat laatste was ik altijd al vrij sterk, in opnieuw beginnen. Eindeloos in je hoofd blijven malen om wat geweest is lijkt me hoe dan ook vrij nutteloos. Af en toe stilstaan bij een gedane stommiteit kan natuurlijk geen kwaad, maar uiteindelijk moet je toch weer vooruit, met nieuwe inzichten en best zonder al te veel schaamrood op de wangen. Fouten maken is nu eenmaal des menschens.

Al blijf ik deze decembermaand toch wat langer mijmeren over alles wat voorafging. En dan zie ik jaren passeren met belevenissen die er echt wel uit springen, de scharnieren op mijn tijdlijn. De kantelmomenten die bepalend waren. De zomer van mijn eerste grote liefde bijvoorbeeld. Of die schitterende ochtend waarop ik mijn dochter eindelijk in de armen kreeg. Het afscheid van een dierbare. Mijn eerste roadtrip in m’n eentje, mijn eerste tastbare boek, de vrienden die er uiteindelijk geen bleken te zijn, dat soort dingen. En er zijn zelfs de jaren met banale gebeurtenissen, zoals die met de snikhete zomer van 1976, mijn ijkpunt voor elk hittegolfje dat nadien nog volgde.

En dan moet ik vaststellen dat 2023 vooral een jaar van weinig was. Weinig nieuwe dingen gedaan of gezien, weinig snode plannen gesmeed. Weinig lef gehad, ook. Dat laatste valt me op als ik nog eens door het archief van m’n blogs scroll. Ik heb hoe dan ook wat minder geschreven, maar vooral: heel voorzichtig. Ik pretendeer dan wel te vertellen over alles wat op me afkomt, over ‘la vie comme elle vient’, maar over datgene me soms het zwaarst beroert zwijg ik in alle talen. Ik verwijs hier en daar wel eens naar de zorg voor mijn hoogbejaarde ouders, maar dan vooral op luchtige toon. Het zijn de grapjes en de opmerkelijke uitspraken die weleens de revue passeren, maar nergens kan ik me betrappen op een zin die zegt: dit trek ik niet meer.

Van op een afstand lijkt het natuurlijk ook een mooi plaatje: twee dappere oudjes, na zoveel jaren nog steeds samen rond de eigen, vertrouwde keukentafel. En dan een helpende hand in de buurt, zo’n opgewekte muts die met het lied op de lippen tafels en bedden dekt en vieruurtjes serveert. Want zo’n idyllisch tafereeltje roept mantelzorg meestal op: van rimpelende mensjes die nog elke dag gemoedelijk aan de peperkoek zitten. Niemand die het heeft over de frustraties, de angst en de pijn, het cement dat geruisloos uit de voegen valt.

“Wat mooi wat jij allemaal doet voor je ouders,” krijg ik regelmatig te horen. Waarmee dan vooral verwezen wordt naar de praktische organisatie: de dagelijkse huis-tuin-en keukendienst, het coördineren van de volledige zorgmachine en uiteraard, deze vrouw werkt ook nog buitenshuis. Een volle agenda, maar dat maakt me niet eens zoveel uit. Want het gaat om een takenpakket dat ik geroutineerd kan afwerken en moe maar voldaan mag afvinken op lijstjes: was&strijk, check/ boodschappen, check/ soep-met ballekes-voor-op- zondag, check. Allemaal bezigheden die er toe doen. Waarmee grote en kleine beren op de weg worden aangepakt en vakkundig van de baan worden geveegd. Veel dingen ook waarvan ik lang geleden heel zeker wist dat ik ze nooit zou doen, want er schuilt geen montere verpleegster in mij. Maar een mens leert gaandeweg zalven en verschonen en indien gewenst kan ik nu ook heel nauwkeurig je bloeddruk meten en het maandelijkse onderhoud van een zuurstofapparaat toelichten.

Veel zwaarder weegt de andere kant van het verhaal: de onmacht. Beseffen dat het straks vermoedelijk niet beter zal gaan. Zien hoe je vader, de beresterke bouwvakker van weleer, steeds wankeler op de benen staat. Zijn boze frustraties daarover moeten aanhoren, terwijl je schaapachtig naar een punt in de verte staart, want je wil het niet weten. Dag en nacht schrikken bij elk verdacht geluid en hopen dat niemand is gestruikeld of gevallen. Hulpeloos moeten luisteren naar het zachte kermen van je moeder, als je haar ’s avonds mee in bed helpt. En weten dat er geen pleisters meer zijn die de pijn nog kunnen verzachten, dit was al de zwaarste dosis. En helemaal niet weten wat je moet zeggen als ze soms, moe en afgemat en verkrampt van de zeer, fluistert: ze mogen me nu stillekesaan komen halen, kind.

Zo’n jaar was het dus. Een jaar waarin bijna onafgebroken een grijzige sluier van weemoed hing over de seizoenen, hoe fel de zon soms ook scheen. Een jaar van weinig. En dan toch ook weer een soort van kantelmoment op mijn tijdlijn. Want ik kwam tot het besef dat, hoe hard je ook telkens weer je best doet met al je goede voornemens, je hebt niet alles in de hand. Je mag wel heel hard roepen dat je kiest voor zelfzorg en geluk en dat jij, en jij alleen, je leven bepaalt, af en toe haalt dat leven je gewoon in.

 En dan krijgt lef hebben misschien wel een andere betekenis. Dan is het misschien niet zomaar een grote bek opzetten over hoe sterk je wel in je kracht staat met al je grootse, bruisende plannen en je positieve mindset.

Dan wordt lef hebben misschien wel gewoon: durven toegeven dat je het af en toe ook niet meer zo goed weet.


Wereldvrede - 31/12/2023

Tijd om ook via 't Klokje de beste wensen uit te spreken voor het nieuwe jaar. Een dankbare opdracht, want ik zou er moeiteloos een paar pagina's kunnen mee vullen. Vol oprechte wensen over licht en hoop en vreugde en een goede gezondheid voor iedereen. En uiteraard wil ik ook wereldvrede, al laat ik zo'n beladen boodschap misschien best over aan dames die iets beter scoren in een badpakken défilé.

Dus laat ik het maar bescheiden houden. Vrede op aard, heel graag, maar laat ons ook eens wat dichter bij huis beginnen. Met wat minder wantrouwen, de meeste mensen deugen nu eenmaal. Met minder gehakketak over elk akkefietje. Met wat meer hoffelijkheid en geduld. Ik zag deze week nog hoe een jonge postbode- de armen vol pakjes en vermoedelijk ook kaartjes met onze vrolijke wensen- verbaal werd afgekraakt in onze straat. Met dreigende, gebalde vuisten en verwensingen die ik hier liever niet herhaal. Enkel omdat hij amper één luttel minuutje, en niet eens opzettelijk, het doorgaand verkeer(drie auto's) ophield. Terwijl we met plezier een volle minuut stilte willen spenderen tegen het geweld in Gaza en Israël, met gezwollen borst zelfs.

Het is mij vaak onduidelijk wat precies de reden is waarom een land of volk een oorlog begint, maar het lijkt me niet waarschijnlijk dat verdraagzaamheid aan de bron zou liggen.

Laten we van 2024 dus gewoon eens een vriendelijk jaar maken, te beginnen bij onszelf. Een jaar waarin we eens wat vaker een plooitje gladstrijken. Een jaar waarin we de mensen rondom ons ook het licht in de ogen gunnen. Een jaar waarin we gul durven te zijn met complimenten, tot groot geluk van iedereen.

Geluk ligt namelijk niet altijd verderop.

2024

Om het met de woorden van de betreurde woordkunstenaar Stijn De Paepe te zeggen:

Zoek "Het" - met een hoofdletter - niet te ver, maar kijk waar het ligt."


Boter - 11/02/2024

We hebben onze jaarlijkse, nationale meeting. Kick-offs noemen ze dat dezer dagen, en vandaag is het de aftrap naar het nieuwe werkjaar. Naar goede gewoonte gaat het gebeuren door op een zaterdag, de enige manier om alle vijfhonderd werknemers samen op dezelfde vloer te krijgen, want op werkdagen zitten we verspreid over negentig locaties.

En echt inspireren doe je natuurlijk niet via Teams. Na een paar stevige toespraken op directieniveau en lovende woorden over ons aller inzet staan meteen ook de neuzen van alle vijfhonderd aanwezigen in dezelfde richting: in rechte lijn naar het walking dinner.

Ik schuifel altijd gewillig mee. Niet dat ik zo graag rechtopstaand eet, en aan die hoge tafeltjes is het met mijn lengte ook niet bepaald comfortabel snacken, maar al wandelend zie je nog eens wat bekende gezichten en je leert er ook weer nieuwe kennen. Ik ben niet de meest uitbundige netwerkster, sta meestal maar wat muurbloem te wezen op dat soort events, maar in mijn vertrouwde werkomgeving voel ik me als een vis in het water, ik dwaal dan wat stuurloos door de menigte en keuvel me een ongeluk. Iets wat mijn medecarpoolers wel eens zorgen baart, want voor ze 't weten zijn ze me kwijt.

Naar verluid - en dat heb ik pas recent vernomen, ik was me van geen kwaad bewust- wordt er bij drukke bijeenkomsten een soort van onderlinge beurtrol geregeld, met als opdracht: vind Mieke. Wat ik dan weer wèl wist: al babbelend vergeet ik wel eens te eten. Op de vorige kick-off miste ik het volledige dessertbuffet en dat is natuurlijk betreurenswaardig.

Dit jaar gaat het niet veel beter: wel veel gezellige fastfoodstandjes verspreid over de feestzaal, maar ik raak niet verder dan de hamburgertent en van daaruit word ik al taterend in snelheid gepakt, dus ik eindig met een puntzakje lauwe frietjes. Eén en ander heeft te maken met de vraag die me zo links en rechts toch weer gesteld wordt en waarop ik niet zo snel een zinnig antwoord weet te bedenken: hoe zit dat nu met je volgende boek?

Want ja, dat weet ik zelf ook niet zo goed. Het manuscript is zo goed als klaar, hier en daar nog wat bijschaven natuurlijk, maar de grote lijnen kloppen. En dat eerste hoofdstuk moet ik misschien nog eens herbekijken. Want ik werk meestal omgekeerd: eerst zit het einde in mijn hoofd en daarna brei ik daar een verhaaltje aan vast, heel raar.  Het geheel daarna op de markt brengen is ook  geen rocket science, lang niet zo moeilijk als ik vroeger placht te denken. Of, zoals de dochter mij jaren geleden, bij mijn eerste poging, moed insprak: er bestaat een markt voor alles, zelfs voor onzin. Niet iedereen zit te wachten op een hoogstaand literair vervolg van Het verdriet van België.

Maar voorlopig zitten mijn verzinsels dus nog steeds hermetisch afgesloten in een kleine USB stick. Dat ding slingert al maanden doelloos door mijn appartement en dikwijls ook zeer zichtbaar op of naast mijn lap top, met een soort van dwingende boodschap: doe hier nog eens iets mee! En verder gebeurt er dan helaas niets… Het is geen gebrek aan inspiratie, over tijd wil ik ook niet zeuren want die moet je hoe dan ook altijd maken, nee, het is gewoon: geen zin. Geen zin in luchtige verhalen, geen zin in nieuwe projecten, zelfs dit blogje schrijven schoof ik al weken voor me uit.

Deze malaise heeft vermoedelijk te maken met de dagelijkse zorg. De onderbroken nachten, de slepende ziektes, verstopte rioleringen en een bacteriële infectie die zich ook nog snel kwam bemoeien. Als ik de bloeduitslagen van mijn moeder lees lijkt het wel een wonder dat ze nog leeft. Anderzijds: als de huisdokter de testen van mijn vader toelicht-  voor zij die hem kennen: een man met een toch eerder opmerkelijke levensstijl en een weinig divers dieet- geloof ik evenzeer in mirakels: wel problemen met zijn evenwicht, maar verder functioneert alles naar behoren.

Maar al bij al, het wordt soms moeilijk om alles naar de zon te keren. Ik schreef het vanmorgen al, bij wijze van grap, op Facebook: dat ik me liefst  wil volproppen met goede boter. Mijn hoofd vol karnemelk gieten en verder niks. Of in elk geval niks ingewikkelds. Al ben ik al min of meer op de goede weg. Zo keek ik al twee keer languit liggend naar 'Regi gaat trouwen', een programma dat me uitdrukkelijk verhindert om na te denken. Ik smeer nu ook effectief regelmatig een dikke laag boter en ik trakteerde mezelf vorige week op, jawel, lash extensions, One by One, ik knipper nu als een argeloze bimbo naar de woelige wereld. En vanmorgen zag ik opeens dat de eerste krokusjes bloeien.

Zo zie je dan maar weer: alles komt uiteindelijk goed. Vroeg of laat moet ik toch weer verstandig aan de minarine en dan gooi ik nog wel eens een boekje in de wereld. 

Als je bedenkt dat zelfs Regi opnieuw van 't straat raakt…


Gatlelijk - 26/02/2024

Ik heb zo'n slordige zeventien jaar gewerkt in de Kempen, dus ik weet wel min of meer hoe ze daar 'klappen'. Maar het woord 'gatlelijk' is me daar nooit ter ore gekomen. Tot vorige week dan, toen Natalia, de zingende bruisbal afkomstig van Oevel, dat woord er zomaar uitfloepte voor gans TV kijkend Vlaanderen. Het overkomt de vrouw wel vaker, dat ze de dingen er zomaar uitfloept, maar, zoals ze zelf zegt: ze heeft het hart op de tong.

Alles had te maken met een programma over alleenstaande moeders, waarin Natalia Druyts en boezemvriendin, gewezen Pussy Wagon Astrid Coppens, een maand lang het lieve leven van alleenstaande moeders zouden leiden. En alzo terecht kwamen in een huis met een gatlelijke vloer. Astrid maakte trouwens al eerder een belangrijke switch in haar leven. Ze verdiende lang de kost met het aaien van een kaal miljonairshoofd, maar tegenwoordig oogst ze vooral succes op Instagram. Er gaat geen dag voorbij of ze stuurt wel een reel de wereld in. Filmpjes waarin ze samen met haar twee perfect gestileerde dochtertjes een kinderliedje ten berde brengt:' handjes draaien, koekebakkevlaaien' en' alle visjes zwemmen in het water'. Ga maar eens kijken op haar profiel: oneandonlyastrid, creative director, jawel.

In eerste instantie moest ik een beetje lachen om dat gatlelijke, want ik passeerde daar zelf ooit: als alleenstaande moeder in een huis met een gatlelijke vloer. Acht jaar lang heb ik dat vloertje wekelijks geschuurd met bruine zeep. Tegeltjes die schreeuwden om zo'n oubollige aanpak en die we nu vermoedelijk duur zouden betalen of op z'n minst zouden bewaren als 'origineel ornament'. Kleine kanttekening: het waren- tenzij het beste nog moet komen, je weet maar nooit- zowat de gelukkigste jaren van mijn leven, daar op die gatlelijke vloer. Dus ik dacht: wat is het probleem? Denken ze nu echt dat alleenstaande moeders zich laten vloeren door een raar motiefje?

Een zelfde straaltje kregeligheid rolde over m'n rug toen Astrid de koffers pakte voor haar tijdelijk verblijf op de gatlelijke vloer: vooral casual wear en plat schoeisel voor 't geval ze 'aan de band' zou moeten werken. Want dat schijnt zowat het algemene beeld te zijn van alleenstaande moeders: enigszins verlepte wezens, gehuld in vormeloze fleece truien en met een job waarvoor je vooral niet mag gestudeerd hebben. Ik geef het trouwens maar even mee, ik zit nu eenmaal in de werk gerelateerde sector: bandwerk is zelden een aanrader voor alleenstaande ouders in het algemeen (er bestaan namelijk ook alleenstaande vaders!) In productieomgevingen krijg je meestal te maken met ploegendienst, dus amper opvangmogelijkheden voor de kinderen. Er zijn betere opties.

Afin, mij stoorde nog het meest die scène van de valies. Heb ik verdomme al die jaren zoveel moeite gedaan om wat duurder voor de dag te komen en dat krijg je dit, in prime time op televisie. Dus nee, lieve Astrid, alleenstaande moeders weten ook wel eens iets fraais te scoren in de solden, en geen kat die dat merkt. En soms, echt waar Astrid, soms hebben die alleenstaande moeders ook een job waarin jij zelfs op je hoogste hakken zou afgaan als een gieter.

Al vind ik het wel een beetje jammer dat het programma, omwille van de spontaan ontstane controverse, meteen werd afgevoerd. Ik had de volgende klaagzangen van die twee wel eens willen horen. Met de perfect gemanicuurde handen in het sop van de afwas bijvoorbeeld, en dan een paar snot bellende kinderen jengelend aan de benen. Of in tranen bij de eerste jaarafrekening van de elektriciteit, nadat het startbudget misschien al werd op gebonjourd. Want dat is nog andere koek dan een auto waarin je volledig op eigen kracht aan een hendeltje moet draaien om de raampjes te openen.

Het had grappige televisie kunnen worden. Lachen met twee wereldvreemde tuttebellen dan wel, niet zozeer met de alleenstaande moeders. Want alleenstaande moeders zitten niet zo te zaniken, die hebben wel wat anders te doen. Alleenstaande moeders gaan stug door. Kranig rechtop.

Zelfs op een gatlelijke vloer.


Roze bus - 17/03/2024

Soms lijkt het leven wel een zandloper. Net als je denkt dat je het gros van bestaande emoties nu wel achter de kiezen hebt, draait iemand- laat ons gemakshalve maar even uitgaan van één of andere een hogere macht- de hele zwik weer om en kan je weer van voor af aan beginnen.

Een schoolvoorbeeld van dat soort bisnummers: mijn moeder! Volgens mij heeft ze zelfs rechtstreekse relaties met zo'n sturende instantie. Wie me regelmatig leest weet dat ze de afgelopen jaren best wel een pittig medisch parcours aflegde. Doorspekt met levensreddende interventies en loeiende sirenes, moeizame revalidatie in een woonzorgcentrum, waar ze (letterlijk) weer leerde rechtop te staan, zuurstoftherapie, en gaandeweg ook een steeds grotere doos vol medicatie op het schap. Je zou er met gemak een lucratief drugshandeltje kunnen mee opstarten. Maar kijk, telkens weer komt ze dan inderdaad weer dapper rechtop, vrolijk uitkijkend naar een volgend hoofdstuk.

En dan, net als je weer alles min of meer onder controle hebt en zelfs de zevenenveertig bijsluiters van haar medicatie quasi uit het hoofd kan recapituleren, valt ze nog eens in herhaling. Opnieuw de ambulance in, gevolgd door een ziekenhuisopname én opnieuw oriënterend revalideren in datzelfde woonzorgcentrum van twee jaar geleden, wel een verdieping lager dit keer. Maar op een kamertje met identiek dezelfde faciliteiten en uitzicht op een grote, gemoedelijk groene ren vol scharrelende kippen.

"Het voelt bijna als weer thuiskomen," merkte ze monter op bij aankomst.

Het moet gezegd: vallen en weer opstaan, ze doet dat met verve. Intussen zwaait ze alweer vinnig de plak over de dagelijkse gang van zaken: wat ze aan wil, of er nog een pedicure kan worden geregeld en of ik nog eens wil uitkijken naar een nieuw flesje eau de toilette, liefst een zachte rozengeur voor mevrouw. Zo kennen we haar weer, na best wel wat wazige weken.

Wat dan weer nieuw is: ze leest opeens als een trein. Op de vensterbank bij het raam- met- zicht- op- de- kippen ligt nu een stapeltje van mijn favoriete boeken die ze één na één aandachtig uitpluist.

"Nooit gedacht dat lezen zo plezant is," zegt ze, "had ik dat maar eerder geweten."

Maar haar motto blijft, en daarin schuilt dan toch weer de herhaling: een mens is nooit te oud voor iets nieuws. Dus op naar een volgend verhaal. Het geeft alleszins wat extra pigment aan de gesprekken tijdens mijn dagelijkse bezoekjes: samen met mijn moeder wat keuvelen over het geschreven woord en wat daarvan te denken. Het zet ons af en toe zelfs aan tot enig filosoferen, zij het dan op een voorzichtig beginnersniveau.

"Dit is zo'n triestig verhaal," zegt ze, na het lezen van een pakkend meesterwerk van Diane Broekhoven, "en toch word ik daar gelukkig van."

Geluk is hoe dan ook voor iedereen anders. Een gedachte die me toch even door het hoofd flitst bij de droevige nieuwsberichten over VanHool, onze bekende bussenbouwer. Een bedrijf waar ik beroepshalve altijd graag mee te maken had, ik heb er zelfs ooit een midweekje mogen doorbrengen op de werkvloer. Ik kon er vrijuit praten met de werknemers, om een goed beeld te krijgen van de job inhoud én ik mocht ook een paar testimonials uitschrijven. Vooral dat laatste was leuk, hamvraag was telkens: wat maakt jou zo gelukkig hier in je job?

De uitspraken waren soms verrassend! Een hoog gekwalificeerde lasser van de afdeling tankwagens die zei: " Als ik op de autostrade ben en ik zie zo'n kolos rijden. Dan zeg ik tegen m'n vrouw: kijk, daar! Dat is er weer ene van ons!"

Dikwijls kwam natuurlijk ook het teamwerk ter sprake en de grappen en grollen onder mekaar. En de verfijnde technieken, het vakmanschap, de beroepstrots, want "zo'n bus maakt ge niet zomaar."

Maar het meest aandoenlijke geluk kwam van een stoere pistoolspuiter. Iets wat hem altijd zou bijblijven en waar hij nog dagelijks kon om lachen: een kinky opdrachtgever die zijn volledige bus gelakt wou zien in felroze. Roze!

"Zo'n dingen gade gij nie rap meemaken eh meiske," zei hij een beetje meewarig.

Geen idee hoe dit verhaal bij VanHool gaat aflopen. Ook geen idee wat het zal betekenen voor de 41 toeleveranciers. Of ook gewoon, voor de familie zelf. En voor de bewoners van Koninshooikt, die al sinds 1947 wonen met de zekerheid van een grote werkgever in de achtertuin. Maar wat er ook zal beslist worden, het gaat hoe dan ook om groot of klein geluk van heel veel mensen.

En of en hoe en wanneer de zandloper ook hier misschien zal keren: ik kan alleen maar hopen dat al dat geluk niet hopeloos weg glipt tussen korrelig zand en vermoedelijk zware onderhandelingen. Ik hoop dat er vroeg of laat en voor iedereen toch weer blinkende tankwagens over de weg zullen zoeven.

En dat er af en toe nog eens een bus knalroze mag gelakt worden.


Maurits - 31/03/2024

Heel af en toe trakteer ik mezelf op een bezoekje aan Ikea. Ik doe dat liefst in m'n eentje, op een doordeweekse dag, en met een duidelijk doel voor ogen: niet buitenkomen met een hoop spullen die ik eigenlijk niet nodig had en vooral niet zonder uiteindelijk nog datgene te vergeten waarvoor ik eigenlijk kwam. Niet evident, want Ikea investeert fors in beleving, met inspirerende interieurs en honderdduizend onmisbare opbergsystemen. Ikea sleept ons gewiekst mee in een gemoedelijke wereld waar alles feilloos in elkaar klikt. En met als ultieme zet dan ook nog, zomaar pal in het midden van de winkel: een restaurant, waar je met frietjes en gehaktballetjes even mag bekomen van al dat Zweeds design.

'Hej! Discover the Ikea World' zeggen ze daar en ik geef toe, ik ben er ook niet vies van.

Maar ik word steeds beter. Ik kan nu, weliswaar na jaren van intens oefenen, perfect twee uur slenteren tussen Kallax-kasten en kleurrijk linnen beddengoed zonder ook maar één impulsaankoop mee te graaien. Ik droom wel even weg natuurlijk, naar een huis met zacht ruisende gordijnen en keukenlades waarin alle Citronhay kruidenpotjes niet enkel keurig in het gelid liggen maar ook in schoonschrift gelabeld zijn, maar ik drop die dingen niet meer achteloos in m'n kar.

Zo ook vandaag, ik ben gekomen voor een simpel kledingrekje en zes kaarsvormige lampjes voor m'n Ikea Luchter en dat is dan ook exact wat ik zelf scan bij het buitengaan: 1x Ikea Rigga Rack en 6x Lunnom Led-Lamp. Verder niets. Ik mag dan wel veel schoenen hebben, maar ik heb echt geen doorschijnende plastic schoenboxen uit Zweden nodig om het overzicht te bewaren. En ik zag ook een schattig pastelblauw pannensetje, voor geen geld eigenlijk, maar de kleuren op je bord zijn uiteindelijk belangrijker dan de tint van je pan. En zolang daar niks zwartgeblakerds bij ligt maak ik me niet al te veel zorgen.

Ik ben dus redelijk goed bezig. Duurzaam ook, al zeg ik het zelf. Alleen dat restaurant, daar kan ik nog niet voorbij, al vraag ik me soms oprecht af waarom. Je krijgt er niet bepaald haute cuisine op je bord en je moet er zelf je tafel dekken en afruimen. En het is daar ook niet meteen een oase van rust. En toch trek ik nog elke keer, zeer verheugd en mezelf sussend met excuses- het is tenslotte bijna middag en we moeten toch iets eten!- richting kötbullar en hoor ik me overmoedig zeggen tegen de jongedame achter het buffet: doe maar twaalf stuks. Uiteraard ook nog met frieten en roomsaus en erwtjes en bessen. En ik vul ook nog snel zo'n kartonnen potje met mayonaise. En neem een stukje appeltaart als toetje. Met een soort vanillesausje om daar kwistig overheen te sprenkelen. Toe maar. Maar het moet gezegd: voor die prijs kan je niet sukkelen. Ikea moet duidelijk geen winst maken op de horeca afdeling, daarvoor dienen wat verderop de sfeerlampjes en de bijzettafeltjes.

Als ik, behoorlijk volgepropt want twaalf gehaktballen zijn voor mij echt wel te hoog gegrepen, naar de uitgang wandel wordt er al van ver op mij gewuifd. Een jongeman in een hesje van Unicef komt vrolijk naar me toe gelopen. Of ik twee minuutjes tijd heb? En of ik Unicef ken? Ik antwoord tweemaal ja, dus ik zie de bui al hangen: ik ga waarschijnlijk weer iets sponsoren. Ken jezelf: geef mij eten en vertel vervolgens iets over hongerige kindjes en ik teken zonder aarzelen een maandelijkse domiciliëringsopdracht.

De jongeman heeft een mooie koperkleurige krullenbol, stelt zichzelf voor als Maurits en vraagt me hoe ik heet. En kijk eens aan, wat een toeval, zijn oma heet ook Mieke. Het zou een mooie link kunnen zijn, om alvast wat vertrouwen te scheppen, maar ik voel me op slag tien jaar ouder. En ik krijg ook al wat argwaan, want misschien trap ik hier wel weer in een slim verkooptrucje. Zo'n hesje van Unicef is tenslotte snel aangetrokken.

Komt nog bij, Maurits weet zijn verhaal met animo te brengen! Hij vertelt me over Plumpy'Nut, een soort pinda pasta met een hoge energiewaarde. Het wordt gebruikt om ernstige, acute ondervoeding bij jonge kinderen te behandelen. Uiteraard niet hier bij ons, dat soort schrijnende situaties spelen zich meestal elders af, ergens heel ver weg van ons zachte Ikea MALM-bed. Maar met amper drie zakjes Plumpy'Nut per dag gedurende zes tot acht weken, kan je het leven van zo'n kindje redden. Ik had er nog nooit van gehoord. Ik mag ook even voelen aan zo'n Plumpy ding: 92 gram levensreddende kilocalorieën, als een zachte brij verpakt in een zilverkleurig zakje. Kostprijs: 0,60 cent.

"Reken eens uit hoeveel kindjes je kan redden voor het luttele bedrag van twaalf euro per maand," zegt Maurits, "daar kan je amper twee flesjes Fanta per week voor kopen."

Daar heeft hij natuurlijk wel een punt. Maar ik drink geen Fanta en ik sponsor al zoveel…

"En weet je wat ook zo mooi is," gaat Maurits nog enthousiast door, "die pasta kan gewoon aan de binnenkant van de wangetjes worden gesmeerd, dat doen ze bij kindjes die echt niet meer kunnen."

Ja, alleen dat beeld al, ik zie het zo voor me, zo'n uitgemergeld hummeltje en dan heel voorzichtig pindapasta in dat mondje smeren…Terwijl ik me hier net heb volgestouwd met twaalf gehaktballen. En heel hard op m'n tanden heb moeten bijten om niet die halve Ikea leeg te kopen. Dus ja, ik ga overstag.

"Je krijgt nog een mail ter bevestiging en straks word je ook nog gebeld door iemand van onze organisatie, ze willen dan even verifiëren of al je gegevens correct zijn," zegt Maurits, "en je mag echt trots zijn op jezelf, dit is jouw kleine bijdrage, maar wel eentje met veel impact!"

Ja, ja, en als je me hier in de luren hebt gelegd heb je dat verdomd sluw aangepakt, denk ik nog. Maar ik wandel toch met lichtere tred naar buiten, een klein beetje trots op m'n goede daad van vandaag.

Als ik weer thuis ben en, voor alle zekerheid, Plumpy'Nut nog eens google, voel ik me eigenlijk lang niet meer zo trots. Ik ben wel blij natuurlijk, want Maurits' verhaal blijkt te kloppen. Maar het is die eeuwige argwaan die me stilaan begint tegen te steken. Altijd maar weer dat wantrouwen dat onmiddellijk naar boven drijft. Elke keer weer bang zijn dat je misschien wel belogen en bedrogen wordt, zelfs als zo'n vriendelijke Maurits, zo'n krullenbol vol goede bedoelingen, je pad kruist. We leven stilaan in een wereld waar je blijkbaar constant op je hoede moet zijn, waar het wemelt van de slechteriken die je een loer willen draaien. Waar sluwe hackers je constant geld proberen af te troggelen. En ik ga los mee in die gedachte. En dat wil ik liever niet, ik wil blijven geloven, ook al is dat misschien wel verschrikkelijk naïef, dat de meeste mensen het wel goed voor hebben met elkaar. Dat ze niet altijd gemene dingen willen doen. Dat er wel meer Mauritsen rondlopen, mensen met de beste intenties, die dapper zo'n angsthazen als mij blijven aanklampen. Ik wil er van overtuigd blijven dat we met kleine gebaartjes, met het smeren van een zalfje pindakaas in een hongerig kindermondje, misschien wel grootse dingen kunnen doen.

Tegen de avond word ik inderdaad nog gebeld door een medewerker van Unicef. Hij vraagt nog even mijn correcte mailadres en polst naar wat me over de streep heeft getrokken.

"Maurits," zeg ik, "zo iemand die me weer even doet geloven in mensen van goede wil."

En nu we vandaag dan toch het feest van wederopstanding en nieuwe lente vieren… misschien moeten we de Paashaas ook eens voorzien van zo'n Unicef hesje. En een rugzakje vol pindapasta. Om gul uit te delen aan kindjes die vandaag geen eitjes kunnen rapen.

Zalig Pasen iedereen! Minder weergeven


Hanen - 11/04/2024

'Veel beloven en weinig geven doet de zotten in vreugde leven'.

 De dochter stuurt me een mailtje door van de Vlaamse Overheid, in verband met een langverwachte renovatiepremie, en spontaan schiet dat zinnetje door m'n hoofd. Tegeltjeswijsheden zijn meestal best grappig en slim, maar van deze word ik vandaag een beetje zuur. Want die mail brengt niet zo'n goed nieuws en is helaas herkenbaar, want waar hadden we dit nog gezien…

Toen ik vijftien jaar geleden het ouderlijke huis liet verbouwen tot twee wooneenheden- het gelijkvloers voor m'n ouders en dan boven een gezellige duplex voor mij-  werd me ook zo'n worteltje voor de neus gehouden: ik stond weliswaar voor grote financiële uitdagingen, maar mét een flinke renovatiepremie in 't verschiet, een alom geprezen ruggensteuntje van hogerhand. Na enig eigen speurwerk kwam ik inderdaad tot dezelfde conclusie én het werd me ook nog bevestigd door mensen die het beter konden weten: de architect, een behulpzame ambtenaar bij de gemeente, een juriste bij Testaankoop (ja, ik ben geabonneerd, dus als 't pas geeft bel ik die mensen wel eens). Méér nog, ik kreeg ook nog goede raad: maak er meteen twee appartementen van, als investering op termijn nog nét iets rendabeler dan een kangoeroewoning.

Zo gezegd, zo gedaan. Maar uiteindelijk kreeg ik dus niks. Want door die opdeling naar twee appartementen, met ook elk een eigen huisnummer, werd ik eigenaar van twee woningen. En dat stond blijkbaar heel expliciet vermeld in de voorwaarden: dan vervalt het recht op de premie. Alsof ik plots grootgrondbezitter was geworden. Bovendien was ik toch gestart vanuit één woning, dus waar ging men dan van uit: van het vertrekpunt of van het uiteindelijke resultaat? En tenslotte veranderde er ook niets aan het opzet van dit project: twee generaties onderbrengen onder hetzelfde dak- met alle positieve gevolgen qua huisvesting en mogelijks betere zorgverlening naar de al wat oudere benedenburen toe- én een huis uit de jaren '60 meteen ook een stuk energievriendelijker maken. Dat waren toch behoorlijk wat vliegen in één klap? Daar moet zo'n goed bedoelende overheid toch een beetje blij van worden? Maar nee, zelfs de juriste bij Testaankoop werd er moedeloos van.

 "'t Is ook altijd hetzelfde liedje met hun premies," zuchtte ze.

Geloof me, ik heb me daar een tijdje serieus in opgejaagd. En ik heb het ook niet zomaar geruisloos laten passeren, de dame op  de dienst Stedenbouw in Leuven herinnert zich vast nog mijn bezoek. Maar uiteraard, zonder resultaat.

'Lex dura, sed Lex' was al een tegelwijsheid bij de Romeinen en dat is nog steeds niet anders.

En nu krijgt de dochter een gelijkaardig bericht. Ze renoveert ramen en deuren voor een bedrag waar, op jaarbasis dan, gezinnen met lagere inkomens waarschijnlijk wel eens van dromen, maar de ondersteunende verbouwpremie wordt niet uitgekeerd. Reden: er werd geen gevolg gegeven aan de extra richtlijnen naar ventilatie toe. Terwijl die inderdaad aangewezen zijn bij nieuwbouw, maar ten zeerste worden afgeraden bij renovatie van oudere woningen. Want in die kromme gevels zitten al kieren genoeg, je wil er niet nog wat extra tochtgaten in maken.

Dus: of je kiest voor een nieuwbouwwoning met extra ventilatie en je krijgt hoe dan ook geen premie, want dat geldt niet voor nieuwbouw. Of je renoveert op de meest aangewezen manier, op aanraden van de vakmensen dan nog, en je krijgt even goed geen premie. Tenzij je dus een huis met gaten wil, langs waar je even later je duurbetaalde energie dan weer moeiteloos naar buiten blaast.

Ik had het nooit zo begrepen op random toogpraat over 'die van Brussel', maar nu stel ik me toch vragen. Want in de loop der jaren mag de aanpak dan wel veranderd zijn, van een hoge stapel papieren formulieren naar een 'gebruiksvriendelijke' site waar je al je zogenaamde voordelen in zeshonderd eenvoudige klikjes kan aanvragen, maar het resultaat blijft krek hetzelfde: kleine lettertjes, ingewikkelde zinnetjes en tot slot de vermanende vingertjes. Eigen schuld, dikke bult, je had maar aandachtiger moeten lezen, het stààt daar toch!

Ik vraag me af wie al die regeltjes verzint? Of daar af en toe ook logisch denken aan te pas komt? Of zitten daar ergens op een beige dienst in Brussel een paar uitgebluste stofjassen wat verveeld in de neus te pulken, op zoek naar nog wat meer horden op de weg?

En nu we het dan toch over huisvesting hebben, ook nog echt zien passeren deze week: een dame die, zichtbaar overtuigd van eigen gelijk, luidkeels verkondigde dat ze recht heeft op absolute stilte. Ze had bewust gekozen voor een rustig bestaan 'op den buiten', dus de haan van de buren mag NIET kraaien. Je vraagt je toch af waar mevrouw dan denkt dat hennen en hanen meestal gehuisvest zijn? Op een geheel volgens de geldende regels geïsoleerd flatje in de stad misschien?

In dat geval dan hopelijk wel met een flinke verbouwpremie onder de vleugels.


Krakkemikkig - 08/05/2024

Als je heel oud en versleten en ook nog behoorlijk krakkemikkig uit het ziekenhuis wordt ontslagen kan je -en dat is weer goed nieuws voor mijn moeder- in dit land nog een drietal maanden terecht in een woonzorgcentrum, voor de nodige revalidatie.

 Dat noemen ze dan 'kortverblijf', in tijd gelimiteerd dus, maar absoluut aan te bevelen want soms worden daar echt wonderen verricht, ik zag het al eerder van dichtbij gebeuren. Helaas komen dat soort dingen ook meestal met een prijskaartje. Maar geen nood, als je lid bent van een ziekenfonds -dat -ik -nu- even- niet- nader-ga- benoemen, kan je rekenen op wat financiële steun, een eenmalige premie, vertelt hun website. Niet dat je dan meteen de Lotto wint, maar kom, alle beetjes helpen.

 Het is nieuwe info voor mij, ik ga dus weer gezwind aan de slag met de aanvraag, binnen ons familie bastion ben ik nu eenmaal de premiejaagster van dienst.

 Tot ik dan weer, helemaal onderaan de lijst der voorwaarden, de kleine lettertjes lees …Want als dat kortverblijf  alsnog uitmondt in een permanente opname verlies je het recht op die premie. Tenzij je eerst nog minimum zeven dagen terug naar huis gaat, maar dat is natuurlijk niet zonder risico. Want ook dàt zag ik al van dichtbij gebeuren: dat je, na drie maanden stevige revalidatie, nog steeds heel oud en versleten en behoorlijk krakkemikkig kan zijn. En dan blijf je best waar je bent, onder de veilige vleugels van verplegend personeel.

 Maar in dat geval heb je wel twee keer dikke pech: je wordt definitief op de sukkel zijnde verklaard- oud en versleten en voorgoed krakkemikkig-  én je kosten stijgen nog meer. Vanaf nu mag je zelfs voor onbepaalde duur de volle pot gaan neertellen. En dat steuntje in de rug waar je eerst nog op rekende mag je nu opeens vergeten, dat krijgen alleen de mensen die intussen enkel nog oud en versleten en misschien nog een heel klein beetje krakkemikkig zijn. In elk geval de mensen die zich weer op eigen houtje in en uit een pyjama weten te wurmen. Wat mijn moeder helaas niet meer lukt.

 Klein detail: je mag wel nog altijd je jaarlijkse zorgpremie blijven betalen, levenslang, zelfs al heb je intussen zèlf al recht op een zorgbudget wegens heel oud en finaal versleten en compleet krakkemikkig.

 "Maar daar moet jij niks voor ondernemen," zegt mijn moeder, " als je moet betalen zullen ze dat zelf wel regelen. Met zo'n dinges, zo'n  domiciliëring."

 Oud en versleten en krakkemikkig, maar nog helemaal bij de pinken.


Verloren - 15/06/2024

Mijn moeder heeft besloten dat ze dan toch geen honderd wil worden.

"En dat wordt niet simpel," zegt ze, "want ze zeggen dat hier allemaal, dat ik dat met gemak ga halen. Zeker als ik me zo kwiek blijf houden."

"Wat had je in gedachten," vraag ik, "waar moeten we ons aan verwachten?"

Daar blijft ze eerder vaag over, ze kan er niet meteen een jaartal op plakken. Maar ze wil me alleszins nog met pensioen zien gaan.

"Dat treft," zeg ik, "want dat pensioen heb ik hoe dan ook nog een tijdje uitgesteld, daar heb ik nog geen zin in."

"En ik heb eigenlijk ook geen haast," zegt ze.

En daarna gaat ze over naar de orde van de dag. Even naar het nieuws van zeven kijken, misschien nog een beetje lezen en niet te laat naar bed. Morgen is er weer een nieuw begin.

"En ik heb warme chocomelk geregeld bij het ontbijt", deelt ze nog mee, "het moet niet altijd slappe thee zijn."

Zelden heeft mijn moeder me zo verbaasd als tijdens deze afgelopen maanden. De manier waarop ze opeens tegen het leven aankijkt. Hoe ze plots het heft in eigen handen neemt en zonder verpinken haar wetten stelt. Zo heb ik haar eigenlijk nooit gekend, meestal was ze eerder volgzaam en een beetje afwachtend, als de doorgaans gedienstige vrouw van haar generatie. Maar nu lijkt het wel alsof ze ergens, tussen alle medische interventies door, ook nog snel aan een infuus vol daadkracht heeft gehangen.

Zo heeft ze helemaal zelf beslist om permanent in het woonzorgcentrum te blijven. Nachten heb ik wakker gelegen, in mijn hoofd malend naar de juiste woorden om haar die boodschap te brengen. Want zelfs met alle thuiszorg van de wereld was terug naar huis komen geen optie meer, een gewiekste geest geeft helaas niet altijd garantie op een gezond lijf.

 Maar ze was me voor.

"Veel mobieler word ik niet meer, kind, ook al is dat hier een kortverblijf met 5 sterren. En het is de beste oplossing voor iedereen, ook voor jou en je vader. Ik ga er gewoon hier nog het beste van maken."

Heel rustig zei ze dat, tevreden berustend in haar lot. En verder maakte ze er geen woorden aan vuil. Geen snik, geen kuch, geen drama. Ook mijn vader vond het een wijze beslissing. De enige die de daaropvolgende dagen nog een stapel zakdoeken vol snotterde was ik. Want ik heb hoe dan ook al geen uitzonderlijk talent voor afscheid nemen, zelfs niet als het kleinschalig is, maar dit voelde wel héél erg definitief. Opeens zou alles anders worden, dat beeld van vader en moeder samen aan de keukentafel, na al die jaren lief en leed en al dan niet gemoedelijk samen aan de peperkoek, zou voorgoed verdwijnen. Ik kon er me weinig vrolijks bij voorstellen.

En zo dwaal ik nu af en toe nog wat verloren door de benedenverdieping, waar mijn moeder, benevens de honderden dagdagelijkse gewoontes, ook nog een hoop tastbare dingen achter liet. Haar winterjassen in de kleerkast, het broodplankje waar ze elke morgen haar boterhammetje op smeerde, haar ziekenhuisbed. Een halve inboedel van 65 jaar huwelijk verkas je niet zomaar naar een bescheiden kamertje in een woonzorgcentrum. En heel veel spullen mogen eigenlijk gewoon weg, wegens nu overbodig. De voetenbankjes en de aangepaste stoel zijn niet meer nodig. De wasmachine wordt al lang niet meer gebruikt. Of dat bed bijvoorbeeld. Maar ik krijg het nog niet over m'n weke hart om dingen te verplaatsen, laat staan kordaat naar buiten te dragen. Alles staat en ligt voorlopig nog op de plek en op de wijze zoals het door haar strak werd bepaald. En haar bed is nog steeds netjes gedekt, met haar allerzachtste lakens.  Als ze morgen weer thuis komt vindt ze gewoon op de tast weer haar weg. Die oude rangorde lijkt me trouwens ook beter voor mijn vader, zo lijkt ze misschien nog een beetje thuis. Zelfs zijn hemden strijk en plooi ik nog keurig op de manier waarop zij dat vroeger deed.

Met m'n eigen spullen ben ik dan weer nonchalanter dan ooit. Ik slaag er in om op amper één week tijd maar liefst twee brillen, een veel te dure paraplu en m'n uurwerk kwijt te raken. Nog even en ik kan een lange lijst van verloren voorwerpen maken.

En ik kan er zelf zo mee op: 1 verloren schaap.


Den interim - 30/06/2024

Eén van de leukste dingen aan werken in de uitzendsector is dat je wel eens wat te vertellen hebt. Vooral de verhalen van lang geleden, toen de dieren nog spraken, scoren goed, zeker bij de jonge garde. En dat hoeven niet eens grappige anekdotes te zijn. Het volstaat om ons klassement van de jaren '90 uit de doeken te doen en de wenkbrauwen fronsen al.

"Je méént het, dat volledige bestand op handgeschreven fiches? In ringmappen? Met plastieken verstevigingsringetjes? Huh?"

Maar vaak toch ook gepaard gaand met een vleugje bewondering:  hoe we dat in godsnaam allemaal geregeld kregen, zonder die  gesofisticeerde tools van vandaag. Zelfs zonder een prehistorische Nokia, want ook dàt ding bestond nog niet. Maar het waren andere tijden, mensen repten zich bij het eerste belletje als een hazewind naar hun vaste lijn, die waren al lang blij dat er eens iets rinkelde in huis. Terwijl we nu dringende  berichtjes aframmelen in propvolle voice mails. WhatsApp draait overuren en niemand reageert. Frustratie alom.

Neemt niet weg: vooruitgang is een schoon ding. Want eerlijk is eerlijk, af en toe was het ook zwoegen en trekken en sleuren en vechten tegen de bierkaai. Ik herinner me nog een pittige discussie met een gewezen baas bij een vorige organisatie, omdat ik het had gewaagd om een faxtoestel te vragen. Zo'n apparaat leek me wel handig om documenten door te sturen naar klanten en officiële instanties, want inderdaad, van mailverkeer had ook nog niemand gehoord.

"Nou, nou, aan dat soort snufjes doen wij hier niet mee," zei de man, "een fax zit niet in je pretpakket." Ik citeer hier letterlijk de woorden van een-inderdaad- zuinige Hollander.

Het was trouwens diezelfde baas die er drie weken over deed om een bureaustoel te bestellen want hij vond die dingen - na een  ongetwijfeld alweer  grondige, vergelijkende studie- veel te duur. In afwachting deed ik alsnog braaf m'n dagelijks werk, zittend op een stevige kartonnen doos.

Of er waren de doemdenkers. Mensen die de sector spreekwoordelijk met de grond gelijk maakten. Veel was nieuw en stond nog in de kinderschoenen en onbekend is hoe dan ook meestal onbemind. Er was zelfs ooit een meneer die mij, met zo'n air van veel blasé, de absolute teloorgang van 'den interim' voorspelde. Hij schetste een onwaarschijnlijk rooskleurig beeld van het nakende digitale tijdperk en dat zou het einde betekenen van alle rekruiters. Eén klik op het juiste cv en de perfecte match tussen werkgever en werknemer was een feit. Een soort van Tinder voor de arbeidsmarkt. Heel erg kort door de bocht geredeneerd vond ik, want het moet uiteindelijk ook nog klikken in real life, Tinder genereert tenslotte ook niet louter perfecte huwelijken. Maar het was vooral de neerbuigende manier waarop hij 't bracht, daarmee  sloeg hij me even lam. Alsof ik  maar wat aanmodderde op een doos en weldra, althans in mijn wereld, nog weinig reden tot bestaan zou hebben.  En het is natuurlijk van een heel andere orde, maar ik kan me wel iets voorstellen bij wat zo'n Petra De Sutter moet gevoeld hebben toen ze die opdoffer kreeg in Het Conclaaf. Het zijn soms echt de meest bekrompen geesten die schaamteloos je hele zijn voor schut durven te zetten.

Ik ben een laatbloeier op alle vlakken, dus destijds nog te jong en te onzeker, dus ik zweeg. Maar die uitspraak van Meneer Blasé heeft me wel een paar wakkere nachten bezorgd. Ik heb zelfs even overwogen om de wereld van Human Resources te verlaten.

Nu, zoveel jaren later, weet ik wel beter. En zou ik dat betweterige mannetje stevig weerwoord geven.  Al klopt zijn redenering wel gedeeltelijk, ik pik intussen effectief veel kandidaten op via digitale kanalen. Internet puilt uit van bekwame kandidaten. Op onze vacatures stromen de web reacties zelfs 's nachts nog binnen. Maar, zoals m'n grootmoeder vroeger wel eens zei: papier is verduldig. Je kan veel vertellen op een vodje papier.  En op Tinder wemelt het vermoedelijk ook wel van de nepprofielen. Het is dus ook niet anders in onze database. Achter een schitterend curriculum schuilt soms een lul van een vent, zo'n eikel waar niet mee samen te werken valt. Of net het omgekeerde: je leest een  opsomming van werkervaringen, vol spellingsfouten en de lay-out is ook niet veel soeps, maar het is wel de betere fotolasser waarop we zaten te wachten. Hetzelfde verhaal met de 'onstandvastige cv's', die met de vele hiaten of een lijst van honderd korte opdrachten. Ook daar is het dikwijls dieper graven naar wat er precies is gebeurd en wie er écht achter die chaos schuilt. Want niet iedereen kreeg de juiste kansen, niet iedereen kan meteen mee op onze veeleisende arbeidsmarkt. En soms is er ook sprake van brute pech. Of gewoon geen zin. Het werd ooit doodeerlijk tegen me gezegd, zij het na enig aandringen: ik heb geen zin om te werken mevrouw, ik word daar moe van.

Maar om dat alles los te peuteren zijn er nog altijd mensen nodig. Mensen die goed kunnen luisteren en vooral verder durven te kijken dan wat een reeks lettertjes op 't eerste zicht vertellen. Mensen die dikwijls dat laatste duwtje richting de juiste job kunnen geven. Mensen die kunnen bemiddelen tussen alle betrokken partijen. Mensen die geen witte raven beloven, maar toch dapper blijven speuren naar zeldzaam talent. Bij mijn weten kan je nog altijd geen algoritmes inzetten om naar iemands ware gevoelens te peilen. En we kunnen intussen wel haarfijn hartritmestoornissen registreren, maar om hartzeer te meten bestaat nog steeds geen apparatuur, daar heb je tot op vandaag nog steeds een brok menselijke empathie voor nodig.

We blijven  dus nog wel een tijdje bezig, op onze werkvloer. En de tijd gaf me gelijk: we bleven gestaag groeien, en niet enkel digitaal.

Dus, Meneer Blasé, misschien lees je hier nog mee: 

maak je vooral geen zorgen. Mijn laatste faxtoestel werd intussen roemloos afgevoerd naar het containerpark. Ik zit ook niet meer op een kartonnen doos. En ik mag nog elke dag naar den interim, al probeert My Pension me andere dingen aan te praten.

't Moet zijn dat ik dan toch nog een beetje verschil maak, in die digitale wereld. Ik, samen met een grote bende onwaarschijnlijk competente, zeer menselijke collega's.

Eat that, pummel.


Collageen - 15/06/2024

Ik stap binnen in zo'n gezellig groen bio-winkeltje, nog eens op zoek naar iets gezonds, en als ik mijn lading havermoutvlokken ga afrekenen bij de kassa valt mijn oog nog op een rommelig schapje, het staat vol doosjes en zakjes waar de duurzaamheid van afstraalt, zelfs de verpakking oogt al een beetje verlept.

"Kies maar iets uit," zegt de verkoopster. De producten zijn  allemaal de vervaldatum gepasseerd, mogen dus niet meer verkocht worden, maar gratis uitdelen mag nog wel. Niks mis mee, denk ik, we gooien inderdaad al veel te veel weg, ook dingen die heel zeker nog bruikbaar zijn. Zo zitten er zelfs twee noveenkaarsen tussen en het lijkt me toch vrij onwaarschijnlijk dat je daar, bij overschrijding van de houdbaarheidsdatum, een voedselinfectie zou aan overhouden. Ik besluit ze allebei mee te nemen. Niet dat ik een toonbeeld van godsvrucht ben, maar een waakzaam vlammetje op de achtergrond kan nooit kwaad en naar zo'n noveenkaars heb je geen omzien. Noem me gerust selectief gelovig, ik prevel ook enkel schietgebedjes als het me gemakshalve uitkomt.

Maar ik kan dezer dagen wel wat religieuze bijstand gebruiken. Met mijn moeder in het woonzorgcentrum en mijn vader die intussen ook wat op de sukkel is, met een paar opnames in het ziekenhuis tot gevolg. Niks levensbedreigends, maar ik schipper al weken tussen drie werelden: mijn werk, daarna meteen richting kliniek of op z'n minst nog ergens een raadpleging of scan op de planning, en mijn moeder hoopt sowieso op een dagelijks bezoekje. Meestal draai ik daarna ook nog snel een wasje van de ingeleverde pyjama's. En als ik rond bedtijd ga douchen doe ik dat nét iets uitgebreider, alsof ik nog een restje geur van desinfectie moet neutraliseren, die waas die toch altijd een beetje over de zorg hangt. Willens nillens wordt een mens toch doordrongen van dat gerelateerde gevoel van  onbehagen.

Anderzijds, het lijkt natuurlijk wel een saai bestaan en ik was van de zomer ook liever een weekje zorgeloos naar de zon getrokken, maar zo af en toe kruist dan toch weer iets verrassends mijn pad. Zo word ik op een dag gebeld door de pastor van het woonzorgcentrum, hij wil me graag betrekken bij een gesprek met mijn moeder. Het zou gaan over de 'vervroegde zorgplanning', al kan ik me daar niet zo meteen iets bij voorstellen. Maar blijkbaar heeft mijn moeder mij aangeduid als  vertrouwenspersoon, dus mijn aanwezigheid wordt ten zeerste op prijs gesteld.

Nog diezelfde week zitten we samen in het kamertje waar mijn moeder verblijft: de hoofrolspeelster op haar zondagse best, Pastor W. met ingetogen, zalvende stem en dan ikzelf in een rol waarvan ik niet precies weet wat er van me verwacht wordt. Maar Pastor W. licht even toe: hij wil weten wat mijn moeder nog gelukkig kan maken in deze laatste levensfase. Maar ook: hoe ze haar definitieve einde ziet. En daar mag ik mee over nadenken.

Deel 1 is niet zo moeilijk, hoogbejaarde oma's hebben meestal nog zeer basale wensen, zo ook mijn moeder: nog eens naar  het erf van de kleindochter, om naar de paarden en de varkentjes en de Bassets en de geiten te kijken, en heel graag Prudur nog eens strelen, de IJslander die destijds werd overgevlogen vanuit Canada. En misschien nog eens thuis eten op kerstdag. Regelmatig een bezoekje krijgen van de familie. Allemaal verzuchtingen die zonder meer kunnen ingelost worden. Ik hoef enkel maar ja te knikken en links en rechts wat te coördineren. En een beetje fatsoenlijk koken op kerstdag natuurlijk.

Deel 2 is dan weer iets waar ik- en mijn moeder dan blijkbaar weer minder- moet bij slikken: hoe ze haar allerlaatste momenten ziet. Wil ze nog gereanimeerd worden? Kiest ze voor euthanasie of liever voor palliatieve sedatie? Wil ze graag muziek op de achtergrond?  Of een geurkaars misschien? En ook: hoe kunnen wij, als nabestaanden, toch nog heel dichtbij zijn die laatste uren?  Ik hoor Pastor W. voorstellen formuleren waarvan ik nooit vermoedde dat daar werd over nagedacht! Zo kan je de lippen van een stervende nog vochtig maken met een sprankelend drankje bijvoorbeeld, de smaakzin zou tot op het laatst aanwezig blijven. En cava blijkt hiervoor zeer geschikt.

"Geef mij dan maar een sigaretje," grapt mijn moeder, duidelijk nog een kind van haar generatie, toen alles nog mocht, "dat kan dan toch geen kwaad meer." En cava staat ook niet op haar verlanglijst, doe maar een streepje Stella, dat vindt 'onze Fons' misschien wel plezant.

Hoe zij naar het hiernamaals wil? Zoals de alom gekende quote het zegt: drunk, in love, and a little bit late.

Maar om Pastor W. nog even verder te citeren, dit is nog zo'n laatste teder gebaar: de gerimpelde handen zachtjes insmeren met handcrème. Meteen ook een mooie oplossing voor mensen die niet zo graag knuffelen, maar toch nog tastbaar willen aanwezig zijn. Ik was nooit echt knuffel gezind en mijn moeder weet dat.

"Dan moeten we samen eens wat crèmekes op voorhand uittesten, kind" zegt ze.

Hoe nuchter mijn moeder de zaken ook blijft bekijken, met het nodige gevoel voor humor ook, ikzelf ga toch een beetje beduusd naar huis. Want het is wel mooi dat alles bespreekbaar mag en in feite zelfs moét zijn, maar nadenken over het einde van je moeder blijft confronterend. Dus ik besluit wat afleiding te zoeken, ik wil even naar een wereld waar ik zelf wat gepamperd word. Liefst nog niet met handcrème, maar in afwachting al met wat collageen. Rimpelbestrijding met draadjes, gedrenkt in 'hoogwaardig' collageen, daar heb ik al  lovende woorden over gehoord en ik ben absoluut aan wat rimpelwering toe. Ik boek online een intake gesprek bij een beautysalon ergens tussen het rustgevende groen van Westerlo en geef me over aan de vaardige handen van een schoonheidsspecialiste die er uit ziet alsof ze elke dag gewoon van top tot teen een bad neemt in collageen. Dus ik  boek gelijk ook vier behandelingen en een paar meter draad, ik ben nu eenmaal een gewillig slachtoffer van de beauty industrie. Niet dat dit echt aan me te zien is, maar hoop doet telkens opnieuw weer leven en  intussen heb ik dan toch maar fijn ergens liggen genieten, doezelend in een wereld van zachtheid. Voor prikken bedank ik intussen al lang, geen pijnlijke polonaise meer aan m'n lijf.

Ik laat me ook nog een collageendrankje aanpraten, iets met een lekker aardbeismaakje (ja, wie verzint het!) dat me al binnen vier weken de eerste zichtbare resultaten belooft: een zachte, gladdere huid, glanzende haren, rimpels en fijne lijntjes  gaan vervagen. Dat moet dan wel een zéér krachtig elixir zijn, maar het prijskaartje is uiteraard navenant. Ik vertel er over tegen mijn moeder. Ze wil natuurlijk ook zo'n fles, dus ik bestel diezelfde avond nog via de website, meteen 500ml. Alles wat nog wat extra glans geeft is mooi meegenomen.

Elke avond krijgt zij nu dus ook haar shotje collageen. En die handcrème zetten we gewoon nog even on hold.


Tenen - 26/09/2024

We krijgen waarschijnlijk de laatste zomerse temperaturen, dus ik wil mijn teennagels nog eens knalrood gelakt, dat oogt toch altijd wat vrolijker.

"Mooi," zegt de pedicure", en vanaf nu kan ik ook je tenen lezen."

Want ze heeft net een inspirerend boek achter de kiezen en daarin wordt teentje per teentje de analyse van je persoonlijkheid gemaakt. Ik krijg ze dan ook meteen, mijn eigenste analyse, gratis boven op het rode kleurtje. En ik heb blijkbaar wel wat problemen, zo te horen. Niet als we de kleinere tenen mogen geloven, want die wijzen op trouw en loyaliteit en optimisme. Maar mijn linkse grote teen voorspelt weinig goeds, daar schuilt wat onrust onder de nagel en dat betekent dat ik te fel neig naar perfectionisme.

"En je moet leren loslaten," zegt mijn nieuwe tenendokter, "jij moet vooral leren luisteren naar je lichaam. Open staan voor wat je tenen je vertellen, alleen zo kom je echt in je kracht."

Verder krijg ik nog wat algemene info, altijd nuttig voor dagelijks gebruik: mensen met spitse tenen zouden heel erg direct en enigszins frank van tong zijn en voor mannen met uitwaaierende tenen wees je maar beter op je hoede, die zijn meestal van het ontrouwe soort. Die 'waaieren' met de rest ook maar wat aan. Staat allemaal in dat boek.

Ik hecht er weinig geloof aan, maar als ik 's anderendaags opsta probeer ik het toch maar even uit. Ik kijk nog wat slaapdronken naar beneden, naar mijn roodgelakte teentjes, en zeg vriendelijk 'goeiemorgen allemaal!'.

Maar ze zien er alle tien nog precies hetzelfde uit als gisteren en ze antwoorden ook niet, dus voorlopig valt er weinig te luisteren.

Ik word nog meer overladen met goede raad. Ik mag die week nog eens een paar dagen gaan werken in het schone Mechelen en voorwaar, dat is geen straf. Wegens verbouwingen aan ons oude pand huren we daar voorlopig een kantoorruimte in zo'n hip bedrijfscentrum, en daar mogen we ook gebruik maken van alle aanwezige faciliteiten: een gezellig bistro, trillende massagezetels, een fitnessruimte met aanpalend de nodige sanitaire voorzieningen, gratis fruit of lekkere ijsjes, enfin, alles wat de Homo Officius tijdens een lunchpauze weer kan verzoenen met de stramheid van zijn zittende job.

Vandaag komt ook de reizende masseuse langs. Eén keer per maand kan je bij haar een half uurtje boeken en een lieve collega is zo gul om haar afspraak aan mij af te staan. Dus op een maandagochtend, om 10u30, hang ik al lekker voorovergebogen op zo'n massagestoel, in een licht verduisterde ruimte, met sfeervolle muziek op de achtergrond. De masseuse is van het alternatieve type, zo'n puur natuur vrouw die je opeens zin doet krijgen in boekweitpannenkoeken. Ik verdenk haar ook van een hoge dosis spiritualiteit, dus ik zet me toch een beetje schrap, op m'n hoede voor alweer een overaanbod aan zweverige levenslessen, zo'n dames zijn daar meestal sterk in. Voor ze met haar werk begint vraagt ze nog even of ik ergens last van heb, pijn in rug of schouders of zo, maar nee, geen noemenswaardige klachten. Hoogstens eens wat twijfel tijdens de wekelijkse yogales, als ik me afvraag of de asana waarin ik me bevind wel echt bedoeld is voor het menselijk lichaam.

Maar vrank en vrij zijn past niet in de wereld van Mevrouw Boekweit! Want na amper vijf minuutjes stevig kneden komt ze al met een verpletterende, totaal onverwachte diagnose: mijn schouders en nek zitten blijkbaar helemaal vast, ik ga verkrampt door het leven. Dus ik moet leren loslaten, letterlijk en figuurlijk. Niet alles altijd onder controle willen hebben. Niet perfect willen zijn.

"Alleen zo kom je weer in je kracht," zegt ze.

Ik vraag me stilletjes af of we misschien dezelfde pedicure hebben, maar knik toch maar braafjes van ja. Straks misschien toch eens proberen: wat nonchalanter omgaan met een screening en een rapportje afleveren dat slechts min of meer klopt. Veel beter voor de gezondheid.

Als ik in diezelfde Mechelse week nog even verpoos in de gezellige bistro van de zaak, luister ik stiekem een gesprek af tussen twee pubermeisjes. Het ene meisje is al enkele weken straalverliefd op een lokale blonde prins, maar ze vraagt zich luidop af of de liefde wel wederzijds is. Want gisteren was alles nog koek en ei, weliswaar zonder uitdrukkelijk seksuele activiteiten tijdens de laatavond sessie (verdere details bespaar ik jullie), maar vandaag heeft ze twee (heel erg mooie!) foto's gepost op Instagram en de prins heeft nog geen enkele foto geliket. Al drie lange, kwellende uren van absolute stilte aan de overkant. En intussen heeft hij wél gereageerd op een (sletterige!) foto van een ander meisje. Misschien is hij wel zo'n ontrouw individu? Kan hij niet weerstaan aan de lokroep van de eerste de beste del? Er wordt druk gespeculeerd en diep nagedacht over wat nu al dan niet te doen, maar ze komen er niet echt uit.

Het is natuurlijk iets van alle tijden. Lang geleden, toen Instagram nog niet bestond, kregen wij, verliefde tienermeisjes, ook al te maken met dit soort twijfels. Wij plukten dan voorzichtig en één voor één de fragiele bloemblaadjes van de madeliefjes, daarbij zachtjes prevelend: hij houdt van mij, hij houdt niet van mij, hij houdt van mij, hij houdt niet van mij,… Een totaal andere aanpak en ik geef toe, ook niet altijd een even betrouwbare indicatie. In 2024 is 'houden van' dan blijkbaar weer recht evenredig met het aantal likes dat je krijgt voor een foto, zij het dan wel binnen een welbepaalde tijdspanne, ze mogen er aan de andere kant geen volle drie uur mee wachten, snel zijn is de boodschap.

Maar volgens mij al evenmin een waterdichte methode.

Terwijl de zoektocht naar ware liefde misschien wel heel simpel zou kunnen zijn: gewoon vragen aan de prins in kwestie of hij z'n sokken eens wil uitdoen.

Wat was - 27/109/2024


Hij lag al enkele weken op de afdeling intensieve zorgen: mijn ex, in dit geval zelfs een zeer voormalige, onze wegen scheidden zich al ergens eind vorige eeuw. Maar voor altijd de vader van mijn dochter, dus dat scheelt. Ik volgde de loop der zaken op afstand. De operatie, de complicaties, de tergend langzame en vooral pijnlijke aftakeling die leidde naar de moeilijke beslissing: moeten we hier nog ingrijpen? En is er dan nog hoop op een menswaardig bestaan?
Ik ging bewust niet op bezoek, daar op intensieve. Bang om weer meegesleept te worden door een golf van spijt en medelijden, het zou niet de eerste keer zijn.
"Voor je 't weet sta jij weer zijn handdoeken te plooien," zei de dochter.
En dan was daar plots haar telefoontje: papa is er niet meer.
Ze deelde ook een foto van hem op facebook, met een tekst die me bij de keel greep:
'Dag papa.
We deelden weinig,
woorden schaarser dan stilte.
Nu ga je verder,
zonder ons, zonder mij,
en toch is er iets dat blijft.'
Helemaal zoals het was, want helaas, hij was nooit een erg aanwezige papa. Bij woorden van steun wordt wel eens gezegd ' herinner je de mooie momenten', maar dat zullen er bitter weinig zijn, er was inderdaad veel stilte tussen hen. Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan, en dat bleek ook nu weer. Mijn dochter weende. En ik ook.
Ik keek naar zijn foto en dacht: god, man, wat heb ik je ooit graag gezien. En wat heb je mij een prachtige dochter gegeven. Meer niet. Te zeer op mijn hoede voor te veel en na al die tijd misschien wel misplaatst verdriet. Want ook voor mij waren zijn lovende woorden schaars, ik herinner mij vooral de kilte in ons huis.
Maar toch, in wat ooit was zat, naast de vele dagen vol onenigheid en misverstanden, ook nog die grote brok liefde waar alles mee begon. En daar dwaalt, zelfs zoveel jaren later, nog een verkruimeld stukje van in mijn hart.
Dus het ga je goed daar aan de overkant, Erwin. Wat was komt nooit meer terug.
Maar zoals ons meisje al zei: er is toch iets dat blijft. Altijd.